In de afgelopen tien jaar heb ik op dertien verschillende adressen gewoond. Dertien verschillende adressen, in tien verschillende steden, in vijf verschillende landen, in minder dan tien jaar tijd: niet iedereen doet het me na. Soms was de verhuizing een logisch gevolg van een studieverblijf in het buitenland. Soms was deze noodgedwongen: omdat ik illegaal in onderhuur woonde en de buurman klikte, omdat degene met wie ik samenwoonde geen heil meer zag in onze relatie, omdat mijn antroposofische huisgenotes mijn nachtelijke escapades niet meer konden verdragen of simpelweg omdat mijn huurcontract afliep. Aan wortelen ben ik de laatste jaren niet toegekomen, daarvoor ben ik veel te vaak verhuisd.
Voor de goede orde: ik klaag niet hoor. Ik weet ook wel dat een en ander een onvermijdelijk gevolg is geweest van mijn nomadische neigingen. Flexibiliteit en stabiliteit verdragen elkaar nu eenmaal matig. Net toen ik eindelijk een leuke studentenkamer had gevonden, nota bene in Amsterdam-Zuid, besloot ik de Noordzee over te steken en in Engeland te gaan studeren. Dan vraag je er ook om, natuurlijk. Maar toch. Ik denk met angst en beven terug aan die paar verschrikkelijke hospiteersessies die ik tijdens mijn verschillende kamerzoekperiodes heb ondergaan. In een stinkend studentenhuis met een een aanrecht vol beschimmelde pannen jezelf leuker lopen voordoen dan je bent om maar in de smaak te vallen bij een verwaande corpsbal in een roze poloshirt, zodat je in aanmerking kon komen voor een veredelde bezemkast van tien vierkante meter, zo ging dat in Leiden. Ik krijg nog braakneigingen als ik eraan terugdenk. Toch is het me elke keer weer gelukt iets te vinden, ook al kostte het soms de nodige moeite. Ik ben in elk geval nog nooit onder een brug beland, en daar ben ik dankbaar voor.
Ik heb het wel eens eerder geschreven: het is van belang je ergens thuis te kunnen voelen, je veilig te weten. Van existentieel belang zelfs. Helaas is mij dat nog niet zo vaak gelukt. Dat wil zeggen: telkens als ik mij ergens thuisvoelde, gebeurde er iets waardoor ik mij minder op mijn gemak ging voelen. Glurende buren, boze huisgenoten, inbrekers, gierige huisbazen, ongedierte en natuurlijk geluidsoverlast: ik heb het allemaal meegemaakt. Het gevolg is dat ik er niet meer zo eenvoudig in slaag van mijn huis een thuis te maken, hetgeen mijn gemoedstoestand niet ten goede komt. Mijn nachtmerries en koortsdromen gaan doorgaans over huizen, flats, studentenhuizen en appartementen; leeg of gemeubileerd of vol met kussens; bewoond door familieleden en muizen en uit het oog verloren oud-huisgenoten die al jaren hun emails onbeantwoord laten, maar mij niettemin in mijn dromen komen bezoeken. Geen van die droomwoningen heb ik ooit eerder gezien, maar toch schijn ik er te wonen. U begrijpt het al: ik ben rijp voor de psychiater.
Wij waren niet ontevreden met ons laatste appartement. Toegegeven, in de zomer was het er aanzienlijk minder goed toeven dan in de winter - wanneer het slaapkamerraam open stond leek het soms alsof het verkeer naar binnen kwam - maar desalniettemin hadden we er nog wel wat langer willen wonen. Helaas, dat was niet mogelijk, daar we er niet langer dan een jaar mochten blijven. Eind augustus moesten we ons huis uit, en dus was het weer tijd voor een steeds terugkerend onvermijdelijk kwaad: de huizenjacht.
Mijn stressbestendigheid bleek in slechte conditie te verkeren. De nachtmerries namen toe, in aantal en hevigheid. Lang geleden verdrongen taferelen van hospiteeravonden kwamen 's nachts bovendrijven. Soms werd ik schreeuwend wakker, badend in het zweet. Overdag schuimde ik de woningwebsites af, op zoek naar ons droomhuis. Op mijn werk kon ik me niet meer concentreren. In mijn visioenen zag ik ons al liggen, daar onder de brug, met dozen vol boeken en kleren naast ons. Ik kreeg hartkloppingen en rode vlekken, maar de dokter kon niets vinden. Mijn lief probeerde mij te kalmeren, en wees erop dat we nog bijna twee maanden de tijd hadden iets te vinden. Ze had gelijk, natuurlijk, maar de spanning bleef. Ik voelde mij een stuiterbal.
Maar wat moest, dat moest. We stuurden mailtjes naar mensen die op internet woningen adverteerden. Vele tientallen mailtjes, geschreven in mijn beste Noors. De helft bleef onbeantwoord. Een kwart was al vergeven. Maar bij een kwart van de mailtjes kwam het bericht dat we langs mochten komen, om een kijkje te nemen. På visning, zoals dat hier heet.
Nu moet je als je een woning gaat bekijken vooral niet teveel verwachten. Meestal valt het tegen, en daar kun je maar beter op voorbereid zijn. Je moet de zoektocht dus vooral niet al te serieus nemen. Maar ja, dat is de theorie. In de praktijk reageerde ik toch anders. Ik was zo zenuwachtig als een kind dat naar de tandarts moet. Of erger nog: ik voelde mij als een acteur die een première moet spelen, maar zijn tekst niet goed kent. Dit was geen nervositeit meer, dit was paniek. Ik moest er haast van hyperventileren.
Maar ik vermande mij, en we gingen. De eerste woning was een kelderappartement, fraai gelegen in een rustige villawijk nabij de universiteit. De villa waarvan het appartement deel uitmaakte zag er fraai uit. De tuin was groot, en gevuld met spelende kinderen. We werden welkom geheten door een man van middelbare leeftijd met een sterk Bergens accent, gekleed in een oude spijkerbroek en verschoten T-shirt. (Er zijn weinig landen op deze wereld waar de mannen zich slechter kleden dan in Nederland, maar Noorwegen is er een van.) Hij leidde ons naar een keldertrap achter het huis. We volgden hem, en kwamen terecht in een muf, donker hol, nauwelijks groter dan een kippenhok, dat de woonkamer bleek te zijn. Er stond een keukenblokje in, maar verder was het niet gemeubileerd. Daarnaast was er een slaapkamertje, waar net een bed in paste, en een minuscule badkamer. De huurprijs: 1100 euro, exclusief stroom.
We zegden de huisjesmelker beleefd gedag, en maakten ons uit de voeten. Mijn verontwaardiging maakte vrij snel plaats voor wanhoop, maar mijn lief sprak mij moed in. 'We zijn pas net begonnen,' zei ze. 'Wees geduldig, binnenkort vinden we vast iets.' Ik deed mijn best haar te geloven.
De volgende dag bekeken we maar liefst drie verschillende woningen. De eerste was een gemeubileerd appartement, verhuurd door een makelaarskantoor. We moesten een half uur in de metro zitten om er te komen, en kwamen toen terecht in een typische flatwijk uit de jaren zeventig. We zagen dames in Indiase klederdracht, mannen in witte jurken en Somalische hiphopjochies. Het leek de Bijlmer wel, maar dan heuvelachtig. We klommen naar het appartement toe. Dat bleek boven verwachting fraai: een nette woonkamer, een fraaie keuken, een ligbad en een ruim balkon. Het was nog betaalbaar ook. Het enige minpuntje was het feit dat nog vele tientallen mensen op het idee gekomen waren om hier vandaag på visning te komen. Het appartement was zo stampvol met mensen dat het bijna uit zijn voegen barstte. Urdu, Pools, Turks, Farsi, Arabisch, Russisch, Servisch, Zweeds, Noors en Vietnamees zoemden rond, alsof hier net de Toren van Babel was ingestort. Wij vulden ons formulier in, en verlieten het pand. Pas toen we buiten stonden konden we weer ademhalen.
Als derde bezochten we een zogenaamd kelderappartement: de benedenverdieping van een villa, verhuurd door de bewoners. Het was een aardig appartementje, deels gemeubileerd, met een ruime badkamer en keuken, en zelfs een eigen stukje tuin. De woning bevond zich in een rustige buurt, en had goede OV-verbindingen. Ook hier waren we niet de enige bezoekers: een dozijn anderen bezocht de woning tegelijkertijd. Wij lieten onze naam en contactgegevens achter, maar wisten dat we weinig kans maakten.
Moedig zochten we verder. We bezochten een tweede kelderappartement, eveneens in een rustige villawijk. Het was een schattig kamertje, met jaren vijftig-meubels, een dwergenkeuken en een slaapbank die elke dag tot bed omgetoverd moet worden. Te huur voor slechts 850 euro per maand, waarom ook niet.
Ik bleef maar mailtjes sturen, en nieuwe afspraken volgden. Een paar dagen later bezochten we een appartement in het oosten van de stad. Het was fraai gelegen, had een mooi uitzicht en een grote tuin. De eigenaars waren gastvrij en hartelijk. Maar er stonden helaas geen meubels in. Bezwaarlijker was het feit dat ons ruim drie kwartier kostte om er te komen. Gezien het feit dat mijn lief spoedig zou beginnen aan haar studie in Ås (het Noorse Wageningen), een flinke treinreis ten zuiden van Oslo, leek ons dat wat al te onpraktisch - hoe fraai het nabijgelegen bos ook mocht zijn.
De moed zakte mij langzaam in de schoenen. Toen ontvingen we plotseling bericht van de eigenaars van het derde appartement dat we bezocht hadden. Ze vroegen of we nog geïnteresseerd waren. Dat bevestigden we, en we werden uitgenodigd om een paar dagen later een contract te komen tekenen. Zo gezegd, zo gedaan. Vlak voordat we op vakantie gingen bezochten we nog een keer het appartement. Het was ruimer dan ik me herinnerde. Tevreden tekenden we het contract. Er viel een last van me af.
Maar we waren er nog niet, natuurlijk. Er moest nog verhuisd worden. Dit keer waren er helaas geen ouders met een aanhangwagen in de buurt om ons te helpen, maar gelukkig konden we wat andere mensen inschakelen. Mijn broertje kwam toevallig langs - hij was met een aantal studiegenoten in een oud wrak naar de Noordkaap gereden, waarom ook niet - en kon wel even een paar dozen boeken op en neer rijden. Mijn collega, die ook ging verhuizen, had nog een paar meubels en dozen met keukengerei staan die we voor een prikkie konden overnemen. Ze was bovendien zo vriendelijk een lading dozen van ons naar ons nieuwe appartement te rijden. En ook een studiegenoot van mijn lief was behulpzaam: hij bracht al haar potten en potjes met kruiden naar hun nieuwe adres. Zo bleef haar tuintje bewaard.
De rest was peanuts, dachten we. Wat eten uit de keukenkastjes, een paar koffers kleren, een printer, papierwerk en wat boeddhabeelden - dat doen we wel even met de metro. Helaas, dat viel nog vies tegen. Om die paar laatste spulletjes te verhuizen moesten we nog vier keer volbeladen met zware koffers, rugzakken en tassen op en neer. Hoe we aan al die spullen komen is me een raadsel, waar we ze allemaal voor nodig hebben ook. Zelfs in een klein appartement kan men bijzonder veel kwijt, zo blijkt maar weer. En dan hebben we nog veel weggegooid.
Maar het is gelukt, uiteindelijk. We wonen in ons nieuwe huis, en zijn opgelucht dat we de huizenjacht en verhuizing achter de rug hebben. We hopen hier een tijdje te kunnen blijven. Hier thuis te zijn.
No comments:
Post a Comment