Wednesday 28 October 2009

Spookrijdersballade

Tot niet zo heel erg lang geleden
Was ik maar zelden afgesneden
Want fietsend over Neerlands wegen
Komt men maar weinig gekken tegen
Al moppert men er heel wat af
Men rijdt zich niet graag in het graf

En houdt zich liever aan de wet
Men rijdt er rustig, kalm en net
Nooit zal men je er rechts passeren
Of druk en kwaad gaan claxonneren
De auto's zijn gevuld met heren
Die niet durven telefoneren
Die alle regels braaf naleven
En zelfs aan fietsers voorrang geven
Al klaagt men er bijzonder veel
Nooit vliegt men elkaar naar de keel
Want zit het toch een keer niet mee
Dan bel je de ANWB
Die bij problemen onverveerd
Uitrukt, troost en repareert
Dus zorgen maken hoeft niet meer
't Is een waar feest, Neerlands verkeer
Omdat eenieder, jong en oud
Zich aan de verkeersregels houdt

Hanoi is echt andere koek
Verkeersregels zijn immer zoek
Daar heerst de ware oertoestand
Daar heeft men aan elkaar het land
En vecht om er te overleven
Zonder ook maar iets toe te geven
Daar treft men ook met regelmaat
Een straalbezopen wegpiraat
Die slalommen tot kunst verheft
Zonder dat hij zich beseft
Dat hij vrolijk tachtig rijdt
Zijn eigen dood zo voorbereidt
Wellicht neemt hij dan een of twee
Schattige peuters met hem mee
Want zonder helm zitten die ukken
In moeders armen weg te tukken
Terwijl pa het stuur hanteert
Had hij maar geïnvesteerd
In helmpjes voor zijn nageslacht
Helaas, daar was niet aan gedacht
Want zoiets overkomt je niet
Hoe vaak je ook een dooie ziet
Bloedend op een drukke straat
Je denkt dat het jou niets aangaat
Je blijft relaxed en opgewekt
Laat baby's hoofdje onbedekt
Want wat kan jullie nou gebeuren
Terwijl zatlappen langs je scheuren?
Toe maar, baby, sluit je ogen
Misschien dat ze nooit open mogen

Ik snij graag pizzapunten af
Een stuk gebak is ook geen straf
Maar mijn afsnijden valt in 't niet
Bij wat je hier op straat steeds ziet
Afslaan zonder om te kijken
Almaar van je lijn afwijken
Diagonaal massa's doorsteken
Daarbij niet om hebben gekeken
Daarbij geen richting aan gegeven
En zonder ook, al is 't maar even,
Naar je spiegeltje te gluren
Voordat je naar links gaat sturen
Afsnijden is de volkssport hier
Men doet het steeds met veel plezier
Want iedereen vindt het zo fijn
Om koning van de weg te zijn
Het grootste genot voor Vietnamezen
Is als despoten rond te racen
Oogkleppen op, spiegel negeren
Op de straat mag jij regeren
Op de straat ga jij je gang
Al duurt je leven minder lang
Ieder voor zich, God voor ons allen
Al sterven jaarlijks duizendtallen
Aan ons zijn regels niet besteed
Dus haal rechts in, dus maak je breed
Dus slinger en snij af bij 't leven
Al duurt dat dan misschien maar even

De straten raken almaar voller
Men gedraagt zich telkens doller
Scooters en fietsen hebben 't zwaar
Door de nieuwe legerschaar
Van grote ronkende SUV's
En glimmende brede BMW's
Die de straten terroriseren
En fietsende kinderen bezeren
Want die fietsen hier vaak gedrieën
Breeduit, handen op elkaars knieën
Blind voor alles om hen heen
Dan sneuvelt er dus wel eens een
Alle Hanoise rijken willen
Graag hun dikke corrupte billen
Op SUV-stoelen neervlijen
Om dan als tsaren rond te rijen
Maar in die smalle, drukke straten
Kan men dat maar beter laten
Het schiet niet op, is een gedoe
Maakt je gefrustreerd en moe
Maar status weegt nu eenmaal zwaar
Voor een ijdele nieuwe tsaar
Dus rijdt men in een klerenkast
Al staat 't verkeer nog zo muurvast
Dus toetert men soms bij het leven
Naar scooters die geen ruimte geven
En veegt het plebs liefst aan de kant
Opdat het in het gips belandt

Dit is de ware anarchie
Hiertegen helpt geen remedie
Men krioelt als mieren rond
Rechts langs, U-bocht, rem terstond,
Rode lichten genegeerd,
Weer een baby'tje bezeerd,
Midden op de snelweg lopen,
Of je waren er verkopen
Invoegen met de ogen dicht
Als was het hier een groot gesticht
Oversteken zonder kijken
Om niet onzekerder te lijken
En alles in een hels kabaal
Want op een ongekende schaal
Zit men steeds te claxonneren
Om elkaar een les te leren
Om elkaar terecht te wijzen
En je ruimte op te eisen
Assertiviteit ten top
En pijn in je kop, pijn in je kop
Men braakt voortdurend decibellen
Om elkaar maar mee te kwellen
En natuurlijk vieze gassen
Die niet uit longen zijn te wassen
Die je ogen soms doen branden
Je krijgt een roetlaag op je tanden
Je keel is schor, geïrriteerd
Omdat je hebt geïnhaleerd
Naar roetfilters is hier geen vraag
Men ademt in, de volle laag

Maar geen van alles is zo mal
Als al die spookrijders overal
Ze zorgen voor spanning op de weg
Want tja, met een beetje pech
Raak je zo'n mongool frontaal
Dan helpt geen dokter in de zaal
Toch rijdt men hier met regelmaat
Als een spookrijder over straat
Zelfs horrorfilms halen het niet
Bij wat je hier op straat soms ziet
Een drukke weg tegemoet
Is iets wat men niet zelden doet
Al sms'end, zonder licht
't Is werkelijk een eng gezicht
Absoluut suïcidaal
Maar men vindt dat hier dus normaal

Het verkeer lijkt hier soms wel
Een real-life computerspel
Weer aan de avondspits deelgenomen,
Weer een level verder gekomen
Want wie zich hier goed concentreren
Hoeven zich niet te bezeren
En dan zorgt soms het rijden hier
Zelfs voor het nodige plezier
Want hoe graag ik soms ook mag klagen
Stel dat je me nu zou vragen
Of ik het hier nog wel trek
Dan zeg ik, ook al klinkt het gek
Dit gestoorde wespennest
Bevalt me eigenlijk wel best

Friday 16 October 2009

Meer papieren

http://www.theaterdeflint.nl/contentfiles/3674.%20Otje.jpg


Kent u Otje? Ze is de dochter van een kok, Tos genaamd, die illegaal in Nederland verblijft. Hij werkt zwart in een hotel, waar hij door de eigenaars wordt uitgebuit. Tos heeft geen officiële identiteit, want hij heeft geen papieren. Die zijn namelijk zoekgeraakt in het computergebouw. Tos probeert voortdurend werk te vinden, maar zonder papieren is dat moeilijk, dus de twee verkeren steeds in geldnood. Otje kan niet naar school. Als criminelen zijn ze op de vlucht voor de autoriteiten, die hen hun vrijheid willen ontnemen en van elkaar willen scheiden. En dat allemaal door een bureaucratische fout. Zonder papieren ben je officieel namelijk geen mens.

Annie M.G. Schmidt schreef Otje al in 1980, maar het boek kan met recht profetisch genoemd worden. En gelaagd. In de eerste plaats is het gewoon een spannend kinderboek, compleet met pratende dieren, archetypische personages, schitterende illustraties (door Fiep Westendorp) en een happy end. Maar het is ook een donker politiek sprookje, dat een vlijmscherpe kritiek op de toenemende bureaucratisering van de samenleving bevat. Het reduceren van mensen tot een stapeltje papieren ontneemt ze hun fundamentele menselijke waardigheid, zo beschrijft Schmidt. De absurditeit daarvan wordt nergens zo goed duidelijk als in het hoofdstuk waarin de vogels, Otjes vrienden, besluiten Tos te helpen door hem papieren te bezorgen. Trots komen ze terug met reclamefolders, snoeppapiertjes, bankbiljetten en liefdesbrieven, om dan tot hun verdriet en verbazing te horen dat dit niet de juiste papieren zijn. Ze begrijpen er niets van: waarom is iemand die nooit een misdaad gepleegd heeft op de vlucht voor de politie? Wat bedoelen die mensen toch met 'papieren'? Vogels hebben toch ook geen papieren nodig om te kunnen leven...!?

Alle mythen over open grenzen en globalisering ten spijt neemt de bureaucratisering wereldwijd hand over hand toe. In de jaren zeventig reden mijn ouders zonder al te veel problemen met hun busje door landen als Iran, Afghanistan, Pakistan, India en Syrië. Er moest wel eens ergens een stempeltje gehaald worden, maar veel werk was dat niet. De procedures voor het verkrijgen van een visum, maar ook het papierwerk dat nodig is om met je auto door deze landen te rijden, zijn sindsdien vele malen gecompliceerder geworden. Dat geldt in nog sterkere mate voor het verkrijgen van een visum voor het Schengengebied, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten of andere 'vrije' landen - dat is, voor wie niet over een aanzienlijk privékapitaal en/of connecties beschikt, inmiddels welhaast onmogelijk geworden. Bureaucratie is namelijk verworden tot een wapen, dat door overheden van rijke landen wordt ingezet om migratie terug te dringen. Individuele waardigheid en menselijkheid spelen daarbij geen rol. Wie toch erin slaagt zich te vestigen in een van deze landen, maar niet over de juiste stempels beschikt, krijgt het stempel 'illegaal' op zich, wordt gecriminaliseerd en opgejaagd door de autoriteiten, en is de facto rechtenloos. De landen die het meest de mond vol hebben van mensenrechten trekken zich bijzonder weinig aan van de mensenrechtenschendingen die de 'illegalen' in hun eigen land voortdurend aan den lijve ondervinden - uitbuiting, discriminatie, geen toegang tot gezondheidszorg en onderwijs, en opsluiting en uitzetting zonder vorm van proces. Wie een indruk wil krijgen van hun ervaringen, bekijke de film The Visitor:





Ook binnen de moderne, 'vrije' landen heeft de bureaucratisering schrikbarende vormen aangenomen, zoals iedereen weet die regelmatig stapels papieren in moet vullen. De dienstensector is als een gezwel, dat continu nieuwe 'diensten' uitvindt - lees: dat continu nieuwe procedures produceert - en zo het dagelijkse leven voortdurend compliceert. Verzekeringen, belastingen, goede doelen, salarissen, uitkeringen, bankrekeningen, hypotheken, medische zorg, mobiele telefoons - ondanks alle retoriek over klantvriendelijkheid en gemak, is de realiteit dat ze een voortdurend groeiende hoeveelheid papierwerk produceren. Afijn, ik heb zo'n donkerbruin vermoeden dat ik u daarvan niet hoef te overtuigen. U bent er ongetwijfeld mee bekend. Want om gewoon te mogen leven moet een mens tegenwoordig om de haverklap formulieren invullen, handtekeningen en stempels verzamelen, vergunningen aanvragen, enzovoorts.

Ik kreeg via e-mail een interessante reactie op mijn verhaal Gekkenhuizen. De schrijver van de e-mail interpreteerde mijn ervaringen in het licht van de theorieën van Hannah Arendt over totalitarisme. Arendt onderscheidt een aantal kenmerken van totalitaire staten, die gezien kunnen worden als strategieën om controle over de bevolking te houden. Een daarvan is het doordringen tot, en uiteindelijk zelfs vernietigen van, natuurlijke relaties als familiebanden; een vergaande controle over de privésfeer dus. Daarbij valt te denken aan Stasi-achtige inlichtingendiensten (u bent wellicht bekend met de film Das Leben der Anderen), maar ook aan vormen van symbolisch geweld als, pak hem beet, het verplicht ondergaan van psychische gezondheidstesten als voorwaarde voor een huwelijk (Vietnam), of het ernstig inperken van persoonlijke vrijheden teneinde gezinsvormende en -herenigende migratie te bemoeilijken (Nederland). Een ander kenmerk is een hoge mate van corruptie. Dat is namelijk een vorm van machtsmisbruik door (vertegenwoordigers van) de overheid, die zekerheden en rechten van burgers ondermijnt. Ter illustratie: de meeste Vietnamezen zijn bang voor de politie, en laten daarom vaak na om aangifte te doen van misdrijven, daar de politie bekend staat om haar machtsmisbruik. Corruptie en intimidatie versterken zo de angst voor de autoriteiten.

Een derde kenmerk van totalitarisme is, volgens Arendt, het regeren middels een welhaast ondoordringbare bureaucratie. Welhaast ondoorgrondelijk ook. Per slot van rekening is de rol van de bureaucratie niet het helpen, maar het controleren en beperken van burgers. Als zodanig ondersteunt een sterke bureaucratie de staat in zijn pogingen de bevolking onder de duim te houden. Dat betekent niet dat alleen totalitaire staten gekenmerkt worden door een doorgeschoten bureaucratisering - ook zogenaamde democratische staten bedienen zich ervan, en ook daar heeft het een disciplinerende werking, en stelt het de staat in staat controle over zijn burgers uit te oefenen. Met Max Weber zou ik daaraan willen toevoegen dat het een essentieel onderdeel is van de moderne staat, waarin individuele personen en hun situaties niet meer gezien worden in hun eigen recht, maar geabstraheerd worden tot een setje data, dat moet voldoen aan algemene regels en voorschriften. Een papier waarop staat dat ik 'echt' besta, is pas 'echt' wanneer een daartoe bevoegde instantie er een stempel op plaatst met de mededeling dat het 'echt' is. Pas dan wordt mijn bestaan erkend, en kan ik in aanmerking komen voor, pak hem beet, een huwelijk, of voor toestemming mij voor een bepaalde tijd op het grondgebied van deze of gene staat te bevinden. Descartes' 'ik denk dus ik ben' is gestorven met de bureaucratisering. Denken is in de (post)moderne staat verworden tot, op zijn best, een irrelevant tijdverdrijf. 'Ik heb een paspoort, een sofinummer en een DigiD, dus ik ben' lijkt mij een adequatere beschrijving van de huidige condition humaine.

http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/a6/Paspoort_NL.jpg

De vorige keer
schreef ik hoe wij erin geslaagd waren het meeste papierwerk voor ons aanstaande huwelijk rond te krijgen, maar op het eind geconfronteerd werden met het feit dat de Nederlandse ambassade weigerde het document waarop staat dat ik momenteel ongehuwd ben te legaliseren. Daarvoor zou een nieuw exemplaar opgehaald moeten worden bij het gemeentehuis waar ik het laatst ingeschreven stond, dat zou gelegaliseerd moeten worden door het ministerie van buitenlandse zaken in Den Haag, en vervolgens nog eens door de Vietnamese ambassade. Mocht het zo zijn dat het eerst nog vertaald moet worden naar het Vietnamees, dan zou het ook nog eens gelegaliseerd moeten worden door het ministerie van justitie. Ik zou mijn familie dus met een aardig karweitje opzadelen.

Godzijdank maken de autoriteiten in Hanoi bij nader inzien toch geen onderscheid tussen een officieel gelegaliseerd document enerzijds, en een gecertificeerde kopie, dan wel een door de Nederlandse ambassade geproduceerd document waaruit blijkt dat het oorspronkelijke document 'echt' is, anderzijds. Voor dertig euro kreeg ik van de ambassade een brief mee, waarmee ik naar het juiste Vietnamese consulaire loket kon stappen. Die zetten een nieuwe stempel - tegen betaling natuurlijk. Uiteindelijk gingen we naar een officiële vertaler. Nog een document, nog een stempel, en het formulier kan eindelijk terug naar het provinciehuis in Tam Kỳ, achthonderd kilometer ten zuiden van hier.

Even dacht ik dat daarmee de ergste bureaucratische storm voorlopig was gaan liggen, dat ik me in alle rust kon gaan richten op mijn leven hier in Hanoi, op mijn nieuwe parttime baan aan een talenschool, op het congres waar ik volgende week aan deelneem, en op het artikel dat ik aan het schrijven ben. Maar helaas, ik had te vroeg gejuicht. Het circus begint pas.

Tot voor kort was het relatief eenvoudig voor buitenlanders om langere tijd in Vietnam te verblijven. Het enige dat nodig was voor een visum met een geldigheid van zes maanden was een stapeltje dollarbiljetten, meer niet. Het is een van de redenen voor het feit dat Vietnam een steeds populairder bestemming werd voor buitenlandse taaldocenten en gelukzoekers. Officieel moet iedereen die hier werkt weliswaar binnen enkele maanden een aanvraag doen voor een werkvergunning, maar de procedure daarvoor is ingewikkeld en kostbaar, en duurt bovendien erg lang (een half jaar is gebruikelijk). Weinig mensen namen die moeite, en weinig werkgevers maakten zich daar druk over.

Twee maanden geleden heeft de Vietnamese overheid het roer radicaal omgegooid. Het is niet meer mogelijk om een visum voor zes maanden te krijgen, tenzij je een werkvergunning hebt. Wie hier wil werken, heeft drie maanden de tijd om een baan te vinden en een werkvergunning aan te vragen - tamelijk absurd, gezien de duur van de procedure. Lukt dat niet, dan mag hij wieberen, zo luidt de nieuwe wet. Wie freelance werkt, op afstand, als schrijver of vrijwilliger, of helemaal niet, is de pineut: hij krijgt geen nieuw visum, ook niet als hij hier al tien jaar woont. Het gevolg: de expatgemeenschap is in rep en roer, de eerste ongelukkigen hebben hun koffers reeds gepakt om hun heil elders te zoeken, vele honderden kleine en middelgrote talenscholen verliezen hun docenten en zullen op termijn hun deuren moeten sluiten, prijzen voor taalcursussen zullen stijgen, en de Engelse taalvaardigheid van de bevolking zal over het algemeen afnemen. De regering wil namelijk dat het aantal buitenlanders dat op de bonnefooi naar het land reist om hier te gaan werken afneemt, en verandert daarom van het ene op het andere moment de migratiewetgeving - zonder daarbij rekening te houden met de positieve gevolgen die de aanwezigheid van westerse werknemers heeft op de lokale economie, en zonder rekening te houden met de grote vraag onder de stedelijke middenklasse naar buitenlandse taaldocenten.

Wanneer ik een werkvisum wil, wacht mij een nieuwe stapel papierwerk. Een verklaring van gedrag, 35 euro, aan te vragen in Nederland, en vervolgens voor 30 euro te laten bestempelen door de ambassade alhier. Een stapel documenten en verklaringen van mijn nieuwe werkgever. Gelegaliseerde (daar gaan we weer) kopieën van mijn diploma's. Een certificaat waaruit blijkt dat ik bevoegd ben om Engels te doceren, wat ik niet heb. Een gezondheidstest (een lichamelijke, voor de verandering), uit te voeren in een (goede doch peperdure) internationale kliniek, en natuurlijk niet vergoed door mijn verzekering. Het bewijs van inschrijving bij de lokale politie, wat ik niet heb omdat onze hospita bang is om naar de politie te gaan. Het officiële geldbedrag voor een aanvraag. Eventueel smeergeld. Dus ik ga me daar tweehonderd euro neertellen omwille van een parttimebaantje, met een uursalaris van nog geen vijftien euro, en nul komma nul bonussen, vakantiegeld, betaalde vrije dagen, ontslagbescherming enzovoorts? Zijn ze nou helemaal gek geworden?

Het alternatief is nauwelijks goedkoper: begin december, wanneer mijn huidige visum afloopt, voor korte tijd het land verlaten, om bij een Vietnamese ambassade in het buitenland een nieuw visum voor drie maanden te krijgen. Dat wil zeggen: ik hoop maar dat ik een nieuw visum voor drie maanden kan krijgen, na reeds visa voor, respectievelijk, een, zes en drie maanden versleten te hebben. Het angstbeeld van een wanhopige ik die bij de ambassade in Vientiane of Kuala Lumpur vergeefs smeekt om een nieuw visum, en vervolgens zijn eigen bruiloft niet bij kan wonen, doemt bij tijd en wijle op. Als we eenmaal getrouwd zijn, lijkt het ietsje makkelijker te worden - dan is er, mits ze die wetgeving niet ook veranderd hebben, de mogelijkheid om een tijdelijke verblijfsvergunning aan te vragen. Ook daarvoor moet natuurlijk weer een grote hoeveelheid papierwerk overlegd worden, vergelijkbaar met bovenstaande, en dan zit ik nog steeds met het probleem dat ik eigenlijk niet bevoegd ben hier te werken - maar dan hoef ik me tenminste geen zorgen te maken over of ik hier mag blijven. Tot die tijd is het evenwel angstig afwachten.

Laat ik maar gewoon eerlijk zijn. Hoe opgelucht ik ook ben dat we een fijn appartementje gevonden hebben, en dat de allergrootste financiële zorgen binnenkort ten einde zijn omdat ik weer aan het werk ben, ik heb niet de intentie hier langer te blijven dan strikt noodzakelijk. Mijn leven in Vietnam is niet meer spannend en nieuw, maar serieus en onzeker. Het vooruitzicht van het vele papierwerk maakt moe. Maar bovenal: ik heb het wel weer gezien, tieners Engelse grammatica doceren, 's avonds en 's weekends werken, niemand kennen met wie ik de discussies kan voeren die ik in Londen voerde over wetenschap, religie en politiek. Nu mijn gap year zijn tweede jaar ingegaan is, wordt de wens naar een serieuze, uitdagende baan in een inspirerende omgeving steeds sterker.

Natuurlijk moet ik gewoon promoveren, en verder werken aan mijn wetenschappelijke carrière. Het congres waar ik afgelopen augustus aan deelnam maakte dat weer eens haarfijn duidelijk. Natuurlijk moet ik geen Engelse grammatica doceren, maar godsdienstwetenschappelijke theorie. En natuurlijk moet ik gewoon onderzoek doen, schrijven, lezen en leren van gesprekken met verstandige mensen. De grote vraag is waar. AiO-plaatsen in de geesteswetenschappen zijn momenteel ongeveer even dun gezaaid als vestigingen van McDonalds in Noord-Korea. Mijn generatiegenoten en ik hebben de domme pech dat we afstuderen op het moment dat de economie als een plumpudding in elkaar stort, en goede banen voor academici alleen nog met een vergrootglas gevonden kunnen worden. Dat geldt helemaal voor mensen met academische ambities. Prove me wrong, zou ik zeggen, en mail me die droomvacature - ik kan hem in elk geval niet vinden.

Het meest voor de hand liggende zou zijn te stoppen met wachten op vacatures in Nederland en haar buurlanden (waar ik niet eens alle relevante universiteiten ken), maar gewoon mijn geluk te beproeven in de ultieme meritocratie: de Verenigde Staten. Ik heb de indruk dat daar veel meer interessante dingen gebeuren dan in Europa - maar misschien zijn de universiteiten daar gewoon veel beter in PR, dat kan natuurlijk ook. Hoe het ook zij, er is een handvol universiteiten in de VS waaraan ik graag verder zou studeren. Het probleem is evenwel de aanmeldingsprocedure. Een motivatiebrief en een CV kan ik hier wel opstellen, en vroegere docenten om aanbevelingsbrieven vragen moet ook wel lukken per e-mail. Maar daar blijft het niet bij. Ik moet officiële, door mijn vroegere universiteiten uitgegeven cijferlijsten opsturen, of door hen gecertificeerde kopieën van de originelen. Ja joh, ik vlieg wel even op en neer van Vietnam naar Nederland en Londen om daar de benodigde stempels te krijgen, waarom ook niet. Ik moet een zogenaamde GRE-test doen, die me ruim honderd euro kost, en waarvoor ik naar Saigon moet vliegen. Eén universiteit eist een TOEFL-score, óók voor studenten die reeds in een Engelstalig land gestudeerd hebben, die minder dan twee jaar oud is - grappig, als je bedenkt dat ik mijn laatste TOEFL-test (circa 150 euro, een score van 98%) twee jaar en twee maanden geleden deed. En laat ik vooral niet vergeten te vermelden dat universiteiten een 'admission fee' eisen van 50 à 75 euro - om vervolgens zo'n vijf procent van het aantal aanmeldingen toe te laten. Vier aanmeldingen kosten dus 250 euro, plus de kosten die men in Londen en Leiden in rekening brengt voor het sturen van officiële cijferlijsten (zo mogelijk!), plus de kosten om een GRE-test te gaan doen in Saigon, en eventueel nog een TOEFL-test ook. Leuk hoor, zo'n avontuur, en geweldig hoor, zo'n Amerikaanse topuniversiteit - maar op dit moment heb ik er het geld noch de energie voor. Oh ja, de deadline waarop alle papieren binnen moeten zijn: begin december.

Ben ik nou de enige die een spontane burn-out krijgt bij het lezen van de webpagina waarop staat welke papieren overhandigd moeten worden? Ben ik de enige die het nut niet ziet van een veredelde test rekenen en begrijpend lezen, of van een nieuwe Engelse taaltest? Ben ik de enige die niet begrijpt waarom mijn diploma's 'echter' zijn wanneer er een stempel op staat? De wereld is een dorp, we communiceren via het internet, maar de bureaucratische verslaafdheid aan stempels is onuitroeibaar, en dus moet ik naar een loketje in London met een origineel velletje papier om dat daar te laten kopiëren en bestempelen. Dat is toch te zot voor woorden? Waarom is er geen database waar internationaal erkende universiteiten gegevens over diploma's en cijfers kunnen invoeren, opdat andere universiteiten ze kunnen opvragen? Waarom wordt die niet gemaakt? Ben ik nou zo slim, of zijn zij nou zo dom?

Stel dat ik aangenomen wordt, dan heb ik nog geen zekerheid over financiering, en zal ik opnieuw een aanvraag moeten doen (met alle papierwerk dat daarbij komt) voor een beurs. Vervolgens moet ik met een stapel papieren naar de Amerikaanse ambassade, om een visum te kunnen krijgen voor mijn echtgenote en mijzelf. Ook als we niet naar de Verenigde Staten gaan gaat dat nog leuk worden trouwens. Weet u wat er nodig is om een Nederlandse machtiging voor verblijf (het document dat voorafgaat aan een eventuele verblijfsvergunning) te krijgen voor haar? 850 euro 'administratiekosten', een taal- en 'inburgerings'test ter waarde van 350 euro (plus 70 euro voor een dvd met een nationalistisch propagandafilmpje), en, niet geheel onbelangrijk, ik moet een vaste baan hebben met een fatsoenlijk salaris (ten minste 130 procent van het minimumloon) en een contract dat op het moment dat de aanvraag gedaan wordt nog ten minste twaalf maanden geldig is (ergo, op het moment dat het contract getekend wordt, moet het langer geldig zijn dan een jaar - kom daar maar eens om, als je ergens nieuw in dienst wordt genomen). Ik maak me ook geen illusies over de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning in, pak hem beet, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Noorwegen of Canada. Een hoge berg wacht ons, hoe dan ook.

Is er leven op Pluto, vraagt een mens zich soms af. Kun je dansen op de maan? Is er een plaats onder de sterren waar we heen kunnen gaan, samen, waar we gewoon mogen leven en werken en zijn, zonder daarvoor eerst een fortuin te betalen en drie stapels papieren in te vullen en te laten bestempelen? Vertel het me.

Friday 9 October 2009

A Nobel prize for imagination


http://beiderbecke.typepad.com/tba/images/2008/02/28/obama_hope.jpg
It's Friday night. You're home, you've just had dinner, and you turn on the tv to have a look at the movie channels. The first thing you see is the logo of BBC World, as this is the channel you were watching last time. Second, you see a line saying 'Obama wins Nobel Peace Prize.' You reread the line, and again, and wonder if you understood it well. You must have - it's pretty hard to misinterpret a line like that. Next, you wonder whether you might have slept ten years last night, without noticing it (it would explain why you lost so much hair, when you were combing it this morning). After all, the guy wasn't supposed to win that prize until 2020. By then, he may have reduced the number of nuclear weapons drastically, contributed to peace in the Middle East, eliminated poverty in his own country, reduced carbon emissions by 50%, and successfully undermined the popularity of both Orientalist and Occidentalist myths of differentiation - right now, however, he hasn't achieved any of his great goals yet. It's quite surreal, therefore, that he gets the prize so early. The timing of the Nobel committee sure is surprising - I don't think anyone would disagree on that.

Poor guy. The Scandinavians really knew how to surprise him (and the rest of the world) this week. First, there was the humiliating defeat in Copenhagen, at the IOC meeting, where favourite city Chicago was the first to be eliminated in the elections for the 2016 Olympics. Only a couple of days later, the Norwegians awarded him the most prestigious political prize there is - just when he was beginning to wonder what had happened to his charisma and popularity. It wasn't just the defeat in Copenhagen that gave him doubts: much more crucial were his healthcare reforms, which didn't exactly go uncontested in his country (apparently, many of his ignorant countrymen demand the God-given freedom to not insure themselves and their children, so that if they get seriously ill, they can face their fate and die in proud poverty). Even European audiences seemed to have lost their initial enthusiasm for his messianic messages. People were demanding 'concrete results' - as if one person could transform global power structures, and bring world peace, within 8 months. I seriously doubt whether God himself would be capable of it, but it was expected of Barack Obama nonetheless.

I open my facebook homepage. As I expected, many of my facebook friends have commented on the Nobel committee's decision, or posted links with comments written by others. The decision has caused quite a massive online uproar, it seems. I'm pretty sure I'm not the only one who is writing on their weblog to give their opinion on this issue - in fact, I doubt whether a Nobel prize has ever caused so many reactions. I also seriously doubt whether a Nobel prize has ever caused so many negative reactions, for that matter. The most common (and the mildest) negative reaction, on facebook as well as elsewhere on the internet, is that 'he hasn't deserved it yet'. Apparently, everyone suddenly seems to be an expert on the conditions for winning a Nobel peace prize. Personally, I wouldn't consider myself in a position to judge. I don't know exactly what Obama has done. Sure, I have read a couple of newspaper articles, watched the news, and listened to some of his inspiring speeches - but that doesn't make me an expert on (international) politics, diplomacy, and peace resolution. So in contrast to many people, I don't know whether he 'deserves' it or not. I wonder where all those ad hoc experts got their information, and where they got the authority to make any statements regarding whether the prize was 'deserved' or not. In any case, so far, I haven't come across any convincing arguments against the decision from people who seem to actually be well-informed.

Sure, I've read the (mainly leftist) Pavlov reactions. His army is still in Iraq, he is sending new troops to Afghanistan, Guantanamo Bay still isn't closed, he still supports Israel despite their continuing annexation of land and their violation of human rights, he hasn't smoked a cigar with Fidel yet, et cetera. So what did you expect the guy to do - revise the results of fifty years of American foreign policy within the blink of an eye? Retreat from Afghanistan immediately, so that the Taliban can seize power and commit a Pol Pot-ish genocide on everybody they accuse of collaboration (i.e., half of the nation's population)? Insult some of his most powerful allies, only to lose the support that is necessary for establishing lasting peace? The reality is that the legacy of George W. Bush is almost impossible to cope with, especially in the Middle East. The US have caused an absolute chaos in parts of the region - but ignoring it and leaving it to bleed, of which some people seem to be in favour, is not exactly what I would call acting responsibly. Many people seemed to have had completely unrealistic expectations, and are now criticising Obama for not radically overturning the existing world order. As if any of the previous Nobel peace prize laureates was capable of doing that. As if anyone would be.

It's like we're all on the Titanic together. The ship is moving way too fast, and there are plenty of icebergs around, but the vast majority of the passengers is quite oblivious to the outside world. Sure, many have opinions about the ship - which direction it should take, what colour the dining rooms should have, who the captain should be, and so on - but very few have been up in the crow's nest to actually look around, and very few know how the engines work. Some wonder: who made this ship, where is it headed, how does it work. Many others are too busy arguing about the colours of the dining rooms, or the contents of the menu. Actually, most of the passengers have never seen the dining rooms - they are trying to survive life in the third class, between the rats, and may not even know they're on a ship.

Since a while, there is a new captain on the ship. At first, he was very popular among crew and passengers, as he seemed to really know something about the direction of the ship and its outside world - in sharp contrast to the last captain, who was dangerously ignorant of both. But the new captain has lost some of his popularity, as some crew members didn't agree with his decisions. 'Why bring first aid kits to the third class, if they don't want them? Let's repaint our dining room walls instead!'

The captain is not omnipotent, and he knows it. He needs his crew. He needs his personal advisors as much as he needs the workers in the engine rooms. Most of all, he needs the support of his passengers. He doesn't know everything, but he does know that the ship is approaching an iceberg. And he knows that if they don't want to hit it, the passengers should stop arguing and fighting each other, and stop threatening that they will set fire to each other's rooms.

He is a good speaker, but they find it hard to listen. At times, he feels remarkably powerless, despite the fact that he's the most powerful person on the ship. He realises he can't possibly make the ship turn around, as it's going way too fast - even though that seems to be what some passengers expect him to do. All he can do is try to make it change its direction a little. He doesn't even know what is the right way to do so. Nobody does. But at least he wants to give it a try, and he calls on his crew and passengers to help him. There's an iceberg out there, after all.

Now let's have a look at what Obama has done, for a change, in stead of what he has not (yet). To quote Mohamed el-Baradei, head of the International Atomic Energy Agency: 'In less than a year he brought a radical change in the way we look at ourselves, in the way we look at our world. He is restoring the basic core values that every one of us should live by - dialogue, respect, democracy, due process, human rights, a security system that does not depend on nuclear weapons.' Obama, in short, is not only using his power to implement actual policies; he also makes serious efforts to contribute to a positive change in the ways people think about religious and cultural differences, collective responsibility, and conflict resolution. After a decade in which Huntingtonian cultural essentialism and mythical, almost apocalyptic beliefs in violently clashing civilisations have constituted the dominant worldview in much international policymaking, his pluralist plea for the acceptance of differences and mutual recognition of shared interests - the most fundamental of which is the desire for peace - is a brave and beautiful attempt to try to establish a paradigm shift. Obama has the courage to do what few people do: believe, dream, and imagine. Moreover, he has the skills and power to share his beliefs and dreams with others, to spread optimisim and hope. That is a remarkable achievement, especially in these uncertain and confusing times, which are so full of icebergs.

Some people who react to the decision dismiss the importance of visions, dreams, and values. It's about concrete actions, they argue, not about intentions. But they underestimate the power of ideas. We should not forget that our lives are made up of stories, that the world is in the eye of the beholder. Ideas and stories have the power to transform, literally, as the way people perceive the world is always coloured and informed by their worldviews. Words can lead to political action, to violence, to emancipation, to protest or to revolution. They can stimulate discrimination or acceptance. They are not harmless; they are powerful. Therefore, Obama's speech in Cairo was a political deed, nothing less. So was the speech in which he stated his commitment to get rid of all nuclear weapons. The very fact that the president of the US makes such a statement constitutes a significant paradigmatic change.

Thus, people who react to this prize by saying dismissively 'I have dreams too, I should have received that Nobel prize' completely underestimate the power and political relevance of words, especially when spoken by somebody in his position. But go ahead. Share your dreams, be optimistic, and be vulnerable. Who knows, you might get that prize one day.

I'm not saying he is infallable. Nobody is. He is the most powerful person in the world - of course he will have to make choices that some people don't like. Of course he won't turn the US into a social-liberal paradise overnight. Of course he will have a hard time finding and staying on the Middle Way, when everyone's trying to push him in different directions. And of course he will make decisions and support policies that I personally disagree with (I do think he should be more critical of Netanyahu and his settler friends, for instance). But nonetheless, the zeal with which he has advocated his ideals of religious tolerance, peaceful co-existence and nuclear non-proliferation, and the tentative move towards a paradigm shift in American foreign policy that he seems to have established, do seem like a great achievement to me.

I don't know whether he deserves that prize or not. I don't know the conditions, I don't have the information the insiders have. I'm not a crew member of the ship. But as a passenger (one who sometimes wonders where the ship is going) I'm happy he got it. I find his words and ideas personally inspiring, I share his naïve hope for more and better understanding and the overcoming of prejudices, and I hope he will make a contribution to the fight against climate change. He's not the Saviour, and there are many things he won't be able to achieve - but he is a visionary, with a powerful message. I like visionaries. And I like the fact that the Nobel prize committee had the courage to award to prize to a beginning president, who may succeed, but who may also become disillusioned and fail. In any case, it is a brave and significant political act of support.

Good luck, Mr. President. You've only just begun.

Saturday 3 October 2009

Gekkenhuizen


De Reunification Express rijdt noordwaarts. Beurtelings passeert hij grijs verregende groene rijstvelden, betonnen dorpjes, op overstromen staande rivieren en rotsachtige bergen, die plotseling uit het vlakke landschap oprijzen, om even snel weer te verdwijnen. Alleen de elektriciteitspalen vormen een constante: ze zijn zo onlosmakelijk onderdeel van het decor, dat men ze bijkans over het hoofd zou zien. Nog een paar uur, dan is de trein in Hà Nội. Hij heeft er dan een reis van een kleine twee dagen opzitten, en zal even mogen uitrusten.

Ze zitten in een zespersoonscoupé, de jongen en het meisje; onderuitgezakt op hun houten slaapplanken, omdat er te weinig ruimte is om rechtop te zitten. De houten muren ademen een authentieke treinreisgeur uit, die doet verlangen naar meer treinreizen in nog verder gelegen oorden. Aan weerszijden van de coupé bevinden zich de slaapplanken, drie boven elkaar. In het midden staat een klein houten tafeltje, dat de jongen en het meisje delen met hun vier coupégenoten. Naast vuilnis liggen er een paar boeken, een doosje tandenstokers en een zakje pinda’s op. De ruimte onder de ene onderste slaapplank wordt volledig ingenomen door hun vele tassen en koffers. De ruimte onder de andere onderste slaapplank wordt volledig ingenomen door de tassen en koffers van een oudere dame, wier grijze haren gevlochten zijn, en wier donkere ogen droevig het grauwe groene landschap gadeslaan, zonder het te registreren. Ze kijkt met de blik van iemand die pijn gekend heeft.

De jongen en het meisje kennen haar verhaal niet, en ook als ze het wel zouden kennen zouden ze het niet werkelijk kunnen begrijpen. Ze zijn jong, optimistisch, wellicht naïef te noemen, en staan aan de vooravond van een nieuw hoofdstuk in hun leven. Ze verhuizen, samen, maar ze hebben nog geen huis. Ze gaan werken, in de hoofdstad, en ze gaan ervan uit daarvan rond te kunnen komen en ook nog eens af en toe uit eten en op reis te kunnen, maar ze hebben nog geen werk. Een buitenstaander zou ze zomaar voor roekeloos kunnen verslijten. Maar zij hebben het gevoel dat dit de weg is die zij moeten gaan, zonder precies te weten waarom. Zij zijn nu eenmaal van die mensen die op hun intuïtie varen.

Zij weten dat de weg, vooralsnog tenminste, best wel eens bochtig zal kunnen zijn. Maar zij weten ook dat zij deze weg, bochtig of niet, samen willen gaan. In de verschillende landen waaruit zij afkomstig zijn wordt evenwel anders gedacht over een jongen en meisje die samen op pad gaan. In zijn land word je tegenwoordig geacht eerst ‘een leven op te bouwen’, financieel onafhankelijk te zijn, meerdere liefdes- en seksrelaties achter de rug te hebben, de dertig ruimschoots gepasseerd te zijn, en de ander van haver tot gort te kennen, voordat je eventueel de beslissing maakt je in de echt te verbinden. Het huwelijk is er voor de meeste jonge twintigers taboe – hooguit een wensdroom of angstbeeld uit een verre toekomst, wanneer men écht volwassen is, maar geen realiteit. Volwassenheid wordt steeds verder uitgesteld, daar.

In haar land daarentegen word je geacht om, wanneer je iemand ontmoet hebt met wie het klikt en van wie je vermoedt dat hij of zij een goede en verantwoordelijke partner zal zijn, eerst te trouwen, alvorens samen een leven op te kunnen bouwen. Na hun huwelijk leven jonge echtelieden hier dan ook vaak – oh, gruwel – meerdere jaren bij hun (schoon)ouders in, totdat zij voldoende gespaard hebben om hun eigen huis te kunnen kopen dan wel bouwen. Dat financiële onafhankelijkheid vooraf zou moeten gaan aan het huwelijk is een gedachte die men hier volkomen vreemd is. De in zijn land populaire opvatting dat men gedurende een à twee decennia serieel monogaam door het leven dient te gaan, en verschillende (bed)partners te verslijten, voordat men zich aan één persoon verbindt, is hier helemaal afwezig. Seks voor het huwelijk is uit den boze, zeker voor vrouwen – niet omdat deze of gene God dat geopenbaard zou hebben, maar omdat ‘goede’ vrouwen nu eenmaal kuis zijn. Samenwonen voor het huwelijk is hier dan ook eigenlijk niet im Frage, wil men de familie niet te schande maken.

Zij wonen in haar land, niet in het zijne. Zij zouden, als het aan hen ligt, best nog even kunnen wachten. Maar aan de andere kant willen zij ook best wel binnenkort vieren dat zij elkaar ontmoet hebben, dat zij van elkaar houden, en dat zij de beslissing genomen hebben samen op de trein naar het onbekende te stappen. En dus hebben zij de knoop doorgehakt: zij gaan zich in de echt verbinden.

Maar trouwen doe je niet zomaar. Voordat je over de felbegeerde papieren beschikt waarop staat dat je een door God en vaderland erkend echtpaar bent moeten er de nodige stappen gezet worden. Allereerst is er het verplichte bezoek aan een astroloog. Een bejaarde man in een klein woonkamertje waar de tv staat te schetteren informeert naar je geboortedatum, bladert wat in volgeschreven vergeelde schriftjes, laat je graaien in een handvol oude Chinese muntjes, en vertelt dan dat twee varkens die geboren zijn in een waterjaar er goed aan doen op de elfde dag van de elfde maanmaand van dit jaar te trouwen. Dat blijkt Tweede Kerstdag te zijn. Een mooie dag, ware het niet dat de beide varkens zich realiseren dat de voorbereidingen in hun geval wel eens meer tijd in beslag zouden kunnen nemen. Wanneer zij vragen naar een geschikte dag volgend jaar, krijgen zij te horen dat die wel eens in de derde maanmaand zou kunnen vallen, maar dat de berekeningen voor het komende jaar nog niet gemaakt zijn. Komt u over twee maanden maar terug.

In sommige landen stap je met je paspoort in je hand een gemeentehuis binnen, je ondertekent gezamenlijk een papiertje, en je komt een half uurtje later als echtpaar weer naar buiten. Zo niet in Vietnam. Wanneer een Vietnamese staatsburger in eigen land wil trouwen met een buitenlander moeten zij allebei aan een aantal discriminerende voorwaarden voldoen, die niet gelden voor een Vietnamees die met een andere Vietnamees wil trouwen. De meest absurde voorwaarde is wel dat men een geestelijke gezondheidstest moet ondergaan, alvorens de ander het ja-woord te mogen geven. Waarom in godsnaam, zult u zich afvragen, en u bent niet de enige. Je moet wel gek zijn om met zo'n gekke buitenlander te willen trouwen, zo lijken de heren partijbazen te denken, xenofoob als ze zijn. Men wil zeker weten dat beide partners volledig toerekeningsvatbaar zijn, zo luidt de officiële lezing. Het toont in elk geval wel aan hoe men hier tegen gemengde huwelijken aan kijkt.

Geestelijke gezondheid lijkt een politiek neutrale term. Je bent gezond, of je bent ziek, zo simpel is het. Werkelijk? Is het wel zo simpel om objectief te bepalen wie 'gek' is, en wie 'gezond'? Uiteindelijk draait het om historisch en politiek bepaalde normen aangaande welk gedrag acceptabel wordt geacht, en welk gedrag niet. Foucault heeft bijvoorbeeld overtuigend aangetoond dat instellingen voor geestelijke gezondheidszorg historisch gezien een belangrijke disciplinerende rol vervulden, in dienst van de machthebbers. 'Gekkenhuizen' zijn - naast bijvoorbeeld scholen, gevangenissen, en het leger - onderdeel van het staatsapparaat, en spelen als zodanig een rol waar het gaat om het in het gareel houden van de bevolking, door subversieve, andersdenkende elementen te isoleren en straffen. Dat geldt zeker in landen met totalitaristische regimes.

De Vietnamees die buiten het gareel stapt door met een buitenlander te trouwen - een milde vorm van landverraad, per slot van rekening - wordt door de staat geïntimideerd door middel van de 'geestelijke gezondheidstest'. Alleen al het feit dat men een dergelijke test verplicht moet ondergaan is vernederend; de test zelf versterkt die ervaring nog eens. Ook de buitenlandse partner moet de spierballen van de staat even voelen. Haal geen geintjes met ons uit, wij kunnen je maken of breken, zo luidt de boodschap. De socialistische heilstaat bepaalt wat normaal is, en wat niet - en daar heb je je maar naar te schikken. Voor wie de vernederende procedure gelaten en beleefd ondergaat is er in principe natuurlijk weinig aan de hand. Maar van symbolisch geweld en discriminatie zou ik in deze context toch wel durven spreken. Want het is weliswaar je reinste symboolpolitiek - die 'test' heeft evenmin inhoud als een decorstuk in Disneyland - maar dat maakt de ervaring van psychische intimidatie niet minder reëel.

Het was een regenachtige doordeweekse ochtend in Tam Kỳ, de onbeduidende hoofdstad van de provincie Quảng Nam. In de velden lag wit zand, dat als twee druppels water op sneeuw leek. Het is dat hij wist dat sneeuw niet gedijt bij dertig graden Celsius, anders had hij zeker geweten dat de velden besneeuwd waren. Niet alles is wat het lijkt, zo bleek maar weer. Ze parkeerden hun motorfiets bij het psychiatrische ziekenhuis, en vroegen zich af wat hen te wachten stond. Hij hoopte dat de test niet al te grondig zou zijn. Hij herinnerde zich ooit eens gelezen te hebben dat ruim een kwart van de Nederlandse bevolking aan een van de in de DSM-IV gespecificeerde kwalen leed, en hij durfde niet met zekerheid te zeggen dat hij bij de 'normale' driekwart hoorde. Hij leed periodiek aan stemmingswisselingen, stress, manische buien, paranoia, paniekaanvallen, driftbuien, fobieën, slapeloosheid, overgevoeligheid, verstrooidheid, lichthoofdigheid, spiritualiteit, impulsiviteit, creativiteit, hokjesangst, ambitie, intelligentie, sensitiviteit, zingen op straat, vrolijkheid, verwondering, kritische gedachten en non-conformisme. Hij was, kortom, zo gek als een deur. Niet dat hij dat erg vond - hij wist niet precies wat het betekende, 'normaal', maar hij wist wel dat hij niet zo wilde zijn. Hij had vroeger op de basisschool een juf die altijd 'doe eens normaal' tegen haar leerlingen placht te roepen, en hij vroeg zich toen al af wat ze daar precies mee bedoelde. Stil zitten, mond houden, sommetjes maken? Hij had zich toen in elk geval voorgenomen nooit 'normaal' te worden, en was nog steeds vastbesloten zich daaraan te houden. Het enige probleempje was dat hij nu een geestelijke gezondheidstest moest zien te doorstaan. Hij moest dus doen alsof hij normaal was.

Het psychiatrische ziekenhuis bestond uit verschillende mistroostige betonnen barakken, waartussen dor gras groeide. In de verte was iemand aan het krijsen. Lamlendig hangende groepjes bewoners - of waren het medewerkers? - staarden hen met open mond aan. Dit was een van die momenten waarop hij wilde dat hij twintig centimeter korter was en zwart haar had. Voor de ramen van de barakken zaten tralies, maar dat verbaasde hem niet, daar nagenoeg alle ramen in Vietnam voorzien zijn van tralies - zogenaamd om inbrekers buiten te houden. Hij moest nodig naar het toilet. Hij deed zijn behoefte boven een donker gat, in een smerig betegeld hokje, dat al in geen twintig jaar schoongemaakt was. Na afloop vulde hij een plastic emmertje in een regenton, en spoelde daarmee door.

Ze begaven zich naar het hoofdkantoor. Meer dan een klein kamertje was het niet. Jonge vrouwen met strakke gezichten en witte jassen verrichtten er administratieve werkzaamheden. Buiten zat een handjevol mensen met angstige gezichten te wachten op de een of andere uitkomst. De jongen en het meisje kregen allebei een velletje papier voorgelegd, dat ze moesten invullen. Het zijne was gesteld in het Engels, of iets dat daarvoor door moest gaan. In tamelijk cryptische bewoordingen werd hem gevraagd of hij wel eens last had van zaken als stress, slapeloosheid en waanvoorstellingen. Hij kon kiezen uit 'never', 'same as usually', 'more than usually' of 'all the time'. De bewoording bevreemdde hem enigszins: als je nooit last had van een bepaalde klacht, of juist altijd, dan kwam dat toch neer op 'same as usually'? Maar hij besloot dat dit niet de juiste plaats was voor semiotische scherpslijperijen, en vulde het formulier netjes in zoals men dat van hem verwachtte - met veel 'same as usually's'. Als dit alles was, dan viel het wel mee met die test.

Helaas, het begon pas. Nadat men hen vakkundig een stapel bankbiljetten afhandig had gemaakt - per slot van rekening is alles in dit land business, ook gezondheidszorg en onderwijs - en Marx zich maar weer eens omdraaide in zijn graf, werden ze naar boven gestuurd. Zij moesten een klein kamertje binnengaan, waar een streng kijkende juffrouw van hun leeftijd hen niet aankeek. Zijn aanstaande werd gesommeerd te gaan zitten op een half vergane tandartsstoel. Zij kreeg een strak zwart netje om haar hoofd gespannen, dat hem nog het meest aan een kapsel van Snoop Dogg deed denken. De in het wit geklede jongedame siste wat subtiele beledigingen aangaande de veronderstelde motieven voor het huwelijk in haar oor - de psychologische oorlogsvoering was kennelijk begonnen. Vervolgens nam zij een dozijn kabels, die zij in het haarnetje plugde. Ze waren aangesloten op een grijs apparaat, waarop met grote letters de omineuze tekst '2000 ampère' stond geschreven. Ze werden bevestigd met metalen wasknijpers. De jongen keek toe, en deed zijn uiterste best zijn ademhaling onder controle te krijgen. Nee, hij was niet in een slechte horrorfilm beland; ja, deze jongedame was volstrekt professioneel en wist wat ze deed, ook al moest ze het apparaat drie keer opnieuw opstarten; geen zorgen, deze bangmakerij was intrinsiek onderdeel van het ritueel; en stil maar, want vragen stellen zou niet alleen zinloos zijn daar de dame geen woord Engels sprak (of deed alsof), het zou bovendien in hun nadeel werken.

Het grootste verschil tussen een democratische en een autoritaire staat is niet de aanwezigheid van vrije verkiezingen, onafhankelijke media, of transparante besluitvorming. Het grootste verschil is basaler: de beschikbaarheid van informatie. Dat geldt voor elk niveau van de maatschappij. Nederlanders groeien op met de idee dat het hun grondrecht is continu over alles geïnformeerd te worden. Wanneer de trein vertraagd is, maar de hoofdconducteur netjes omroept wat er aan de hand is en hoe lang het gaat duren, zijn de reacties van de passagiers een stuk milder dan wanneer er niets omgeroepen wordt. In het tweede geval worden veel mensen boos, in het eerste veel minder. Wie informatie krijgt, heeft het gevoel controle over de situatie te hebben, terecht of niet. Daarom is het internet zo'n democratisch medium: het maakt allerlei informatie relatief makkelijk beschikbaar. Of die informatie altijd juist is of niet, is een andere kwestie - het gaat mij hier om de ervaring controle te hebben. De beschikbaarheid van informatie is daarvoor cruciaal.

Het publieke leven in Vietnam wordt gekenmerkt door een structureel gebrek aan informatie, op elk niveau. Er is een wet, maar vrijwel niemand kent hem - machtsmisbruik door corrupte politieagenten is daardoor eerder regel dan uitzondering. Politieke besluitvorming vindt achter gesloten deuren plaats. Bloggers die mensen willen informeren over misstanden worden opgesloten. Procedures zijn onbekend; informatie is schaars, en meestal anekdotisch van aard. Dat geldt ook voor de procedure voor een huwelijk - nergens staat zwart op wit wat precies de voorwaarden zijn, daar moet men middels een serie telefoontjes en bezoeken aan de betreffende autoriteiten achter zien te komen. Een gemeentegids of -website met praktische informatie, een Postbus 51 infolijn of een nationale ombudsman zijn zaken die men zich hier niet voor zou kunnen stellen. Het zou de absolute macht van de overheid immers maar ondergraven. En die mentaliteit strekt zich uit tot de gezondheidszorg, waar dokters wil wet is; het onderwijs, waar leerlingen leren geen vragen te stellen maar braaf te reproduceren; en zelfs het toerisme, waar men zonder morren de leider van de toergroep volgt, en in stilte eventuele vertragingen ondergaat.

Ze vroegen dus niets, wetende dat een al te assertieve houding wel eens geïnterpreteerd zou kunnen worden als abnormaal gedrag, hetgeen hun slagen ernstig zou kunnen bemoeilijken. Ze ondergingen slechts. Monsterlijk grommend tekende het apparaat de hersenactiviteit van het meisje op. Eerst moesten de ogen dicht, toen weer open, en vervolgens kreeg ze een stroboscopisch licht te verduren. De weergave van haar hersenactiviteit was op zijn zachtst gezegd trillerig te noemen. Kennelijk hadden het decor en de psychische intimidatie haar niet onberoerd gelaten.

Toen was het de beurt aan de jongen. De juffrouw suggereerde dat het meisje alvast naar de volgende kamer ging, maar daar stak hij snel een stokje voor: zij moest blijven, om de instructies ('ogen open', 'ogen dicht') voor hem vertalen. De eigenlijke reden was natuurlijk dat hij hier niet met deze juffrouw Frankenstein alleen gelaten wilde worden.

Ze spande het Snoop Dogg-haarnetje over zijn hoofd. Het was onmenselijk strak, maar hij gaf geen kick. Hij was vastbesloten om niets te laten merken van het feit dat zijn hartslag inmiddels aardig gestegen was, en concentreerde zich op zijn ademhaling. In, twee, drie, uit, twee, drie. 'Ogen dicht.' In gedachten zag hij een lachende dikke boeddha voor zich, en een pitaya. Waarom een pitaya, in godsnaam? Niet over denken, wees blij dat het geen kokosnoot is. In, twee, drie, uit, twee, drie. De beelden in zijn hoofd wisselden elkaar rustig af. Nog een boeddha. In, twee, drie, uit, twee, drie. Duizenden stroomstootjes gingen door zijn hersenen, maar hij hield zijn hersenen zo stil als hij kon. 'Ogen open.' Gelaten liet hij het flitslicht over zich heen komen. Toen mochten de ogen weer dicht. De boeddha lachte, de pitaya zag er sappig vers uit. In, twee, drie, uit twee, drie. Zijn hersenactiviteit was een stuk minder dan die van zijn vriendin, zo bleek uit het vel papier dat de machine uitbraakte. Een lichte bibber slechts.

De volgende kamer was eerder een scène uit een slechte SF- dan uit een horrorfilm. Zij kregen zuignappen op hun armen, en om hun hoofd werd een riem gespannen. Ook hier werden kabels aan verbonden. Een twintig jaar oude computer toonde een serie felgekleurde grafiekjes. Hij sloot zijn ogen. De boeddha deed zich inmiddels tegoed aan de pitaya. Gelijk had hij. In, twee, drie, uit, twee, drie.

Plotseling was het voorbij. Hij had nog meer testen verwacht - hij had zich met name verheugd op de inktvlekken - maar die bleven uit. Zij hadden de proeve van bekwaamheid volbracht. Ze hadden gelaten de rituelen doorstaan, zonder vragen te stellen, zonder te protesteren, en zonder onrustig te worden. Ze waren 'normaal' bevonden, en kregen hun stempels. Plotseling lieten de jongedames in witte jassen hun maskers varen. Ze bleken te kunnen lachen.

De jongen en het meisje stapten op de motorfiets. Ze waren er nog lang niet. Eerst moesten er nog de nodige bureaucratische barricades geslecht worden. Zij moesten het Huis van de Wet bezoeken.

Kent u de Asterix-tekenfilm Asterix verovert Rome (Les Douze Travaux d'Astérix)? In deze ietwat surrealistische tekenfilm, de enige die niet gebaseerd is op een van de albums, worden de Galliërs door Caesar uitgedaagd te bewijzen dat zij onsterfelijk zijn. Zij worden geacht dit te doen door, in navolging van Hercules, twaalf werken te verrichten die voor normale sterfelijke mensen onmogelijk zijn. Een van de zwaarste taken waar onze helden voor komen te staan is het ophalen van een formulier, het vrijgeleide A38, in 'het huis waar je gek wordt'. Een administratieve formaliteit, zogezegd. Afijn, kijkt u zelf:



Met twee mappen vol formulieren gingen de jongen en het meisje naar het Huis van de Wet in Tam Kỳ, de provinciehoofdstad. Alle formulieren waren netjes bestempeld door het Huis van de Wet in haar officiële woonplaats, waar zij zouden gaan trouwen. Met dank aan vaderlief, overigens, die deze taak op zich had genomen. Hij had voor de gelegenheid zijn zondagse pak aangedaan - het speldje dat hij als dank voor zijn harde werk voor de publieke zaak van de Partij had gekregen blinkte prominent op het revers. Een goede naam vermag veel, dus dat was gelukt. Zij hadden evenwel nog één probleem: het document waaruit moest blijken dat de jongen ongehuwd was, was niet naar het Vietnamees vertaald, noch gelegaliseerd. 'Gelegaliseerd' betekent zoveel als: bestempeld door een daartoe bevoegde instantie, opdat het geaccepteerd wordt in een ander land. Zij moesten dit document laten legaliseren door de ambassade van zijn land, zo vermoedden ze. Het probleem was dat zij hun papierwerk moesten doen in de provincie waar zij ingeschreven stond, maar zich gingen vestigen in de hoofdstad, waar ook de ambassade stond - maar de twee plaatsen waren zo'n achthonderd kilometer van elkaar verwijderd. Met andere woorden: zij moesten de autoriteiten zo gek weten te krijgen dat deze hun documenten in behandeling wilden nemen, ook al ontbrak er nog een papier - dat zouden zij dan later nasturen.

Flexibiliteit en bureaucratie verdragen elkaar normaliter als vuur en water. Al te veel hoop op een goede uitkomst had hij dus niet. Maar het was de moeite van het proberen waard. Hun financiële situatie was namelijk niet zo rooskleurig dat zij het zich konden veroorloven de komende maanden nog een aantal keer heen en weer te reizen.

Het gezicht van de dame die hun documenten als eerste onder ogen kreeg beloofde weinig goeds. Iemand die in een citroen bijt kijkt nog vrolijker. 'Waar zijn de papieren?' vroeg ze bits, terwijl haar handen vol papieren zaten. 'Wat moet ik hier mee?' Ze bekeek hun formulieren met een blik alsof het een stapel gebruikt toiletpapier was.

Gelukkig waren zij niet louter afhankelijk van haar oordeel, daar zij iemand kenden, die iemand kende, die daar werkte. Zoals ik eerder schreef: connecties zijn in Vietnam van levensbelang, wil men iets gedaan krijgen. De jongeman die hun zaken behartigde hielp hen niet alleen de juiste stempels op de kopieën van hun identiteitsbewijzen te krijgen - waarvoor hij op de motorfiets een rondje door de stad moest rijden, omdat daar natuurlijk verschillende loketten voor bezocht moesten worden - hij kreeg ook zijn collegae zo ver dat deze erin toestemden de zaak nu reeds in behandeling te nemen, mits het betreffende papier binnen afzienbare tijd nagestuurd zou worden. Hij wist er zelfs voor te zorgen dat zij nog dezelfde dag geïnterviewd konden worden, waarover dadelijk meer.

Dat daar een tegenprestatie tegenover stond, zult u begrijpen. Voor niets gaat de zon op. De buitenlandse jongen had liever alles volgens de officiële weg gedaan, maar wie in een huis waar je gek wordt de officiële weg bewandelt, loopt nu eenmaal het risico gek te worden. In hun geval had het in elk geval een hoop tijd en een bom duiten extra gekost. Bovendien moet u weten dat in een land als dit, waar informatie schaars is, het onderscheid tussen de officiële en de officieuze weg in de praktijk lang niet altijd zo duidelijk is als in theorie. Hoe het ook zij, trots is hij er niet op, maar in dit geval vindt hij hun oplossing te rechtvaardigen - temeer daar de jongeman die hen zo uitstekend hielp net vader was geworden, en daarom wel een extra centje kon gebruiken. Moraal is situationeel bepaald, laten we het daarop houden.

Twee stapels bestempelde formulieren en twee psychische gezondheidstesten voldeden niet. De Vietnamese regering heeft enkele jaren geleden namelijk besloten dat in het geval van een gemengd huwelijk het zekere voor het onzekere genomen moet worden: lokale ambtenaren moeten aanstaande echtelieden een uitgebreid interview afnemen, om zo te kunnen bepalen of deze elkaar wel echt kenden en begrepen. Een begrijpelijke beslissing, gezien het hoge aantal schijnhuwelijken tussen Vietnamese dames en Oost-Aziatische mannen, die niet zelden uitliepen op gedwongen prostitutie. Men kan zich echter afvragen of een enkel interviewtje door een 'bevriende' ambtenaar voldoende is om een internationaal opererende loverboy tegen te houden. Hoe het ook zij, tegenwoordig moet iedereen die met een buitenlander wil trouwen verplicht een interview ondergaan. Dat gold dus ook voor hen.

Daar zij niet ruim van tevoren een afspraak hadden gemaakt, was er geen tijd om een ambtenaar op te trommelen die Engels sprak. De aanwezige ambtenaar vroeg dus maar aan de aanstaande bruid of zij voor haar zou kunnen vertalen. Helemaal onafhankelijk kon deze ad hoc tolk niet genoemd worden, maar ze konden er niet mee zitten. En, eerlijk is eerlijk, ze vertaalde voorbeeldig. De ambtenaar wilde alles van hem weten: wat voor werk hij deed, of hij de namen en banen van haar zusters kende, of hij de Vietnamese cultuur begreep, wat hij van haar ouders vond, of zij van plan waren langere tijd in Vietnam te blijven, en waarom hij met haar wilde trouwen. Ze schreef alle antwoorden uitgebreid op, in hele zinnen, met de hand. Per persoon werden drie vellen papier volgeschreven. Tegen de tijd dat ze klaar was, was de middag avond geworden.

Zij dronken een kop koffie, om even bij te komen, en reden vervolgens door de regen terug naar haar woonplaats. Zij waren enigszins licht in hun hoofd, maar dat had wellicht te maken met het feit dat ze die ochtend reeds om vijf uur waren opgestaan, teneinde op tijd in Tam Kỳ te zijn voor de psychologische test. Het was al donker. Na twee uur rijden waren ze in haar woonplaats. Het ging steeds harder regenen. Hun bagage hadden ze reeds ingepakt, en ze hadden net tijd voor een snelle maaltijd, voordat ze naar de hoofdstad vertrokken. Godzijdank was een taxichauffeur bereid gevonden hen naar het treinstation in Đà Nẵng te brengen, bepakt en bezakt als ze waren. Daar stapten ze op de nachttrein naar Hà Nội.

Als de trein de volgende dag de stad binnenrijdt weten ze nog niets. Ze weten nog niet dat ze over een paar dagen een leuk en betaalbaar appartementje zullen vinden in Đồng Đa district, ze weten nog niet dat haar officiële woonplaats en haar ouderlijk huis de komende week geteisterd zullen worden door een tyfoon en door overstromingen, ze weten nog niet wat voor werk ze gaan doen, en ze weten nog niet dat de Nederlandse ambassade weigert Nederlandse documenten te legaliseren, omdat ze daarvoor, leve de bureaucratie, bij het ministerie voor buitenlandse zaken en bij de Vietnamese ambassade in Den Haag moeten zijn (dat de Nederlandse ambassade onder datzelfde ministerie valt, en dus staatsrechtelijk bevoegd is documenten als deze te legaliseren, helpt hen weinig - men weigert domweg het te doen, daar de Nederlandse ambassade er niet is om Nederlandse onderdanen consulaire hulp te verlenen, maar om Nederlandse bedrijven hier te ondersteunen in hun neo-koloniale werkzaamheden). Ze weten dus nog niet dat ze wat te vroeg gejuicht hebben, en dat hen nog een tweede bureaucratisch gekkenhuis te wachten staat, dat best wel eens dwarser zou kunnen gaan liggen dan het eerste. Dat weten ze allemaal nog niet.

Maar ze weten wel dat ze op pad zijn, samen. Ze weten dat ze elkaar zullen steunen en beschermen. Ze weten dat een deel van de buitenwereld hun keuzes verwerpt en hun motieven in twijfel trekt. Ze weten dat ze door sommigen voor gek verklaard worden. En laten we wel wezen: dat zijn ze ook. Gek als een deur.

En gek op elkaar.

Zij vertrouwen.