Dapper is ze zeker. Verhuizen van Vietnam naar Noorwegen is geen kleine stap. De verschillen tussen beide landen zijn groot. Maar ze was niet bang, ze zette de stap, ze ging het avontuur aan. Ze volgde haar lief, en ging wonen in dat verre land.
Het was er mooi, maar koud en donker. Ze kreeg veel nieuwe ervaringen op zich af. In haar land is altijd drukte, herrie en kabaal. In het nieuwe land zijn de straten nog stiller dan de mensen. In haar land staat elke stoep vol met scooters en kraampjes. In het nieuwe land zijn de stoepen leeg, met uitzondering van het laagje ijs dat erop ligt. In haar land kost een belegd broodje of een biertje twintig cent. In het nieuwe land kost een belegd broodje zes euro, en een biertje acht.
Maar het nieuwe land voelt veilig, veiliger dan het oude. De lucht is er schoner. En hoewel ze niet veel geld hebben voelen ze zich er rijk. Ze heeft het er naar haar zin, ook al is het donker, en ook al is de taal nauwelijks uit te spreken.
Toch mist ze wel eens wat. Verse vis, bijvoorbeeld, geserveerd met verse groene kruiden. Helaas zijn haar favoriete kruiden in deze koude streken nergens te bekennen. En als je ze toch eens ergens vindt zijn ze geïmporteerd, dus niet bepaald vers te noemen - en kosten ze bovendien een godsvermogen.
Dat wist ze natuurlijk al voordat ze hier kwam. Daarom ging ze op reis met een grote hoeveelheid Vietnamese zaadjes op zak. Bij aankomst in het nieuwe appartement deed ze die allemaal in potjes, die ze op de vensterbank zette. Ook kocht ze gedroogde bonen en zaden bij de Turkse kruidenier, die ze plantte en liet ontkiemen. Zo maakte ze haar tuintje, in het halletje bij de vensterbank. Het was haar eerste grote project: groenten en kruiden laten groeien in een appartementje in Oslo.
De eerste tijd ging het goed. Het tuintje groeide gestaag. De najaarszon gaf de plantjes haar licht, zij gaf ze water. Toen de eerste zak potgrond op was kocht ze een grote nieuwe zak bij de Ikea. Champignon- en druivenbakjes deden dienst als plantenpotten. Ze haalde de zaden uit de groenten die ze at, en plantte ze. De basilicum groeide als kool, en de Vietnamese basilicum deed het eveneens aardig. Ook de koriander en het citroengras deden hun best. De taugé groeide helemaal razendsnel.
Niet alles wat ze probeerde lukte. De tomaat en de rode peper hadden geen zin. Maar al doende leerde ze, en het tuintje werd steeds groener. Af en toe oogstte ze wat. Het eten smaakte nog lekkerder als ze wisten dat het uit het tuintje kwam. Het tuintje in het halletje met de vensterbank. Haar tuintje.
Het ging goed tot eind november. Toen merkte ze dat steeds meer planten en kruiden het moeilijk kregen. Al gaf ze ze elke dag een beetje water, en al zette ze ze zoveel mogelijk in het licht, langzaam maar zeker kwijnden ze weg. Niet omdat ze het koud hadden, want in hun appartement was het nooit koud. Maar wel omdat ze geen zonlicht meer kregen. De zon kwam niet meer hoog genoeg, dat was het probleem. De zon scheen niet meer bij hen naar binnen. En een voor een stierven de plantjes.
Ze aten hun avondeten met gedroogde of geïmporteerde kruiden. Ze moesten het doen zonder de typische smaken van de Vietnamese keuken. Ze gaven hun plantjes water, maar zonder veel hoop op verbetering. De Noorse winter bleek te donker.
Maar nu klimt de zon elke dag weer wat hoger. Geleidelijk, maar onomkeerbaar. Elke dag is het wat langer licht. En wie weet, heel misschien, zal ze haar tuintje weer tot leven kunnen wekken. Straks, als het lente is.
Wat leuk! Tuintjes zijn fijn :)
ReplyDeleteHe? Kwam de Vietamese boerenkool en de Vietnamese spuitjes niet op?
ReplyDeleteGek...
CYN
Boerenkool en spruitjes gedijen helaas niet op een warme vensterbank... Daar heb je toch echt een moestuin voor nodig!
ReplyDelete