Sunday 24 February 2008

Mijn week

Het was zomaar een week in februari, een week als alle andere weken, een unieke week. Het was een mooie week, misschien iets voller dan anders, maar verder vrij representatief voor mijn leven hier. Het was een nieuwe week in Londen.

Een beeld van mijn week.

Het is zondag. Nadat ik lang heb uitgeslapen en genoten van een ontbijt bestaande uit geroosterde boterhammen met gebakken ei en sinaasappelsap loop ik naar Turnpike Lane. Ik passeer de Turkse kruidenier, de Koerdische kebabtent, het Cypriotische theehuis, het Soedanese restaurant, de lampenwinkel en de bloemenwinkel met de knalroze knuffelberen in de etalage. De zon schijnt gul. Bij de bushalte van Turnpike Lane stap ik op bus 41, die me naar Archway brengt. Daar ontmoet ik een Engelse vriendin, met wie ik een middagje ga wandelen. We lopen langs de begraafplaats van Highgate maar besluiten om het graf van Marx voor een andere keer te bewaren. Verderop vinden we plotseling een prachtig hofje met donkerbruine Anton Pieck-huizen, compleet met torentjes, glas-in-lood raampjes en krulversieringen. We lopen verder, de Hampstead Heath in. Dit is waarschijnlijk het mooiste park van Londen, en we zijn niet de enigen die op het idee zijn gekomen om deze zonovergoten zondagmiddag hier door te brengen. De heuvel geeft ons een fraai uitzicht over de stad. Ik mag Londen graag, maar moet toch echt toegeven dat haar skyline ongelooflijk lelijk is. Het ergste is het fallische ruimteschipgebouw dat de koepel van St. Paul's Cathedral overschaduwt. Maar de blauwe lucht en het groen om ons heen maken alles goed. Kinderen spelen, zwanen zwemmen parmantig rond, grasparkieten laten zich graag fotograferen, mensen liggen te zonnen. We genieten van een sandwich en een flesje perencider. Ze nodigt me uit voor het avondeten in haar nieuwe woning, en ik help haar met de bereiding van de vegetarian roast. Ik heb nog nooit roast gegeten (sterker nog, ik wist niet eens wat het was), maar het smaakt prima. We genieten van een ovengerecht met wortel, ui en geroosterde noten, frietjes van pastinaak, gebakken aardappels, een sausje van koolraap, gekookte broccoli en uienjus. Na afloop van de maaltijd bekijken we een film over surfende pinguïns op Hawaï. Dan ga ik terug naar huis, waar het internet mij vertelt dat FC Groningen van AZ gewonnen heeft. Tevreden ga ik slapen.

Het is maandag. Ik heb geen college, en besteed wat tijd aan e-mail correspondentie. De coördinator van mijn programma is het eens met mijn voorstel voor mijn scriptieonderwerp. Ik ga mijzelf verdiepen in de wondere wereld van Japans christelijk zionisme. Nee, ik maak het mezelf niet gemakkelijk, maar daarvoor ben ik dan ook niet naar Londen gekomen. Ik hoop origineel onderzoek te kunnen doen, en daar uiteindelijk een artikel over te schrijven. Het grootste probleem is vooralsnog hoe ik aan al die obscure bronnen ga komen... Behalve aan het schrijven van e-mails besteed ik enige tijd aan facebook-gerelateerd studieontwijkend gedrag. Na het middageten lees ik een uurtje of twee in The Catalpa Bow, het klassieke standaardwerk over Japans sjamanisme. Ofschoon er het nodige op aan te merken is blijft het een belangrijk werk. Dan is het tijd om te gaan. Ik neem mijn fiets en loop naar de enige fietsenwinkel hier in de buurt die ik ken. Een paar weken geleden hebben boeven mijn zadel ontvreemd, en ik kwam steeds maar niet toe aan een bezoek aan de fietsenwinkel, die zich op een klein half uur lopen van mijn huis bevindt. Ik loop met mijn fiets door Finsbury Park, en geniet van het zonnetje. Wat een februari... Als ik bij de fietsenwinkel ben komt er een man binnenlopen met een eveneens ontzadelde fiets. We lachen, en ik maak een grapje over de fietszadelbendes die de stad onveilig maken. Dan fiets ik naar de universiteit, waar ik nog een tijdje studeer. Om zes uur ga ik naar een van de gebouwen van de grote broer, het University College London, waar we repetitie hebben. Over drie weken is onze première al, maar de repetitie verloopt belabberd en het gebrek aan concentratie van sommigen irriteert me. Na afloop ga ik nog even langs de pub voor de tweewekelijkse borrel voor postgraduate studenten. De opkomst is laag, maar het is wel gezellig. Om een uur of twaalf fiets ik naar huis.

Het is dinsdag. Na een snelle douche en een kom ontbijtgranen spring ik op de fiets. Ik ben blij dat ik weer kan fietsen en niet elke dag ben aangewezen op een volle metro. Ik ben ook blij dat ik een helm draag, bedenk ik me als ik ternauwernood de moordaanslagen van Miss Diyarbakir '63, Opa Konstantinos en buschauffeur Bill overleef. Even afkloppen. Ik heb college in het gebouw aan Vernon Square. We kijken naar de vorming van laat-negentiende eeuwse mythen over de Indo-Europese oorsprong, naar de identificatie van het gebied van oorsprong met de Duitse gebieden (de 'Urheimat' ), en naar de creatie van de niet-Indo-Europese Ander als een bedreiging voor de pure oorspronkelijke cultuur - kortom, naar hoe antisemitisme deels voortkwam uit en gelegitimeerd werd door (semi-)wetenschappelijke theorieën. Na afloop van het college fiets ik naar het hoofdgebouw aan Russell Square. Ik haal mijn nagekeken papers op bij de faculty office, en zie tot mijn vreugde dat ik hoge cijfers heb gekregen en vooralsnog op koers lig voor een distinction. Dan ga ik naar de postgraduate common room, waar ik mij in een van de bordeauxrode luie stoelen nestel en artikelen lees over Japans ascetisme. Om zes uur ontmoet ik een vriendin, met wie ik eerst een kom ramen eet bij Tortoise and Hare, om vervolgens naar de repetitie van het wereldkoor te gaan. Binnenkort is onze uitvoering, en we herhalen een aantal liederen dat we eerder geleerd hebben; twee van de Balkan en drie uit zuidelijk Afrika. Zoals elke week geeft het zingen me veel energie. Na afloop lopen we naar de Theems. De Orchestra of the Age of Enlightenment geeft een concert in het kader van Nightshift: één uur durende concerten in een informele sfeer, waar studenten voor slechts vier pond naar toe kunnen. We krijgen enkele pianoconcerten van Mozart te horen. De pianist vertelt dat Mozart in feite een jazzpianist avant-la-lettre was, die tussen het orkest door improviseerde, de orkestleden en zichzelf daarmee uitdaagde en het publiek verraste. Hij laat ons horen hoe dat geklonken moet hebben, en het is fascinerend. Daarna krijgen we een dramatisch werk van Beethoven te horen - het contrast kon niet duidelijker zijn. Na een laatste drankje fiets ik naar huis.

Het is woensdag. De dag begint met een college 'Theory and Method in the Study of Religions'. Elke week verheug ik mij op deze twee uren, maar deze week nog een beetje meer dan anders, want de docent heeft een PhD-student uitgenodigd om te komen vertellen over zijn vergelijkende onderzoek naar de Kyoto School en recente Franse filosofie. Maar helaas, zijn verhaal is rommelig en onsamenhangend, hij geeft geen enkele uitleg bij de personen en concepten die hij ten tonele voert, zijn vraagstelling wordt mij niet duidelijk, en ik zet mijn vraagtekens bij zijn interpretatie van Nishida. Ik haal snel een kop koffie en een sandwich en ga dan naar mijn tweede college van de dag. We spreken over verschillende ascetische praktijken in Japan, hoe deze dienen tot het verkrijgen van charisma en religieuze macht, en hoe ze, in tegenstelling tot de gangbare idee, primair collectieve aangelegenheden zijn. We zien een fascinerende documentaire over Nichiren-monniken die in hartje winter honderd dagen vasten en continu emmers koud water over zichzelf heen gooien, onderwijl sutra's schreeuwend. Na afloop van het college ga ik alvast op zoek naar literatuur voor mijn afstudeerscriptie. Ik vind een paar interessante werken over verschillende vormen van de mythe van de verloren stammen van Israël en over Japan en haar Anderen, en ben aangenaam verrast. Aan het eind van de middag drink ik een biertje in de studentenbar, en ga dan met een vriend een hapje eten. In de kelder van een Koreaanse kruidenierswinkel bevindt zich een klein illegaal restaurantje, waar je voor nog geen vijf euro een kom bibimbap met een schaaltje kimchi en een bekertje soep krijgt. We hebben een vrij bizar gesprek over Liechtenstein en apenhersenen, waarna we teruggaan naar de bar om mee te doen aan de pubquiz. We doen het niet slecht, maar winnen niet omdat de quizmaster wilde horen dat de voodoo religie uit West-Afrika stamt. Ja hoor, en het christendom is ontstaan in het oude Egypte, ga toch fietsen. Voodoo is toch echt een Haïtiaanse constructie, deels gebaseerd op West-Afrikaanse, deels op Rooms-katholieke elementen. Maar ach, de derde plaats is ook leuk, vertellen we elkaar als we genieten van onze prijs, een fles wijn. Dan vraagt een vriend van mijn vriend of wij hem die avond willen aanmoedigen, omdat hij meedoet aan een travestieshow. Aha, vandaar die jurk en haklaarzen... Waarom ook niet. We gaan nog even langs Chinatown voor een hapje eten bij Kintaro, mijn favoriete Koreaans-Japanse restaurant, en begeven ons dan naar Soho. Voor de deur van de club staan twee meter lange kerels met sexy pruiken en minirokken te roken. Ik betreed voor het eerst in mijn leven een homoclub in Soho. Het is er eigenlijk best gezellig, en de muziek is prima. Na een tijdje gedanst te hebben is het tijd voor de show. Er wordt gejoeld en geklapt, er worden vrij hilarische karikaturen neergezet en er wordt veel gelachen. Best grappig, voor een keertje, maar ik wil het niet al te laat maken en ga dus toch maar halverwege naar huis.

Het is donderdag. Ik druk wat al te vaak op 'snooze', en moet me dus haasten. Omdat ik de vorige dag met de bus naar huis ben gegaan moet ik nu met de metro naar de universiteit. Ik las in de krant dat het Londense vervoersbedrijf geweigerd heeft een poster met een naakte renaissance-dame in de metro te hangen, omdat mensen daar wel eens aanstoot aan zouden kunnen nemen. Nou, preutse sukkels, ik neem aanstoot aan al die reclame voor louche Scheringa-achtige woekeraars die mensen in het ongeluk storten en voor plastische chirurgie en botox-behandelingen die geadverteerd worden alsof het de normaalste zaak van de wereld is, en aan die vreselijke infantiele posters met behaarde cupido's en couch potatoes die adverteren voor de een of andere datingsite. Een beetje kunst, dat zou de metro goed doen! Ik ben helaas een kwartier te laat voor mijn werkcollege, wat jammer is want mijn studiegenote geeft een interessante presentatie, gevolgd door een boeiende discussie. Na de lunch ga ik naar de postgraduate common room om te studeren. Ik heb volgende week een presentatie over Okinawaans sjamanisme en de rol van gender. Het is een fascinerend onderwerp, maar ik moet nog veel lezen want ik weet nog vrijwel niets van Okinawaanse religie. Maar oh, wat is die bank lekker zacht... Ik kan het niet laten, en geniet van een heerlijk middagdutje. Daarna lees ik verder. Om vijf uur is de wekelijkse lezing van de mytholoog. Hij spreekt even zacht, monotoon en lang als de vorige keren. Zijn verhaal zit vol met details waar ik nauwelijks chocola van kan maken. Ik teken een gemene joker, een stoere voetballer, een zwevende monnik, een emoe, een vlinder en een torii. Omdat ik vanavond niet bij de toneelrepetitie hoef te zijn ga ik na afloop van de vermoeiende lezing met mijn docente en een paar postdocs een hapje eten in het vegetarische Indiase restaurantje om de hoek. Er wordt gesproken over conferenties, over het nieuwste nummer van de nieuwsbrief waarvoor ik ook een stukje heb geschreven, en over het verschil tussen de Europese en de Amerikaanse academie. Wordt dit straks ook mijn wereld? Het klinkt in elk geval behoorlijk spannend allemaal...

Het is vrijdag. Vrijdag is een vrije dag, maar er moet wel gestudeerd worden. Dat lukt eigenlijk niet. Ik doe de was en ruim mijn kamer op, want beide waren hoognodig. Ik doe wat administratieve dingen die ik veel te lang heb laten liggen en schrijf twee kaartjes. Ik stuur een paar mailtjes en heb onverwacht een lang en vrij serieus chatgesprek met iemand. Ik bel naar White Hart Lane om te vragen of er al kaarten te koop zijn voor de UEFA-Cup wedstrijd tegen PSV, maar krijg te horen dat ik nog even geduld moet hebben. Tegen de tijd dat ik aan lezen toekom is de dag al vergevorderd. Na een tijdje gelezen te hebben doe ik boodschappen. Ik maak een eenvoudige doch smakelijke pasta met een tomaten-champignon roomsaus met zongedroogde tomaatjes, kappertjes en blaadjes van het basilicumplantje in de vensterbank. Het smaakt prima. Later die avond volgt een aangename verrassing: Zwartboek is op tv. Ik had de film nog niet gezien en bekijk hem samen met twee huisgenoten. De verhaallijn is soms wat ongeloofwaardig, maar dat neemt niet weg dat het een spannende en zeer onderhoudende film is.

Het is zaterdag. Ik realiseer me dat die presentatie steeds dichterbij komt, en lees een ietwat gedateerd boekje over de religie van Okinawa als achtergrondinformatie. Ik lees dat de hogepriesteres huisde in het paleis Shuri, dat ik drie jaar geleden bezocht heb, en bedenk me dat ik te zijner tijd best wel een jaartje in Okinawa zou willen wonen om onderzoek te doen voor mijn proefschrift. Ik eet een restje pasta en neem mijn tekst nog eens door, want om vijf uur heb ik tekstrepetitie. Het gaat onverwacht goed en ik krijg weer wat meer vertrouwen in de voorstelling. Ik ga direct door naar het feest voor postgraduate studenten van UCL en SOAS. Er zijn weinig mensen die ik ken, en de muziek is vrij beroerd, maar verder is het heel gezellig, getuige het ongemerkt voorbij vliegen van de tijd. Mogelijk heeft het feit dat de drankjes maar 1,50 kosten daar ook een en ander mee te maken. Om een uur of twee neem ik de bus terug naar huis. Na een middernachtelijke maaltijd ga ik slapen. Het was een mooie week.

Saturday 16 February 2008

De South Downs en de Seven Sisters

Februari was nog nooit zo mooi. Ik neem een paar dagen vrij van mijn studie om even te ontsnappen aan de vieze lucht en de anonieme haast van de grote stad, en geef mezelf een mooie wandeling cadeau. Helaas hebben de vrienden die hadden aangegeven mee te gaan op het laatste moment hun plannen veranderd, hetgeen mij behoorlijk irriteert. Mobiele telefonie en facebookcommunicatie hebben ons dan wel flexibeler gemaakt, maar ze hebben er ook voor gezorgd dat mijn generatie nauwelijks nog hecht aan afspraken. Ik word een beetje moe van de chronische besluiteloosheid waaraan velen ten prooi zijn gevallen, en vooral van het gemak waarmee men uitnodigingen negeert of last minute afzegt. Maar ja, goede wandelmaatjes zijn nou eenmaal dun gezaaid, dat wist ik al wel. Gelukkig ben ik zelf mijn beste wandelmaatje, denk ik tevreden terwijl de bus het Victoria busstation verlaat.

De bus steekt de Theems over. Er hangt nog een dunne laag grijzige ochtendnevel boven de rivier, maar het licht daarachter verraadt dat het een prachtige dag gaat worden. In de verte zie ik de London Eye wakker worden. We rijden door voorstadjes en voorstadjes, langs plantsoenen en fietsende forensen, voorbij statige appartementen en schattige negentiende eeuwse huisjes. Ik geniet van mijn ontbijt. Een volhardende verkoudheid houdt mij reeds enkele dagen gezelschap en zorgt er ook nu voor dat ik met regelmaat moet hoesten, maar ik heb mij vast voorgenomen mijn wandeling niet door hem te laten verpesten. Na een aangename busreis van ruim twee uur komen we aan in Brighton. De beruchte feeststad aan de zuidkust ligt ontspannen te zonnebaden. Het bizarre oriëntalistische Eftelingpaleis heet me welkom. Ik kan het niet laten even de Pier heen en weer te lopen. Ik loop langs de wit geverfde gietijzeren krullen en de houten bankjes, de souvenirwinkeltjes en de grijpautomaten, het tarotkarretje en de gokkasten, het krakkemikkige achtbaantje en het spookhuis. De stralende zon slaagt er niet volledig in de triestheid van de Pier te verhullen. Het is vergane glorie ten top.

Ik loop de stad uit en de South Downs in. Grasgroene heuvels strekken zich voor me uit. De routebeschrijving in mijn wandelgids is onzorgvuldig en ontoereikend, en binnen de kortste keren raak ik het paadje kwijt. Gelukkig kan ik op mijn richtingsgevoel vertrouwen. De eerste klim is meteen behoorlijk venijnig, maar als ik boven ben kan ik genieten van een ontzagwekkend uitzicht over glooiende groene velden, met her en der plukjes bos en dorpjes. Een eenzame boom begroet me. Zijn takken wapperen als haren met de wind mee. Twee fazanthanen vechten een vete uit. Ik loop in de richting die me de juiste lijkt, en na een tijdje vind ik inderdaad een markering die me vertelt dat ik de South Downs Way gevonden heb. De wandeling is begonnen.

Het landschap wordt hoe langer hoe weidser. Al lopende geniet ik van een godenmaal bestaande uit een appel, gedroogde dadels en dropjes. Goudgele bloempjes doen me denken dat het lente is. Brem hoort pas in mei te bloeien, maar deze bremstruiken trekken zich daar weinig van aan en vieren uitbundig het vele zonlicht dat ze nu reeds krijgen. Af en toe ontmoet ik een andere wandelaar. In het dal beneden me zie ik de torens van Lewes. De zon bruint mijn onderarmen, maar ik ben niet van plan haar te verklappen dat ze zich heeft vergist in het jaargetijde. Ik geniet van de kleuren. Elk veld heeft zijn eigen groen, en achter iedere heuvel wacht weer een nieuwe compositie. Overal liggen vuurstenen, maar het lukt me niet een vuurtje te maken. Een grote koe met een paar vervaarlijke hoorns beschermt haar kudde. Ze acht me ongevaarlijk en laat me doorlopen. Wollige knuffelkalfjes kijken me met grote ogen aan. De frisse zeelucht maakt tijdelijk plaats voor een geur die herinneringen oproept aan verjaardagspartijtjes van klasgenootjes die op een boerderij woonden, aan ranja en biscuitjes en hooibalen en een stal met een monsterlijk grote stier. Ik kijk naast me en zie dat ik naast een gebergte koeienmest loop. Vandaar.

De zon begint te zakken, maar zendt nog gauw een paar zomerse stralen mijn kant op. Ook de grote zoemende hommel die mijn sinaasappel probeert te jatten denkt dat het al lente is. Het groen verandert met het licht mee. Een silhouet van een jonge boom toont het ongelijk van Plato aan. Niets is zo mooi als tegenlicht.

Ik loop een sprookjesdorp in. Het jeugdherbergje ligt fraai naast het middeleeuwse kerkje en het sneeuwklokjeskerkhof. Helaas is hij gesloten. Ik vraag in het rond. Wandelervaringen in Frankrijk leerden mij dat in een klein dorp als deze de sleutel van de gîte d'étape snel gelokaliseerd is. Dat blijkt ook nu het geval: een boerin vertelt mij dat haar moeder de jeugdherberg runt. Edoch, de plek is en blijft gesloten, want het is nog februari, en regels zijn regels. En nee, ze heeft geen andere suggesties. Ik zie haar blozende dochter en denk met een zekere weemoed aan het idyllische, gastvrije Europa van Vroeger - het Europa uit de tijd van de sprookjes, de tijd van Narziss und Goldmund en Een brief voor de koning, de tijd waarin een eenzame reiziger nog onderdak en een eenvoudig maal kreeg van gastvrije boerenfamilies. Als een Goldmund rond te reizen, verhalen te vertellen, de schoonheid des levens te bezingen en onschuldige boerendochters in te wijden in de geheimen van de liefde, hoe mooi zou dat zijn...!

Maar eerlijk is eerlijk, ik ben noch een romantische Zwitserse schrijver, noch een KRO-programmamaker, en ik zal dan ook geen poging doen het plattelandsleven te verheerlijken. Daarvoor heb ik de afgelopen weken net iets teveel gehoord over de politiek van nostalgie en de constructie van traditie. Ik weet donders goed dat boerderijen moderne bedrijven zijn, dat de regels van het kapitalisme op het platteland net zo hard gelden als elders, en dat veel van die idyllische plaatjes alleen bestaan bij gratie van EU-subsidies. Maar gelukkig doet de boze realiteit niets af aan de schoonheid van de lage zon boven de heuvels. Ik maak me geen zorgen over mijn overnachting, want ik weet dat ik nog een klein uur wandelen verwijderd ben van een trein die mij terugbrengt naar Brighton. De lucht kleurt oranje. Een nieuwe lente en een nieuw geluid. Jeugdherberg of niet, ik ben gelukkig, besef ik me verbaasd maar dankbaar. Af en toe doet een langsrijdende SUV zijn best mij chagrijnig te maken, maar ze zijn weinig succesvol.

Dan zie ik in de verte iets groots liggen. Als ik dichterbij kom herken ik zijn zwart-wit gestreepte kop. Hij ligt opgerold, alsof hij een dutje doet, maar ik weet dat hij dood is. De grijze vacht glanst nog na. Het is een prachtig dier. Ik moet huilen. Stomme stinkende kutauto's. Rijke rotzakken, ellendige patsers in jullie moord-SUV's, kijk nou wat jullie hebben gedaan. Ik haat jullie.

In een betoverend mooi twaalfde eeuws kerkje met een raponseltorentje bid ik voor de mooie das en dank ik voor de schoonheid van de wandeling. Het kerkhofje is gevuld met narcissen, krokussen en sneeuwklokjes. Ooit zal ik in dit kerkje trouwen, als God het wil. Ik weet alleen nog niet met wie. Ik loop de laatste kilometer naar het minuscule treinstationnetje van Southease, dat zich in the middle of nowhere bevindt. In de verte hoor ik geknal. Daar gaat weer een vos. Er zijn weinig mensen aan wie ik echt een hekel heb, maar voor jagers en SUV-patsers maak ik een uitzondering. Oprotten jullie.

De trein brengt me terug naar Brighton, waar ik de vrienden ontmoet die niet meegingen op de wandeling. Ik geniet van een berg fish and chips en een heerlijk biertje. We maken een korte avondwandeling over het kiezelstrand. De zee zingt een lied. De koude wind geeft mijn verkoudheid een duwtje in de rug. De volgende ochtend besluit men, na het nodige getwijfel en geweifel, met mij de wandeling te vervolgen. Ze zullen er geen spijt van krijgen.

De trein brengt ons terug naar het ministationnetje van Southease. Ook deze dag begint met een flinke klim. Het uitzicht is zo mogelijk nog indrukwekkender dan gisteren, de zon zo mogelijk nog guller. Na de steile klim blijven we tot het eind van de dag min of meer op niveau. We krijgen gezelschap van kuddes schapen. Een van mijn medewandelaars blijkt dezelfde droom te hebben als ik. Een oud huis in de heuvels, een biologische groente- en kruidentuin, een pensionnetje en restaurantje en workshops en wandelingen in de omgeving en dan kinderboeken schrijven. Frankrijk, dacht ik, of Engeland of Texel, maar ze stelt de Kansai voor. Dat mag ook. 'Er moet altijd iets te dromen zijn | Dromen zorgen dat je leeft', zong de Groningse groep Kloosterboer ooit. 'Laat het gras over de heuvels groener zijn dan bij jezelf.' En jawel, hoe verder de wandeling vordert, hoe groener het gras wordt, en hoe mooier de heuvels. De zon geeft ons duizend tinten groen. De schapen blaten goedkeurend. Even is de lucht vol met vliegers, parapentes en modelvliegtuigjes, dan is hij weer leeg. Mijn vrienden zijn blij dat ze voor de wandeling hebben gekozen, en ik ook. Het is goed je eten te mogen delen. Vier is een mooi aantal.

We dalen af naar Alfriston, een ander nostalgisch sprookjesdorp. De langsrazende SUV's en Audi's verraden ook hier de prozaïsche realiteit: de idylle is slechts weggelegd voor de happy few die beschikken over uitpuilende bankrekeningen. Plotseling valt de duisternis. De jeugdherberg bevindt zich twee kilometer buiten het dorp, en de laatste loodjes wegen het zwaarst. Maar de herberg is de omweg waard: een grijs bakstenen kasteeltje, met luiken voor de ramen en schuine daken en knetterende houtkachels en antieke fauteuils. Na een welverdiende douche begeven we ons via een donker paadje naar een ander nabijgelegen dorpje. In de verte klinkt de roep van een uil. Sinds ik de woestijn van Mar Mousa verliet zag ik niet zo'n stralend volle sterrenhemel. Daar valt er eentje.

Ze wijst Cassiopeia aan.

We gaan naar binnen in wat best wel eens de mooiste pub van het land zou kunnen zijn. Houten vaten zijn omgetoverd tot hobbitstoeltjes. De waardin noemt ons allemaal 'honey'. De tomatensoep is rijk gevuld, de wijn maakt doezelig. Het is definitief: ik ben verliefd op Sussex.

De derde dag breekt aan. Ik heb heerlijk geslapen. We wandelen verder, over glooiende velden en door koele bossen. Vogels zingen hun liederen. Vandaag is de mooiste februaridag ooit, dat kan niet anders. We komen in het volgende sprookjesdorpje, West Dean. Hier rijden gelukkig geen auto's. We passeren een perfecte boomhut, een vrouw die in de tuin werkt en ons vriendelijk begroet, de mooiste huizen van de wereld en een prachtige kerk. Een huwelijksceremonie kost 247 pond. Niet gek. De dropjes smaken heerlijk. In het bos hebben mensen houten tipi's gebouwd.

De rivier meandert het Kanaal in. Het is een prachtige aardrijkskundetekstboekmeander. Ik wist niet dat ze echt bestonden. Ik leg mijn medewandelaars uit hoe dat zit met sedimentatie en erosie, en ben er zelf verbaasd over dat ik het nog weet, bijna zeven jaar na het eindexamen. We klimmen een hoge heuvel op. De koeien en schapen om ons heen grazen rustig verder. De routebeschrijving is andermaal slecht, en we lopen een stuk dwars door een weiland, maar het geeft niet want het komt wel goed. We klimmen verder. Dan zie ik in de verte de zee. De groene heuvels zijn plotseling afgesneden. Ze blijken van wit krijt gemaakt te zijn. We lopen tot bij de rand, en voor ons strekt de zee zich uit. De zon kleurt haar goud. We staan op de eerste van de Seven Sisters, de met groen tapijt bedekte witte krijtrotsen ten westen van Eastbourne. Het uitzicht is adembenemend. Ik geloof niet dat ooit een lucht zo blauw, een zee zo goud, gras zo groen en rotsen zo wit waren. Niet in mijn herinnering, ten minste. Wat kan de wereld soms toch mooi zijn.

Die tranen komen van de wind, en van het tegenlicht, niets anders.

De wandeling is een achtbaan, maar de frisse lucht maakt het klimmen een beetje eenvoudiger. We genieten van de schoonheid om ons heen. We lachen en zingen en kletsen en zwijgen. Bovenop de vierde heuvel pauzeren we voor lunch. Ik ben de enige die voldoende eten bij zich heeft, maar het is dan ook wel het lekkerste eten van de wereld: een homp bruin brood, een blik knakworstjes en een sinaasappel. We delen de verrukkelijke maaltijd. Een aantal gekke foto's later vervolgen we de wandeling. We passeren een grijswit vuurtorentje bovenop een heuvel, en een rood-wit gestreept vuurtorentje op een eilandje vlak voor de kust. Dit is de Beachy Head. Meeuwen zweven boven ons, hun buikjes stralend wit. Ik wist niet dat meeuwen zo mooi konden zijn. Bovenop de laatste heuvel bevindt zich de misschien wel op één na mooiste pub van het land. De wortelsoep smaakt zoals hij hoort te smaken. Dan nemen we afscheid van de Seven Sisters en dalen af naar Eastbourne. De zon zakt weg achter de horizon.

Als we in het stadje zijn is het donker. We lopen langs de boulevard. Oersaai ogende en te dure bejaardenhotels volgen elkaar op. Het zal in een van deze hotels zijn geweest dat de Opperheks in een muis veranderde en doodgeslagen werd, en met haar alle heksen van Engeland. Ik heb geen zin om nu de trein terug te nemen naar Londen, en vanavond weer in een volle, anonieme metro te moeten zitten. We nemen de enige juiste beslissing: de bus naar Brighton, alwaar we nog een nachtje overnachten. Nog even gokken op de Pier, nog een laatste ochtend zon, nog een bezoekje aan het museum, nog één keer fish and chips op het strand.

Als we terug in Londen zijn, is de lucht grijs. In de metro is een man met een houten kruis in zijn hand druk doende alle passagiers een voor een te zegenen. Ik sluit mijn ogen. Bedankt voor deze drie prachtige dagen. Bedankt voor de schoonheid.

Monday 4 February 2008

Zwijgende sprookjes

Londen is moe, en ik ook een beetje. Dingen moeten. Mensen rennen, het hoofd vol van de dingen die moeten. Het metrostation is gevuld met politieagenten en herdershonden, maar ze worden door iedereen genegeerd. In de straat wordt gezongen noch gefloten. Men legt zwijgzaam de dagelijkse route af. Agenda's staan vol, maar niemand weet waarmee precies. Ik heb al in geen weken een eekhoorntje gezien.

De mytholoog kwam uit Japan overgevlogen om ons te vertellen over middeleeuwse boeddhistische goden en demonen. Hij sprak met zachte stem en lachte verlegen. Hij schaamde zich voor zijn Engels, ook al kon hij zich er prima in redden. We kregen teksten voorgeschoteld in klassiek Chinees. Gelukkig vertaalde hij ze voor ons, want ze waren mij Chinees. Woeste wezens aten de harten uit de mensen die gedoemd waren te sterven. Gelukkig temde een god de woeste wezens. De zachte, monotone stem van de mytholoog deed mijn gedachten afdwalen. Had ik nog maar een kop koffie gehaald. We vroegen hem meer te vertellen over de ideologische context van de mythen, ongeïnteresseerd als we waren in de structurele overeenkomsten tussen Indiase en Japanse mythen. De mytholoog lachte verlegen. Volgende week.

De repetities vorderden. We speelden 'Hurlyburly', een Amerikaans stuk uit de jaren tachtig. Een viertal half mislukte Hollywoodtypes probeert betekenis te geven aan het leven, maar is daarin weinig succesvol. (Men moet helemaal geen betekenis willen geven aan het leven, net zomin als men geluk moet nastreven, want daarmee externaliseert men die betekenis c.q. dat geluk en vervreemdt men zich er zodoende van - maar dat begrijpen onze personages niet, en gelukkig maar, want daarin ligt natuurlijk de tragedie.) Drugs en cynisme voldoen nauwelijks, vriendschap blijkt fragiel. Een operazanger vertelde ons hoe we onze stem moeten gebruiken. Hij was bizar goed. Ik wist niet dat mijn stem dat kon.

Ik werd steeds uitgenodigd voor feestjes. Het waren hele verschillende feestjes, maar overal waren er gesprekken over Japan en het Midden-Oosten en onze eigen kleine individuele toekomst. Gelukkig werd er tussendoor ook nog getafelvoetbald. Dagdromen kwamen en gingen als zeepbellen. Er zaten enkele hele mooie gekleurde zeepbellen tussen. Het zou kunnen dat ze nog ergens rondzweven, en op een onverwacht moment weer tevoorschijn komen. Wie weet.

Een vriendin nodigde me uit om haar verjaardag te komen vieren. We aten verrukkelijke vissoep in een Filipijns eethuisje. Daarna verplaatsten we ons om de een of andere reden naar de hipste cocktailbar van de stad. Een gemiddelde cocktail kostte dertien euro, de boemboemmuziek maakte een gesprek onmogelijk, de Indiase nootjesmix was gênant saai en we waren omringd door stinkend rijke glimblouseyuppen, maar verder was het erg gezellig. Een glas sap kostte zes euro, maar, toegegeven, munt, cranberry- en watermeloensap bleken een prima combinatie.

Een andere vriendin nodigde me uit om mee te komen naar een Japanse housewarmingparty. De tafel stond vol bordjes met netjes gesneden blokjes sandwich. Vanaf het balkon konden we de hele stad zien. Iemand vertelde mij dat Japanners geen religie hadden, maar dat hij de George Lucas-religie aanhing. Hij vroeg me of ik een jedi was, dan wel aan de slechte kant stond. We kregen heerlijke champagne en udon. Iedereen bleek naar dezelfde universiteit te zijn gegaan. Een van de aanwezigen was achtervolgd door pech na een bezoek aan Stonehenge, en we vroegen ons af of hij misschien in de verkeerde richting eromheen was gelopen. Iemand vroeg me waar mijn scriptie over gaat, en ik deed mijn best het uit te leggen. Het lukte aardig, maar ik moet nog even studeren op de Japanse vertaling van woorden als 'narratief', 'oorsprongsmythe', 'de Ander', 'projectie' en 'constructie'. In de verte zagen we de blauwe lichtjes van de London Eye.

Vier Britse vrienden nodigden me uit voor een drankje op vrijdagavond. We praatten over literatuur en ik leerde Welsh en we speelden poker. Ik vermaakte me prima, maar toen raakten ze om de een of andere reden verveeld. Vier nette witte lijntjes werden tevoorschijn getoverd, om de boel weer een beetje te betoveren. Ik bedankte. Het pokerspel werd niet afgemaakt.

Ik stapte de laatste Piccadilly lijn van de avond in. Een man met grijze haren en een stoppelbaard deed een erotische dans met de paal in het midden van de trein. Naast hem deed een jongedame met een grote designzonnebril, een zwarte baret en een kort rokje haar best haar evenwicht te bewaren. 'Ik sta op een surfplank', gilde ze. De paaldansende grijze man steunde wat en deed pogingen haar hand te grijpen, maar ze schold hem uit. 'Oude viespeuk, je bent hier niet in Amsterdam!' riep haar vriendin hem toe. Vijf mensen, waaronder de vriendin, filmden het geheel met hun mobiele telefoon, teneinde het gebeuren later op youtube te kunnen zetten. De voice-over liet geen twijfel bestaan over het type drugs dat de surfster had genomen. De man deed nog wat pogingen haar aandacht te winnen, zich niet geheel bewust van de beledigingen die hij onderging. De cameravrouw daagde haar surfende vriendin uit hem een schop te geven. 'Ik geef je dertig pond, nee veertig, nee vijftig als je hem schopt', krijste ze. Even overwoog de ander het aanbod, maar toen kwam er een grote golf aan en richtte haar aandacht zich weer op de surfplank. 'Vind je ook niet dat die man geestelijk gestoord is', vroeg de filmende vriendin mij. De neerbuigende uitdrukking op haar gezicht ging schuil achter een dikke laag plamuur. 'Ach, ik denk meer dat mensen zich nu eenmaal een beetje gek gedragen als ze onder invloed zijn van een combinatie van alcohol en drugs', antwoordde ik, terugdenkend aan de ontboezemingen die een van mijn vrienden mij na afloop van het pokerspel had gedaan. Mijn antwoord ging echter verloren in de ruis van de nacht. 'Ik ga ook aan boord!' riep het kind, en ze sprong bij haar vriendin op de surfplank. Toen was de trein bij Leicester Square. De dames wierpen nog een paar grove beledigingen richting de paaldansende meneer, en gingen toen hun weg. De man ging zitten. De omstanders borgen hun mobiele telefoons weer op.

Een muis rende langs. Hij was zo snel dat niemand hem zag, behalve ik. Verderop stak een vos de weg over. Het was middenin de stad, maar hij bleef gelukkig net buiten het bereik van de koplampen. Een merel hupte door het parkje. Haar lied kwam nauwelijks boven het geluid van de stilte uit. Ze beschouwden ons en spraken over ons, maar wij konden hen niet verstaan. Dat was niet zo verwonderlijk, want we deden er ook geen enkele moeite voor. Sommige mensen betreurden dat, en vonden dat dat moest veranderen. En dus schreven en herschreven ze sprookjes.

Er moeten altijd sprookjes zijn. Maar ik vond het wel jammer dat de mensen alleen in de sprookjes geloofden als ze al hun grenzen hadden weggesnoven of -gedronken.

Volgende keer vertel ik een mooi verhaal.