Afgezien van dergelijke nieuwe religieuze bewegingen, die vooral aantrekkingskracht uitoefenen op autochtone, in grote steden woonachtige Japanners, bestaat er nog een groep religieuze stromingen die niet tot de mainstream religieuze traditie van Japan behoort en die, in tegenstelling tot bovengenoemde nieuwe religies waarover altijd de nodige sappige indianenverhalen de ronde doen, weinig aandacht krijgt van media of van de wetenschap: de religies van migranten. De zogenaamd homogene Japanse samenleving herbergt in werkelijkheid verschillende groepen minderheden, met name in de grote steden, die natuurlijk hun eigen religieuze tradities hebben. Zo bevinden zich in de bergen nabij Osaka, een stad met een grote Koreaanse populatie, Koreaanse boeddhistische tempels die sterk verschillen van Japanse, zowel wat betreft uiterlijk, organisatie als doctrine. Ook zijn overal in de grote steden, onder andere bij mij in de buurt, Koreaanse kerken te vinden. Het is zeer aannemelijk dat ook Chinese, Braziliaanse en Filippijnse immigranten hun eigen tempels en kerken hebben, al weet ik hier minder van af.
De afgelopen tien, twintig jaar is het aantal immigranten uit islamitische landen, met name Indonesië, Pakistan en Iran, snel toegenomen. Momenteel bevinden zich in Japan naar schatting ongeveer 100.000 moslims (op een bevolking van 125 miljoen), het merendeel daarvan afkomstig uit één van deze drie landen. Er zijn in het hele land om en nabij de 35 officiële moskeeën, en nog eens 80 á 100 niet-permanente gebedsruimtes.
Afgelopen weekend had ik de gelegenheid een moskee te bezoeken in Chiba, een voorstad van Tokyo. Ik heb het geluk momenteel een vak te volgen over maatschappelijke ontwikkelingen in Iran en Pakistan bij een docente die niet alleen een schat aan kennis heeft over dit gebied en over de Islam in het algemeen, maar die ook nog eens een uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar moslims in Japan. Zij had dit bezoek voor ons georganiseerd. En zo verzamelden wij ons zaterdagmiddag voor een mij onbekend metrostation. Wij waren met zeven mensen: de docente, een immer enthousiast springtouwmeisje van in de veertig die meeslepend kan vertellen over haar ervaringen als uitwisselingsstudente aan een door Khomeini gesticht religieus seminarium voor vrouwen of als onderzoekster in het Pakistaanse Peshawar naar misbruikte ontwikkelingsgelden, en die met haar gulle, stralende lach vervolgens alle politieke problemen weer wat lichter weet te maken; mijn klasgenoten, een zachtaardige, ietwat stuntelige jongen uit Litouwen en een tamelijk streng christelijk maar zeer gemotiveerd Koreaans meisje dat in haar eentje het hele Midden-Oosten wil bereizen; en drie enthousiaste Japanse eerstejaarsstudenten, twee meisjes en een jongen, die een ander vak volgen bij dezelfde docente.
Het duurt even voordat we de moskee gevonden hebben. De vier dames hebben allen prachtige zijden sjaaltjes meegenomen om hun hoofd mee te bedekken, wat ze erg mooi staat. De drie verdiepingen tellende moskee staat tussen twee andere gebouwen ingeklemd, maar is duidelijk te herkennen aan de fraaie, urnvormige, met twee minaretjes versierde witte voorgevel. We worden hartelijk welkom geheten door een ietwat gezette, licht bebaarde Pakistaanse man van een jaar of veertig, die vloeiend Japans, Engels en Urdu spreekt. Voor zijn glimlachende ogen draagt hij een klein brilletje. Hij leidt ons naar de gebedsruimte voor mannen, op de tweede verdieping - de aanwezigheid van vrouwen is geen probleem. Op de vloer van de rechthoekige kamer ligt een warm rood pluche Perzisch tapijt. De muren zijn crèmekleurig. De ruimte wordt verlicht door een gigantische kroonluchterachtige lamp aan het plafond. Eén muur wordt voor een groot deel in beslag genomen door een redelijk gevulde boekenkast; de muur daartegenover heeft in het midden de mihrab - de ronde nis die de richting van Mekka aangeeft (ik vermoed dat er niet veel mensen zijn die mij kunnen nazeggen in een moskee geweest te zijn waar de mihrab in zuidwestelijke richting ligt!) . In de nis staat een fraaie houtsnede van een korantekst in de vorm van een waterkan. Voor de boekenkast zitten zeven mannen op een rijtje. Een magere man in een lange beige jurk met een zwarte baard en een mutsje in dezelfde kleur als zijn jurk zit bij een grote videocamera; hij stelt zich voor als de cameraman en elektronicaexpert van de moskee. Naast hem zit een dikke man met een lange witte dwergenbaard en een glanzend kaal hoofd die reeds veertig jaar in Japan woont en het meest het woord zal voeren; ook hij is vloeiend in drie talen, afgezien van het feit dat hij af en toe vergeet te articuleren, waardoor hij enigszins moeilijk te verstaan is. Daarnaast zit een niet al te oude maar toch reeds bijzonder streng kijkende man met een donkere huid, een zware baard en fraaie traditionele kleding; hij blijkt de rol van imam te vervullen. In het midden van de rij zit een magere, bejaarde heer in witte kleding. Daaroverheen draagt hij een donkerblauw vest. Hij heeft een lange witte neus en draagt een grote bril. Op zijn hoofd heeft hij een okerkleurige, kokervormige muts. De man blijkt een vooraanstaande Indiase schriftgeleerde te zijn, die in India een madrassa voor vrouwen gesticht heeft die naar verluidt één van de grootste uit de hele islamitische wereld is. Daarnaast heeft hij verscheidene madrassa's gesticht in de Verenigde Staten. Momenteel werkt hij aan een boek waarin hij de vier wetscholen van de Soennitische Islam met elkaar vergelijkt en kijkt naar overeenkomsten. Naast hem zit een man zonder baard, maar met een groenbruine gebreide Mart Smeets-trui en een knobbelneus, en een goedlachse Sudanese man die werkt in Australië en op vakantie is in Tokyo, alwaar hij een moskee is binnengelopen, waar hij even later plotseling een stel studenten zag binnenlopen. De rij wordt gecompleteerd door een jongen van mijn leeftijd uit Ghana, die brandt van de vele onopgeloste vragen waar hij mee zit. Behalve de twee Afrikanen en de Indiase heer komt iedereen uit Pakistan.
We krijgen thee en iedereen stelt zich voor. Al vrij snel is het tijd voor de salat en wordt het gesprek even onderbroken. Het mooiste van het islamitische gebed vind ik het moment dat men het diepste geknield zit. Niet alleen omdat het een mooi gebaar van dank en overgave aan God is, maar ook en vooral omdat wanneer mensen in deze houding zitten hun voeten zo mooi te zien zijn. Onder de grote ruggen en billen piepen zeven paar voetjes tevoorschijn, drie daarvan met, vier zonder sokken. Vooral bij de voeten zonder sokken zie je duidelijk de rimpels in de voetzolen en de netjes opgevouwde teentjes. Bij de Afrikaanse mannen valt de lichte huidskleur van de voetzolen in vergelijking met de rest van hun lichaam op. Het heeft iets kwetsbaars, al die voeten naast elkaar - en dat is natuurlijk ook de essentie van het gebed.
Na het gebed komen twee Japanse vrouwen met hoofddoeken de ruimte binnen, die de echtgenotes van twee van de Pakistaanse heren blijken te zijn. Ze hebben twee kleuters bij zich. Het gesprek gaat verder, en we krijgen de gelegenheid vragen te stellen. Onze dappere docente vat direct de koe bij de horens en vraagt naar situaties waarin er conflicten ontstaan tussen de Japanse en de islamitische wet - bijvoorbeeld wanneer het de verdeling van bezit in het geval van een echtscheiding betreft. De dikke man zegt ietwat verbolgen dat iedereen moslim is en zich dus per definitie aan de islamitische wet houdt, maar de schriftgeleerde verbetert hem (zonder dat door te hebben, want hij verstaat natuurlijk geen woord Japans) en legt uit hoe het werkelijk zit: moslims hebben de plicht de wet van het land waar zij wonen te gehoorzamen. In het geval van een echtscheiding in Japan betekent dat dus dat die echtscheiding in overeenstemming met de Japanse wet, die zegt dat mannen en vrouwen gelijk zijn, dient te gebeuren. Wel wordt duidelijk gemaakt dat in een situatie waarin de islamitische wet niet in conflict is met de Japanse wet deze gewoon geldt; een islamitische man mag zoals we weten dus wel met een christelijke of joodse, maar niet met een boeddhistische vrouw trouwen.
Het gesprek gaat verder. Verschillende fundamentele onderdelen van de religie passeren de revue. De heren doen hun best alle aanwezigen te overtuigen van hun goede bedoelingen. Ze stellen expliciet dat de kern van 'alle' religies gelijk is - het geloof in één God, in de morele imperatief, in de profeten als boodschappers van God (het was me al eerder opgevallen dat veel moslims vaak - terecht - de overeenkomsten met het Christendom en het Jodendom benadrukken, maar polytheïstische religies vormen een iets groter probleem. Ik herinner me een Afrikaanse heer in de moskee in Rome die op lyrische wijze het Christendom en Jodendom prees, maar die toen wij vertelden dat we in Leiden ook het Hindoeïsme en het Boeddhisme bestuderen verontwaardigd snoof dat dat geen religies zijn) en in het bestaan van hemel en hel (waar het Boeddhisme natuurlijk wel vrolijk aan meedoet). Ze leggen bij dit laatste punt duidelijk de nadruk op de daden die wij doen als zijnde bepalend voor waar wij uiteindelijk terechtkomen, en ik kan moeilijk de gedachte onderdrukken dat dit toch een stuk humanistischer is dan de zwartwittheologie van al die zich als konijnen over de wereld verspreidende evangelische kerken en stromingen die stelt dat wie niet gelooft in de feitelijke feitelijkheid van de dood van Christus, zoon van God, omwille van onze eigen zonden, uiteindelijk sowieso zal branden in de hel, al heeft hij nog zoveel scholen en ziekenhuizen gesticht. Ik heb medelijden met mijn Koreaanse klasgenote die zich op dit moment realiseert dat zij waarschijnlijk de enige in het gezelschap is die strakjes niet zal branden in de hel. Het is ook een verademing om de heren horen te vertellen dat God overal is, of dat nou een moskee, een kerk of een tempel is. In essentie is het dus net zo goed mogelijk om tot Hem te bidden in een moskee, naast je bed, of in een boeddhistische tempel, zolang je maar bidt tot de ene God en niet tot een heilige of een bodhisattva. Daar heb ik recentelijk ook wel eens iets anders over gehoord.
Ik wil het gesprek weer op de positie van de Islam in Japan brengen en vraag naar contacten en conflicten tussen moslims van verschillende achtergronden. Een Nederlandse Turkse moslim zal in principe nooit een Marokkaanse moskee binnenstappen, en vice versa - ik kan mij dus voorstellen dat Pakistaanse en Indonesische moslims (om nog maar te zwijgen van Iraanse sjiieten, al gaan verreweg de meeste Iraniërs in Japan naar verluidt nooit naar de moskee) er weinig behoefte aan hebben elkaars moskeeën te bezoeken. Ik wil weten of verschillen in cultuur, taal en religieuze oriëntatie in de begintijd van de islamitische migratie naar Japan tot moeilijkheden geleid heeft. Het antwoord is weinig bevredigend: alle moslims geloven hetzelfde, er zijn geen verschillende denominaties zoals binnen het Christendom en het Boeddhisme (daar zou ik tegenin brengen dat iedere moskee en iedere imam fungeert als een zelfstandige denominatie; als er één religie is waarin een veelheid aan meningen, onafhankelijke organisaties en uiteenlopende interpretaties bestaat dan is het wel de Islam - dat blijkt reeds uit het feit dat de hier aanwezige heren elkaar regelmatig tegenspreken). Iedere moslim is welkom in iedere moskee (dat weet ik ook wel; maar dat zegt natuurlijk niets over de realiteit van de moslimgemeenschap in Japan). Mijn volgende vraag, of de heren in Japan wel eens iets als islamofobie ervaren hebben, wordt beantwoord met een volmondig 'nee' - een beetje te volmondig, misschien. Hoe het ook zij, men is erg geïnteresseerd in het overbrengen van de goede punten van de Islam als religie, maar wanneer we vragen naar de concrete situatie van de Islam in Japan komen we niet veel verder dan enkele nietszeggende, politiek correcte antwoorden.
Wanneer we aan het eind van de middag op het punt staan weg te gaan worden we uitgenodigd voor de avondmaaltijd. We krijgen basmatirijst met curry en linzensoep. Het smaakt heerlijk. Na afloop krijgen we allemaal een fraaie agenda mee naar huis, gevuld met Japanse vertalingen van koranteksten, advertenties van een halal slagerij in Tokyo en een reisbureau gespecialiseerd in reizen naar Mekka, en schema's met de tijdstippen waarop het gebed plaats moet vinden. We bedanken iedereen hartelijk voor de gastvrijheid.
Weer een mooi thema voor een afstudeerscriptie of verder onderzoek...
Insjallah.

