Februari was nog nooit zo mooi. Ik neem een paar dagen vrij van mijn studie om even te ontsnappen aan de vieze lucht en de anonieme haast van de grote stad, en geef mezelf een mooie wandeling cadeau. Helaas hebben de vrienden die hadden aangegeven mee te gaan op het laatste moment hun plannen veranderd, hetgeen mij behoorlijk irriteert. Mobiele telefonie en facebookcommunicatie hebben ons dan wel flexibeler gemaakt, maar ze hebben er ook voor gezorgd dat mijn generatie nauwelijks nog hecht aan afspraken. Ik word een beetje moe van de chronische besluiteloosheid waaraan velen ten prooi zijn gevallen, en vooral van het gemak waarmee men uitnodigingen negeert of last minute afzegt. Maar ja, goede wandelmaatjes zijn nou eenmaal dun gezaaid, dat wist ik al wel. Gelukkig ben ik zelf mijn beste wandelmaatje, denk ik tevreden terwijl de bus het Victoria busstation verlaat.
De bus steekt de Theems over. Er hangt nog een dunne laag grijzige ochtendnevel boven de rivier, maar het licht daarachter verraadt dat het een prachtige dag gaat worden. In de verte zie ik de London Eye wakker worden. We rijden door voorstadjes en voorstadjes, langs plantsoenen en fietsende forensen, voorbij statige appartementen en schattige negentiende eeuwse huisjes. Ik geniet van mijn ontbijt. Een volhardende verkoudheid houdt mij reeds enkele dagen gezelschap en zorgt er ook nu voor dat ik met regelmaat moet hoesten, maar ik heb mij vast voorgenomen mijn wandeling niet door hem te laten verpesten. Na een aangename busreis van ruim twee uur komen we aan in Brighton. De beruchte feeststad aan de zuidkust ligt ontspannen te zonnebaden. Het bizarre oriëntalistische Eftelingpaleis heet me welkom. Ik kan het niet laten even de Pier heen en weer te lopen. Ik loop langs de wit geverfde gietijzeren krullen en de houten bankjes, de souvenirwinkeltjes en de grijpautomaten, het tarotkarretje en de gokkasten, het krakkemikkige achtbaantje en het spookhuis. De stralende zon slaagt er niet volledig in de triestheid van de Pier te verhullen. Het is vergane glorie ten top.
Ik loop de stad uit en de South Downs in. Grasgroene heuvels strekken zich voor me uit. De routebeschrijving in mijn wandelgids is onzorgvuldig en ontoereikend, en binnen de kortste keren raak ik het paadje kwijt. Gelukkig kan ik op mijn richtingsgevoel vertrouwen. De eerste klim is meteen behoorlijk venijnig, maar als ik boven ben kan ik genieten van een ontzagwekkend uitzicht over glooiende groene velden, met her en der plukjes bos en dorpjes. Een eenzame boom begroet me. Zijn takken wapperen als haren met de wind mee. Twee fazanthanen vechten een vete uit. Ik loop in de richting die me de juiste lijkt, en na een tijdje vind ik inderdaad een markering die me vertelt dat ik de South Downs Way gevonden heb. De wandeling is begonnen.
Het landschap wordt hoe langer hoe weidser. Al lopende geniet ik van een godenmaal bestaande uit een appel, gedroogde dadels en dropjes. Goudgele bloempjes doen me denken dat het lente is. Brem hoort pas in mei te bloeien, maar deze bremstruiken trekken zich daar weinig van aan en vieren uitbundig het vele zonlicht dat ze nu reeds krijgen. Af en toe ontmoet ik een andere wandelaar. In het dal beneden me zie ik de torens van Lewes. De zon bruint mijn onderarmen, maar ik ben niet van plan haar te verklappen dat ze zich heeft vergist in het jaargetijde. Ik geniet van de kleuren. Elk veld heeft zijn eigen groen, en achter iedere heuvel wacht weer een nieuwe compositie. Overal liggen vuurstenen, maar het lukt me niet een vuurtje te maken. Een grote koe met een paar vervaarlijke hoorns beschermt haar kudde. Ze acht me ongevaarlijk en laat me doorlopen. Wollige knuffelkalfjes kijken me met grote ogen aan. De frisse zeelucht maakt tijdelijk plaats voor een geur die herinneringen oproept aan verjaardagspartijtjes van klasgenootjes die op een boerderij woonden, aan ranja en biscuitjes en hooibalen en een stal met een monsterlijk grote stier. Ik kijk naast me en zie dat ik naast een gebergte koeienmest loop. Vandaar.
De zon begint te zakken, maar zendt nog gauw een paar zomerse stralen mijn kant op. Ook de grote zoemende hommel die mijn sinaasappel probeert te jatten denkt dat het al lente is. Het groen verandert met het licht mee. Een silhouet van een jonge boom toont het ongelijk van Plato aan. Niets is zo mooi als tegenlicht.
Ik loop een sprookjesdorp in. Het jeugdherbergje ligt fraai naast het middeleeuwse kerkje en het sneeuwklokjeskerkhof. Helaas is hij gesloten. Ik vraag in het rond. Wandelervaringen in Frankrijk leerden mij dat in een klein dorp als deze de sleutel van de gîte d'étape snel gelokaliseerd is. Dat blijkt ook nu het geval: een boerin vertelt mij dat haar moeder de jeugdherberg runt. Edoch, de plek is en blijft gesloten, want het is nog februari, en regels zijn regels. En nee, ze heeft geen andere suggesties. Ik zie haar blozende dochter en denk met een zekere weemoed aan het idyllische, gastvrije Europa van Vroeger - het Europa uit de tijd van de sprookjes, de tijd van Narziss und Goldmund en Een brief voor de koning, de tijd waarin een eenzame reiziger nog onderdak en een eenvoudig maal kreeg van gastvrije boerenfamilies. Als een Goldmund rond te reizen, verhalen te vertellen, de schoonheid des levens te bezingen en onschuldige boerendochters in te wijden in de geheimen van de liefde, hoe mooi zou dat zijn...!
Maar eerlijk is eerlijk, ik ben noch een romantische Zwitserse schrijver, noch een KRO-programmamaker, en ik zal dan ook geen poging doen het plattelandsleven te verheerlijken. Daarvoor heb ik de afgelopen weken net iets teveel gehoord over de politiek van nostalgie en de constructie van traditie. Ik weet donders goed dat boerderijen moderne bedrijven zijn, dat de regels van het kapitalisme op het platteland net zo hard gelden als elders, en dat veel van die idyllische plaatjes alleen bestaan bij gratie van EU-subsidies. Maar gelukkig doet de boze realiteit niets af aan de schoonheid van de lage zon boven de heuvels. Ik maak me geen zorgen over mijn overnachting, want ik weet dat ik nog een klein uur wandelen verwijderd ben van een trein die mij terugbrengt naar Brighton. De lucht kleurt oranje. Een nieuwe lente en een nieuw geluid. Jeugdherberg of niet, ik ben gelukkig, besef ik me verbaasd maar dankbaar. Af en toe doet een langsrijdende SUV zijn best mij chagrijnig te maken, maar ze zijn weinig succesvol.
Dan zie ik in de verte iets groots liggen. Als ik dichterbij kom herken ik zijn zwart-wit gestreepte kop. Hij ligt opgerold, alsof hij een dutje doet, maar ik weet dat hij dood is. De grijze vacht glanst nog na. Het is een prachtig dier. Ik moet huilen. Stomme stinkende kutauto's. Rijke rotzakken, ellendige patsers in jullie moord-SUV's, kijk nou wat jullie hebben gedaan. Ik haat jullie.
In een betoverend mooi twaalfde eeuws kerkje met een raponseltorentje bid ik voor de mooie das en dank ik voor de schoonheid van de wandeling. Het kerkhofje is gevuld met narcissen, krokussen en sneeuwklokjes. Ooit zal ik in dit kerkje trouwen, als God het wil. Ik weet alleen nog niet met wie. Ik loop de laatste kilometer naar het minuscule treinstationnetje van Southease, dat zich in the middle of nowhere bevindt. In de verte hoor ik geknal. Daar gaat weer een vos. Er zijn weinig mensen aan wie ik echt een hekel heb, maar voor jagers en SUV-patsers maak ik een uitzondering. Oprotten jullie.
De trein brengt me terug naar Brighton, waar ik de vrienden ontmoet die niet meegingen op de wandeling. Ik geniet van een berg fish and chips en een heerlijk biertje. We maken een korte avondwandeling over het kiezelstrand. De zee zingt een lied. De koude wind geeft mijn verkoudheid een duwtje in de rug. De volgende ochtend besluit men, na het nodige getwijfel en geweifel, met mij de wandeling te vervolgen. Ze zullen er geen spijt van krijgen.
De trein brengt ons terug naar het ministationnetje van Southease. Ook deze dag begint met een flinke klim. Het uitzicht is zo mogelijk nog indrukwekkender dan gisteren, de zon zo mogelijk nog guller. Na de steile klim blijven we tot het eind van de dag min of meer op niveau. We krijgen gezelschap van kuddes schapen. Een van mijn medewandelaars blijkt dezelfde droom te hebben als ik. Een oud huis in de heuvels, een biologische groente- en kruidentuin, een pensionnetje en restaurantje en workshops en wandelingen in de omgeving en dan kinderboeken schrijven. Frankrijk, dacht ik, of Engeland of Texel, maar ze stelt de Kansai voor. Dat mag ook. 'Er moet altijd iets te dromen zijn | Dromen zorgen dat je leeft', zong de Groningse groep Kloosterboer ooit. 'Laat het gras over de heuvels groener zijn dan bij jezelf.' En jawel, hoe verder de wandeling vordert, hoe groener het gras wordt, en hoe mooier de heuvels. De zon geeft ons duizend tinten groen. De schapen blaten goedkeurend. Even is de lucht vol met vliegers, parapentes en modelvliegtuigjes, dan is hij weer leeg. Mijn vrienden zijn blij dat ze voor de wandeling hebben gekozen, en ik ook. Het is goed je eten te mogen delen. Vier is een mooi aantal.
We dalen af naar Alfriston, een ander nostalgisch sprookjesdorp. De langsrazende SUV's en Audi's verraden ook hier de prozaïsche realiteit: de idylle is slechts weggelegd voor de happy few die beschikken over uitpuilende bankrekeningen. Plotseling valt de duisternis. De jeugdherberg bevindt zich twee kilometer buiten het dorp, en de laatste loodjes wegen het zwaarst. Maar de herberg is de omweg waard: een grijs bakstenen kasteeltje, met luiken voor de ramen en schuine daken en knetterende houtkachels en antieke fauteuils. Na een welverdiende douche begeven we ons via een donker paadje naar een ander nabijgelegen dorpje. In de verte klinkt de roep van een uil. Sinds ik de woestijn van Mar Mousa verliet zag ik niet zo'n stralend volle sterrenhemel. Daar valt er eentje.
Ze wijst Cassiopeia aan.
We gaan naar binnen in wat best wel eens de mooiste pub van het land zou kunnen zijn. Houten vaten zijn omgetoverd tot hobbitstoeltjes. De waardin noemt ons allemaal 'honey'. De tomatensoep is rijk gevuld, de wijn maakt doezelig. Het is definitief: ik ben verliefd op Sussex.
De derde dag breekt aan. Ik heb heerlijk geslapen. We wandelen verder, over glooiende velden en door koele bossen. Vogels zingen hun liederen. Vandaag is de mooiste februaridag ooit, dat kan niet anders. We komen in het volgende sprookjesdorpje, West Dean. Hier rijden gelukkig geen auto's. We passeren een perfecte boomhut, een vrouw die in de tuin werkt en ons vriendelijk begroet, de mooiste huizen van de wereld en een prachtige kerk. Een huwelijksceremonie kost 247 pond. Niet gek. De dropjes smaken heerlijk. In het bos hebben mensen houten tipi's gebouwd.
De rivier meandert het Kanaal in. Het is een prachtige aardrijkskundetekstboekmeander. Ik wist niet dat ze echt bestonden. Ik leg mijn medewandelaars uit hoe dat zit met sedimentatie en erosie, en ben er zelf verbaasd over dat ik het nog weet, bijna zeven jaar na het eindexamen. We klimmen een hoge heuvel op. De koeien en schapen om ons heen grazen rustig verder. De routebeschrijving is andermaal slecht, en we lopen een stuk dwars door een weiland, maar het geeft niet want het komt wel goed. We klimmen verder. Dan zie ik in de verte de zee. De groene heuvels zijn plotseling afgesneden. Ze blijken van wit krijt gemaakt te zijn. We lopen tot bij de rand, en voor ons strekt de zee zich uit. De zon kleurt haar goud. We staan op de eerste van de Seven Sisters, de met groen tapijt bedekte witte krijtrotsen ten westen van Eastbourne. Het uitzicht is adembenemend. Ik geloof niet dat ooit een lucht zo blauw, een zee zo goud, gras zo groen en rotsen zo wit waren. Niet in mijn herinnering, ten minste. Wat kan de wereld soms toch mooi zijn.
Die tranen komen van de wind, en van het tegenlicht, niets anders.
De wandeling is een achtbaan, maar de frisse lucht maakt het klimmen een beetje eenvoudiger. We genieten van de schoonheid om ons heen. We lachen en zingen en kletsen en zwijgen. Bovenop de vierde heuvel pauzeren we voor lunch. Ik ben de enige die voldoende eten bij zich heeft, maar het is dan ook wel het lekkerste eten van de wereld: een homp bruin brood, een blik knakworstjes en een sinaasappel. We delen de verrukkelijke maaltijd. Een aantal gekke foto's later vervolgen we de wandeling. We passeren een grijswit vuurtorentje bovenop een heuvel, en een rood-wit gestreept vuurtorentje op een eilandje vlak voor de kust. Dit is de Beachy Head. Meeuwen zweven boven ons, hun buikjes stralend wit. Ik wist niet dat meeuwen zo mooi konden zijn. Bovenop de laatste heuvel bevindt zich de misschien wel op één na mooiste pub van het land. De wortelsoep smaakt zoals hij hoort te smaken. Dan nemen we afscheid van de Seven Sisters en dalen af naar Eastbourne. De zon zakt weg achter de horizon.
Als we in het stadje zijn is het donker. We lopen langs de boulevard. Oersaai ogende en te dure bejaardenhotels volgen elkaar op. Het zal in een van deze hotels zijn geweest dat de Opperheks in een muis veranderde en doodgeslagen werd, en met haar alle heksen van Engeland. Ik heb geen zin om nu de trein terug te nemen naar Londen, en vanavond weer in een volle, anonieme metro te moeten zitten. We nemen de enige juiste beslissing: de bus naar Brighton, alwaar we nog een nachtje overnachten. Nog even gokken op de Pier, nog een laatste ochtend zon, nog een bezoekje aan het museum, nog één keer fish and chips op het strand.
Als we terug in Londen zijn, is de lucht grijs. In de metro is een man met een houten kruis in zijn hand druk doende alle passagiers een voor een te zegenen. Ik sluit mijn ogen. Bedankt voor deze drie prachtige dagen. Bedankt voor de schoonheid.
Eerdere reacties:
ReplyDeleteDea, 17 februari 2008
Prachtige foto's, fijn dat het goed blijft gaan!!
groetjes van hier.
Sanne, 17 februari 2008:
Hee Aike!
Leuk om wat van je te horen! Zo te lezen heb je het wel naar je zin daar in het Britse. Ik moest erg lachen om een van je eerste stukken waarin je schrijft over het opzeggen van het contract voor je mobiele telefoon; ik kreeg ook te horen dat ik dat drie maanden eerder had moeten doen, erg herkenbaar.
Als je weer in het land bent moeten we inderdaad weer thee gaan drinken en bijkletsen!
Doe je de groetjes aan Linda?
Liefs,
Sanne
Marina, 17 februari 2008:
Inderdaad mooie foto's! Blijf genieten en tijd nemen voor zulke mooie dingen.
Dikke kus uit Grun
Gerrie de Heer, 17 februari 2008:
lieve Aike, wat neem je je lezers en lezeressen weer mee op een schitterende tocht door dit mooie verhaal, in gedachten ben ik met je meegereisd
liefs Gerrie
Jacqueline, 18 februari 2008:
Hoi Aike,
Ik was helemaal vergeten dat jij naar Londen wilde gaan dit jaar! Ik was er twee weken geleden nog...
Klinkt als een mooie wandeling trouwens. Jammer dat het voor mij nogal ver weg is. Engeland is nog best groot :)
Groetjes Jacqueline.
Greetje, 22 februari 2008:
Hoi Aike, eindelijk is het me gelukt om je te vinden op watabi en om je mooie verhaal te lezen. Bofkont, wandelen in februari met mooi weer.
Vandaag wandelde ik zoals gewoonlijk weer eens met de honden, gewoon een uurtje. Ik kon bijna niet op mijn benen blijven staan en de catrol van de hondenriem ging door de harde wind niet eens automatisch terug maar vormde een grote rode boog in de wind als met touwtje springen. Nu stormt de wind om het huis... heerlijk bij de kachel,
groet en liefs