Het was een van mijn laatste weken in Londen. Ik zat eenzaam afgezonderd in een achterafkamertje van de universiteitsbibliotheek. De hoop dat ik mij binnen enkele weken door de zeven boeken vol Japanse religieuze geschriften die ik had laten overvliegen kon doorworstelen had ik reeds opgegeven. In plaats daarvan was ik druk bezig met het fotograferen van de relevante passages, zodat ik deze op een later tijdstip verder zou kunnen bestuderen. Dat was nog een hele kunst. Ik moest het boek op de grond leggen om het beeld scherp te kunnen krijgen, met mijn voeten de pagina's op hun plek houden, mijn camera daar precies recht boven houden en scherpstellen, voor ik een foto kon nemen. En dat dan een paar honderd keer. Wat een ellende dat ik de boeken niet gewoon mocht kopiëren, dacht ik. Terwijl ik zo bezig was met fotograferen ging plotseling mijn telefoon.
Nu mag men niet telefoneren in de bibliotheek, zo was mij eerder die dag duidelijk gemaakt door een arrogante biebbureaucraat. Ik stond vijf seconden te bellen bij de ingang, daar ik de bibliotheek niet kon verlaten zolang ik in het bezit was van de sleutel van het achterafkamertje - het zou de beveiligingsapparaten doen piepen, en ik zou niet meer naar binnen kunnen. De bibliothecaris, een gespierde Zuid-Aziatische man van een jaar of dertig, gaf me de wind van voren. 'Niet bellen in de bibliotheek! Naar buiten jij!' Nu was ik de facto al niet meer in de bibliotheek, daar ik bij de ingang stond, maar daarmee overtuig je die mensen niet. Geïrriteerd als ik was door het Britse regeltjesfetisjisme ben ik toen zo dom geweest de discussie met hem aan te gaan.
'Ik kan hier toch niet weg, zolang ik deze sleutel in mijn bezit heb en ik mijn pasje [noodzakelijk voor het binnengaan van de bibliotheek] niet heb omdat ik het heb afgegeven? Ik bel maar vijf seconden, om iemand met wie ik een afspraak heb te vragen of ze even hierheen komt. Precies om die reden, dat ik niet weg kan. Dat is alles.'
'Niks mee te maken, je mag niet bellen, dat zijn de regels. Het is niet eerlijk als jij hier wel mag bellen en anderen niet.' (Inflexibele bureaucraten legitimeren hun gebrek aan inlevingsvermogen bijna altijd middels het nietszeggende argument 'het is niet eerlijk ten aanzien van anderen', dat weliswaar legitiem klinkt maar in negen van de tien gevallen geen hout snijdt daar individuele situaties nou eenmaal verschillen, en dat in feite gebruikt wordt als excuus om zich niet in die specifieke situaties te hoeven verdiepen - let maar eens op.)
'Luister, het enige dat ik haar zeg is "kom even naar de ingang van de bibliotheek", dat is alles. Moet je daar nou zo moeilijk over doen?'
'Dat zijn de regels, man. Zie jij soms anderen hier bellen?'
'Die regels zijn er met een bepaald doel, nietwaar? Die regels zijn toch niet het doel op zich?'
'Jawel.'
'Kom op, regels zijn er omwille van een bepaald doel, en dat doel is in dit geval dat je mensen niet stoort bij hun werk. Prima, goede reden om niet te bellen. Maar dit is de ingang. Zie jij hier iemand studeren? Nee, ik ook niet.'
'Daar gaat het niet om. Die regels zijn er nou eenmaal. Die regels zijn het doel.'
Welkom in Engeland.
Enfin, ik zat in het achterafkamertje van de universiteitsbibliotheek, en ik nam mijn telefoon op. Ik was er niet helemaal gerust op dat de boze bibliothecarissen mij niet konden horen, en sprak daarom zachtjes.
'Hallo?'
'Aike? Met mij. Hoe is ie?' Het was een vriendin van me, of een kennis, afhankelijk van hoe men die termen hanteert.
'Goed hoor.' Ik wist niet zeker of dat klopte, dus voegde ik er voor de zekerheid maar aan toe: 'Beetje druk. Jammer dat ik zo snel al wegga.'
'Ja sukkel, waarom blijf je dan niet gezellig, deze zomer?' Ik voelde me gelijk een stuk beter. Het is altijd leuk als iemand zoiets tegen je zegt.
'Ja, sorry.' Wat een flutantwoord, kon ik niets beters verzinnen?
'Hé luister, ik was op die borrel, van correspondent X, daar had ik je toch over verteld?'
'Ja.' Daar had ze me inderdaad over verteld.
'Nou, daar was een meisje dat stage loopt bij de NOS, en ze wilde een filmpje maken over Nederlandse studenten in Londen, en ze vroeg mij of ik iemand kende, en toen dacht ik aan jou.'
'Oh jee.'
'Dat is helemaal niet eng joh. Mag ik haar jouw telefoonnummer geven?'
Nu heb ik er normaliter niet zo'n probleem mee als jongedames mijn telefoonnummer in hun bezit krijgen, zelfs al is het in eerste instantie voor zakelijke doeleinden. Maar ik wist niet zeker of ik hier wel geschikt voor was. Ik ben niet zo TV-geniek.
'Ik weet niet of ik hier wel geschikt voor ben. Ik ben niet zo TV-geniek.'
'Ach, tuurlijk ben je dat wel. Bovendien komt het niet op TV, maar op internet. En ze doet haar master journalistiek in Leiden, daar heb jij toch ook gestudeerd?'
Dat gaf de doorslag. Studenten moeten sowieso een beetje solidair zijn met elkaar door elkaar te helpen met hun onderzoek en dergelijke - maar dat geldt natuurlijk nog eens extra als degene die een beroep op je doet studeert aan je geliefde alma mater. 'Nou vooruit, geef haar mijn nummer maar,' zei ik. En toen ik er wat langer over nadacht leek het me stiekem ook wel leuk, een interviewtje geven.
Even later belde ze me op. Ze klonk eerst een beetje zenuwachtig, maar gaandeweg ons telefoongesprek werd dat minder. Ze vertelde dat ze stage liep bij de NOS in Londen. Ik wist niet dat de NOS een kantoor had in Londen, maar als je erover nadenkt is dat eigenlijk wel logisch. Per slot van rekening is het nog steeds een van de belangrijkste steden in de wereld.
'Ik wil een filmpje maken voor NOS Headlines over studeren in Londen, en ik zou jou graag willen interviewen. Weet je wat dat is, NOS Headlines?'
'Is dat dat journaal met die irritante hippe deuntjes?'
'Haha, nee, dat is Journaal op 3. Dit is een nieuwssite, die zich richt op jongeren van ongeveer zestien tot twintig jaar. Voor hen is het natuurlijk wel leuk om iets te zien over studeren in het buitenland.'
Ja, dat leek me ook wel. We spraken af om het interview de volgende dag te houden.
'Hoe herken ik je?' vroeg ik. Na laatst eens op een blind date drie verschillende jongedames aangesproken te hebben voor ik de juiste te pakken had, leek die vraag me geen overbodige luxe.
'Ik heb een hele grote rugzak bij me.' Daar zat de camera natuurlijk in.
'Oh, dan moet het lukken. Ik hoop in elk geval dat ik niet toevallig een moslimterrorist aanspreek die net zo'n grote rugzak om heeft.' Ongelooflijk, wanneer leer ik het nou eens af om zulke vreselijk flauwe en ook nog eens politiek incorrecte grapjes te maken als ik met een onbekende spreek?
Gelukkig lachte ze. 'Nou, ik heb lichtblond haar, dus dat zal wel meevallen.'
Ik wilde zeggen waar ze mij aan kon herkennen, maar ik had nog geen flauw idee wat ik de volgende dag aan zou trekken. (Oh jee! Ik had niets om aan te trekken!) Dus ik zei maar niets. Ik zou haar wel herkennen, dacht ik.
Ik herkende haar meteen. Ze had een grote rugzak en mooie blonde haren. Ze zag er zomers uit. Dat was niet zo gek, daar het een prachtige zomerse dag was. Ik had voor de gelegenheid mijn lichtblauwe bloesje aangetrokken, zodat ik er ook een klein beetje zomers uitzag, maar ik kon niet aan haar tippen. Niets aan te doen. We spraken wat over het interview, en over haar stage. Het was het eerste item dat ze helemaal in haar eentje maakte, vertelde ze. Ze haalde de camera uit de rugzak en gaf me mijn microfoontje. De camera was groot, en zag er zwaar uit. Het had een kort statief, dat leunde op iets dat aan haar broekriem hing. Ze filmde en interviewde me tegelijkertijd. Het moest behoorlijk zwaar zijn, zo in de volle zon, en ik bewonderde haar wel.
Ik vertelde hoe het was om in Londen te studeren, en wat de verschillen waren met Nederland. Daarna filmde ze me terwijl ik op het gras een boek zat te lezen (nu zit ik eigenlijk nooit op die plek te lezen, maar dat mag u niet doorvertellen, goed?), terwijl ik een flyer in mijn hand gedrukt kreeg van een een lid van die dogmatische mafkezenclub die zich 'Internationale Socialisten' noemt (ik hoopte maar dat op het filmpje niet te zien zou zijn dat zij het waren, want dan zou ik voor ik er erg in had de AIVD achter me aan krijgen), en terwijl ik naar de bar liep en daar wat ging drinken (dat beeld was wel aardig in overeenstemming met de werkelijkheid, moet ik bekennen). Ze kende de montagetrucjes al uit haar hoofd, zo bleek: eerst van achter filmen hoe ik wegloop, en dan filmen hoe ik aan kom lopen. Het was ontzettend leuk om te doen, en om mee te denken. Ik herinnerde me weer hoe ik zelf enkele jaren geleden een documentaire had gemaakt, hoe ik daarvan genoten had, en hoeveel ik er van geleerd had. Misschien moest ik er toch eens aan denken daar een keer een vervolg aan te geven.
Om een lang verhaal kort te maken: het filmpje is leuk geworden. Ze heeft het prachtig in elkaar gemonteerd. Mocht u benieuwd zijn, ga dan naar http://headlines.nos.nl/forum.php/list_messages/11035 . Dan vertel ik u hoe het is om in Londen te studeren. Als u mijn verhalen op deze plek de afgelopen maanden gelezen heeft weet u dat natuurlijk al wel, maar nu kunt u het mij voor het eerst ook horen vertellen.
En toen waren mijn two minutes of fame weer voorbij.
No comments:
Post a Comment