Monday 30 June 2008

Het filmpje

Het was een van mijn laatste weken in Londen. Ik zat eenzaam afgezonderd in een achterafkamertje van de universiteitsbibliotheek. De hoop dat ik mij binnen enkele weken door de zeven boeken vol Japanse religieuze geschriften die ik had laten overvliegen kon doorworstelen had ik reeds opgegeven. In plaats daarvan was ik druk bezig met het fotograferen van de relevante passages, zodat ik deze op een later tijdstip verder zou kunnen bestuderen. Dat was nog een hele kunst. Ik moest het boek op de grond leggen om het beeld scherp te kunnen krijgen, met mijn voeten de pagina's op hun plek houden, mijn camera daar precies recht boven houden en scherpstellen, voor ik een foto kon nemen. En dat dan een paar honderd keer. Wat een ellende dat ik de boeken niet gewoon mocht kopiëren, dacht ik. Terwijl ik zo bezig was met fotograferen ging plotseling mijn telefoon.

Nu mag men niet telefoneren in de bibliotheek, zo was mij eerder die dag duidelijk gemaakt door een arrogante biebbureaucraat. Ik stond vijf seconden te bellen bij de ingang, daar ik de bibliotheek niet kon verlaten zolang ik in het bezit was van de sleutel van het achterafkamertje - het zou de beveiligingsapparaten doen piepen, en ik zou niet meer naar binnen kunnen. De bibliothecaris, een gespierde Zuid-Aziatische man van een jaar of dertig, gaf me de wind van voren. 'Niet bellen in de bibliotheek! Naar buiten jij!' Nu was ik de facto al niet meer in de bibliotheek, daar ik bij de ingang stond, maar daarmee overtuig je die mensen niet. Geïrriteerd als ik was door het Britse regeltjesfetisjisme ben ik toen zo dom geweest de discussie met hem aan te gaan.
'Ik kan hier toch niet weg, zolang ik deze sleutel in mijn bezit heb en ik mijn pasje [noodzakelijk voor het binnengaan van de bibliotheek] niet heb omdat ik het heb afgegeven? Ik bel maar vijf seconden, om iemand met wie ik een afspraak heb te vragen of ze even hierheen komt. Precies om die reden, dat ik niet weg kan. Dat is alles.'
'Niks mee te maken, je mag niet bellen, dat zijn de regels. Het is niet eerlijk als jij hier wel mag bellen en anderen niet.' (Inflexibele bureaucraten legitimeren hun gebrek aan inlevingsvermogen bijna altijd middels het nietszeggende argument 'het is niet eerlijk ten aanzien van anderen', dat weliswaar legitiem klinkt maar in negen van de tien gevallen geen hout snijdt daar individuele situaties nou eenmaal verschillen, en dat in feite gebruikt wordt als excuus om zich niet in die specifieke situaties te hoeven verdiepen - let maar eens op.)
'Luister, het enige dat ik haar zeg is "kom even naar de ingang van de bibliotheek", dat is alles. Moet je daar nou zo moeilijk over doen?'
'Dat zijn de regels, man. Zie jij soms anderen hier bellen?'
'Die regels zijn er met een bepaald doel, nietwaar? Die regels zijn toch niet het doel op zich?'
'Jawel.'
'Kom op, regels zijn er omwille van een bepaald doel, en dat doel is in dit geval dat je mensen niet stoort bij hun werk. Prima, goede reden om niet te bellen. Maar dit is de ingang. Zie jij hier iemand studeren? Nee, ik ook niet.'
'Daar gaat het niet om. Die regels zijn er nou eenmaal. Die regels zijn het doel.'
Welkom in Engeland.

Enfin, ik zat in het achterafkamertje van de universiteitsbibliotheek, en ik nam mijn telefoon op. Ik was er niet helemaal gerust op dat de boze bibliothecarissen mij niet konden horen, en sprak daarom zachtjes.
'Hallo?'
'Aike? Met mij. Hoe is ie?' Het was een vriendin van me, of een kennis, afhankelijk van hoe men die termen hanteert.
'Goed hoor.' Ik wist niet zeker of dat klopte, dus voegde ik er voor de zekerheid maar aan toe: 'Beetje druk. Jammer dat ik zo snel al wegga.'
'Ja sukkel, waarom blijf je dan niet gezellig, deze zomer?' Ik voelde me gelijk een stuk beter. Het is altijd leuk als iemand zoiets tegen je zegt.
'Ja, sorry.' Wat een flutantwoord, kon ik niets beters verzinnen?
'Hé luister, ik was op die borrel, van correspondent X, daar had ik je toch over verteld?'
'Ja.' Daar had ze me inderdaad over verteld.
'Nou, daar was een meisje dat stage loopt bij de NOS, en ze wilde een filmpje maken over Nederlandse studenten in Londen, en ze vroeg mij of ik iemand kende, en toen dacht ik aan jou.'
'Oh jee.'
'Dat is helemaal niet eng joh. Mag ik haar jouw telefoonnummer geven?'
Nu heb ik er normaliter niet zo'n probleem mee als jongedames mijn telefoonnummer in hun bezit krijgen, zelfs al is het in eerste instantie voor zakelijke doeleinden. Maar ik wist niet zeker of ik hier wel geschikt voor was. Ik ben niet zo TV-geniek.
'Ik weet niet of ik hier wel geschikt voor ben. Ik ben niet zo TV-geniek.'
'Ach, tuurlijk ben je dat wel. Bovendien komt het niet op TV, maar op internet. En ze doet haar master journalistiek in Leiden, daar heb jij toch ook gestudeerd?'
Dat gaf de doorslag. Studenten moeten sowieso een beetje solidair zijn met elkaar door elkaar te helpen met hun onderzoek en dergelijke - maar dat geldt natuurlijk nog eens extra als degene die een beroep op je doet studeert aan je geliefde alma mater. 'Nou vooruit, geef haar mijn nummer maar,' zei ik. En toen ik er wat langer over nadacht leek het me stiekem ook wel leuk, een interviewtje geven.

Even later belde ze me op. Ze klonk eerst een beetje zenuwachtig, maar gaandeweg ons telefoongesprek werd dat minder. Ze vertelde dat ze stage liep bij de NOS in Londen. Ik wist niet dat de NOS een kantoor had in Londen, maar als je erover nadenkt is dat eigenlijk wel logisch. Per slot van rekening is het nog steeds een van de belangrijkste steden in de wereld.
'Ik wil een filmpje maken voor NOS Headlines over studeren in Londen, en ik zou jou graag willen interviewen. Weet je wat dat is, NOS Headlines?'
'Is dat dat journaal met die irritante hippe deuntjes?'
'Haha, nee, dat is Journaal op 3. Dit is een nieuwssite, die zich richt op jongeren van ongeveer zestien tot twintig jaar. Voor hen is het natuurlijk wel leuk om iets te zien over studeren in het buitenland.'
Ja, dat leek me ook wel. We spraken af om het interview de volgende dag te houden.
'Hoe herken ik je?' vroeg ik. Na laatst eens op een blind date drie verschillende jongedames aangesproken te hebben voor ik de juiste te pakken had, leek die vraag me geen overbodige luxe.
'Ik heb een hele grote rugzak bij me.' Daar zat de camera natuurlijk in.
'Oh, dan moet het lukken. Ik hoop in elk geval dat ik niet toevallig een moslimterrorist aanspreek die net zo'n grote rugzak om heeft.' Ongelooflijk, wanneer leer ik het nou eens af om zulke vreselijk flauwe en ook nog eens politiek incorrecte grapjes te maken als ik met een onbekende spreek?
Gelukkig lachte ze. 'Nou, ik heb lichtblond haar, dus dat zal wel meevallen.'
Ik wilde zeggen waar ze mij aan kon herkennen, maar ik had nog geen flauw idee wat ik de volgende dag aan zou trekken. (Oh jee! Ik had niets om aan te trekken!) Dus ik zei maar niets. Ik zou haar wel herkennen, dacht ik.

Ik herkende haar meteen. Ze had een grote rugzak en mooie blonde haren. Ze zag er zomers uit. Dat was niet zo gek, daar het een prachtige zomerse dag was. Ik had voor de gelegenheid mijn lichtblauwe bloesje aangetrokken, zodat ik er ook een klein beetje zomers uitzag, maar ik kon niet aan haar tippen. Niets aan te doen. We spraken wat over het interview, en over haar stage. Het was het eerste item dat ze helemaal in haar eentje maakte, vertelde ze. Ze haalde de camera uit de rugzak en gaf me mijn microfoontje. De camera was groot, en zag er zwaar uit. Het had een kort statief, dat leunde op iets dat aan haar broekriem hing. Ze filmde en interviewde me tegelijkertijd. Het moest behoorlijk zwaar zijn, zo in de volle zon, en ik bewonderde haar wel.

Ik vertelde hoe het was om in Londen te studeren, en wat de verschillen waren met Nederland. Daarna filmde ze me terwijl ik op het gras een boek zat te lezen (nu zit ik eigenlijk nooit op die plek te lezen, maar dat mag u niet doorvertellen, goed?), terwijl ik een flyer in mijn hand gedrukt kreeg van een een lid van die dogmatische mafkezenclub die zich 'Internationale Socialisten' noemt (ik hoopte maar dat op het filmpje niet te zien zou zijn dat zij het waren, want dan zou ik voor ik er erg in had de AIVD achter me aan krijgen), en terwijl ik naar de bar liep en daar wat ging drinken (dat beeld was wel aardig in overeenstemming met de werkelijkheid, moet ik bekennen). Ze kende de montagetrucjes al uit haar hoofd, zo bleek: eerst van achter filmen hoe ik wegloop, en dan filmen hoe ik aan kom lopen. Het was ontzettend leuk om te doen, en om mee te denken. Ik herinnerde me weer hoe ik zelf enkele jaren geleden een documentaire had gemaakt, hoe ik daarvan genoten had, en hoeveel ik er van geleerd had. Misschien moest ik er toch eens aan denken daar een keer een vervolg aan te geven.

Om een lang verhaal kort te maken: het filmpje is leuk geworden. Ze heeft het prachtig in elkaar gemonteerd. Mocht u benieuwd zijn, ga dan naar http://headlines.nos.nl/forum.php/list_messages/11035 . Dan vertel ik u hoe het is om in Londen te studeren. Als u mijn verhalen op deze plek de afgelopen maanden gelezen heeft weet u dat natuurlijk al wel, maar nu kunt u het mij voor het eerst ook horen vertellen.

En toen waren mijn two minutes of fame weer voorbij.

Monday 23 June 2008

De driekamp

Ach ja, zo'n EK. Wie maalt er nog om. Dat de oranje illusie vroeger of later genadeloos plaats zou maken voor desillusie hadden we natuurlijk kunnen verwachten. Wat dat betreft is voetbal net het echte leven: het enige voorspelbare is de dood van de droom. En diens wedergeboorte, natuurlijk, na een tijdje (vermoedelijk over een jaar of twee, in dit geval). Niets nieuws onder de zon, kortom. En zeg nou zelf: u had toch niet echt verwacht dat de Russische oligarchen tevreden zouden zijn met slechts een kwartfinaleplaats? Dáárvoor hebben ze niet de machiavellistische meester Hiddink met een exorbitant salaris aan de haak geslagen... Men wil winst, niets anders. Dit elftal is het privé-speeltje van Tsaar Poetin, en alleen een blinkende beker kan diens hebzucht tijdelijk stillen. Kosten noch moeite noch aardgasbaten worden daarvoor gespaard. Waaraan dacht het arbitrale trio volgens u, toen zij op mysterieuze gronden besloten de per ongeluk uitgedeelde tweede gele kaart voor een Russische verdediger fluks weer in te trekken? Aan de bonus die hun door een anonieme weldoener in het vooruitzicht was gesteld, of toch aan de KGB-dreigbrief die zij ontvangen hadden? Denkt u echt dat Robben niet speelde vanwege weer een lullige blessure, of zal dat sms'je van de Russische maffia (dat andere speeltje van Poetin) ook een rol gespeeld hebben? En u gelooft toch niet werkelijk dat het opzichtige geklungel van Ooijer, Heitinga, Van der Vaart en anderen te wijten is aan de zogenaamd briljante tactiek van de Russen? Het zou me niets verbazen als de heren binnenkort een moddervet contract krijgen aangeboden van Chelsea-baas en marionet Abramovitsj. We zijn collectief voor de gek gehouden, neemt u dat van mij aan. Maar ach, wat maakt het ook uit. Het is maar een spelletje, nietwaar? Ik ben in elk geval blij toe. Als een ware mini-Hiddink heb ik bij een Engelse bookmaker enkele ponden ingezet op een Russische eindoverwinning. Van de winst ga ik straks een keertje heerlijk sjiek tafelen. Brecht had gelijk: erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.

Voor eerlijke, sportieve strijd kan men bij profvoetbal al lang niet meer terecht. Politieke en economische belangen maken de dienst uit, en wij, naïeve voetballiefhebbers, sluiten daarvoor met liefde onze ogen. Laten we wel wezen: zo'n EK is natuurlijk een schijnvertoning van heb ik jou daar. Maar gelukkig was er dit weekeinde een ander sportief evenement, een evenement waar al sinds jaar en dag door Jan en alleman reikhalzend naar uitgekeken wordt, waar de commercie haar intrede nog niet heeft gedaan en vermoedelijk ook nooit zal doen, en waar bevlogen maar fair gestreden wordt voor de eer. U raadt het al: ik heb het natuurlijk over de jaarlijkse driekamp van Den Horn. Al sinds mensenheugenis nemen de Dorpsstraat, de Hogeweg en de Westerdijk het bij dit toernooi tegen elkaar op, en strijden voor de hoogste eer die een sportman ten deel kan vallen: het winnen van de felbegeerde wisselbeker. Na jaren afwezigheid mocht ik eindelijk weer het genot proeven deel te nemen aan dit prachtige evenement, en ik was vastbesloten mijn steentje bij te dragen aan een overwinning van ons team, de Dorpsstraat.

De driekamp zou de driekamp niet zijn als alle spellen niet in het kader zouden staan van een bepaald thema. Dit jaar had men zich bij de keuze voor een thema laten inspireren door dat andere grote evenement, de Olympische Spelen - zodoende was het thema 'China'. Creatieve geesten hadden prachtige drakenkoppen in elkaar geknutseld, want ook aan de kostuums vielen punten te verdienen. De draak van de Dorpsstraat was natuurlijk de mooiste. Ook onze groepspresentatie, compleet met een indrukwekkende demonstratie van synchroonzwemmen-op-het-droge, werd door de jury met het maximale aantal punten beloond. De voorsprong was binnen.

Toen kwamen de spellen. Die hoef ik u natuurlijk niet uit te leggen. De ware sportliefhebber weet immers dat bij 'De nieuwe kleren van de keizer' eerst een stel kleren uit een hoge boom moet worden gevist, dan een lange vlecht moet worden gevlochten, en vervolgens een keizer op een draagstoel door vier sterke mannen (waaronder ondergetekende) door een slalom-parcours moet worden gedragen. En ze weet natuurlijk ook dat bij 'De rode draad' mensen emmertjes water moeten verplaatsen, daarbij gehinderd door leden van andere teams die daar met sponzen naar gooien. Ik hoef u natuurlijk ook niet te vertellen over de marathon, waarbij men op vierpersoonsski's een parcours moet afleggen zonder om te vallen. Ongetwijfeld kent u al deze sporten van binnen en buiten. Maar ik moet wel even kwijt dat wij, noeste Dorpsstraters, alle spellen met overmacht gewonnen hebben. De combinatie van vaderstraatsliefde, opofferingsgezindheid, tactisch meesterschap en fysieke kracht maakte ons onoverwinnelijk. Leve de Dorpsstraat!

Het laatste spel was van een klassieke schoonheid. Het was het 'Foe yong hai spel'. Oei, zult u denken, en uw oei is geheel terecht. Met landbouwplastic en groene zeep had men glibberige glijbanen gemaakt, waarlangs wij eieren, ketjap en rode saus moesten vervoeren - met eetstokjes, let wel. Het resultaat laat zich raden. Zelden was ik zo vies. Zelden rook ik zo intens naar foe yong hai. En zelden vond ik het zo leuk om door smerige smurrie te glijden. Een speeltuin was er niets bij.

Na een hoognodige douche volgde 's avonds in het dorpshuis de theorieronde. (Er was ook nog iets met voetbal op een groot scherm en oranje shirtjes en petjes, maar dat weet ik niet meer zo goed.) Nu kent u mijn liefde voor pubquizzen. Ik had mij dan ook zeer verheugd op dit onderdeel. Helaas waren er niet zoveel vragen, daar de quiz plaatsvond in de rust van de een of andere voetbalwedstrijd, en helaas blameerde ik mij enigszins door een vraag waarop ik echt het antwoord had moeten weten verkeerd te beantwoorden, maar verder deden we het als team heel aardig. We wisten twaalf van de zestien vragen juist te beantwoorden, waarmee we ook dit laatste onderdeel wonnen. Hoera!

De grote glimmende beker was van ons. Daar konden zelfs Poetin en Hiddink niets aan veranderen.

Friday 20 June 2008

The Cumbria Way

Tot ziens, Londen. Ik wil weg van de constante chaos en ruis. Ik ben afgeknapt op de bureaucratie en het volstrekte gebrek aan flexibiliteit van academische en andere instellingen in dit land, niet in het minst mijn eigen universiteit. En bovenal heb ik schoon genoeg van de criminaliteit in deze stad. Als je binnen enkele maanden drie keer het slachtoffer bent van diefstal, waaronder een inbraak, voel je je toch echt minder veilig. Kortom, Londen is een mooie stad, maar ik hou het even voor gezien. Ik wil weer zuurstof.

Voordat ik naar 'huis' ga (wat dat ook moge betekenen - maar ik zal u dit keer een filosofische verhandeling besparen) rest mij nog een mooie wandeling in het noorden des lands. Samen met mijn ouders loop ik de Cumbria Way, die dwars door het Lake District gaat.

De wandeling begint in Ulverston. We laten het Laurel & Hardy museum links liggen en klimmen de velden in. De zon brandt ambitieus in onze nek, en belooft ons een mooie week. Het groen van de heuvels is helder en vol. We lopen langs ontspannen herkauwende koeienkuddes, langs afgelegen boerderijen en kneuterdorpjes. Het landschap wordt opgedeeld door middeleeuwse stenen muurtjes. Een jongedame wijst ons de weg, en redt ons zo van de hoorns van een boze stier. Ik krijg een hoognodig lesje botanica. Een kerkhof staat vol gevlochten Keltische kruizen.

We lopen het nationale park binnen. Weilanden maken plaats voor woeste velden vol struiken en rotsblokken. Slechts enkele bomen zijn erin geslaagd tijdens hun jeugd te ontkomen aan de malende schapenkaken die het landschap kaal houden. Ze malen rustig door, wandelaars of niet. Een flinke klim brengt ons naar een idyllisch bergmeertje. Een paartje zit te picknicken, en geniet van de zon, die denkt dat het augustus is. Een verdwaald boompje geeft een beetje schaduw; de schapenkeutels nemen we dan maar voor lief.

De middag vordert. De wandeling is iets te lang voor een eerste dag. Een groot, langwerpig meer met een bergachtige achtergrond geeft ons een voorproefje van de dagen die zullen volgen. Coniston ligt tevreden aan het meer. De jeugdherberg ligt fraai in een dal even voorbij het dorp. Er wordt snel gedoucht en verkleed, want wij moeten een pub opzoeken. Nederland speelt namelijk tegen Italië. Onder het genot van scampi en friet en een goede pint zijn wij Sneijder en Co Italië verpulveren. Dat belooft nog wat.

De tweede dag is nog mooier dan de eerste. We krijgen alle kleuren groen cadeau. Bolletjes wol met zwarte kopjes kijken vol verbazing onze kant op. Na de les botanica volgt nu een les Fries. Ik blijk een snelle leerling, it giet tige goed. We komen langs picture-perfect heldere bergmeertjes. Vogels zingen in allerlei talen. Op een terrasje in een kaarsrecht Engels tuintje drinken we thee en eten we onze sandwich. De nordic walking dames naast ons genieten van hun welverdiende scones.

Een brede beek leidt ons verder. We naderen een dorp, en het is spitsuur. Een eend verdedigt haar kindertjes moedig tegen de overenthousiaste hond die haar het leven zuur maakt. Als we het dorp achter ons gelaten hebben, komen we in Great Langdale, een groene sprookjesvallei omringd door majestueuze bergen. Hier willen we wel een nachtje blijven.

In een kamer van tien vierkante meter zijn vier stapelbedden gepropt. Elk bed wordt beslapen, al gaat het slapen moeizaam omdat een of andere idioot voortdurend met iets aan het roffelen is. Het dreunt dwars door mijn oordopjes mijn nachtmerries in. Als we er iets van zeggen, zegt hij dat hij bezig was muggen dood te slaan. Urenlang met je schoen op de muur slaan, om muggen weg te slaan...?

Ik was nooit een grote fan van English breakfast. Maar ik moet bekennen dat een vegetarisch English breakfast, met witte bonen en roerei en champignons en vegetarische worstjes en tomaten en aardappels en toast, een uitermate goede basis is voor een dag wandelen. Ik vind het steeds lekkerder.

De vallei gaat verder, weg van de beschaving, de leegte in. Hier groeien slechts gras en rotsblokken. We wanen ons in Scandinavië. De beek wordt almaar smaller en woester. Dan houdt de vallei op, en moet er geklommen worden. Jonge mannen met baarden bouwen een nieuw bergpad. De strijd met de zwaartekracht doet me goed. De bolletjestrui is voor mij, maar de zak drop begint aardig in omvang af te nemen. Na de klim volgt een stevige afdaling - zo gaat dat nu eenmaal met bergpassen. Helaas blijkt een onzer knieën niet bestand tegen de hoogteverschillen. We besluiten de etappe in tweeën te knippen. Een fraaie vallei met een nieuwe kabbelbeek brengt ons naar Rosthwaite, alwaar een schandalig luxe hotel met een heel zacht bed en een warm bad ons opwacht, en waar we verse meloen en vis voor het ontbijt krijgen.

De wandeling gaat verder. In het bos krijgen we gezelschap van een ree en haar jong. Zijn ruggetje is donker, en heeft witte vlekken. Ze kijken ons een tijdje aan, en springen dan geruisloos weg. We lopen verder, langs een van de grootste en bekendste meren van het Lake District. We zijn niet de enigen. Bejaarden lopen breeduit te drentelen, al dan niet bewust het pad versperrend. Een paar hele grote houten reuzenhanden begroet ons. Het is nog vroeg in de middag als we Keswick bereiken. Het gezellige stadje staat vol marktkraampjes. Elke straathoek heeft drie outdoorwinkels.

De laatste dag loop ik alleen, vanwege genoemd blessureleed. Het is de mooiste etappe van allemaal, in het minst gecultiveerde deel van het Lake District. Het eerste deel is bebost. Genadeloos halen de geuren gifzoete herinneringen naar boven. Antwoorden brengen nieuwe vragen met zich mee, en toekomst en verleden strijden in mij om voorrang. Het landschap wordt almaar leger, mijn hoofd nog even niet. Ik ga richting berg, maar loop eromheen, andere wandelaars achterlatend. Midden op het pad staat een eenzaam lammetje me aan te staren. Angstig hupt hij opzij, waarna zijn moeder hem naar veiliger oorden leidt. Nu ben ik helemaal alleen. Nu is het stil.

Zelfs de straaljager die op ooghoogte langs raast doet dat in stilte. Althans, zo lijkt het. Zijn roep volgt pas als hij al weer achter de bergen verdwenen is.

I wander lonely as a cloud. Steencirkels verraden een vol verleden, maar vandaag is er de stilte. Tussen de heideplanten hebben zeldzame vogels zich verstopt. Af en toe hoor je het klikkende geluid van een van hen. Ook de verlaten mijn zit vol nieuw leven. Ik laat mijn dromen maar dwarrelen.

Er moet geklommen worden. Een venijnig paadje leidt me langs een driftig beekje naar boven. Hier komen weinig mensen, getuige de verbazing op het gezicht van de schapen. De zwaartekracht moet andermaal zijn meerdere in mij erkennen, maar het is een pittige strijd. Dan ben ik boven. Op de top ligt een piramide van steentjes.

Het uitzicht is fenomenaal. Dit moet de hemel zijn. Of op zijn minst het werk van de hemel. Want als Toeval zoiets groots kan scheppen, dan verdient ze een andere naam.

Een lange afdaling volgt. Mijn pad verdwijnt, en ik dwaal veel te ver af naar het oosten. Maar ik weet mijn weg te vinden, en aan het eind van de middag bereik ik Caldbeck, waar ik verwelkomd word in een knus biologisch theehuisje.

In de pub in Penrith zien we Nederland Frankrijk verslaan. Mijn woeste vreugdekreet na de 2-0 levert mij een aantal meewarige blikken op. Maar na afloop van de wedstrijd krijg ik toch een paar welgemeende handdrukken. Men ziet Frankrijk hier graag verliezen.

En dan volgen de autoreis terug naar Londen, het inpakken van mijn boeken en andere spullen, het laatste avondmaal en de laatste nacht in mijn Londense kamer, de rit naar Dover, de bootreis naar Duinkerken, de rit naar Groningen, en het onvermijdelijke acclimatiseringsproces.

Dat duurt even.