Friday 25 December 2009

Kerstverhalen

De leraar vertelt zijn leerlingen een verhaal dat de meeste van hen nog nooit gehoord hebben. Het speelt zich af in een land hier ver vandaan, lang, lang geleden. Het gaat over een arme man en vrouw, die ver moesten reizen, ook al had zij een baby in haar buik. Toen ze eindelijk aankwamen in het stadje waar ze moesten zijn was het laat en donker. En koud. Ze klopten aan bij verschillende herbergen, maar die waren allemaal vol. Uitgeput zochten ze hun toevlucht in een stalletje, dat ze moesten delen met een os en een ezel. Toen werd de baby geboren. Het was een bijzondere baby. Hij huilde niet, maar keek verwonderd om zich heen. Hij had grote bruine ogen. De ouders vroegen de os en de ezel of ze hun voerbak mochten lenen. Dat mocht, want de dieren begrepen ook wel dat hier iets bijzonders gebeurd was. Ze legden de baby in de voerbak, op een bedje van stro, en stopten hem lekker in. Het kindje viel in slaap, en de moeder ook. De vader, die niet echt de vader was maar wel die verantwoordelijkheid op zich nam omdat niemand wist wie en waar de echte vader was, hield de wacht. Hij zag niet dat er in de lucht boven het stalletje een grote, felle ster verschenen was.

In de heuvels buiten het stadje lag een groepje mannen te slapen, naast een kudde schapen. Een van de mannen was wakker. Hij moest moeite doen om zijn ogen open te houden, maar hij wist dat hij niet in slaap mocht vallen, want dan zou een hongerige wolf of een gemene rover zomaar een aantal van hun schapen kunnen stelen. Plotseling hoorde de man een geluid. Hij schrikte op. Het klonk niet als een wolf, maar als gezang. Heel mooi, hoog gezang. Langzaam kwam het dichterbij. De donkere hemel werd langzaam licht. De man was bang, en maakte zijn vrienden wakker. De lucht werd steeds lichter, het gezang steeds luider. Toen zagen ze het. Tientallen, misschien wel honderden engelen zweefden voor hen, en zongen van een baby'tje dat geboren was, hier vlakbij, in Betlehem. Dat baby'tje was gekomen om hun te leren hoe zij elkaar en anderen moesten liefhebben. De mannen hoorden het met open monden aan. Toen de engelen weg waren, gingen zij met al hun schapen terug naar het stadje, dat Bethlehem heette. Aan de hemel stond een heldere ster die ze nog nooit eerder hadden gezien. Toen ze bij het stalletje waren, begroetten ze de verraste ouders, en liepen naar de voerbak, waarin een baby'tje lag te slapen. Ze knielden voor hem neer.




Een jaar of drie geleden was de leraar zelf in Bethlehem. Hij was toen nog een student, en reisde met een aantal andere studenten. Om er te komen moesten ze door een poort in een grote betonnen muur. Soldaten met machinegeweren lieten hen erdoor, nadat ze hun paspoorten bestudeerd hadden. Toen ze door de poort waren, waren ze plotseling in een andere wereld. Later zou hij daarover het volgende schrijven:
De reis gaat naar Bethlehem, plaats van verbeelding waar het sneeuwde boven de herberg met het kindje in de kribbe en de os en de ezel en de herdertjes die bij nachte in het veld lagen en die ster zagen, de plaats waar bijna alle kerstliedjes over gingen, de plaats ook waar Asterix en Obelix ooit de nacht doorbrachten. Maar zoals wel vaker haalt de realiteit de romantiek in. Het huidige Bethlehem is een stad in Palestijns gebied, gegijzeld door de politiek van polarisatie. Het is van de hoofdstad en een deel van de ommelanden afgesneden door een hoge betonnen Muur, symbool bij uitstek van de moderne Israëlische apartheid. Met de laatste intifada en de bezetting van de Geboortekerk is het toerisme, belangrijke bron van inkomsten voor deze stad, ingestort, en dat trekt maar moeizaam weer aan. Gelukkig komt daar een groep Nederlandse studenten die voor honderden euro’s kerststalletjes gaat inslaan aangereden, alleen weten ze dat dan nog niet. Het passeren van een checkpoint blijkt, in tegenstelling tot wat alle wilde verhalen vooraf ons hadden doen geloven, helemaal niet zo moeilijk – maar dat zou ook verband kunnen houden met het feit dat onze bus vol zit met lief lachende blonde meisjes. Zelfs onze chauffeur, een Israëlische Palestijn die nog nooit aan deze kant van de groene lijn is geweest, mag mee. We rijden langs de Muur, die aan Israëlische zijde de tekst ‘Peace be with you’ draagt – o ironie. De Palestijnse kant daarentegen is beschilderd is met allerlei kunstwerken – van een grote enge slang die zo uit de geheime kamer van Hogwarts komt gegleden tot grappige trompe-l’oeuildoorkijkjes naar de andere kant – en natuurlijk met politieke graffiti. Als we het stadje binnenrijden worden we verwelkomd door de plaatselijke politie. We bezoeken de Geboortekerk, alwaar we zomaar een rondleiding krijgen aangeboden van een vriendelijke meneer. Wie de bouwkundige en historische details nog eens wil nalezen, consultere haar reisgids. Ik was zo vol van jeugdsentiment dat ik ze niet echt heb meegekregen. In dat kelderkamertje, op die plek op de grond waar die pelgrimjuffrouw een kus geeft, werd het kindje Jezus geboren. En in die nis daarachter stond de kribbe. O, nostalgie! Natuurlijk is het hier gebeurd! Netjes seculier opgevoede Aike wordt nu toch geraakt. Al die jaren kerstmis vieren is niet voor niets gebleken; als puntje bij paaltje komt ben ik toch stiekem wel een beetje christelijk, geloof ik. Ik kan het in elk geval niet laten om een kaarsje te branden en de boel daarboven even te bedanken voor deze mooie reis. Tja, en als onze vriendelijke onbaatzuchtige gids ons aan het einde van de rondleiding dan strategisch naar zijn winkeltje voert, kan ik het natuurlijk ook niet laten om een prachtige olijfhouten kerststal aan te schaffen. Ik ben niet de enige van ons die valt voor het fraaie houtsnijwerk, getuige de vele aankopen die gedaan worden.

Religieuze romantiek is leuk, maar de realiteit roept. Onze bus brengt ons naar Al-Khader, een plaatsje een paar kilometer verderop, alwaar wij een bezoek brengen aan de Hope Flowers School. Dit is een gemengde school (meisjes en jongens, moslims en christenen), gericht op vredeseducatie, het bevorderen van wederzijds begrip en democratie. In 1984 stichtte de in een vluchtelingenkamp opgegroeide Hussein Ibrahim Issa (1947–2000) het Al-Amal kinderopvangcentrum, waarna in 1993 het huidige gebouw in gebruik werd genomen door de Hope Flowers School. De stichter geloofde dat het conflict tussen Israëliërs en Palestijnen alleen op een niet-gewelddadige manier opgelost zou kunnen worden, en dat onderwijs hierin cruciaal is. Tijdens zijn hoogtijdagen had de Hope Flowers School 600 leerlingen, van kleuter- tot middelbare schoolleeftijd. Sinds de tweede intifada gaat het echter een stuk slechter; als gevolg van geldgebrek wordt er geen les meer verzorgd op middelbare schoolniveau waardoor de school nu nog maar 250 leerlingen heeft, sommige kinderen uit vluchtelingenkampen zijn ernstig getraumatiseerd geraakt door het optreden van het Israëlische leger, uitwisselingen met buitenlandse en Israëlische scholen zijn heel moeilijk geworden en de armoede van veel kinderen en werkloosheid van ouders zijn verder toegenomen. Tot overmaat van ramp liggen op een steenworp afstand van de school de funderingen voor een Israëlische nederzetting, en het lijkt slechts een kwestie van tijd voordat de Muur verder gebouwd wordt – vlak langs de school, waardoor er een continue militaire aanwezigheid zal komen. Het bezoek aan de Hope Flowers School laat ons iets zien van wat het conflict concreet voor gevolgen heeft in dit gebied, en het is pijnlijk om te zien hoe een sympathiek en hoopgevend initiatief als dit onder dreigt te sneeuwen in militarisme en armoede. Internationale steun is er genoeg, maar de belangen van machthebbers komen niet altijd overeen met die van hen die vrede willen.

We krijgen een rondleiding door de school, koffie en koekjes, en kopen zelfgemaakte vaasjes en petten. Dan gaat de reis verder. We gaan terug naar Bethlehem, maar rammelen van de honger. Gelukkig heeft de jongen die bij ons in de bus was gesprongen om ons de weg te wijzen naar Al-Khader nog wel een neef met een restaurant. We verwachten ergens in een klein eethuisje terecht te komen, maar in plaats daarvan belanden we bij een gloednieuw hotel van God weet hoeveel verdiepingen, compleet met fontein en ballenbad en salsamuziek en een dakterras vanwaar wij een weergaloos uitzicht hebben over Bethlehem en het veld waar de herdertjes lagen en de onvermijdelijke Israëlische nederzetting. Ideaal voor huwelijksfeestjes. Wij houden het echter bij een zeer smakelijk broodje falafel en een flesje frisdrank. Daarna krijgen wij van onze genereuze reiscommissie zowaar nog een uurtje vrije tijd, die wij geheel naar eigen inzicht mogen besteden. Met enkele anderen bezoek ik de moskee aan het centrale plein. De meneer die ons ontvangt en rondleidt is zo vriendelijk om ons naar het uiterste topje van de minaret te leiden, en de ruimte te tonen vanwaar hij vijfmaal daags de oproep tot gebed de wereld in slingert. Het uitzicht vanaf de minaret over het plein en de Geboortekerk is fenomenaal. Vervolgens bezoek ik in het bezoekerscentrum een tentoonstelling met kerststalletjes uit alle hoeken van de wereld; een stalletje op poten uit Laos en levensgrote mandarijnen uit Hongkong en een Russisch paleisje en Afrikaans houtsnijwerk. Tot slot breng ik een bezoek aan de bijhorende boekwinkel, maar gelukkig heb ik geen geld meer want ik zou veel te veel hebben gekocht.
En gelukkig hebben we de foto's nog!


Bethlehem anno 2007

De Geboortekerk

De toren van de Geboortekerk

Het altaar op de plek waar de kribbe stond

De herdertjes lagen bij nachte in het veld. Hier, om precies te zijn, op Palestijns grondgebied, tussen de illegale Israëlische nederzettingen.

Palestijnse autoriteiten

Een kunstwerk op de Muur

Kerstmis in Nigeria

Kerstmis in Peru

Kerstmis in Laos


Kerstmis in Rusland

Terug naar het hier en nu. De leraar is klaar met zijn verhaal. Er wordt op de deur van het klaslokaal gebonsd, en 'hohoho' geroepen. Een Kerstman komt binnen met een zak cadeautjes - schattige maar nuttige plastic opbergmappen. De kinderen doen hun best Jingle Bells te zingen. De leraar verdwijnt naar de lerarenkamer, om even later terug te komen met drie grote pizzadozen en een aantal blikjes frisdrank. Als hongerige wolven storten de kinderen zich op de pizza's. De kleinste uk van de klas weet zes pizzapunten weg te werken. Een hele prestatie.

Kerstmis in Hanoi is een vrij seculiere aangelegenheid. Afgezien van de kerststal op het pleintje voor de kathedraal is er niets dat herinnert aan de religieuze betekenis van het feest. Kerstmanmutsen zijn daarentegen alomtegenwoordig. Sommige kleuters waggelen zelfs rond in complete kerstmanpakjes, inclusief broek, jas en glimmende zwarte laarsjes. Je kunt veel zeggen van de Hanoise nouveaux-riches, maar niet dat ze smaak hebben. Warenhuizen hebben levensgrote modellen van de Kerstman naast de ingang geplaatst, compleet met rendieren, kunstsneeuw en arreslee. Mensen verdringen zich om ermee op de foto te gaan - het concept 'rij' is het Vietnamese volk vreemd. Voor een van de warenhuizen staat een metershoge kerstboom, geheel opgetrokken uit lege Heinekenflesjes. Overal dreunen de houseversies van beroemde kerstliedjes - netjes afgewisseld met Last Christmas, natuurlijk.

Maar wie christendom zoekt, vindt het, ook in de socialistische heilstaat. In de balzaal van een vijfsterrenhotel komen de leden van twee internationale kerken samen om de kerstdienst te vieren. De evangelische club heeft zijn stempel iets nadrukkelijker op de dienst weten te drukken dan de oecumenische. Een paar opwekkingsliederen hebben zich een plek tussen de kerstliedjes weten te veroveren. Away in the Manger wordt gezongen in een onbekende melodie. En een Nederlandse voorganger mompelt een weinig inspirerend verhaal over dat we niet alleen de geboorte van Christus moeten vieren, maar toch vooral ook aan diens naderende Wederkomst moeten denken. De film 2012 wordt nog even vergeleken met het Bijbelboek Openbaring, maar dan is het gelukkig voorbij, mogen de kaarsjes aan en wordt er, godzijdank, Silent Night gezongen.

De kerkdienst viel weliswaar tegen, het kerstdiner deed dat gelukkig niet. Vooraf werd een cocktail geserveerd van krab en pomelo, gegarneerd met dille. Dat werd gevolgd door een romige, licht pittige soep van wortel en pompoen, geserveerd met verse koriander en brood. Het hoofdgerecht bestond uit een verrukkelijk stuk zalmfilet met een sausje van Japanse sojasaus, knoflook en sinaasappel. De bijgerechten waren gebakken aardappeltjes, en een salade met tomaten, opnieuw pomelo en cashewnoten. Het dessert bestond uit kokosijs met pitaya, sinaasappel en vers geklopte room. Bij dat alles dronken zij een prima Hongaarse chardonnay.

Vrolijk kerstfeest.

Tuesday 8 December 2009

Goede dingen


Aan uitdagingen hier geen gebrek, zo had u inmiddels begrepen. De corrupte en ondoordringbare bureaucratie, de geïnstitutionaliseerde xenofobie, de geluidsoverlast en de luchtvervuiling raakten me direct, en zorgden voor onrust, frustratie en vermoeidheid. Geduld bewaren was nooit mijn sterkste punt, schouders ophalen over onrechtvaardigheid evenmin - wat dat betreft leer ik hier een paar belangrijke lessen.

Als u alle verhalen zou lezen die ik de afgelopen negen maanden heb geschreven, zou u zomaar de conclusie kunnen trekken dat Vietnam in meerdere opzichten een uitermate onplezierig land is om te wonen. Dat spijt mij oprecht. Liever had ik u een beeld geschetst van een prachtig land met een rijke cultuur, en een optimistische, veerkrachtige en gastvrije bevolking; een dynamisch land dat zijn tradities koestert, en ze moeiteloos verenigt met de zegeningen van de moderniteit; een socialistisch paradijs waar de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen; enzovoorts. Maar helaas, ik doe niet aan propaganda, en mijn indruk van het land is een andere.

Schrijven over dingen die mij kwaad maken is voor mij even belangrijk als schrijven over dingen die mij inspireren. In Vietnam zijn er meer dingen die mij kwaad maken dan dingen die mij inspireren. Dat neemt niet weg dat in de tijd dat ik hier woon, ik een sterke band met dit land heb opgebouwd. Behalve Nederland en Japan is er geen land ter wereld waarmee ik mij zo verbonden voel. Het is heel simpel: zou Vietnam mij koud laten, dan zou haar falen me niet zo kwaad maken.

Ik zou zo graag willen dat Vietnam haar potentie zou waarmaken; dat het zich zou ontwikkelen tot een land met een actieve civil society, persoonlijke vrijheid en transparante besluitvorming; dat het zich zou ontwikkelen tot een moderne, groene economie; dat het de lessen van Marx over de gevaren van de vrije markt zou afstoffen; dat het de kwalijke neveneffecten van massatoerisme beter zou bestrijden. De realiteit is het tegendeel.

Maar goed, geen enkele beschrijving van de realiteit is objectief. Als schrijver kan ik kiezen waar ik over schrijf, en hoe ik dat beschrijf. Dus ik ga het dit keer voor de verandering eens niet hebben over de bureaucratie. Ik ga het ook even niet hebben over milieuvervuiling, sociale ongelijkheid of de nieuwste grillen en luimen van het regime. Ik ga het zelfs niet hebben over nationalistische mythen en vooroordelen. Die stokpaardjes blijven vandaag op stal. Het is tijd voor wat tegengeluiden.


I. Lerarendag

Vietnamezen hebben weliswaar geen lange vakanties, aan feestdagen is geen gebrek. Naast de officiële nationale feestdagen, waarop de meeste mensen vrij zijn, is er een flink aantal speciale dagen, waarop steeds een andere groep mensen in het zonnetje wordt gezet. Die dagen worden door bijna iedereen serieus genomen en gevierd. Zo was het een maand of twee geleden nationale vrouwendag, en de bloemenverkopers en restauranteigenaars deden goede zaken. En twee weken geleden was het nationale lerarendag. Scholieren en studenten bezochten hun (oud-)leraren en docenten, gaven ze bloemen en chocolade, en bedankten ze voor het onderwijs dat ze van hen gekregen hadden. Veel volwassenen deden hetzelfde. Zo belde mijn verloofde enkele van haar favoriete oud-docenten op om ze te feliciteren met lerarendag, en te vertellen over haar huidige bezigheden.

In Nederland is het vrij ongebruikelijk om leraren te bedanken voor hun werk. Weinig scholieren en studenten realiseren zich hoeveel ze aan hen te danken hebben. Weinig volwassenen ook, trouwens. Onderwijs wordt gezien als een vanzelfsprekendheid, een recht. Gemopper is standaard, complimenten aan leraren zijn schaars. Ik denk met schaamte terug aan de bewoordingen waarin wij als middelbare scholieren over sommige van onze leraren plachten te spreken. Ze verdienden bepaald geen schoonheidsprijs. Toegegeven, ik heb tijdens mijn jeugd de nodige slechte leraren de revue zien passeren. Maar ook slechte leraren verdienen het met respect behandeld te worden. En zelfs de goede leraren werden maar zelden bedankt voor bewezen diensten.

Een dag waarop de (oud-)leraar in het zonnetje wordt gezet, het is helemaal niet zo'n gek idee. Nou, vooruit dan, omdat goed voorbeeld doet volgen. Mocht iemand van jullie heel toevallig deze woorden lezen:

Bedankt juf Bea, voor de allereerste lessen op de basisschool, voor al het reken- en taalonderwijs, en voor de eerste woordjes Engels. Bedankt juf Joke, voor de geweldige werkweken en musicals. Bedankt meester Smit, voor het verhaal van Jan van Schaffelaar. Bedankt mam, voor je geschiedenislessen. Bedankt Kees, voor je lange handgeschreven rapporten, je oprechte betrokkenheid, en voor het feit dat je bij deze alfa pur sang de interesse voor schei- en natuurkunde wist aan te wakkeren. Bedankt Mirjam, voor de twee jaren waarin je mijn mentor was, en de eerste woordjes Frans. Bedankt Ellen, dat je je liefde voor de Duitse taal met me wist te delen (Der arme Affe Balthasar ass an einem Abend achtundachtzig Bananen!) - tot en met de naamvallen aan toe. Bedankt Hilbrand, dat we zoveel boekverslagen mochten schrijven, en dat je mijn columns serieus nam. Bedankt Roel, voor je hulp toen ik een jaar wilde overslaan, en je prima geschiedenislessen. Bedankt Margreet, voor het nuttige drillen en voor de geweldige literatuur die je me liet lezen (Kristof, Ionesco, Beckett). Bedankt Jane, voor het project over ruimtelijke ordening op het provinciehuis, dat me op een congres in Edinburgh deed belanden. Bedankt Cora en Richard, voor alle waardevolle toneellessen en gesprekken. Bedankt Ryoko-sensei, Kunimori-sensei, Tjoa-sensei en Tsujimura-sensei - dankzij jullie beheers ik de Japanse taal. Bedankt Wim, Heleen, Wim, Ab, Wim en Rico, voor jullie boeiende colleges in de godsdienstwetenschappen. Bedankt Tim, voor die prachtige filosofieuren daar in Tokyo. Bedankt Lucia, Cosimo en Sîan, voor jullie inspirerende mastercolleges. Bedankt, al die andere leraren en docenten, die ik in deze alinea niet bij name genoemd heb omdat ik anders wel bezig kan blijven, maar die ik eveneens dankbaar ben voor wat ze me gegeven hebben.

Als je mij tien jaar geleden verteld had dat ik later aan kinderen Engelse grammatica zou doceren, had ik je raar aan gekeken. Engels was nooit mijn favoriete taal, en lesgeven leek mij een verschrikkelijk vak. Maar het kan raar lopen in het leven. Ik werk inmiddels toch als leraar Engels - in Vietnam, of all places - en ik scoor nog een ruime voldoende ook. En dus mocht ik persoonlijk ervaren hoe het is om in het kader van lerarendag in het zonnetje gezet te worden.

Het was een donderdagavond, de avond waarop ik les geef aan een groep volwassenen. Een leuke groep, al is niet iedereen even serieus, en verschillen de niveaus onderling nogal. Ik was al begonnen met de les, toen een van mijn studenten binnenkwam met een prachtige, geurige bos bloemen. Namens alle studenten feliciteerde hij mij met lerarendag. Ik werd er verlegen van. Tijdens de pauze werd even later een imposante chocoladetaart tevoorschijn getoverd, waar we met zijn allen van smulden. Meestal ga ik tijdens de pauze naar de lerarenkamer voor een kop koffie, maar vandaag bleef ik gezellig in het klaslokaal.

Vervolgens stelden mijn studenten voor om het tweede deel van de les te laten voor wat hij was, en gezamenlijk ergens te gaan eten. Iedereen stemde in, dus voor deze keer stopten we een uurtje eerder. We gingen naar een restaurantje aan een van de vele meertjes die deze stad rijk is, en binnen de kortste keren stonden de tafels vol met grote schalen waterslakken en schelpdieren. De slakken liet ik aan de anderen, maar de schelpdieren smaakten me prima. Ook werd een fles Vietnamese wodka geopend - en geledigd, binnen een uur, want alcohol is hier een belangrijk smeermiddel voor sociale contacten. Wat dat betreft lijkt Vietnam op Japan: nogal wat sociale rituelen draaien om de rappe consumptie van aanzienlijke hoeveelheden alcohol. De wodka smaakte meer naar koude koffie dan naar echte wodka, maar was wel zo sterk. Gelukkig hielden we het bij één fles. We moesten nog rijden, per slot van rekening.

Thuisgekomen deed ik de bloemen in een fles water, en zette ze in de woonkamer. Ze verspreidden een heerlijke zoete geur.


II. Groente

Leven in Vietnam is nou niet bepaald goed voor je gezondheid. Over de luchtvervuiling hebben we het al gehad. Maar laatst las ik dat ik al maandenlang grote hoeveelheden ammonia en nitraten consumeer, omdat het grondwater daar hier mee vol zit. Je wilt niet weten wat er hier allemaal nog in de grond zit van het gif dat de Amerikanen over het land hebben gesproeid, en van de vervuilende industrieën die rustig hun gang kunnen gaan, niet gehinderd door enige milieuwetgeving. Tot overmaat van ramp worden gewassen gul met grote hoeveelheden gif bespoten.

Maar gelukkig zijn er mensen die roepen in de woestijn, en aandacht vragen voor milieuproblematiek. Of het veel zoden aan de dijk zet is de vraag, maar het is een begin. Zo las ik ergens dat er zelfs in Hanoi inmiddels een critical mass georganiseerd wordt (een protestactie waarbij een groep fietsers de straten terugclaimt), en ik ontmoette iemand die werkte voor een Australische NGO die zich richt op milieueducatie. Maar wat me echt blij maakte was een initiatief, opgezet door een andere NGO met steun van, opnieuw, de Australische regering, dat boeren in de omgeving van Hanoi aanmoedigt hun groenten op biologisch verantwoorde wijze te verbouwen, en deze groenten vervolgens aan de man/vrouw probeert te brengen. Zodoende kunnen wij nu wekelijks voor nog geen twee euro een zak met drie kilogram onbespoten groente afhalen.

Het nadeel van zo'n groentepakket is dat er dingen in zitten waarvan je geen idee hebt hoe je ze moet bereiden. (Het voordeel is dat er dingen in zitten waarvan je geen idee hebt hoe je ze moet bereiden, zodat je weer nieuwe dingen kunt leren - dat ook.) Maar gelukkig zitten er ook bekende groenten in. Vorige week werden we verblijd met een vijftal fraaie kleine aubergines. Toevallig had ik ook net ergens een zakje Indiase kruiden op de kop getikt. Kurkuma, komijn, kardemom, u kent het wel - en als u het niet kent, doet u er goed aan het te leren kennen.

Aubergine masala! Zo deed ik het, ongeveer: uitje, pepertje, knoflook fruiten; halve schijfjes aubergine erbij, vijf minuutjes bakken. Dan in zo'n mooie kleien pot of zware braadpan een paar tomaten, in blokjes, laten smoren; blik kikkererwten erdoor; andere groenten ook erbij; het geheel nog zo'n tien, vijftien minuten op zacht vuur laten pruttelen. Kruiden naar smaak. Serveer met verse korianderblaadjes. Bijgerechten: gele rijst (een beetje kurkuma meekoken, en voilà) en raita (komkommer, yoghurt, verse munt als je wilt: peper en komijn naar smaak toevoegen, en eventueel een beetje honing). Gebakken aardappelblokjes met paprikapoeder en verse koriander smaken er ook erg lekker bij. Eet smakelijk!


III. Kou

Een paar weken geleden was het nog zo'n vijfentwintig à dertig graden Celsius. Maar van de ene op de andere dag sloeg het weer om, en zakte het kwik vijftien graden. Daar waren we niet op bedacht. De eerste dagen waren weinig aangenaam. Ik begreep plotseling waarom je in koude Europese landen zo weinig scooters en motorfietsen op straat ziet, zeker in de winter. De koude wind blies door mijn overhemd als ik reed, en dus droeg ik er ook maar een hemd, een t-shirt, een trui en een colbertje bij. De dunne balkondeuren van ons oude appartement bleken niet alleen slecht bestand tegen herrie; ook de kou wisten ze niet buiten te houden. Douchen was een hel, met dat dunne straaltje en het glasloze raampje. Opportunistische ziektekiemen zorgden voor keelpijn en verkoudheid.

Maar na een paar dagen begon het te wennen. De lucht bleek een stuk frisser dan voorheen. Ik kon weer ademen, en hoefde niet langer met een masker voor mijn neus rond te rijden - buiten de spits, ten minste. En omdat ik verschillende nieuwe appartementen bezichtigde, reed ik behoorlijk wat rond. Ik ontdekte de rustige weggetjes rond het Westmeer, trendy maar rustig en relatief schoon, en mijlenver verwijderd van de drukte van oudere stadsdelen. Ik genoot van het uitzicht en van de frisse lucht, die vol was van nieuwe geuren. Het rook naar Japan in de winter. De koude lucht langs mijn wangen bracht herinneringen boven van skivakanties, lang geleden.

Hanoi had een nieuw gezicht.


IV. Het nieuwe huis

Het was even zoeken. Gelukkig hadden we een paar weken de tijd, maar het feit dat ik hele weekends moet werken maakte het moeilijk om gezamenlijk serieus op huizenjacht te gaan. Een luxe appartement of villa is in Hanoi eenvoudig te vinden - er staat ongelooflijk veel leeg - maar een eenvoudig flatje is een ander verhaal. Dat wil zeggen: een klein gemeubileerd tweekamerappartement kost al gauw vijfhonderd dollar, zeker als het verhuurd wordt aan een of meerdere buitenlanders. Een niet onaanzienlijk bedrag, wanneer je de salarissen hier in ogenschouw neemt. Een groot gedeelte daarvan verdwijnt in de zakken van de makelaar, niet in die van de huiseigenaar.

Maar goed, we moesten weg van waar we zaten, zoveel was duidelijk. Dan maar meer huur betalen. Ik had gelukkig een tweetal aardige appartementjes gezien - niet al te groot, maar rustig en netjes - en we stonden op het punt een van de twee te kiezen, toen een collega van Nhung vertelde over een woning bij haar in de straat, die verhuurd zou worden. Een familie daar had een aantal jaar geleden twee huizen gebouwd, naast elkaar, en had nu besloten een van de twee te verhuren. Omdat er geen huisjesmelker tussenbeide kwam was de huur laag - tweehonderd euro, om precies te zijn, voor een heel huis, deels gemeubileerd. Te mooi om waar te zijn.

Maar het was waar. Het is een smalle, maar hoge woning. Op de begane grond is een halletje, een toilet en een ruime keuken met eetkamer. Naar een tweedehands eettafel en stoelen zijn we nog op zoek. Op de eerste verdieping is een kleine woonkamer, met een lekkere bank en internetaansluiting, een ruime badkamer en een slaapkamer met tv en airconditioning. Op de tweede verdieping bevindt zich nog een kamer, waarin een fraai altaar staat voor een lokale god, en een logeerbed (ergo: als u er geen bezwaar tegen heeft uw kamer te delen met een god, bent u van harte welkom om bij ons te komen logeren), alsmede een tweede badkamer, waarin een wasmachine moet komen te staan. Ook is er een ruim balkon, waar we lekker kunnen zitten als het over een paar maanden weer wat warmer is.

Waarom zo goedkoop? Ach, niet alles is even netjes afgewerkt en opgeruimd, niet alle lampen werken. Daarnaast bevindt het huis zich tamelijk ver van het centrum van Hanoi. Een paar honderd meter van hier is weliswaar het Westmeer, waaraan vele dure appartementen en villa's liggen, en waar veel expats wonen. Maar wij wonen net aan de andere kant van de dijk die tussen het Westmeer en de Rode Rivier loopt, in de wijk Nhật Tân, waar weinig buitenlanders wonen en geen hippe restaurantjes zijn. De buurt lijkt mijlen verwijderd van de drukte en moderniteit van de grote stad. Je waant je op het platteland. In de uiterwaarden, een paar honderd meter van hier, worden groenten verbouwd, die in de lokale markt verkocht worden naast de dode kippen en honden. Nhung en ik zijn allebei blij met deze plek: zij omdat het dichtbij haar werk is (in een van die dure villawijken), ik omdat het hier een stuk rustiger is, en we niet meer midden in de stad wonen.


Grotere kaart weergeven


V. Werk en PhD

Eerlijk is eerlijk: ook een iets duurder appartement had ik me wel kunnen veroorloven. Een paar dagen geleden kreeg ik mijn eerste volledige maandsalaris, en dat loog er niet om. Ik waande mij een multimiljonair. Sterker nog: ik was plotseling een multimiljonair. Nu is dat in Vietnam niet zo moeilijk, daar een miljoen dong een waarde heeft van ongeveer veertig euro, maar toch. Er is in elk geval even geen reden meer om ons zorgen te maken over geld, en elk dubbeltje drie keer om te draaien.

Ik heb er hard voor gewerkt. Bijna elke klas die mij werd aangeboden nam ik aan, niet alleen vanwege het geld, maar ook omdat ik een goede indruk wilde maken. Het vervelende gevolg is wel dat ik op zaterdag en zondag nu zes dagdelen les geef, waardoor we nauwelijks tijd hebben om samen eens te gaan winkelen, uit eten te gaan, of een concert te bezoeken. Dat heb ik natuurlijk aan mezelf te wijten. Nee zeggen is een vaardigheid die ik niet bijzonder goed beheers. Naar mijn werkgever stappen met de boodschap dat ik niet meer 's weekends les wil geven zou niet alleen slecht zijn voor mijn goede naam - daar kom ik wel weer overheen, gezien het huidige lerarentekort (dat het gevolg is van de grillen van de regering waarover ik het, beloofd is beloofd, verder niet zal hebben). Belangrijker is dat ik behoorlijk gek ben op de kinderen die ik op zaterdag en zondag les geef, 's ochtends en 's middags (bij de groep die ik 's avonds les geef ligt dat even wat gecompliceerder, maar ook daarvoor voel ik mij verantwoordelijk), en dat ik hen eigenlijk niet in de steek wil laten.

Mijn positieve houding en goede lesgeven zijn niet onopgemerkt gebleven. Ik ben gevraagd voor een intensieve cursus Engels aan een groep juristen, overdag op drie doordeweekse dagen, voor een hoger uursalaris. Ik heb natuurlijk ja gezegd. Het betekent wel dat ik niet zo gek veel vrije tijd meer heb, maar de dollars gaan even voor. Ik merk tot mijn schrik dat ik het aloude adagium 'je moet werken om te leven, niet andersom' met voeten aan het treden ben. Ik voel me schuldig wanneer ik een dag of weekend vrij neem - niet alleen omdat ik dan, lieve hemel, een 'dief van mijn eigen portemonnee' ben, maar ook omdat ik het gevoel heb dat ik dan mijn morele verplichtingen jegens mijn werkgever en leerlingen niet nakom. Ik ben, kortom, een tikje te calvinistisch.

Ik mag niet klagen over mijn werk, of over de school waarvoor ik werk. Het is een van de topscholen in Vietnam, het salaris is prima, de voorzieningen zijn goed en ik heb de vrijheid mijn lessen naar eigen inzicht vorm te geven. En toch knaagt er iets. Het bewustzijn dat ik niet aan het doen ben wat ik zou moeten doen, misschien. Het gevoel dat dit niet mijn bestemming is, dat ik een andere weg moet inslaan. Een zeker gevoel van urgentie.

Paradoxaal genoeg was het juist een e-mail van een docent die slecht nieuws bracht - hij had niet de subsidie gekregen waarop hij gehoopt had - die mij aanmoedigde om het lot in eigen hand te nemen, en gewoon maar eens een handjevol professoren te mailen en te vragen om advies. Ze gaven me veel waardevolle, soms tegenstrijdige, suggesties. Al mailend en surfend kwam ik langs een nieuwe promotieplaats, aan een universiteit waar ik al eerder gesolliciteerd had, in een stad in een land waar ik toch wel heel erg graag zou willen wonen. De deadline was al snel, heel snel; ik had drie dagen de tijd. Ik las en schreef als een gek. De adrenaline gierde door mijn lichaam. Ik genoot.

Maar laat ik de huid van de beer dit keer eens niet verkopen voordat ik het dier geschoten heb. Ik had al vaker valse hoop. Ik zal dus verder niet al te uitgebreid ingaan op het onderzoeksvoorstel dat ik dit keer geschreven heb. Maar hoe dan ook heb ik wel weer meer vertrouwen dat ik ergens een mooie promotieplaats zal vinden - zo niet nu, dan wellicht in de loop van het volgend jaar. Ik realiseer me ook dat het belangrijk is dat ik onderzoek kan doen in een gebied waar ik later in verder wil. Met andere woorden: ik moet ook rekening houden met mijn verdere carrière. Dan maar wat langer wachten, als dat nodig is.

Het is in elk geval goed te weten waar je hart ligt. En daarnaar proberen te luisteren. Er is beweging.


VI. Sinterklaas

Tot slot: wie had dat gedacht, dat de oude man helemaal naar Vietnam zou komen! Met twee dagen vertraging, weliswaar, maar daar doen we niet moeilijk over. Het was een mooi feestje, gisteravond. We vierden de verjaardag van de goedheiligman samen met twee vrienden, Simon en Hien, een ander Nederlands-Vietnamees stel. De Sint gaf de gangbare nuttige en leuke dingen: boeken, sokken, geurkaarsen, drank, douchegel, een vaas, serviesgoed, marsepein en chocolade. En natuurlijk waren er mooie gedichten: in het Nederlands, in het Engels en, zowaar, in het Vietnamees. Dank u, Sinterklaasje!

http://pimsep.files.wordpress.com/2009/11/sint.jpg

Wednesday 11 November 2009

Bericht van Tatou (VII) / De zomer van 2009 (III)

Tatou schrijft:

Hoi allemaal,

Hoe gaat het met jullie? Wauw, ik schreef mijn laatste verhaal al weer een half jaar geleden! Ongelooflijk. Sorry dat ik zo lang niets van me heb laten horen! Er is heel veel gebeurd sinds die tijd. Ik geloof dat Aike lang niet alles verteld heeft! Maar ik weet niet precies zeker wat hij allemaal verteld heeft want zijn Engelse verhalen begrijp ik niet zo goed. Hij had jullie in elk geval nog beloofd om te vertellen over onze reis deze zomer, in België en Italië, maar daar is hij nog steeds niet aan toegekomen, geloof ik. Natuurlijk omdat hij al die verhalen moest vertellen over de problemen met de papieren en over dat gekkenhuis enzo. Daar zat hij namelijk best wel mee. Pfff kun je het je voorstellen? Soms snap ik niet waarom mensen de dingen zo ingewikkeld maken als dat helemaal niet nodig is. Maar goed, ik ben dan ook geen mens. Ik heb niet eens een paspoort! ;)

In elk geval, ik vroeg aan hem of ik weer eens mocht schrijven op zijn weblog, en dat vond hij goed. "Zolang je geen fouten maakt met spelling" zei hij. Jaja zeker omdat hij nu weer Nederlandse les geeft, is hij bang dat er fouten op z'n weblog komen. Ook al heeft hij maar drie studenten, en eentje daarvan is Nhung! "Nou dan check je het zelf maar" zei ik. En zoveel fouten maak ik niet, en hij maakt er zelf ook best wel eens een!

Ik weet niet of jullie me allemaal kennen want mijn laatste verhalen schreef ik op Iwatabi, dat was de oude weblog van Aike voordat hij Rotsblog maakte. Voor wie me niet kent: mijn naam is Tatou, ik kom uit Knippingen, dat is de hoofdstad van Magnolia. Ik ben een gordeldier, en ik ben bijna drie jaar oud. Mijn hobby's zijn fotograferen en zingen, en ik hou heel veel van natuur, vooral van bloemen en vlinders. Aike vroeg me vorig jaar of ik met hem mee wilde op reis, om hem te beschermen tegen boze geesten en zwarte magie enzo. (Want ik ben een gordeldier, wij kunnen dat, ik weet ook niet precies hoe en waarom maar dat is onze natuur denk ik.) Maar ook gewoon voor de gezelligheid hoor. :) Nou dat wilde ik wel! Dus samen reisden we door Thailand, en Maleisië, en Indonesië, en Cambodja, en toen naar Vietnam. Het mooiste vond ik Toraja in Indonesië met de rijstvelden en de huizen die op boten lijken, en de tempels van Angkor Wat (vooral die in de jungle!) en ook die van My Son in de buurt van Hoi An. Heel mooi!

Nou zoals jullie weten zijn we verhuisd naar Hanoi, maar eerst waren we nog in Nederland geweest. Dat was wel leuk, even al mijn vrienden weer zien! En we waren op Ameland, een heel mooi eiland in de buurt van Groningen en Friesland, Aike en zijn familie waren daar al wel vaker geweest en Brompje (dat is een vriend van mij, een beer, die ook een oude vriend van Aike is) ook, maar Nhung en ik nog nooit. Supermooi daar! Toen gingen we fietsen in de duinen, en bramen eten, er zaten al een paar rijpe tussen. Lekker! Haha, en Nhung en Aike waren zo gewend aan het warme weer van Vietnam dat ze een jas droegen en een lange broek en een sjaal, terwijl alle andere mensen die daar fietsten alleen een t-shirt en een korte broek aanhadden. Die keken ons gek aan!

Daarna gingen we naar Leiden, want Aike had een congres daar, en daar ging hij een presentatie geven over die Japanner die geloofde dat de Japanners van de mensen uit de bijbel afstamden, van de broers van Jozef die naar Egypte ging, kennen jullie dat verhaal? Ik snap niet hoe ze toen zo ver konden reizen want ze hadden toen natuurlijk nog geen vliegtuigen of treinen, maar Aike zegt dat het niet zo belangrijk is of het echt zo gegaan is of niet, want hij wil alleen kijken naar het verhaal en wat ze daar mee doen maar niet of het echt waar is of niet. Maar ik vind dit verhaal niet zo leuk want die man geloofde dat Jezus terug zou komen om de wereld beter te maken, maar alleen als ze eerst een oorlog zouden voeren en heel veel mensen zouden doodgaan. Beetje raar. Maar goed, daar ging Aike dus over vertellen, en hij was heel nerveus want er waren allemaal Dokters die veel meer weten dan hij, maar hij was heel blij toen het afgelopen was want mensen waren heel positief!

We zijn ook nog een dagje in Amsterdam geweest, in het huis van Anne Frank, die hebben ze vermoord in de oorlog omdat ze een ander geloof had, net zo als miljoenen andere mensen. Als mensen bang zijn gaan ze altijd onschuldige andere mensen vermoorden. Net als toen met die Pol Pot, in die gevangenis en in dat veld met al die doodshoofden... Denken ze nou echt dat de wereld daardoor beter wordt!? Ik vind dat mensen soms maar rare dingen doen, word er soms wel een beetje verdrietig van. Ik snap niet zo goed waarom ze het fijn vinden om elkaar pijn te doen en dood te maken. En niet alleen elkaar maar ook de goden van de bomen en de rivieren, en de dieren die daar leven. Net als in die tekenfilm over dat meisje dat bij de wolven leefde, en die lieve god die op een hert leek, maar heel groot en gevaarlijk werd omdat de mensen zijn hoofd eraf schoten! Maar zo gaat het in het echt dus ook, alleen dan kunnen de mensen de goden niet zien en gaan ze maar door met kapot maken, tot het te laat is.

Maar goed, ik was aan het vertellen over deze zomer. We hebben gelukkig veel leuke mensen ontmoet. Haha, een vriend van Aike, Bram, kende me van de weblog, en was helemaal blij toen hij me in het echt ontmoette! Ik word nog beroemd zo... ;) We zijn ook nog in Den Haag geweest, waar we vorig jaar woonden, maar heel even maar. En toen gingen we met Jan, een andere vriend, mee naar Brabant en daarna naar België. In Antwerpen gingen we naar een opera maar we waren net een minuut te laat en toen mochten we er niet meer in, best stom, maar gelukkig was er later die avond nog een voorstelling, en toen gingen we eerst lekker picknicken in het park. Heerlijk! We waren ook in Gent, dat is een mooie stad met hele lekkere wafels en chocola, en ook lekker bier volgens Aike en Jan maar dat weet ik niet want dat lust ik niet. En er was een kroeg met allemaal trollen, een beetje eng maar supergezellig!

En toen gingen we nog naar Watou, dat is een dorpje heel dicht bij Frankrijk, we konden zo naar de grens lopen! Er was ook allemaal kunst, in de schuur en in huizen en een oud bejaardenhuis maar daar stonk het vreselijk, en zelfs in de kerk, daar was zo'n bagageband die ze op het vliegveld hebben, maar deze was heel klein en draaide alleen maar rondjes en er lag maar één koffer op, ik vond het maar raar. En er was een film van mannen die voetbalden tussen de rails, en allemaal ballonnen met gedichten, en heel veel gekke dingen, zoals een aap met allemaal wapens in zich, ik snapte het niet echt. Maar de omgeving was wel heel mooi, met akkers op de heuvels en bloemen en braamstruiken in de berm.

Nou en toen gingen we dus naar Rome! Daar konden we logeren bij Luca, onze oude huisgenoot uit Londen, en zijn vriendin Ilaria. Wauw, wat is Rome mooi zeg! Ik weet niet meer alles wat we gedaan hebben maar er waren hele grote en mooie kerken, en oude tempels van de Romeinen, en het lekkerste ijs van de wereld, en op een avond gingen we met de auto naar een heel mooi oud huis in de bergen met een grote tuin vol fonteinen. We wandelden heel veel en we hebben ook muntjes in die andere beroemde fontein gegooid, dus dat betekent dat we nog een keertje terugkomen! Ik hoop het!

Nou toen gingen we dus weer terug naar Vietnam. Eerst gingen we met het vliegtuig naar Moskou, dat is in Rusland. Bah, ik haat Rusland! Op de heenweg was het heel erg druk want een paar honderd mensen moesten door een gangetje met één loket, en het was veel te vol dus sommige kleine mensen raakten verdrukt en stikten zowat, we moesten wel twee uur wachten. En de mensen van het vliegveld hielpen niet en waren heel stom, een hele grote lelijke vrouw riep de hele tijd "Zaffie Ja From Ganoi! Zaffie Ja From Ganoi!" en niemand snapte wat ze bedoelde tot Aike het vertaalde en zei: ze bedoelt Sofia (dat is de naam van een stad, ik ben vergeten waar). Nou en toen we eindelijk erdoor waren wilden we wat te drinken kopen en toen snauwde zo'n boze juf: "Roebel only! Roebel only!" Maar toen we uit de automaat roebelgeld probeerden te halen kregen we niets.

Dus op de terugweg hadden we allemaal flessen met kraanwater uit Rome meegenomen, en op het vliegveld in Rome ging alles goed en ze waren heel vriendelijk, maar toen waren we in Moskou in het midden van de nacht, de enige die moesten overstappen, en daar was een hele boze jongen en Aike zei dat hij de zoon was van de vorige president maar dat geloof ik niet, maar misschien omdat hij er net zo uitzag. Die ging heel moeilijk doen over bagage, terwijl we helemaal niet zo veel hadden, en hij wilde extra geld en zat ons echt te pesten, ik zag Aike kwaad worden maar ik fluisterde blijf rustig, en gelukkig bleef hij rustig en uiteindelijk konden we er door. Wat een rotmensen die Russen! In elk geval die op het vliegveld werken. Nou toen moesten we heeeel lang wachten want we mochten niet de stad in, vraag me niet waarom maar het mocht niet. Maar we hadden eten bij ons en spelletjes dus dat was niet zo erg.

Nou en toen waren we weer in Vietnam! Eerst in Hoi An, en Nhung ging naar Saigon maar ze moest weer terug want ze mocht niet de master doen want ze was een paar dagen te laat. Sorry, wat voor onzin is dat nou weer? Wat maken mensen zich toch druk om stomme regeltjes, wat maken jullie het jezelf soms toch moeilijk zeg! Toen zijn we dus naar Hanoi gegaan. We hebben een huisje gevonden maar het is hier heel druk en veel lawaai dus nu gaan we al weer verhuizen naar een ander huis. Ik vind het wel gezellig dat ik nu niet meer alleen thuis ben: Brompje is er, en Big en Ed de kikker en Grijsje het konijn en Benjamin de zeehond. Dus dat is wel leuk.

Maar ik mis het reizen wel, vooral het wandelen in de bergen, en de tempels, en natuurlijk het strand van Hoi An. Ik hoop dat we snel weer op pad gaan! Ook omdat ik Hanoi niet zo leuk vind. Wel de Van Mieu, dat is de literatuurtempel, met allemaal stenen schildpadden, en ook het grote meer. Maar verder niet want de lucht is vies en er groeien nergens bloemen en 's nachts kun je bijna geen sterren zien. Maar ik ben vooral bang om naar buiten te gaan omdat ik bang ben dat ze me opeten... Echt waar, dat is niet grappig! Mensen eten hier zoveel vlees, echt alles wat beweegt. Voor de deur van ons huis zit een man met een tafeltje vol lappen vlees en organen en varkenspoten, en overal zie je kippen hangen met hun koppen er nog aan, alleen hun veren zijn ze kwijt.

Maar het ergste is het verhaal dat Aike me laatst vertelde. Hij was met Nhung hier in de buurt en ze wilden een hapje eten, maar konden geen restaurant vinden, dus toen ze eindelijk een vonden gingen ze daar naar binnen, ook al zaten er buiten vogels in kooien. Ik was er niet bij, anders had ik ze wel gezegd om te draaien! Nou toen gingen ze zitten, en zagen een aquarium met rijstwijn, en er lag iets groots en zwarts in en toen ze beter keken bleek dat het een zwarte beer was. Echt waar, een dode zwarte beer! :( Meestal doen ze de rijstwijn in flessen met slangen of schorpioenen, maar nu dus met een beer... Ze zijn toch gebleven, maar bestelden alleen eten zonder vlees, maar dat was niet lekker. (En ze moesten ook nog teveel betalen, dat moet soms omdat die mensen denken dat een buitenlander meer geld heeft, stom hè?) Toen keken ze nog eens op het menu en toen bleek dat ze allemaal dieren verkochten die in de jungle wonen en bedreigd zijn... Stekelvarken en krokodil en zeldzame vogels en marters enzo... En ook... schubdier! Echt! Nou als die idioten hier schubdieren eten, dan lusten ze vast ook gordeldier! Dus ik ben nu bang als we de straat op gaan, en durf niet meer in het zijvakje van de rugzak te zitten... Stel dat iemand me ontvoert... :(

Nou goed, ik hoop maar dat we snel ergens anders heen gaan. Morgen is Nhung jarig, en om dat te vieren gaan we overmorgen naar de Parfum Pagode, dat is een beroemde tempel in de bergen. Daar hebben we allemaal veel zin in! Dus gelukkig zijn er ook leuke dingen om te doen. Brompje en ik geven haar voor haar verjaardag dat boekje over de kleine prins, dat had Aike gevonden in het Vietnamees. Hij geeft haar in elk geval Momo, en nog twee andere boeken, eentje over Boeddha en een van een Nederlandse schrijfster, die was ook vertaald.

Tot slot: hier nog een paar foto's van mij en ons die jullie nog niet gezien hebben. We wilden er ook nog een aantal op facebook zetten, maar daar kunnen we nu niet op, want dat mag niet van de regering... Tja. Rare jongens, die mensen!

Heel veel liefs!
Tatou


Voor de poort naar de Ngoc Son tempel, in Hanoi


Nhung, Aike en ik, bij het Hoan Kiem meer, Hanoi


Nhung en ik

Voor het Hoan Kiem meer, met op de achtergrond de schildpaddentoren


De vuurtoren van Ameland

Lekker, pannenkoeken! :)


Mijn eigen windmolen!


De Martinitoren, Groningen


De Westerkerk, Amsterdam


De Munt, Amsterdam


In Leiden


Voor de hofvijver in Den Haag


Ook in Den Haag

In Antwerpen


In Gent

Uitzicht over de Graslei, Gent


Lekkere wafels!


Bij 'Het Lam Gods'


Op het Sint Pieterplein, in Vaticaanstad!

Voor de Sint Pieter

Waren we nou in Rome, of toch in Athene...? ;)

Bij de brug met de engelen

Voor het Pantheon

De San Giovanni di Laterano

Marcus Aurelius en ik

Bij het Forum Romanum

Nhung en ik

Voor het Colosseum

Tuesday 10 November 2009

Waken

http://www.fi-donc.nl/artwork/ajk/ajk0138dolf.jpg

Het was een klein blauw regeltje op nu.nl, niet meer dan dat, maar het trok mijn volledige aandacht. 'Herman van Veen bedreigd om PVV-uitspraken', stond er. Ik werd op slag verdrietig. Van Veen is een zanger, een clown, en een groot verhalenverteller. Hij is de man van de zachte maatschappijkritiek (Alfred J. Kwak, Opzij, De bom valt nooit), van de hoop (Signalen), van de nostalgie (Hilversum III, Adieu café) en van de liefde (Liefde van later, Anders anders, Anne). Hij is geen man van haat, geen man van polarisatie. Hij is een troubadour, hij moet een spiegel zijn, dat is zijn rol. Maar als zelfs een troubadour niet meer mag zeggen en zingen wat hij denkt, omdat hij door aanhangers van nota bene de 'Partij voor de Vrijheid' middels doodsbedreigingen het zwijgen wordt opgelegd, is het einde van de vrijheid zoek. Ik heb het eerder gezegd: de grootste bedreiging voor de vrijheid in Nederland is de zogenaamde Partij voor de Vrijheid.

Bagatelliseren en goedpraten is evenmin een oplossing als negeren. Benoemen moeten we. Dat is precies wat Van Veen deed, tijdens die toespraak in Utrecht. Hij zei dat de PVV een fundamenteel ondemocratische structuur heeft; dat ze geen politieke partij is, maar een beweging rondom één individu, die alle macht heeft. Daar valt verdomd weinig tegen in te brengen. Hij zei dat we ervoor moeten waken dat de partij zich niet ontwikkelt tot een NSB-achtige totalitaire beweging, die, als ze aan de macht zou komen, onze rechten en vrijheden zou inperken. Dat is niet overdreven. Momenteel wordt de vrijheid van meningsuiting al bedreigd door een nieuw soort politieke correctheid, waarin eenieder die de geestverwanten van Fortuyn en Van Gogh van repliek dient verweten wordt bij te dragen aan een klimaat van demonisering. Wie weigert zich daarnaar te schikken, krijgt een proces aan zijn broek, en/of wordt bestookt met beledigingen en bedreigingen. De omgekeerde wereld, natuurlijk: Wilders en zijn maten demoniseren zichzelf, omdat het ze electorale winst oplevert. Jammerlijk verklaart hij zichzelf tot martelaar voor de vrijheid van meningsuiting, maar ondertussen doen zijn stromannen alles wat ze kunnen om anderen diezelfde vrijheid te ontzeggen.

Het gevaarlijkste is misschien wel het klimaat van haat dat geschapen is. Wilders is daar niet alleen verantwoordelijk voor. Lees een willekeurig internetforum, en u zult versteld staan van de grofheden en discrimerende opmerkingen die u daar zult aantreffen. U hoeft niet eens naar Geenstijl of de Telegraaf, trotse koplopers van de vuilbekkerijcultus, om een indruk te krijgen van het soort uitingen dat momenteel in zwang is: de sites van de Volkskrant, het AD of nujij.nl volstaan. Wanneer politici openlijk spreken over het breken van neuzen van journalisten of het neerschieten van 'Marokkaanse' jongeren, dragen zij bij aan een verdere verheerlijking van geweld in het publieke discours. Dan heb ik het nog niet eens over het ongestraft plegen van geweld in regeringsgebouwen. De normalisering van het spreken in gewelddadige bewoordingen is een gevaarlijke ontwikkeling, zeker wanneer deze gepaard gaat met een anti-democratische partijstructuur, het systematisch uitsluiten van een hele bevolkingsgroep, en utopische toekomstbeloften. Dat zijn zo'n beetje de klassieke kenmerken van een fascistische beweging. De stap van woorden naar daden wordt steeds kleiner, vrees ik. Aan de legitimatie van die daden wordt namelijk hard gewerkt.

Sterkte, Herman. Laat je niet tot zwijgen brengen. Blijf waakzaam, we hebben je nodig.




Tuesday 3 November 2009

Air


For some reason, the things that are the most important to us are the things we don't usually give much thought to. Most of us have a place to live, can afford three meals a day, have caring family and/or friends, and are healthy most of the time - and most of us take these things for granted. You don't realise how precious they are until you are confronted with the possibility of losing them. Of some things you don't even realise the importance until you actually lose them.

I never really knew what it is like to have little freedom, to feel restricted in what you say and do, or to have family put pressure on you to do what they want you to do. I never really knew what it is like to be discriminated against, and insulted, because you are in a mixed relationship or have a different skin colour. I never really knew the importance of having the freedom to make your own choices, to be who you want to be, to express opinions and affection. Until I settled in a small town in central Vietnam, and fell in love with a young Vietnamese woman.

I guess the realisation of the importance of these things was the main reason why we chose to leave, and live in the capital city instead. We felt restricted, and we wanted the freedom and independence to live our own lives, free from pressure and gossip. And by focusing on these things we may have underestimated the importance of some other things - things we had taken for granted perhaps a little bit too much.

Hanoi is a charming city, at first sight at least. Its old town is lively and bustling, there are quite a few pretty temples scattered around the city, the draft beer and street food are cheap and tasty, and there is a number of interesting nationalist memorial sites and museums. Sure, the traffic is busy, but when you're just visiting you don't really mind. I didn't, at least, as I had gotten used to the insanity of the traffic in Southeast Asian cities. Besides, there are more job opportunities here than in central Vietnam. In sum, the city appealed to us.

I have lived in big cities before. Both London and Tokyo can be very hectic and crowded at times, and have their fair share of pollution. But at least both cities have some quiet neighbourhoods, where you can enjoy a nice stroll, as well as a few decent parks. And if you need to really get away from it all, you just get on a train and go for a day walk (neatly marked) somewhere in the green countryside or mountains, far removed from the sound of motorised vehicles.

Hanoi doesn't have any of that. There are hardly any parks. In fact, there are virtually no patches of green to be found. Pretty old neigbourhoods have turned into traffic hells. There may be some nice countryside around the city, but in order to get there you need to drive your motorcycle on dusty roads with heavy traffic for at least an hour and a half. And the really beautiful places are too far removed to be visited as a day trip (alas, I don't have two days off in a row).

It's not like I never realised the importance of a clean environment. In fact, I was one of those kids who walked around in a Greenpeace t-shirt with a picture of a footprint, saying 'The only thing you should ever leave on the beach', and a baseball cap saying 'Hiro-Chirac' (to protest against France's nuclear tests in the Pacific). I have always loved nature - forests, in particular - and I got (and get) very angry when I see people litter. I have supported the Dutch green party for as long as I can remember. But even though they partly defined my identity, environmental issues always remained a little abstract. 'Sure, they are important, but they don't affect us directly' - I'm sure you know the feeling.

That has changed. If there's one thing I've learned since I came to Hanoi, it is the importance of a clean environment - not only as an abstract concept, but as a real concern, right here and now. Serious pollution really does influence the way you feel, physically as well as mentally. Since moving here, I have suffered from a burning feeling in my eyes, a sore throat, chest pains and headaches, which I all contribute to the polluted air. A face mask doesn't really stop you from inhaling dirty fumes, especially if you have to commute during rush hour. After a couple of weeks driving around here, you notice the effect on your health.

In addition to air pollution, there's the problem of noise pollution. I've lived in noisy places before, and I'm not extremely sensitive when it comes to noise. I wasn't, at least. But I simply can't stand the constant sound of traffic permeating our living room anymore. The horns in particular are annoying. My reaction is physical: even when I don't pay any attention to it, the noise makes me extra alert and nervous, and makes my blood pressure rise. Needless to say that when I go out on the street, it gets even worse.

Of course, I am to blame as well. I also commute by motorcycle, use gas, and blow my horn when needed. I could justify this by saying that commuting by bus would only make things worse, as those old Hanoian buses are highly polluting second-hand Korean crap. More importantly, they are extremely slow - commuting by bus would take me twice to three times as long as commuting by bike. I could also get a bicycle, but the problem is that cyclists are exposed to pollution longer than motorcyclists as they go much slower. Besides, it is not exactly the savest way to get around the city. Despite all this, it is an undeniable fact that during the past couple of months, my carbon footprint has increased quite dramatically, and I have made a small but real contribution to environmental pollution.

I've suffered from a sore throat and headaches for most of the past three weeks. I didn't really get sick, but I didn't really feel well, either. Fortunately, today, I felt slightly better. This afternoon, I wanted to go to the supermarket to buy a few things. As the supermarket is only ten minutes by foot, I thought I might as well walk there, in stead of going by bike. A leisurely stroll, or so I thought. I hadn't really thought about the big road I had to cross in order to go there though. Well, by the time I had finally made it to the supermarket, I felt dizzy, my head was thumping and I was coughing - thanks to the insanely heavy traffic.

When I walked back, I noticed a small canal near my house. The water was dark gray, and smelled of rotten eggs. The canal turned out to be an open sewer. It was one of the dirtiest things I had ever seen. I felt like I had to vomit, and quickly walked on. Children were playing on the pavement, oblivious to the smell. This must be one of the unhealthiest cities in the world, I thought.

Clean air is one of those things that you don't appreciate until you lose it. So is silence. But who would have thought that happiness, a good health and peace of mind are so largely dependent on such basal things, and that air and noise pollution affect our physical and mental wellbeing so directly and strongly. It's one thing to read about it, it's quite another thing to personally experience it. The environment really does concern us, it turns out - more so, even, than I had ever imagined.

I am longing for mountains, forests and deserted beaches. I am longing for a place without any motorbikes or cars. I can't wait to get out of here: out of this apartment, out of this city, and eventually, out of this country. I want to inhale some fresh air.

I learned my lesson.

Miró and Saturn


I'm running. I'm late, as usual, but only a few minutes, so I hope they'll still let me in. When I arrive at the theatre building, there's nobody at the entrance to check my ticket. The door is open, and I enter the front hall of the building. It is unusually dark, and there are many people sitting and standing around.

It's hard to determine whether the show has already started, or not yet. Clearly, this is not a regular theatre performance, as it doesn't take place on the main stage. In stead, there are many short performances going on simultaneously in the front hall, on the stairs, and in different rooms backstage.

I leave the front hall, as it is too full of people, and go to the room on the right. There are a number of big cubes scattered around, on which people are sitting. I find a place on one of them. Next to me is an old friend. We were in the same theatre group when we were teenagers, but I'm not sure whether she remembers me. She is wearing some sort of uniform, and it occurs to me that she might actually be one of the actors who is doing this performance.

As she doesn't talk, I figure that the performance hasn't started yet, and I ask her how long the show will continue. She smiles vaguely, and says 'late at night'. I ask her when the interval is, as I didn't have time to go to the toilet before the show, and she says that it's up to me. I don't understand what she means, and I want to ask her, but she looks the other way. The performance seems to have started.

She talks with some other girls, who were in the same theatre group as we. They don't look much older than they did back then. All of them wear uniforms, some are standing on the cubes. I have no idea what they're talking about, but I may be the only one - some other people in the audience are very much involved, and participate by loudly giving their opinion. Maybe they're part of the performance too, who knows. It's so dark that I can hardly see their faces.

Nobody seems to know tonight's program, the visitors nor the actors. At least, that's what they pretend. But perhaps there really isn't any, and I should just accept. I figure that as it's impossible to see everything anyway, I might as well just walk around and see what's going on in some of the other rooms. So I walk around the building, which is filled with intriguing contemporary artworks, whose meaning I don't understand, and sudden outbursts of incomprehensible theatre performances. Overall, the place is pretty dark, but the lighting in some rooms is mysteriously beautiful.

Gradually, the boundaries between art and reality, and those between actors and visitors, get blurred. For some time, I'm walking around with another old friend, but then he suddenly disappears when he has found the room where he is supposed to give a performance - or so I guess. Or was it me who disappeared? I feel like I'm the only one who doesn't really understand what's going on here, the only one who doesn't know their part, the only real outsider in the building. Fortunately, nobody notices, and nobody pays much attention to me.

I continue walking around alone, admiring the artworks, most of which I don't understand - and most certainly will not remember this morning, when I wake up. One exception is the small room where a female artist is making pencil drawings. All her drawings have teddybears on them, but they're not really teddybears, as they're actually made up of other things. I don't get too close, so I can't see what it is the teddybears are made up of. Actually, I don't want to find out, as the drawings strike me as very violent, even though the artist seems normal enough.

I continue my journey through the building, and come across an amazing painting. It could have been made by Miró, if only it wasn't almost completely black. It's a painting of a bed, in which a couple is sleeping. Their eyes are open, yet they sleep. One of them has a white face, the other one a black face. They seem happy, despite the fact that there is very little colour on the painting: just some tiny patches of yellow and blue near the edges. They could have been us.

In the next room, I see a magically colourful painting of a planet, seen from an unusual angle. It has shades of purple and green in it. The artist, who is present in the room, tells me he is inspired by the findings of astronomy and science, which he turns into more abstract, dreamlike images. He shows me satellite images of a spaceship landing on Saturn, saying this is the original footage of the moment humans first set foot on the planet. Only then do I realise that I must be in a faraway future.

I wake up.

Wednesday 28 October 2009

Spookrijdersballade

Tot niet zo heel erg lang geleden
Was ik maar zelden afgesneden
Want fietsend over Neerlands wegen
Komt men maar weinig gekken tegen
Al moppert men er heel wat af
Men rijdt zich niet graag in het graf

En houdt zich liever aan de wet
Men rijdt er rustig, kalm en net
Nooit zal men je er rechts passeren
Of druk en kwaad gaan claxonneren
De auto's zijn gevuld met heren
Die niet durven telefoneren
Die alle regels braaf naleven
En zelfs aan fietsers voorrang geven
Al klaagt men er bijzonder veel
Nooit vliegt men elkaar naar de keel
Want zit het toch een keer niet mee
Dan bel je de ANWB
Die bij problemen onverveerd
Uitrukt, troost en repareert
Dus zorgen maken hoeft niet meer
't Is een waar feest, Neerlands verkeer
Omdat eenieder, jong en oud
Zich aan de verkeersregels houdt

Hanoi is echt andere koek
Verkeersregels zijn immer zoek
Daar heerst de ware oertoestand
Daar heeft men aan elkaar het land
En vecht om er te overleven
Zonder ook maar iets toe te geven
Daar treft men ook met regelmaat
Een straalbezopen wegpiraat
Die slalommen tot kunst verheft
Zonder dat hij zich beseft
Dat hij vrolijk tachtig rijdt
Zijn eigen dood zo voorbereidt
Wellicht neemt hij dan een of twee
Schattige peuters met hem mee
Want zonder helm zitten die ukken
In moeders armen weg te tukken
Terwijl pa het stuur hanteert
Had hij maar geïnvesteerd
In helmpjes voor zijn nageslacht
Helaas, daar was niet aan gedacht
Want zoiets overkomt je niet
Hoe vaak je ook een dooie ziet
Bloedend op een drukke straat
Je denkt dat het jou niets aangaat
Je blijft relaxed en opgewekt
Laat baby's hoofdje onbedekt
Want wat kan jullie nou gebeuren
Terwijl zatlappen langs je scheuren?
Toe maar, baby, sluit je ogen
Misschien dat ze nooit open mogen

Ik snij graag pizzapunten af
Een stuk gebak is ook geen straf
Maar mijn afsnijden valt in 't niet
Bij wat je hier op straat steeds ziet
Afslaan zonder om te kijken
Almaar van je lijn afwijken
Diagonaal massa's doorsteken
Daarbij niet om hebben gekeken
Daarbij geen richting aan gegeven
En zonder ook, al is 't maar even,
Naar je spiegeltje te gluren
Voordat je naar links gaat sturen
Afsnijden is de volkssport hier
Men doet het steeds met veel plezier
Want iedereen vindt het zo fijn
Om koning van de weg te zijn
Het grootste genot voor Vietnamezen
Is als despoten rond te racen
Oogkleppen op, spiegel negeren
Op de straat mag jij regeren
Op de straat ga jij je gang
Al duurt je leven minder lang
Ieder voor zich, God voor ons allen
Al sterven jaarlijks duizendtallen
Aan ons zijn regels niet besteed
Dus haal rechts in, dus maak je breed
Dus slinger en snij af bij 't leven
Al duurt dat dan misschien maar even

De straten raken almaar voller
Men gedraagt zich telkens doller
Scooters en fietsen hebben 't zwaar
Door de nieuwe legerschaar
Van grote ronkende SUV's
En glimmende brede BMW's
Die de straten terroriseren
En fietsende kinderen bezeren
Want die fietsen hier vaak gedrieën
Breeduit, handen op elkaars knieën
Blind voor alles om hen heen
Dan sneuvelt er dus wel eens een
Alle Hanoise rijken willen
Graag hun dikke corrupte billen
Op SUV-stoelen neervlijen
Om dan als tsaren rond te rijen
Maar in die smalle, drukke straten
Kan men dat maar beter laten
Het schiet niet op, is een gedoe
Maakt je gefrustreerd en moe
Maar status weegt nu eenmaal zwaar
Voor een ijdele nieuwe tsaar
Dus rijdt men in een klerenkast
Al staat 't verkeer nog zo muurvast
Dus toetert men soms bij het leven
Naar scooters die geen ruimte geven
En veegt het plebs liefst aan de kant
Opdat het in het gips belandt

Dit is de ware anarchie
Hiertegen helpt geen remedie
Men krioelt als mieren rond
Rechts langs, U-bocht, rem terstond,
Rode lichten genegeerd,
Weer een baby'tje bezeerd,
Midden op de snelweg lopen,
Of je waren er verkopen
Invoegen met de ogen dicht
Als was het hier een groot gesticht
Oversteken zonder kijken
Om niet onzekerder te lijken
En alles in een hels kabaal
Want op een ongekende schaal
Zit men steeds te claxonneren
Om elkaar een les te leren
Om elkaar terecht te wijzen
En je ruimte op te eisen
Assertiviteit ten top
En pijn in je kop, pijn in je kop
Men braakt voortdurend decibellen
Om elkaar maar mee te kwellen
En natuurlijk vieze gassen
Die niet uit longen zijn te wassen
Die je ogen soms doen branden
Je krijgt een roetlaag op je tanden
Je keel is schor, geïrriteerd
Omdat je hebt geïnhaleerd
Naar roetfilters is hier geen vraag
Men ademt in, de volle laag

Maar geen van alles is zo mal
Als al die spookrijders overal
Ze zorgen voor spanning op de weg
Want tja, met een beetje pech
Raak je zo'n mongool frontaal
Dan helpt geen dokter in de zaal
Toch rijdt men hier met regelmaat
Als een spookrijder over straat
Zelfs horrorfilms halen het niet
Bij wat je hier op straat soms ziet
Een drukke weg tegemoet
Is iets wat men niet zelden doet
Al sms'end, zonder licht
't Is werkelijk een eng gezicht
Absoluut suïcidaal
Maar men vindt dat hier dus normaal

Het verkeer lijkt hier soms wel
Een real-life computerspel
Weer aan de avondspits deelgenomen,
Weer een level verder gekomen
Want wie zich hier goed concentreren
Hoeven zich niet te bezeren
En dan zorgt soms het rijden hier
Zelfs voor het nodige plezier
Want hoe graag ik soms ook mag klagen
Stel dat je me nu zou vragen
Of ik het hier nog wel trek
Dan zeg ik, ook al klinkt het gek
Dit gestoorde wespennest
Bevalt me eigenlijk wel best

Friday 16 October 2009

Meer papieren

http://www.theaterdeflint.nl/contentfiles/3674.%20Otje.jpg


Kent u Otje? Ze is de dochter van een kok, Tos genaamd, die illegaal in Nederland verblijft. Hij werkt zwart in een hotel, waar hij door de eigenaars wordt uitgebuit. Tos heeft geen officiële identiteit, want hij heeft geen papieren. Die zijn namelijk zoekgeraakt in het computergebouw. Tos probeert voortdurend werk te vinden, maar zonder papieren is dat moeilijk, dus de twee verkeren steeds in geldnood. Otje kan niet naar school. Als criminelen zijn ze op de vlucht voor de autoriteiten, die hen hun vrijheid willen ontnemen en van elkaar willen scheiden. En dat allemaal door een bureaucratische fout. Zonder papieren ben je officieel namelijk geen mens.

Annie M.G. Schmidt schreef Otje al in 1980, maar het boek kan met recht profetisch genoemd worden. En gelaagd. In de eerste plaats is het gewoon een spannend kinderboek, compleet met pratende dieren, archetypische personages, schitterende illustraties (door Fiep Westendorp) en een happy end. Maar het is ook een donker politiek sprookje, dat een vlijmscherpe kritiek op de toenemende bureaucratisering van de samenleving bevat. Het reduceren van mensen tot een stapeltje papieren ontneemt ze hun fundamentele menselijke waardigheid, zo beschrijft Schmidt. De absurditeit daarvan wordt nergens zo goed duidelijk als in het hoofdstuk waarin de vogels, Otjes vrienden, besluiten Tos te helpen door hem papieren te bezorgen. Trots komen ze terug met reclamefolders, snoeppapiertjes, bankbiljetten en liefdesbrieven, om dan tot hun verdriet en verbazing te horen dat dit niet de juiste papieren zijn. Ze begrijpen er niets van: waarom is iemand die nooit een misdaad gepleegd heeft op de vlucht voor de politie? Wat bedoelen die mensen toch met 'papieren'? Vogels hebben toch ook geen papieren nodig om te kunnen leven...!?

Alle mythen over open grenzen en globalisering ten spijt neemt de bureaucratisering wereldwijd hand over hand toe. In de jaren zeventig reden mijn ouders zonder al te veel problemen met hun busje door landen als Iran, Afghanistan, Pakistan, India en Syrië. Er moest wel eens ergens een stempeltje gehaald worden, maar veel werk was dat niet. De procedures voor het verkrijgen van een visum, maar ook het papierwerk dat nodig is om met je auto door deze landen te rijden, zijn sindsdien vele malen gecompliceerder geworden. Dat geldt in nog sterkere mate voor het verkrijgen van een visum voor het Schengengebied, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten of andere 'vrije' landen - dat is, voor wie niet over een aanzienlijk privékapitaal en/of connecties beschikt, inmiddels welhaast onmogelijk geworden. Bureaucratie is namelijk verworden tot een wapen, dat door overheden van rijke landen wordt ingezet om migratie terug te dringen. Individuele waardigheid en menselijkheid spelen daarbij geen rol. Wie toch erin slaagt zich te vestigen in een van deze landen, maar niet over de juiste stempels beschikt, krijgt het stempel 'illegaal' op zich, wordt gecriminaliseerd en opgejaagd door de autoriteiten, en is de facto rechtenloos. De landen die het meest de mond vol hebben van mensenrechten trekken zich bijzonder weinig aan van de mensenrechtenschendingen die de 'illegalen' in hun eigen land voortdurend aan den lijve ondervinden - uitbuiting, discriminatie, geen toegang tot gezondheidszorg en onderwijs, en opsluiting en uitzetting zonder vorm van proces. Wie een indruk wil krijgen van hun ervaringen, bekijke de film The Visitor:





Ook binnen de moderne, 'vrije' landen heeft de bureaucratisering schrikbarende vormen aangenomen, zoals iedereen weet die regelmatig stapels papieren in moet vullen. De dienstensector is als een gezwel, dat continu nieuwe 'diensten' uitvindt - lees: dat continu nieuwe procedures produceert - en zo het dagelijkse leven voortdurend compliceert. Verzekeringen, belastingen, goede doelen, salarissen, uitkeringen, bankrekeningen, hypotheken, medische zorg, mobiele telefoons - ondanks alle retoriek over klantvriendelijkheid en gemak, is de realiteit dat ze een voortdurend groeiende hoeveelheid papierwerk produceren. Afijn, ik heb zo'n donkerbruin vermoeden dat ik u daarvan niet hoef te overtuigen. U bent er ongetwijfeld mee bekend. Want om gewoon te mogen leven moet een mens tegenwoordig om de haverklap formulieren invullen, handtekeningen en stempels verzamelen, vergunningen aanvragen, enzovoorts.

Ik kreeg via e-mail een interessante reactie op mijn verhaal Gekkenhuizen. De schrijver van de e-mail interpreteerde mijn ervaringen in het licht van de theorieën van Hannah Arendt over totalitarisme. Arendt onderscheidt een aantal kenmerken van totalitaire staten, die gezien kunnen worden als strategieën om controle over de bevolking te houden. Een daarvan is het doordringen tot, en uiteindelijk zelfs vernietigen van, natuurlijke relaties als familiebanden; een vergaande controle over de privésfeer dus. Daarbij valt te denken aan Stasi-achtige inlichtingendiensten (u bent wellicht bekend met de film Das Leben der Anderen), maar ook aan vormen van symbolisch geweld als, pak hem beet, het verplicht ondergaan van psychische gezondheidstesten als voorwaarde voor een huwelijk (Vietnam), of het ernstig inperken van persoonlijke vrijheden teneinde gezinsvormende en -herenigende migratie te bemoeilijken (Nederland). Een ander kenmerk is een hoge mate van corruptie. Dat is namelijk een vorm van machtsmisbruik door (vertegenwoordigers van) de overheid, die zekerheden en rechten van burgers ondermijnt. Ter illustratie: de meeste Vietnamezen zijn bang voor de politie, en laten daarom vaak na om aangifte te doen van misdrijven, daar de politie bekend staat om haar machtsmisbruik. Corruptie en intimidatie versterken zo de angst voor de autoriteiten.

Een derde kenmerk van totalitarisme is, volgens Arendt, het regeren middels een welhaast ondoordringbare bureaucratie. Welhaast ondoorgrondelijk ook. Per slot van rekening is de rol van de bureaucratie niet het helpen, maar het controleren en beperken van burgers. Als zodanig ondersteunt een sterke bureaucratie de staat in zijn pogingen de bevolking onder de duim te houden. Dat betekent niet dat alleen totalitaire staten gekenmerkt worden door een doorgeschoten bureaucratisering - ook zogenaamde democratische staten bedienen zich ervan, en ook daar heeft het een disciplinerende werking, en stelt het de staat in staat controle over zijn burgers uit te oefenen. Met Max Weber zou ik daaraan willen toevoegen dat het een essentieel onderdeel is van de moderne staat, waarin individuele personen en hun situaties niet meer gezien worden in hun eigen recht, maar geabstraheerd worden tot een setje data, dat moet voldoen aan algemene regels en voorschriften. Een papier waarop staat dat ik 'echt' besta, is pas 'echt' wanneer een daartoe bevoegde instantie er een stempel op plaatst met de mededeling dat het 'echt' is. Pas dan wordt mijn bestaan erkend, en kan ik in aanmerking komen voor, pak hem beet, een huwelijk, of voor toestemming mij voor een bepaalde tijd op het grondgebied van deze of gene staat te bevinden. Descartes' 'ik denk dus ik ben' is gestorven met de bureaucratisering. Denken is in de (post)moderne staat verworden tot, op zijn best, een irrelevant tijdverdrijf. 'Ik heb een paspoort, een sofinummer en een DigiD, dus ik ben' lijkt mij een adequatere beschrijving van de huidige condition humaine.

http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/a6/Paspoort_NL.jpg

De vorige keer
schreef ik hoe wij erin geslaagd waren het meeste papierwerk voor ons aanstaande huwelijk rond te krijgen, maar op het eind geconfronteerd werden met het feit dat de Nederlandse ambassade weigerde het document waarop staat dat ik momenteel ongehuwd ben te legaliseren. Daarvoor zou een nieuw exemplaar opgehaald moeten worden bij het gemeentehuis waar ik het laatst ingeschreven stond, dat zou gelegaliseerd moeten worden door het ministerie van buitenlandse zaken in Den Haag, en vervolgens nog eens door de Vietnamese ambassade. Mocht het zo zijn dat het eerst nog vertaald moet worden naar het Vietnamees, dan zou het ook nog eens gelegaliseerd moeten worden door het ministerie van justitie. Ik zou mijn familie dus met een aardig karweitje opzadelen.

Godzijdank maken de autoriteiten in Hanoi bij nader inzien toch geen onderscheid tussen een officieel gelegaliseerd document enerzijds, en een gecertificeerde kopie, dan wel een door de Nederlandse ambassade geproduceerd document waaruit blijkt dat het oorspronkelijke document 'echt' is, anderzijds. Voor dertig euro kreeg ik van de ambassade een brief mee, waarmee ik naar het juiste Vietnamese consulaire loket kon stappen. Die zetten een nieuwe stempel - tegen betaling natuurlijk. Uiteindelijk gingen we naar een officiële vertaler. Nog een document, nog een stempel, en het formulier kan eindelijk terug naar het provinciehuis in Tam Kỳ, achthonderd kilometer ten zuiden van hier.

Even dacht ik dat daarmee de ergste bureaucratische storm voorlopig was gaan liggen, dat ik me in alle rust kon gaan richten op mijn leven hier in Hanoi, op mijn nieuwe parttime baan aan een talenschool, op het congres waar ik volgende week aan deelneem, en op het artikel dat ik aan het schrijven ben. Maar helaas, ik had te vroeg gejuicht. Het circus begint pas.

Tot voor kort was het relatief eenvoudig voor buitenlanders om langere tijd in Vietnam te verblijven. Het enige dat nodig was voor een visum met een geldigheid van zes maanden was een stapeltje dollarbiljetten, meer niet. Het is een van de redenen voor het feit dat Vietnam een steeds populairder bestemming werd voor buitenlandse taaldocenten en gelukzoekers. Officieel moet iedereen die hier werkt weliswaar binnen enkele maanden een aanvraag doen voor een werkvergunning, maar de procedure daarvoor is ingewikkeld en kostbaar, en duurt bovendien erg lang (een half jaar is gebruikelijk). Weinig mensen namen die moeite, en weinig werkgevers maakten zich daar druk over.

Twee maanden geleden heeft de Vietnamese overheid het roer radicaal omgegooid. Het is niet meer mogelijk om een visum voor zes maanden te krijgen, tenzij je een werkvergunning hebt. Wie hier wil werken, heeft drie maanden de tijd om een baan te vinden en een werkvergunning aan te vragen - tamelijk absurd, gezien de duur van de procedure. Lukt dat niet, dan mag hij wieberen, zo luidt de nieuwe wet. Wie freelance werkt, op afstand, als schrijver of vrijwilliger, of helemaal niet, is de pineut: hij krijgt geen nieuw visum, ook niet als hij hier al tien jaar woont. Het gevolg: de expatgemeenschap is in rep en roer, de eerste ongelukkigen hebben hun koffers reeds gepakt om hun heil elders te zoeken, vele honderden kleine en middelgrote talenscholen verliezen hun docenten en zullen op termijn hun deuren moeten sluiten, prijzen voor taalcursussen zullen stijgen, en de Engelse taalvaardigheid van de bevolking zal over het algemeen afnemen. De regering wil namelijk dat het aantal buitenlanders dat op de bonnefooi naar het land reist om hier te gaan werken afneemt, en verandert daarom van het ene op het andere moment de migratiewetgeving - zonder daarbij rekening te houden met de positieve gevolgen die de aanwezigheid van westerse werknemers heeft op de lokale economie, en zonder rekening te houden met de grote vraag onder de stedelijke middenklasse naar buitenlandse taaldocenten.

Wanneer ik een werkvisum wil, wacht mij een nieuwe stapel papierwerk. Een verklaring van gedrag, 35 euro, aan te vragen in Nederland, en vervolgens voor 30 euro te laten bestempelen door de ambassade alhier. Een stapel documenten en verklaringen van mijn nieuwe werkgever. Gelegaliseerde (daar gaan we weer) kopieën van mijn diploma's. Een certificaat waaruit blijkt dat ik bevoegd ben om Engels te doceren, wat ik niet heb. Een gezondheidstest (een lichamelijke, voor de verandering), uit te voeren in een (goede doch peperdure) internationale kliniek, en natuurlijk niet vergoed door mijn verzekering. Het bewijs van inschrijving bij de lokale politie, wat ik niet heb omdat onze hospita bang is om naar de politie te gaan. Het officiële geldbedrag voor een aanvraag. Eventueel smeergeld. Dus ik ga me daar tweehonderd euro neertellen omwille van een parttimebaantje, met een uursalaris van nog geen vijftien euro, en nul komma nul bonussen, vakantiegeld, betaalde vrije dagen, ontslagbescherming enzovoorts? Zijn ze nou helemaal gek geworden?

Het alternatief is nauwelijks goedkoper: begin december, wanneer mijn huidige visum afloopt, voor korte tijd het land verlaten, om bij een Vietnamese ambassade in het buitenland een nieuw visum voor drie maanden te krijgen. Dat wil zeggen: ik hoop maar dat ik een nieuw visum voor drie maanden kan krijgen, na reeds visa voor, respectievelijk, een, zes en drie maanden versleten te hebben. Het angstbeeld van een wanhopige ik die bij de ambassade in Vientiane of Kuala Lumpur vergeefs smeekt om een nieuw visum, en vervolgens zijn eigen bruiloft niet bij kan wonen, doemt bij tijd en wijle op. Als we eenmaal getrouwd zijn, lijkt het ietsje makkelijker te worden - dan is er, mits ze die wetgeving niet ook veranderd hebben, de mogelijkheid om een tijdelijke verblijfsvergunning aan te vragen. Ook daarvoor moet natuurlijk weer een grote hoeveelheid papierwerk overlegd worden, vergelijkbaar met bovenstaande, en dan zit ik nog steeds met het probleem dat ik eigenlijk niet bevoegd ben hier te werken - maar dan hoef ik me tenminste geen zorgen te maken over of ik hier mag blijven. Tot die tijd is het evenwel angstig afwachten.

Laat ik maar gewoon eerlijk zijn. Hoe opgelucht ik ook ben dat we een fijn appartementje gevonden hebben, en dat de allergrootste financiële zorgen binnenkort ten einde zijn omdat ik weer aan het werk ben, ik heb niet de intentie hier langer te blijven dan strikt noodzakelijk. Mijn leven in Vietnam is niet meer spannend en nieuw, maar serieus en onzeker. Het vooruitzicht van het vele papierwerk maakt moe. Maar bovenal: ik heb het wel weer gezien, tieners Engelse grammatica doceren, 's avonds en 's weekends werken, niemand kennen met wie ik de discussies kan voeren die ik in Londen voerde over wetenschap, religie en politiek. Nu mijn gap year zijn tweede jaar ingegaan is, wordt de wens naar een serieuze, uitdagende baan in een inspirerende omgeving steeds sterker.

Natuurlijk moet ik gewoon promoveren, en verder werken aan mijn wetenschappelijke carrière. Het congres waar ik afgelopen augustus aan deelnam maakte dat weer eens haarfijn duidelijk. Natuurlijk moet ik geen Engelse grammatica doceren, maar godsdienstwetenschappelijke theorie. En natuurlijk moet ik gewoon onderzoek doen, schrijven, lezen en leren van gesprekken met verstandige mensen. De grote vraag is waar. AiO-plaatsen in de geesteswetenschappen zijn momenteel ongeveer even dun gezaaid als vestigingen van McDonalds in Noord-Korea. Mijn generatiegenoten en ik hebben de domme pech dat we afstuderen op het moment dat de economie als een plumpudding in elkaar stort, en goede banen voor academici alleen nog met een vergrootglas gevonden kunnen worden. Dat geldt helemaal voor mensen met academische ambities. Prove me wrong, zou ik zeggen, en mail me die droomvacature - ik kan hem in elk geval niet vinden.

Het meest voor de hand liggende zou zijn te stoppen met wachten op vacatures in Nederland en haar buurlanden (waar ik niet eens alle relevante universiteiten ken), maar gewoon mijn geluk te beproeven in de ultieme meritocratie: de Verenigde Staten. Ik heb de indruk dat daar veel meer interessante dingen gebeuren dan in Europa - maar misschien zijn de universiteiten daar gewoon veel beter in PR, dat kan natuurlijk ook. Hoe het ook zij, er is een handvol universiteiten in de VS waaraan ik graag verder zou studeren. Het probleem is evenwel de aanmeldingsprocedure. Een motivatiebrief en een CV kan ik hier wel opstellen, en vroegere docenten om aanbevelingsbrieven vragen moet ook wel lukken per e-mail. Maar daar blijft het niet bij. Ik moet officiële, door mijn vroegere universiteiten uitgegeven cijferlijsten opsturen, of door hen gecertificeerde kopieën van de originelen. Ja joh, ik vlieg wel even op en neer van Vietnam naar Nederland en Londen om daar de benodigde stempels te krijgen, waarom ook niet. Ik moet een zogenaamde GRE-test doen, die me ruim honderd euro kost, en waarvoor ik naar Saigon moet vliegen. Eén universiteit eist een TOEFL-score, óók voor studenten die reeds in een Engelstalig land gestudeerd hebben, die minder dan twee jaar oud is - grappig, als je bedenkt dat ik mijn laatste TOEFL-test (circa 150 euro, een score van 98%) twee jaar en twee maanden geleden deed. En laat ik vooral niet vergeten te vermelden dat universiteiten een 'admission fee' eisen van 50 à 75 euro - om vervolgens zo'n vijf procent van het aantal aanmeldingen toe te laten. Vier aanmeldingen kosten dus 250 euro, plus de kosten die men in Londen en Leiden in rekening brengt voor het sturen van officiële cijferlijsten (zo mogelijk!), plus de kosten om een GRE-test te gaan doen in Saigon, en eventueel nog een TOEFL-test ook. Leuk hoor, zo'n avontuur, en geweldig hoor, zo'n Amerikaanse topuniversiteit - maar op dit moment heb ik er het geld noch de energie voor. Oh ja, de deadline waarop alle papieren binnen moeten zijn: begin december.

Ben ik nou de enige die een spontane burn-out krijgt bij het lezen van de webpagina waarop staat welke papieren overhandigd moeten worden? Ben ik de enige die het nut niet ziet van een veredelde test rekenen en begrijpend lezen, of van een nieuwe Engelse taaltest? Ben ik de enige die niet begrijpt waarom mijn diploma's 'echter' zijn wanneer er een stempel op staat? De wereld is een dorp, we communiceren via het internet, maar de bureaucratische verslaafdheid aan stempels is onuitroeibaar, en dus moet ik naar een loketje in London met een origineel velletje papier om dat daar te laten kopiëren en bestempelen. Dat is toch te zot voor woorden? Waarom is er geen database waar internationaal erkende universiteiten gegevens over diploma's en cijfers kunnen invoeren, opdat andere universiteiten ze kunnen opvragen? Waarom wordt die niet gemaakt? Ben ik nou zo slim, of zijn zij nou zo dom?

Stel dat ik aangenomen wordt, dan heb ik nog geen zekerheid over financiering, en zal ik opnieuw een aanvraag moeten doen (met alle papierwerk dat daarbij komt) voor een beurs. Vervolgens moet ik met een stapel papieren naar de Amerikaanse ambassade, om een visum te kunnen krijgen voor mijn echtgenote en mijzelf. Ook als we niet naar de Verenigde Staten gaan gaat dat nog leuk worden trouwens. Weet u wat er nodig is om een Nederlandse machtiging voor verblijf (het document dat voorafgaat aan een eventuele verblijfsvergunning) te krijgen voor haar? 850 euro 'administratiekosten', een taal- en 'inburgerings'test ter waarde van 350 euro (plus 70 euro voor een dvd met een nationalistisch propagandafilmpje), en, niet geheel onbelangrijk, ik moet een vaste baan hebben met een fatsoenlijk salaris (ten minste 130 procent van het minimumloon) en een contract dat op het moment dat de aanvraag gedaan wordt nog ten minste twaalf maanden geldig is (ergo, op het moment dat het contract getekend wordt, moet het langer geldig zijn dan een jaar - kom daar maar eens om, als je ergens nieuw in dienst wordt genomen). Ik maak me ook geen illusies over de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning in, pak hem beet, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Noorwegen of Canada. Een hoge berg wacht ons, hoe dan ook.

Is er leven op Pluto, vraagt een mens zich soms af. Kun je dansen op de maan? Is er een plaats onder de sterren waar we heen kunnen gaan, samen, waar we gewoon mogen leven en werken en zijn, zonder daarvoor eerst een fortuin te betalen en drie stapels papieren in te vullen en te laten bestempelen? Vertel het me.