Saturday 22 December 2007

Terug van weggeweest (II)

Vijf jaar geleden richtte een groepje studenten Wereldgodsdiensten een dispuut op. Zij hielden huiskamerlezingen en -debatten, organiseerden excursies, en creëerden en passant allerlei obscure esoterische rituelen, mythen en tradities. Nu bestond het dispuut precies vijf jaar, en dat werd op gepaste wijze gevierd. In een fraaie oude protestantse kerk in een gezellige Nederlandse universiteitsstad hield een bebaarde theoloog een sterk en bevlogen betoog over de rol van religie in de publieke ruimte, daarbij valse vooronderstellingen over 'integratie' overtuigend doorprikkend. Daarnaast kreeg de wethouder van de stad het eerste exemplaar aangeboden van hun eerste publicatie: 'Bezield Leiden', een boekje waarin verschillende lokale religieuze gemeenschappen geportretteerd waren, en waarvan ondergetekende de co-redactie had gedaan (http://www.nieuws.leidenuniv.nl/index.php3?m=&c=1990 - geïnteresseerden kunnen het boekje bestellen door mij te mailen of een berichtje achter te laten). Het diner na afloop was feestelijk, het weerzien met voormalige studiegenoten gezellig. Het zou de voorbode blijken van een mooie week.

Met een grote rugzak op mijn rug hopte ik heen en weer tussen de drie steden waar mijn Nederlandse leven zich voornamelijk heeft afgespeeld. De grachten van Leiden en Amsterdam lagen er nog net zo pittoresk bij als ik ze drie maanden geleden had achtergelaten. Ook de koffie en broodjes van de Bagels & Beans waren nog steeds dezelfde - hip, smakelijk en iets te duur. Buiten was het kouder dan ik me herinnerde, maar het was een aangename, frisse kou. Het was goed om de Nederlandse taal te spreken, en het was goed om even te kunnen spreken over dingen die er toe doen omdat er een paar lieve mensen waren bij wie dat kon. De afgelopen drie maanden leken voorbij te zijn gegaan als een gierzwaluw in duikvlucht.

We gingen eenmalig in reprise met de voorstelling die we in het voorjaar gespeeld hadden. Ik was weer de succesvolle jonge arts die zijn oudere collega en mentor moest ontslaan, net toen deze in beslag genomen werd door de zelfdoding van een twaalfjarige vluchteling uit Somalië. We lieten nog eenmaal zien hoe de Nederlandse overheid de afgelopen jaren is omgegaan met vluchtelingen die van haar afhankelijk waren, en hoe de vorige minister van vreemdelingenzaken (die nog steeds ongestraft haar tenenkrommende platitudes loopt te verspreiden, maar dat terzijde) tegen hen placht aan te kijken (http://www.toetssteen.nl/prods/boyebah/boyebah.html). Het was fijn om weer een avondje op het toneel te staan. De teerling is al jaren geleden in een andere richting geworpen, maar dat neemt niet weg dat het theater me blijft trekken.

Nederland bleek nog steeds op zoek te zijn naar zichzelf, zoals ze dat al een paar jaar is. Populistische en racistische lieden die een zetel in de Tweede Kamer bezetten werden op raadselachtige gronden verkozen tot politicus van het jaar. Een razend populair tv-programma waarin het idyllische Nederlandsche platteland met zijn Pure Agrarische Zielen geportretteerd werd als een prachtige, liefdevolle wereld waar wij allen naar terug dienen te verlangen ging zijn derde jaargang in. Mijn op één na favoriete vaderlandse liedjeszanger had net een nieuwe CD uitgebracht met allemaal liedjes over het land en zijn inwoners. Een hartverwarmende feelgood movie waarin 's lands populaire acteurs en cabaretiers bijna allemaal acte de présence gaven (alleen hun allochtone vakbroeders en -zusters waren vreemd genoeg allemaal afwezig) was een liefdesverklaring aan fietsen langs de grachten van Amsterdam, aan diplomazwemmen en schooltuintjesmoeders, aan bruine cafés en brallende corpsballen en Sinterklaas en Zwarte Pieten in de Bijenkorf en aan het homohuwelijk - kortom, aan alles wat gezien wordt als typisch Nederlandsch. De samenleving is gefragmenteerd, angst en anomie spoken rond, en men is overspannen op zoek naar een collectieve identiteit. Het gevolg: nostalgie sells. Het lijkt wel alsof we in een nieuwe Romantiek zijn beland, met de zoektocht naar identiteit, het verlangen naar nostalgie en de constructie van het platteland als de Urheimat. En Nederland is hierin natuurlijk niet uniek: Engelse films als 'Love Actually', 'Elizabeth: The Golden Age' en natuurlijk de Harry Potters appelleren aan een zelfde behoefte, hetgeen bijvoorbeeld ook geldt voor de populariteit van Keltische muziek en cultuur. Wij doen ons best ons een nieuwe collectieve identiteit te construeren, romantisch nationalisme is weer helemaal in, en wie niet mee wil doen hoort niet bij ons - daar komt het op neer.

(Maar eerlijk is eerlijk: ook mijn hartje werd verwarmd door de prachtige plaatjes van Sinterklaas in een besneeuwd Amsterdam, door de kus die Daan Schuurmans en Paul de Leeuw elkaar gaven, door de boodschap dat alles toch wel Liefde is ook al heb je het niet altijd door, en natuurlijk door de belofte dat als ik maar hard genoeg geloof in die Liefde ik op een dag Carice van Houten tegen het lijf zal lopen die spontaan smoorverliefd op me zal worden. Dus Carice, als je nog een keertje in Londen bent...)

De trein bracht me naar het hoge noorden. Tussen het schrijven van de gedichten door schold ik even ouderwets goed op de dramatische nieuwe dienstregeling van de NS. In Den Horn kwam de Sint nog even langs - ietwat verlaat, maar dat mocht de pret niet drukken. Hij bracht me als altijd veel moois, waaronder een nieuwe pet waarop ik heel zuinig zal zijn (hoe wist die beste man toch dat ik een nieuwe nodig had...?) en de nieuwste CD van mijn op één na favoriete vaderlandse liedjeszanger. Zijn gedichten gingen opmerkelijk vaak over mijn nieuwe woonplaats. Later die avond won ik voor het eerst sinds jaren weer eens een potje mahjong.

Vanuit een Noord-Drents heideveld keek een verlaten molen op ons neer. Mensen die ons passeerden groetten vriendelijk. De kou sneed door mijn handschoenen. Het was te laat voor bramen en beukennootjes, maar we waren precies op tijd om te genieten van een donkeroranje lucht. De Chinees in Hoogkerk zat nog steeds op dezelfde plek als vijftien jaar geleden, en de mevrouw die me de kroepoek gaf was dezelfde mevrouw die me toen altijd een lolly gaf.

Tussen het neo-classicistische stadhuis en de Martinitoren had men een schaatsbaantje gelegd. In het midden stond een grote kerstboom. Ooit was ik verzot op schaatsen (jarenlang smeekte ik mijn ouders om noren in plaats van houtjes, ik droomde ervan ooit de Elfstedentocht te schaatsen, en ik kon het nooit hebben dat ik bij de schaatswedstrijden in het dorp steevast als tweede of derde maar nooit als eerste eindigde), maar de laatste tien jaar heb ik nauwelijks op schaatsen gestaan. Het was een genot om weer ijs onder mijn voeten te voelen, en het feit dat de gehuurde blauwe ijshockeyschaatsen knelden en botte ijzers hadden deed daar niets aan af. Sierlijk maakten we onze rondjes. Als sterren dansten we over het ijs. Helaas vond een groepje gedrogeerde, verwende vindicatjochies het nodig om de ijsbaan te betreden om aldaar uitgebreid hun bonobodriften tentoon te spreiden, maar gelukkig hielden ze het snel voor gezien. Opgelucht schaatsten we door. Mijn nieuwe pet zat als gegoten.

En er was pasta, en wijn, en er waren lieve mensen en goede gesprekken en verdrietige dingen en mooie plannen en Donald Ducks, en toen bracht de trein me al weer terug naar het vliegveld. En voor ik erg in had was ik weer thuis, in Londen, waar ik door de kerstlichtjes fietste, verwachtingsvol uitkijkend naar de kerstdagen.

Sunday 9 December 2007

Een groene kerst?

Vervuilende vliegtuigen vol VN-diplomaten vliegen naar Bali. Meneren met stropdassen spreken in congreszalen met airconditioning over smeltende ijskappen. IJsberen verzuipen, ecosystemen gaan kapot, natuurrampen en droogte kosten vele mensenlevens, en de meneren met stropdassen zeggen dat te willen veranderen. Alleen jammer dat de meeste regeringen die ze vertegenwoordigen niet zoveel prioriteit geven aan de kwestie.

Je zou denken dat in een land dat voor de helft beneden de zeespiegel ligt een VN-klimaattop groot nieuws zou zijn, maar de websites van de Nederlandse 'kwaliteitskranten' wijden er geen enkel woord aan. Over de hele wereld wordt gedemonstreerd tegen klimaatverandering, maar te oordelen naar de dagbladen maakt men zich in Nederland liever druk over het formaat van frisdrankflesjes en over de nietszeggende beledigingen van een geschifte dictator aan ons adres. Onze sukkel van een minister-president is al lang weer vergeten dat hij enige tijd geleden met Al Gore diens documentaire heeft gezien, en maakt zich nu kwaad over een oud-minister die zo verstandig was om toe te geven dat de Nederlandse deelname aan de illegale inval in Irak misschien niet zo'n goed idee was (Jan-Peter gelooft namelijk nog immer dat we er goed aan hebben gedaan de Born-Again Texaan te volgen in zijn Heilige Oorlog, en sluit graag zijn ogen voor diens structurele mensenrechtenschendingen en voor het feit dat hij het Kyoto-verdrag gebruikt heeft om zijn barbecue mee aan te steken). Ondertussen is de enige groene partij in Nederland onverminderd marginaal, daar de meeste mensen liever Trots op Nederland zijn dan dat zij iets veranderen aan hun consumptiegedrag. De trend van het jaar is een energiezuipende straalkachel in je tuin zetten opdat je ook in de winter op je terras kunt zitten, onderwijl genietend van je kerstverlichte gevel. Men vreet vrolijk vlees zonder zich te realiseren dat de bioindustrie verantwoordelijk is voor het grootste gedeelte van de totale CO2-uitstoot wereldwijd. Wat is er geworden van dat zogenaamde gidsland?

In het Verenigd Koninkrijk is klimaatverandering een meer geuite kreet in het politieke discours. Maar evenals het Nederlandse kabinet denkt de Labour-regering dat ze voor een dubbeltje op de eerste rij kan zitten, en dat een paar halfzachte maatregelen voldoende is om het tij te keren. Men realiseert zich niet dat hiervoor een veel grotere mentaliteitsverandering nodig is, dat het paradigma van continue economische groei en massaconsumptie losgelaten moet worden, dat alleen vergaande belastingmaatregelen en milieuwetgeving machiavellistische multinationals de juiste kant op kunnen duwen. De opportunistische conservatieve oppositie is zo slim geweest om het onderwerp te kapen, en probeert nu te scoren door zich voor te doen als uiterst milieubewust. Alsof economisch liberalisme samengaat met genoemde mentaliteitsveranderingen, alsof de Tories echt bereid zouden zijn multinationals en rijke etters lastig te vallen met milieubelastingen, en alsof ze ook maar iets geven om internationale samenwerking en verdragen... Het is een PR-stunt, maar wel een die ervoor zorgt dat het onderwerp bij de gemiddelde hoogopgeleide Labour-aanhanger irritatie opwekt. Tijdens discussies met zogenaamd linkse mensen krijg je vaak de mythe te horen dat klimaatverandering niet wetenschappelijk bewezen is (dat een paar schreeuwende pseudo-wetenschappers het goed doen in massamedia, en dat niet alle verbanden tussen natuurrampen en het broeikaseffect onomstotelijk vaststaan, betekent natuurlijk niet dat er geen sprake is van snelle klimaatveranderingen als gevolg van menselijk handelen). Partijen ter linkerzijde van Labour maken zich wel zorgen over de ontwikkelingen, maar het ondemocratische Britse districtenstelsel zorgt ervoor dat kleinere partijen zelden of nooit zetels krijgen in het nationale parlement, als gevolg waarvan de stem van de bezorgde minderheid niet of nauwelijks gehoord wordt.

Gisteren vond evenwel een grote klimaatdemonstratie plaats. Duizenden bezorgde mensen trotseerden de regen en hun verkoudheid om van het nationale parlement naar de Amerikaanse ambassade te lopen. Een groep studenten had zich verkleed als kerstmannen en rendieren. Ook liepen her en der met uitsterven bedreigde pinguins, ijsberen en sneeuwpoppen. Er werden interessante kerstliederen gezongen, variërend van 'climate change, climate change, change is on the way - oh wat fun it is to shout when the icecaps melt away' tot 'do they know there's climate change at all'. Toeristen en journalisten maakten aan de lopende band foto's van ons. We liepen naar Trafalgar Square, en van daar naar Piccadilly Circus. Er waren spandoeken van de Groene Partij, de links-populisten van de Respect partij, de liberaal-democraten en de Socialistische Partij, wier leden hun best deden propagandistische krantjes te slijten aan mededemonstranten. Bebaarde fietsers liepen naast besjaalde anarchisten; oudere christelijke dames liepen naast jonge scholieren in gothic-outfit. Een groot aantal religieuze organisaties was vertegenwoordigd, waaronder het London Islamic Environment Network, het Christian Veggie Network, Operation Noah (die mijn sympathie won met spandoeken als 'climate change is Creation abuse' en 'there is no planet B' ), New Age clubjes die papiertjes uitdeelden waarop stond dat als je goed voor de Planeet zorgt de Planeet goed voor jou zorgt, en de Quakers, voorzien van een schitterend veelkleurig vilten spandoek waarop verscheidene afbeeldingen stonden van die prachtige Schepping waarvan wij deel mogen uitmaken. Milieuactivisme en religieuze overtuiging: het zou een leuk onderwerp zijn voor een scriptie... Iemand?

We liepen langzaam Mayfair in. Ik moest nodig naar het toilet, maar realiseerde me dat we net de drukke winkelstraten achter ons hadden gelaten. De laatste Starbucks bleek geen toilet te hebben. Het was wel gepast geweest als ik mijn behoefte had gedaan tegen de etalage van de Rolls Royce winkel, maar helaas stonden twee politieauto's strategisch in de omgeving geparkeerd. Ik dwaalde af van de demonstratie, op zoek naar een café, maar er was in geen velden of wegen een te bekennen. Mijn God, gaan die rotmiljonairs nooit naar de WC? Dan ben je de duurste buurt van Monopoly en dan kun je je niet eens een openbaar toilet veroorloven... Na tien minuten paniekerig rondlopen kwam ik bij een patserig Gordon Ramsay-restaurant. Ik overwoog er naar binnen te gaan, maar zag toen even verderop een café. Toch maar daar.

Gelukkig vond ik mijn vrienden, de ijsbeer en de kerstman, snel weer terug. We waren inmiddels op het plein van de Amerikaanse ambassade aanbeland - een kolossaal, arrogant betonnen gebouw met een hele grote wapperende vlag aan een hele hoge vlaggenmast op het dak. Het standbeeld van Roosevelt keek afkeurend neer op het zootje ongeregeld dat zich op het plein verzamelde. Op strategische afstand van het ambassadegebouw was een podiumpje gebouwd, vanwaar bandjes liedjes zongen en politici toespraken hielden. Dichter bij de ambassade, maar nog altijd op meer dan vijftig meter afstand, werd gedemonstreerd tegen het gedrag van 's werelds grootste vervuiler en zijn gehate president. Tientallen politiemensen met hoog opgeheven kinnen stonden in een rij achter dranghekken. Op enkele centimeters van hen vandaan bevonden zich de anarchisten, die luid trommelden en dansten. Een agent zoomde met een grote camera in op de gezichten van alle aanwezigen.

(Die Verenigde Staten zal ik wel niet meer in komen, nu ik netjes geregistreerd sta in de een of andere database als een potentiële terrorist. Tja, wat wil je ook: milieuactivisme, reizen naar islamitische landen, interesse in religie, subversieve politieke ideeën... Een Amerikaanse studiegenote van me was om vergelijkbare redenen door een conservatief joch in haar universiteit aangegeven bij een Homeland Security iets, en toen zij recentelijk een groot geldbedrag overmaakte naar haar Amerikaanse rekening ging men er automatisch van uit dat ze terroristen financierde - reden voor de FBI om haar uit Engeland over te vliegen en vier uur lang te ondervragen ('heb je wel eens een islamitisch vriendje gehad?' ) en haar te confronteren met e-mails die ze had geschreven. Big Brother is watching you!)

De demonstratie liep tegen haar einde. De ijsbeer, de kerstman en ik vonden een gezellige pub waar heerlijke warme wijn werd geserveerd. Ondertussen liepen hongerige mensenkuddes Oxford Street af en aan, druk zoekend naar zoveel mogelijk goederen. Immers, kerstmis komt eraan, dus er moet gekocht worden. Toen ik mijn wijn op had voegde ik mij bij hen. Gevels en lantaarnpalen waren vrolijk versierd met lampjes. Af en toe werd ik aangestoten door iemand die haast had om ergens te komen, maar dat mocht de pret niet drukken. Zachtjes zong ik kerstliedjes. Een slimme winkelier verkocht alleen milieuvriendelijke producten en had zijn winkels versierd met bewerkt afval. Ik kon het niet laten om mijn kerstcadeautjes bij hem te kopen.

'We're dreaming of a green Christmas', stond er op de papieren draagtas die ik mee kreeg. Mooi gezegd.

Thursday 6 December 2007

Bezoek van de Sint

Decembers donkere dagen zijn aangebroken. Een zeurende keelpijn vertelt me dat ik op mijn vitamientjes moet letten. Het eerste trimester is bijna afgelopen, en ik vraag me vertwijfeld af waarom de tijd zo schrikbarend snel gaat. Ik heb bij lange na niet alle boeken gelezen die ik had willen lezen, niet alle musea bezocht die ik had willen bezoeken, niet alle lezingen bijgewoond die ik had willen bijwonen en niet alle wandelingen gemaakt die ik had willen maken, maar toch zijn de afgelopen weken vol geweest. December is traditiegetrouw de maand van de reflectie, en ik reflecteer er op los, maar de daglichtarme dagen reflecteren weinig licht. Welke idioot heeft ook verzonnen dat er een uur tijdsverschil moet zijn tussen dit land en het continent? Heidegger stelde dat de mens continu in de toekomst leeft, dat 'zijn' neerkomt op 'worden', maar zijn stelling geldt niet voor december, de maand waarin wat 'is' bepaald wordt door wat geweest is, niet door wat zal zijn. Donkere dagen, dit jaar.

Maar gelukkig is december ook de maand van de lichtjes. Kaarsjes branden, een ster wijst de weg. Iemand troost je met een lange boeddhistische e-mail. Iemand anders nodigt je uit voor een paar koppen warme gluehwein en bergen Duitse zoetigheden op de eerste zondag van Advent. En natuurlijk is er het bezoek van de goedheiligman. Hij wist me te vinden toen ik drie jaar geleden in Japan woonde, en hij wist me te vinden in Londen. Ook mijn huisgenoten leerden hem kennen.

Maandagavond zetten we alvast onze schoen. Daar niemand wortels had werd het paard verwend met twee appels, een zoete aardappel, een blikje tomatensoep, een lik nutella en een ananas. Zwarte Piet kreeg zijn traditionele biertje - elk jaar krijgt hij een pijpje Grolsch van me, dit jaar moest hij het met een blikje doen, maar zolang het Grolsch is hoor je hem niet klagen - omdat over de daken klimmen nou eenmaal dorstig maakt. Als een volleerde dirigent leerde ik mijn huisgenoten 'Zie ginds komt de stoomboot', dat we vervolgens gezamenlijk ten gehore brachten. Wat is die Nederlandse taal toch heerlijk lastig om uit te spreken... Maar ook al waren niet alle woorden even eenvoudig te verstaan, onze inspanning werd beloond. De volgende morgen waren onze schoenen gevuld met verrukkelijk ogende chocoladeletters.

Woensdagavond was het eigenlijke Sinterklaasfeest. Daar de beste man eerst nog bij alle Nederlandse huizen langs moest, had hij mij medegedeeld dat hij ietsje later bij ons zou zijn, hetgeen mij de tijd gaf om een grote pan heerlijke tomatensoep te maken. Dat het vieren van Sinterklaas bevorderlijk is voor sociale cohesie bleek wel uit het feit dat we voor het eerst sinds ik hier woon met zijn zevenen gezamenlijk de maaltijd genoten. De vijandelijkheden tussen mijn Italiaanse huisgenoot en mij als gevolg van de loting voor het aankomend Europees kampioenschap voetbal werden even vergeten. Mijn meestal solitaire buurman bleek opeens een heel gezellige jongen te zijn. Het broertje van mijn huisgenote maakte iedereen vrolijk met zijn grapjes in krom Engels. De soep en salade deden het goed. Buiten waaide de wind door de bomen, maar in huis was het lekker warm.

De lege borden en kommen op tafel maakten plaats voor schalen met oud-Hollands strooigoed, een heerlijke zelfgemaakte taart met peertjes en chocoladesaus, mince pies, vruchtenstrudel, kerststol en geconfijte sinaasappelschijfjes met chocolade. De lege flessen wijn werden vervangen door koppen warme chocolademelk met bailey's. Plots werd aan de deur geklopt - net op het moment dat ik even naar het toilet was - en toen we de deur openmaakten zagen we een grote blauwe Ikea-tas vol cadeautjes. We staakten ons wild geraas en gingen over tot het belangrijkste moment van de avond: het openmaken van de cadeaus.

Natuurlijk gingen de cadeaus vergezeld van prachtige gedichten. Mijn Poolse huisgenote had het getroffen: zij mocht een twee pagina's in beslag nemende ode aan haar adres voorlezen (welke Piet schrijft nou gedichten van twee kantjes...?), en kreeg vervolgens een tweetal Murakami-boeken. Mijn gedicht was ietwat ondoorgrondelijk, maar ik geloof dat het er op neer kwam dat de Sint mijn gebruik om de godganse dag te lopen zingen positief waardeerde. De Spaanse identiteit van de goedheiligman bleek uit het feit dat hij in de laatste regel van het gedicht in de Spaanse taal refereerde aan ons gezamenlijke zingen eerder deze week: 'porque tu con nosotros cantarás!' Ook zijn geschenk had hij van huis meegenomen: een fraaie fles Rioja van respectabele leeftijd. Daarnaast kreeg ik wat snoep, en, om een mij onbekende reden, een knalroze boa. Die Sint... Mijn andere huisgenoten werden verblijd met boeken, kaarsen, cd's, snoep, handschoenen en pennen - wat is het toch een geruststellende gedachte dat, hoe internationaal het gezelschap ook is, het altijd dezelfde dingen zijn waarmee de Sint mensen gelukkig maakt. En wat is het een geruststellende gedachte dat hij nooit stilletjes mijn huisje voorbij rijdt, waar ik ook woon.

De lichtjes van december zijn de mooiste van het jaar. En er komen er gelukkig nog meer aan...

Friday 30 November 2007

Lieve Pet,

We zagen elkaar voor het eerst op een zonnige middag in juni. Ik was al een tijdje naar je op zoek, en opeens vond ik je. Je lag op me te wachten in een marktkraampje op het Waterlooplein. Je donkerblauwe ruitjes lachten me verlegen toe. Ik voelde me direct tot je aangetrokken. Ik zette je op, en je zat als gegoten. Het was liefde op het eerste gezicht. Je kostte slechts tien euro, en dat had ik graag voor je over. Tot mijn vreugde ging je met me mee.

Vanaf dat moment waren we onafscheidelijk. Trouw verwarmde je mijn hoofd. Trouw deed je je best om die onhandelbare plukjes haar boven mijn oren in toom te houden (je vond dat ik vaker naar de kapper zou moeten gaan, maar je wist dat ik niet van kappers houd dus je werd nooit echt boos). Trouw schermde je mijn ogen af wanneer de zon me probeerde te verblinden. Trouw beschermde je me tegen regen- en sneeuwbuien. Jij en ik, we hoorden bij elkaar.

Je zag me verliefd worden. Je hoorde haar keer op keer zeggen hoe leuk ze je me vond staan, en je was trots als een pauw. Je verhuisde met me mee naar Japan, en een jaar later kwam je weer met me mee terug naar Nederland. Je ging met me mee naar college, naar toneelrepetities, op wandeltochten. Je werd volgestopt met briefjes wanneer ik met dispuutsgenoten of familieleden het briefjesspel speelde, en met lootjes wanneer het bijna Sinterklaas was. Je ging mee naar Istanbul, naar Frankrijk, en nogmaals naar Japan. Je liet je graag fotograferen. Op het vliegveld moest ik altijd laten zien of ik geen bom in je had verstopt. Je was trots op me toen ik in het faculteitsbestuur kwam, ook al kon ik je natuurlijk niet dragen als ik weer eens in pak naar een vergadering of diner moest. Je was blij voor me toen ik ging samenwonen met dat meisje dat ook zo gek op je was. Maar jammer genoeg zei ze steeds minder vaak hoe leuk ze je me vond staan.

Gelukkig bleef jij me wèl trouw. We gingen samen naar Israël, Turkije en Syrië. Ik droeg je toen ik de mooiste zonsondergang ooit zag, en je genoot met volle teugen - die paar regendruppeltjes konden je niet deren. In de Syrische woestijn was het eigenlijk te warm om je te dragen, maar ik wilde je niet verraden door met een wit lichtgewicht ding in zee te gaan, en trouw beschermde je me tegen een zonnesteek. Natuurlijk ging je ook met me mee toen ik in september naar Londen verhuisde.

Oh lieve Pet, het spijt me zo! Het spijt me zo dat ik zo onachtzaam was, dat ik niet goed op je lette! Sorry, ik was zo warm en bezweet door het harde fietsen, ik moest je even afdoen. Ik dacht werkelijk dat je veilig zat in die jaszak. Ik dacht niet dat je eruit zou kunnen vallen... Ik weet het, ik was naïef en onoplettend! Had ik wel gemerkt dat je gevallen was als ik geen oordopjes in had gehad en niet naar muziek had geluisterd tijdens het fietsen? Misschien, maar misschien ook niet. Je bent altijd een stil iemand geweest, en je val was waarschijnlijk geruisloos. Oh, als ik maar wist waar het was gebeurd! Maar ik had het natuurlijk veel te laat door, en ik was natuurlijk te laat voor college, en ik was zo stom om door te fietsen in plaats van om te keren en te kijken of ik je nog ergens zag... Waarom koos ik voor het college, en niet voor jou? Nu ben ik je kwijt. De gedachte aan jou, eenzaam liggend op de weg, lijdend onder de stinkende rotwagens die over je heen razen, eindigend in een of ander vuilnisvat... Het spijt me zo, lieve Pet! Hoe kan ik je zo makkelijk verliezen, na alles wat je voor me gedaan hebt... Het spijt me. Ik heb het koud zonder jou.

Ik ging naar college. Derrida sprak over het Geschenk van de Dood. Die lieve Pet, een onschuldig lam. Waarom moest Hij zo nodig dit offer van me hebben?

Een stukje van mezelf ging dood. Een stukje van drie en een half jaar, om precies te zijn.

Tuesday 20 November 2007

Moderne godinnen

SOAS is gek op ismen. Marxisme, socialisme, anarchisme, postmodernisme, poststructuralisme, multiculturalisme en islamisme worden door een niet onaanzienlijk deel van de studentenpopulatie omarmd. Kapitalisme, conservatisme, oriëntalisme, nationalisme, imperialisme en positivisme doen het daarentegen vooral goed als zondebok en als object van afkeer. Een flinke dosis engagement, politiek bewustzijn en actiebereidheid kan de studenten hier in elk geval niet ontzegd worden. En ofschoon zaken als de dogmatische verheerlijking van bepaalde zwarte pagina's in de geschiedenis (het vieren van de revolutie die uiteindelijk leidde tot de Goelag lijkt mij weinig gepast, maar men doet het wel) en een overdreven politieke correctheid (de voorzitter van de rugby society werd publiekelijk aan de schandpaal genageld en beschuldigd van racisme vanwege een ludieke affiche met de aankondiging van een 'English Party - no bongo drums, no Arab music' ) soms wat irritant zijn, is het stiekem een verademing in een omgeving te zijn waar mensen de link leggen tussen politieke betrokkenheid, kennis en idealisme. Onder de Leidse studentenpopulatie waren de meest voorkomende politieke kleuren het grijs van de onverschilligheid en het paars van de mainstream (uitzonderingen daargelaten, natuurlijk). De betrokkenheid en actiebereidheid zijn hier vele malen groter. Zo moet de atmosfeer aan Nederlandse universiteiten in de jaren '70 ook geweest zijn.

Het zal weinig verbazing wekken dat tussen alle ismen het feminisme hier prominent vertegenwoordigd is. Nu heb ik persoonlijk nooit veel gehad met feminisme; niet omdat ik geen voorstander ben van gelijke rechten en mogelijkheden voor vrouwen en mannen, ook niet omdat ik geen voorstander ben van het omverwerpen van patriarchale structuren en seksistische vooroordelen in onze samenleving, en al helemaal niet omdat ik geen kokende huispapa zou willen zijn (niets liever, eigenlijk). Neen, de reden voor mijn vroegere afkeer van het feminisme is de langspeelplaat die mijn moeder ooit opzette. Als ik het me goed herinner droeg de plaat de titel 'Buik', en stond er een tekening op van een zwangere buik. Een of ander kreng zong liedjes, waarvan ik mij godzijdank bijna niets meer kan herinneren, maar één zin heb ik altijd onthouden: 'ik wil een meisje en geen jongen'. Ik wil een meisje en geen jongen! Je zal maar geboren worden als de zoon van zo'n harpij...! Welnu, ik kan u verzekeren dat als je een jaar of acht bent en je je moeder die harteloze zin hoort meezingen, je voorlopig wel even genoeg hebt van feminisme - zeker als er af en toe Opzij's door het huis slingeren die je vertrouwd maken met niet altijd even manvriendelijke uitspraken. Mijn vroegste indruk van het feminisme was, kortom, tamelijk negatief. Ik voelde mij aangevallen, om de simpele reden dat ik een jongen was en geen meisje - en dat vond ik oneerlijk.

(Het zij je inmiddels volledig vergeven, lieve moeder. Ik ben blij dat je die rotplaat daarna nooit meer hebt gedraaid.)

Maar dat is reeds lang geleden, en mijn angst voor het feminisme was inmiddels aardig weggezakt. Ik was zowaar lid geworden van de enige politieke partij in Nederland die volledig erkent dat de emancipatie van vrouwen in ons land verre van optimaal is, die serieuze maatregelen voorstaat om dit te veranderen en die christendemocratische aanrechtsubsidies bestrijdt, en ik was het hierin volledig met ze eens. Ik werd kwaad toen ik getalenteerde medestudentes hoorde praten over het al dan niet krijgen van kinderen, en hun angst voor een 'gat in hun cv' die hun carrière serieus zou kunnen dwarszitten - wat belachelijk dat ze zich daar überhaupt zorgen over moeten maken, en dat onze maatschappij kennelijk nog altijd niet of nauwelijks de mogelijkheden biedt ouderschap en een serieuze carrière te combineren! Ik geloof, kortom, dat ik het niet slecht zou doen als ik langs de feministische meetlat gelegd zou worden. Maar ergens in mij zat nog altijd een restje angst en wantrouwen. Normaliter zou ik waarschijnlijk dan ook niet naar een thema-avond met de titel 'moderne godinnen' zijn gegaan. Maar het lieve meisje dat mij de flyer gaf was zo vriendelijk om onze petitie voor een groener SOAS te ondertekenen, en bovendien zouden bij de paneldiscussie onder andere mijn vriend Ben (dit omdat hij kandidaat stond voor de nationale studentenvakbond) en mijn favoriete docent spreken. Ik besloot daarom mijn laatste restje angst te overwinnen, kleur te bekennen en mij in het hol van de leeuwin te wagen. Per slot van rekening ben ik eigenlijk ook wel een beetje een feminist.

Nu zou ik een stijlbreuk kunnen maken en op enigszins cynische wijze de verschillende personages kunnen beschrijven die op deze avond aanwezig waren. Sommige van hen waren zo uitgesproken dat mijn observatie zou lezen als een karikatuur. Ze waren er allemaal: de radicale politieke lesbienne met kort krulletjeshaar en bergschoenen, de neopaganiste die haar innerlijke heks had ontdekt, de briesende feministische marxiste, de feminiene homoseksuele sympathisant. Maar het gaat me nu even niet om de karikatuur, het gaat me nu om de inhoud van de ideeën. Het gaat me nu om de mogelijkheid tot dialoog. De stijlbreuk komt er dus niet, en de karikatuur laat ik achterwege omdat ik deze nu even niet zo relevant vind.

Het panel bestond uit zes personen. Ben moest de spits afbijten, en hij deed het niet slecht - zijn verhaal was misschien niet zo samenhangend, maar hij had een paar goede ideeën, en zijn humor deed de rest. Daarna was het de beurt aan een jongedame, die een betoog hield over hoe het christendom de paganistische godinnenrijkdom verdrongen had. Haar verhaal was volstrekt ahistorisch, haar weergave van mythen was louter de projectie van haar eigen politieke ideeën, en de manier waarop ze Jungiaanse ideeën ophemelde was enigszins verwonderlijk daar Jung toch ook een grote seksist was - maar ik kreeg een indruk van de toon van het gemiddelde 'godinnen zijn onze archetypen en alle vrouwen zijn godinnen' boek. Als derde kreeg een tweede kandidaat voor de nationale studentenvakbond het woord, en hij verraste met een persoonlijk verhaal over zijn eigen relatie, over controle en kwetsbaarheid. Daarna was het de beurt aan de ster van de avond, een socialistische politica die een vlammende en zeer overtuigende tirade hield tegen de 'pornoficatie' van de samenleving en van seksualiteit ('hebben we daarvoor gevochten in de jaren '60 en '70, voor het recht op plastische chirurgie en op het beoefenen van paaldansen als een sport...?' ), en die bovendien aantoonde dat ongelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen niet los gezien kan worden van klassenongelijkheid, armoede en gebrekkig onderwijs (gelooft u mij, in dit land ga je naar een goede school omdat je ouders geld hebben, niet omdat je talent hebt). De vijfde spreker was een boze jongedame die in minder overtuigende bewoordingen herhaalde wat haar voorganger had gezegd. Tot slot was het de beurt aan mijn docent, die vertelde over zijn persoonlijke ervaringen in zijn land van herkomst en in het land van zijn onderzoek. Hij hield een mooi pleidooi voor dialoog en voor nederigheid aan de zijde van de mannen. 'Het is altijd moeilijk om kritiek te accepteren, maar we kunnen alleen tot een dialoog komen wanneer wij, als mannen, bereid zijn te luisteren.'

Het was een mooie avond. Ik voelde me welkom. Ik realiseerde me hoezeer ik zelf soms ook nog oogkleppen op heb, en net als vele anderen soms denk: het is nog niet perfect, maar we zijn een goed eind op weg (dat is een misvatting. Wereldwijd gezien is de letterlijke machteloosheid en de mishandelingen waaraan vrouwen bloot staan immens. Maar ook in onze eigen samenleving zijn er nog zoveel barricades, nog zoveel structuren die gelijkheid in de weg staan). Ik vroeg de panelleden hoe ze dachten over de emancipatie van moslimvrouwen, en wat ze van de stormrammethode Hirsi Ali - Dresselhuys vonden - ze waren vrij eensgezind in hun antwoord dat een hoofddoek of religieuze overtuiging geen belemmering hoeven te zijn voor emancipatie. Ik was enigszins verbaasd toen ik de bozige jonge activiste hoorde zeggen dat binnen het feminisme 'alles bediscussieerd kan worden, behalve het recht op abortus' - waarom niet erkennen dat vrouwen hierover van mening verschillen, in plaats van de mening van een deel van de vrouwen bij voorbaat afwijzen? Maar afgezien hiervan was er ruimte voor diversiteit, en voor dialoog. Mijn mening over het feminisme was bijgesteld.

Voor even.

Ben praat na met de Jungiaanse jongedame. Hij discussieert zoals hij dat altijd doet; hij luistert, en reageert vervolgens op wat de ander heeft gezegd (hetgeen vrij bijzonder is, let maar eens op: niet veel mensen luisteren tijdens discussies naar wat hun gesprekspartner zegt, druk als ze zijn met het overbrengen van hun eigen mening). Hij is geduldig en beleefd. Het gesprek gaat over een demonstratie die binnenkort plaatsvindt. Een groep vrouwen wil de straat terugclaimen. De dames gaan gezamenlijk de straat op om te protesteren tegen het vele geweld waarvan hun seksegenoten slachtoffer zijn. Ben wil graag solidair zijn en meelopen in de demonstratie. De jongedame reageert verontwaardigd. Hij moet begrijpen dat vrouwen hun eigen ruimte willen hebben, dat ze onder elkaar willen zijn, en dat ze daar geen Onderdrukkers bij willen hebben. Ik vind Ben geen Onderdrukker, maar wie ben ik. Ik zeg voorzichtig dat wanneer men dialoog wil (naïef als ik ben ga ik er op dat moment nog van uit dat men dit inderdaad wil), dat het dan niet zo'n gek idee is om sympathisanten welkom te heten in je midden. Is het niet juist mooi, dat er mannen zijn die graag meelopen in een dergelijke demonstratie omdat ze er volledig achter staan? Ben zegt dat hij het jammer vindt buitengesloten te worden. De dame begint nu te briesen: mannen kunnen nooit begrijpen hoe het is om vrouw te zijn, net zoals witte mensen nooit kunnen begrijpen hoe het is zwart te zijn, einde verhaal (subtekst: de enige manier om solidair te zijn is je schuldig voelen en je smoel houden). Het is een exclusivistische visie die elke vorm van identificatie met en empathie voor de Ander uitsluit, en zodoende elke vorm van dialoog onmogelijk maakt - natuurlijk zal ik nooit weten hoe het is om vrouw te zijn, maar dat hoeft ook helemaal niet, want het punt van solidariteit is nu juist dat je probeert je te verplaatsen in de positie van de Ander. Ben herhaalt geduldig zijn punt. 'Oh, waarom voelen mannen zich toch altijd zo bedreigd!' roept zijn gesprekspartner. Gut, ik had niet de indruk dat onze sympathie voortkwam uit angst of uit het gevoel bedreigd te zijn. Ben probeert iets terug te zeggen, maar ze valt hem in de rede. 'Jullie zijn zo zielig!' roept ze. Dan loopt ze weg, de kin opgeheven, gevolgd door een adjudante. Weer een man zijn plaats gewezen.

Van mij mag ze van mening zijn dat mannen niet thuishoren bij zo'n demonstratie. Prima, then we'll agree to disagree. Maar de wijze waarop ze Ben (en mij) schoffeerde en beledigde is ronduit teleurstellend. Ik dacht nu juist dat het ging om bruggen bouwen, in plaats van ze kapotmaken. Ik dacht dat het ging om het koesteren van diversiteit, in plaats van polariseren en het afwijzen van de Ander. Ik dacht dat men afwilde van de traditionele man-vrouw dichotomie, in plaats van deze te bevestigen en te versterken. Ik dacht dat ik vanavond uitgenodigd was om te luisteren, en om deel te nemen aan een dialoog. Ik dacht niet dat ik gekomen was om mij te laten beschuldigen van alles en nog wat, om de simpele reden dat ik man ben en zijdelings deelnam aan een gesprek dat deze mevrouw confronteerde met een mening die anders is dan de hare. Dit is waarom ik zo'n hekel heb aan compromisloos dogmatisch denken: het sluit elke mogelijkheid van dialoog uit.

Ik ga er maar van uit dat niet alle feministen zo denken, en dat vele wel accepteren dat ook mannen zich betrokken weten bij de strijd voor meer rechten en mogelijkheden voor vrouwen. Ik ga er maar vanuit dat deze dame slechts een minderheid binnen het feminisme representeert. Ik hoop het maar - uiteindelijk kan geen strijd gewonnen worden wanneer de wapens polarisatie, wantrouwen en haat zijn. Ik geef de voorkeur aan hoop en vertrouwen. Wederzijds.

Tuesday 13 November 2007

Cotswold Way

De Cotswold Way loopt van Bath naar het noorden. Dit is het land van glooiende groene heuvels, schapen, middeleeuwse kerkjes met kantelen, romige blokken fudge, Jane Austen, kalkstenen huizen, oude dorpsherbergen en goedgevulde bankrekeningen. Ik loop de eerste dertig kilometer, van Bath naar Old Sodbury.

Op de heuvel achter de Victoriaanse halve maan heeft men een golfbaantje aangelegd, maar er is niemand want het is nog vroeg. Twee grijze eekhoorns kijken me vragend aan. De bladeren knisperen onder mijn voeten. De zon wenst me een goede wandeling.

De vikingen hebben zich lang geleden hier gevestigd, en ik kan ze geen ongelijk geven. Ze bouwden hun kerken rechthoekig en zwaar. Als forten staan ze in het landschap. De graven op het kerkhof liggen er spookachtig schots en scheef bij.

Het pad laat me klimmen. Ik laat de bebouwing achter me. De wandelaar heeft in Engeland te allen tijde recht van overpad, en wordt niet lastig gevallen met de vervelende bordjes 'verboden toegang' die in Frankrijk de toegang tot veel landweggetjes versperren. Het pad voert mij dan ook door meerdere weilanden. Koeien en schapen houden me gezelschap. Een boer in een tractor stopt even om me te laten passeren en groet me vriendelijk. Ook dat is aan de andere kant van het Kanaal wel eens anders.

Het uitzicht is hier prachtig. Groene lappen gras, kromme heggen en plukjes bomen sieren de horizon. De lucht gaat van grijs naar blauw en wit en weer terug. In de zeventiende eeuw heeft hier een bloedige veldslag plaatsgevonden, maar de heuvels hebben hun rust inmiddels teruggevonden. Nu ademen ze vrede uit.

De vrede wordt verstoord door een zacht zeurend suizen. Langzaam wordt het luider, tot het klinkt als een zwerm bromvliegen. Een blik op de kaart leert mij dat ik een autosnelweg moet oversteken, en een uur lang herrie en asfalt is mijn deel. De snelweg is een misdadiger, die de heuvels kapot heeft gesneden. Ik laat haar zo snel mogelijk achter me. Gelukkig komen de heuvels terug.

Een grijs bakstenen landhuis kijkt uit over mijn heuvels. Het is vast een huis van trots en vooroordeel, maar o zo mooi gelegen. Even verderop ontdek ik een goedgevulde bramenstruik. Ik dacht altijd dat bramen in augustus of september groeien, en niet in november, maar dat weerhoudt me er niet van de struik flink lichter te maken. Met zwarte vingers vervolg ik mijn pad.

De ruimte brengt stilte.

Dit is het land waar de bomen leven. Ook zonder bladeren zijn ze trots en indrukwekkend. Als herders staan ze in de weilanden, uitkijkend over hun schapen. Een honderden jaren oude eik met een dikke gerimpelde bast, laaghangende kromme takken en oranje-gele bladeren heet me welkom in zijn wereld. Op dat moment breekt de grijze hemel open. Stralen van licht verwarmen me. Ook mijn ogen gaan eventjes open.

Ik zit in een bushokje. De lucht is van ecoline. Het oranje wordt rood en violet. Plotseling is het donker. Een krakkemikkig busje pikt me op en brengt me terug naar Bath.

Ik ben maar een pelgrim.

Thursday 8 November 2007

Reading week

Ik heb even pauze. We hebben een week collegevrij, en ik heb mezelf een paar daagjes vakantie cadeau gedaan. Diep in mijn hart ben ik een plattelandsjongen, en na een maand of twee voortdurend in de grote stad te zijn geweest heb ik behoefte aan groen, aan ruimte en aan lucht. Dus zocht ik een niet te groot, gezellig stadje met een betaalbaar hostel en goede wandelmogelijkheden in de directe omgeving. Het werd het lieflijke Bath, nabij Bristol, in het zuidwesten van het land.

De reading week, want zo noemt men de collegevrije week eufemistisch, begon al goed. In de zeventiende eeuw was er een katholieke meneer die het nodig achtte het protestants geworden parlement in de fik te steken, en daar de Britten een volk zijn dat een merkwaardige combinatie van patriottisme en anarchisme aan de dag legt geniet men vandaag de dag nog steeds na van deze gebeurtenis, die herdacht wordt middels het oprichten van vuren en het ontsteken van vuurwerk door het hele land. Het mooiste vuurwerk van Londen vond plaats in het park naast het mij inmiddels bekende Alexandra Palace. Begeleid door de opzwepende klanken van Verdi, Grieg en Tsjaikovski veranderde de hemel in een explosief expressionistisch kunstwerk, compleet met dronken dansende draken, dat mij vele welgemeende oh's en ah's ontlokte. Het gras bleek zich vervolgens uitermate goed te lenen voor een spontaan dansfeestje, dat vervolg kreeg in een nabij gelegen huisje - het mijne. Ik hou van spontane feestjes, zeker als het gezelschap zo aangenaam is.

Twee dagen later was er het onverwachte maar eveneens aangename weerzien met een oude vriendin. Op mijn vijftiende heb ik eens twee weken bij haar in de klas gezeten, en door de loop van de jaren hebben we altijd contact gehouden. Inmiddels werkt ze voor een luchtvaartmaatschappij en is ze van Japan naar Dubai verhuisd. Haar werk bracht haar naar Londen, en ze nodigde mij uit om haar te komen bezoeken in het hotel waar ze verbleef. Haar kamer bleek een extra bed te hebben, ik zou haar de dag erna rondleiden door de stad, en van het een kwam het ander: ik bracht op kosten van de emir een nacht door in een zalig zacht bed in een vijfsterrenhotel (als verstekeling, dat wel, maar het ligbad met het aromatherapy-badschuim was niettemin zeer aangenaam). De volgende dag bezochten we de Westminster Abbey, rustplaats van de grote vorsten van weleer, hart van het land. Een tocht door de Abbey is een reis door het collectieve geheugen van de Britse natie, niets meer en niets minder: van de middeleeuwse edelen, via de tombes van Mary van Schotland en Elizabeth I en Henry de zoveelste, tot de graven van grote Dichters en de stoelen voor de bevriende Gemenebest-leiders en de klaproosjes bij het monument voor de gevallen soldaten. De Westminster Abbey is een en al bevestiging van mijn stelling dat religie primair een politieke categorie is, en tegelijkertijd rekent ze genadeloos af met mythen betreffende de zogenaamde scheiding van Kerk en Staat - tenminste waar het deze staat betreft.

Toen ging ik naar Bath. Ik was hier al eens geweest voor een wedstrijd tegen het universiteitsteam van Bath Spa University, dat net als wij in de derde divisie zuid speelt. Het was mijn debuut als jager in ons team. We deden het erg goed; ik scoorde vier keer en werd maar een keer bijna geraakt door een beuker. Helaas troefde hun zoeker de onze (een rappe tweedejaars studente Swahili en internationaal recht) af en was net iets eerder bij de snitch, waardoor we met 180-120 verloren. En jammer genoeg heb ik toen niets van het stadje gezien; we zijn namelijk direct na de wedstrijd teruggevlogen naar Londen omdat mensen college hadden.

(Nou ja, dat is een bepaalde versie van de geschiedenis. De andere is dat ik hier nog nooit eerder was geweest. Kies maar welke u liever heeft, zoals Pi Patel zou zeggen.)

Bath is een lief en gastvrij stadje, gelegen aan de Avon en omringd door heuvels. Een Keltische godin laat hier al eeuwenlang haar hete water omhoogborrelen. De Romeinen associeerden haar met Minerva en bouwden een groot bad- en tempelcomplex op deze plek, die men vandaag de dag nog altijd kan bezoeken, mits men bewapend is met een audiogids.

Het stadje werd groot in de achttiende en negentiende eeuw, toen massa's welgestelde baders uit Londen hierheen kwamen voor ontspanning en vertier. De fraaie architectuur stamt uit die periode. Het toppunt is een groot paleis in de vorm van een halve maan, maar ook het ronde en perfect symmetrische plein mag er zijn. Alles is geometrisch verantwoord, en op en top neoclassicistisch. Alleen de stenen eikels op de daken zijn niet helemaal in overeenstemming met het Korinthische en Ionische machtsvertoon daaronder.

In het hart van het stadje staat de abdij met het mooiste abdijdak dat ik ooit heb gezien - wijde witte boomtakken. In de oostmuur is het levensverhaal van Jezus in donkerblauw glas-in-lood gegoten. In een zijbeuk staan stapels prachtig ingepakte schoenendozen met kerstcadeautjes voor kinderen in verre landen. Ik probeer God wat te vragen, maar ik weet niet zeker of Hij luistert. Dat kan iets te maken hebben met het feit dat ik in mijn rugzak de woorden van Nietzsche heb zitten, die mij oproepen fabeltjes los te laten en me vrij te maken, en ook nog eens de woorden van Suzuki, die me oproepen dat wat ik zoek niet buiten mezelf te zoeken (en uberhaupt niet te zoeken, maar gewoon te doen en te zijn). Waarom zou ik dan bidden in een kerk?

Maar meneer Nietzsche: ik ben nooit gevangen geweest door religie, geloof ik - waarom moet ik me dan vrij maken? Misschien kan er wel een vorm van religie bestaan die bevrijdend, in plaats van beperkend werkt... En meneer Suzuki: wie zegt dat ik God buiten mezelf zoek? Kan geloof niet juist leiden tot het uiteindelijke loslaten van de zoektocht, en is dat niet precies waar u voor pleit?

Ik weet het niet zeker. Maar ik zie met eigen ogen dat de engeltjes op de voorgevel van de abdij langs lange ladders naar beneden lopen om de mensen daar een handje te helpen.

Ik stap een kapperszaak binnen. Het is een impuls, en ik word schandalig afgezet, maar het voelt zo lekker licht en ik ben opeens weer zo'n knappe jongen dat het het waard is. Koffie met melk en kaneelsiroop brengt even later al een beetje een kerstsfeer. Overal hebben mensen rode klaproosjes op hun revers gespeld.

Het plaatselijke filmfestivalletje blijkt deze week plaats te vinden, en ik zie een prachtige ontroerende film over een Egyptische fanfare die strandt in een woestijnstadje in Israël. In een Franse bistro krijg ik heerlijke tomatensoep en een visje waarvan ik de Nederlandse vertaling niet ken.

Het badwater bubbelt stoïcijns voort.

Morgen volgt de wandeling.

Sunday 28 October 2007

Het Wereldkoor

Het werd steeds vroeger donker. De stoepen van Bloomsbury lagen vol met gele en rode bladeren. Een enkele fietser was nog zo gek om een korte broek te dragen, maar de meeste mensen hadden hun sjaals en handschoenen al tevoorschijn gehaald. De colleges waren op gang gekomen, en de studenten werden geacht stapels boeken en artikelen door te werken. De zorgeloze introductiedagen leken een eeuwigheid geleden. Een mobiele telefoon stond vol met nummers van niet meer teruggevonden mensen - sommige namen bleken zelfs geen gezicht meer te hebben. Ondertussen begon zich langzaam een vast weekritme uit te kristalliseren. Hij genoot van de inspirerende colleges, van de fiets- en wandeltochten, van het studeren en wegdoezelen op een diepe sofa in de postgraduate common room, van de lezingen van het seminar (al was de laatste behoorlijk saai), van spontane borrels en avondjes uit, en natuurlijk van de wekelijkse pubquiz (mede doordat hij wist hoeveel protonen er in een neonatoom zitten, hoe de havenstad nabij het oude Rome heette en tussen welke twee steden de eerste TGV reed, was zijn team de laatste keer zowaar als tweede geëindigd). Toch voelde hij zich drie jaar geleden, toen hij in Tokyo studeerde, veel sneller en gemakkelijker thuis dan nu - maar hij vermoedde dat dat meer te maken had met hoe hij zelf veranderd was, dan met de omgeving waarin hij zich bevond.

De societies waarvoor hij zich had ingeschreven bestookten hem, zoals viel te verwachten, met e-mails. Alleen de karaoke society bleek een snelle dood te zijn gestorven. Daar stond tegenover dat men inmiddels een Japanse èn een Midden-Oosterse society had opgericht - onnodig te zeggen dat hij zich voor allebei had aangemeld. Hij had de tijd noch de energie om alle interessante activiteiten waarmee zijn inbox gevuld raakte te bezoeken (zo organiseerde de Palestijnse society om de paar weken een complete tweedaagse conferentie met gerenommeerde polemische sprekers), maar een selectie ontstond min of meer vanzelf. De Amnesty society kwam bijeen op de dag dat hij geen college had en dus thuis was. Hetzelfde gold voor de Christian Union, al had hij daarvan wel een bijeenkomst bezocht. Het voorspelbare 'het grootste geschenk dat je kunt krijgen is wat Hij daar aan dat kruis voor jóu gedaan heeft' verhaaltje was weinig inspirerend, maar daar stond tegenover dat hij zich er welkom voelde en dat de mensen uiterst sympathiek waren. Het verschil tussen hen en hem was echter dat zij met zekerheid meenden te weten wat De Waarheid was, terwijl hij al lang blij zou zijn als hij een keer een mooi subjectief waarheidje zou vinden. Hij vermoedde ook dat als ze zouden zien dat hij op zijn Facebook-pagina bij 'religie' had aangegeven zowel christen, boeddhist, moslim als animist te zijn, ze misschien iets anders tegen hem zouden aankijken.

Bij de Green Group zaten weliswaar ook een paar dogmatische denkers, maar daar was ten minste niemand die hem vertelde wat hij moest geloven. Bovendien vergaderde men op de woensdagmiddag, wat hem goed uitkwam. Het was een gezellig groepje milieuactivisten. Sommigen van hen besteedden meer tijd in boomhutten in ten dode opgeschreven bossen dan in collegezalen, en reeds tijdens de eerste vergadering van het jaar had men geïnformeerd wie van de nieuwe leden bereid was zich te laten arresteren voor de goede zaak, maar gelukkig waren er ook andere serieuze studenten die net als hij liever iets deden aan de belachelijk hard loeiende verwarming en aan de wegwerpbekers op de universiteit dan zich vast te ketenen aan een boom. Men hield ervan inefficiënt en ongestructureerd te vergaderen over socialistische vergadertechnieken en naaimachines en of een gastspreker uit Zwitserland wel of niet met de trein zou willen komen. Maar men hield ook van een goede pint na afloop, en al snel had hij er een paar leuke vrienden, dus zolang het hem niet teveel tijd kostte bleef hij gezellig meedoen.

De drama society was een ander verhaal. Hij had hen voorgesteld een bepaald toneelstuk te doen, maar had daar direct bij gezegd dat als ze al andere plannen hadden hij het ook prima vond met iets anders mee te spelen, dan wel te regisseren. Aanvankelijk had de lange hippe semi-ongerichte artistiekelijkige voorzitter van de society hem in een fladderig maar vriendelijk mailtje laten weten zijn voorstel een goed idee te vinden en erop terug te komen. De eerste kennismakingsontmoeting van alle nieuwe potentiële leden was vervolgens weinig verhelderend, maar niettemin een goede kans om wat gezichten te leren kennen. De lange hippe semi-ongerichte artistiekelijkige voorzitter verzekerde eenieder dat oude leden geen voorrang zouden krijgen boven nieuwe. Na afloop had hij geen tijd om verder te spreken over het voorstel, maar hij zou nog contact opnemen. Dat gebeurde niet. Wel kwam er een algemene mail waarin stond aan welke platte komedie men in het eerste trimester zou gaan werken. Ook had de lange hippe semi-ongerichte artistiekelijkige voorzitter natuurlijk kans gezien het allercharmantste, -knapste en -zelfverzekerdste eerstejaars meisje van de universiteit uit te nodigen voor een rendez-vous, om eens onder vier ogen te bespreken wat zij dit jaar kon betekenen voor de drama society. Een tweede e-mail van ondergetekende bleef echter onbeantwoord.

Kennelijk heeft meneer helemaal geen behoefte aan andere mensen met ervaring. Bekijk het dan ook maar, graag of niet. Ik kan alleen bijzonder slecht tegen egotrippers die doen alsof ze alles cool vinden en voor alles openstaan, maar vervolgens niet reageren als iemand met concrete suggesties komt, bang als ze zijn voor wat ze zien als concurrentie. Een toneelclubje waar beslissingen gemaakt worden op basis van feromonen in plaats van artistieke overwegingen zal bovendien vermoedelijk niet een plaats zijn waar veel interessante dingen gemaakt worden.

Hoe een jaar zonder toneel door te komen...? Het antwoord liet gelukkig niet lang op zich wachten. SOAS heeft namelijk een Wereldkoor.

Het is een drukte van belang in de collegezaal waar we repeteren. Er zijn zeker zestig mensen, misschien nog meer. Voor het luttele bedrag van twee pond mag je een jaar lang meedoen. Ik herken een aantal mensen van colleges en van de introductiedagen. Driekwart van de aanwezigen is vrouw, een kwart is man. Iedereen is welkom, ongeacht je ervaring, want zingen is voor iedereen, en samen maken we er wel iets moois van. Iemand noemt mijn naam, en ik herken mijn toekomstige echtgenote, die verlegen naar me glimlacht. Wat leuk dat ze mijn naam nog weet - we hebben maar drie zinnen uitgewisseld, en dat was twee weken geleden. Godzijdank weet ik haar naam ook nog, maar net als ik haar wil vragen wat ze eigenlijk studeert begint de repetitie en worden alle mannen gesommeerd naar de andere kant van het lokaal.

We staan in een grote cirkel, behoorlijk boven op elkaar omdat de ruimte te klein is voor het grote aantal mensen, maar niemand klaagt. In het midden van de cirkel staat Liz, een jonge vrouw met een hele lange bruine paardenstaart en een aanstekelijk enthousiasme, die het koor leidt. Ze bruist van de energie. Het eerste dat ze ons vraagt is of we onze schoenen uit willen trekken. Het inzingen is al leuk. Het is bijna een hoorspel, compleet met politiesirenes, optrekkende motoren en zoenende boeven. Vervolgens leren we een vrolijk lied in een Afrikaanse taal die niemand van de aanwezigen kent. We beginnen met het nazeggen van de tekst, om de uitspraak te leren. Dan gaan we zingen. Eerst leren de sopranen hun deel, dan is het de beurt aan de alten. Omdat er weinig tenoren zijn en de tenorpartij niet zo hoog is kom ik met een paar anderen hen gezelschap houden. Tot slot zijn de bassen aan de beurt, en als we vervolgens allemaal samen zingen, klinkt het onverwacht prachtig. Ongelooflijk, dat je in een kwartiertje een zo grote groep zo mooi kunt laten zingen in een taal die niemand kent... We leren er een paar simpele pasjes bij, en al snel is het een swingende boel.

Dan gaan we naar Bulgarije. Het lied klinkt als een balkansmartlap. De tekst heeft heel veel mysterieuze vgornjov-klanken, maar gaat over het kopen van een sjaal op de markt. Dit lied is moeilijker dan het vorige, maar ook hier is het eindresultaat schitterend. Wat zijn die sopranen goed... Natuurlijk hoort ook hier een dansje bij. Helaas blijkt het lokaal toch echt te klein voor een Oost-Europese rondedans met zoveel mensen, maar dat mag de pret niet drukken.

Tot slot leren we een lied in een Zuid-Afrikaanse taal. Het werd gezongen door mensen in de townships ten tijde van de Apartheid, en is een lofzang op de vrijheid. Het is swingend en ontroerend tegelijkertijd, en het mooiste lied dat we vanavond geleerd hebben.

Wanneer we klaar zijn gaan we met zijn allen naar de ingang van het universiteitsgebouw om daar aan toevallige passanten een spontaan optreden te geven. We vormen een grote cirkel voor de receptie, en de portier kijkt ons verbaasd aan. Liz staat in het midden van de cirkel en geeft aanwijzingen. We brengen het eerste en het derde lied ten gehore. Verschillende mensen blijven staan luisteren naar wat we doen. We zingen uit volle borst, en dansen vrolijk mee. De hele cirkel geniet met volle teugen.

Op mijn gezicht ligt een grote glimlach, die er de rest van de avond zal blijven. Ik kan niet wachten tot het weer dinsdag is.

Monday 22 October 2007

Parkland Walk

De industriële revolutie en het imperialisme deden Londen in de negentiende eeuw in ras tempo in omvang toenemen. In een tijdsbestek van enkele generaties werden ontelbare nietsvermoedende dorpen, stadjes, bossen en velden opgeslokt door de onverzadigbare metropool, de hoofdstad van ’s werelds grootste en machtigste imperium, het bruisende centrum van de moderne kapitalistische wereld. De urbane jungle verspreidde zich als een inktvlek over de haar omringende gebieden.

De grote stad had wegen nodig. Grondstoffen en goederen moesten van en naar de stad gebracht worden. Men legde spoorlijnen en kanalen aan, waaromheen nieuwe wijken en industrieën verrezen. Treinen en schepen zwoegden de stad groot. De stad leefde van de stoom.

Maar de ontwikkeling ging verder. De stoomtreinen en –schepen die de stad haar rijkdom hadden gebracht werden in de twintigste eeuw afgedankt, daar andere transportmiddelen sneller bleken te zijn. Kanalen raakten in de vergetelheid, spoorlijnen werden opgeheven. Smalle strookjes groen bleven over. Oude spoortunnels en perrons raakten overwoekerd. Bomen mochten weer groeien, eekhoorns en vogels mochten weer nestelen, en wandelaars mochten weer wandelen.

De spoorlijn is reeds lang geleden verdwenen. De bomen zijn zo hoog en de begroeiing is zo dicht dat je de omringende huizen nauwelijks kunt zien. Echtparen laten hun hond uit, hangjongeren zitten te blowen, joggers slalommen er tussendoor. Een oude spoortunnel is ten prooi gevallen aan middelmatige graffitiartiesten. De herfstzon is gul vandaag, en ik doe mijn jas in mijn rugzak. In een boom hangt eenzaam een verloren geel regenlaarsje.

Een meisje van vijf fietst moedig voor haar ouders uit. Ze is uiterst geconcentreerd, en doet haar best niet al te veel te wiebelen. Haar zwarte haren komen onder haar paarse helmpje uit. In haar roze fietsmandje zit een knuffelbeer. Ze komt rechtstreeks uit een liedje van Herman van Veen gefietst.

Ik droom over die dag in de toekomst waarop een klein Rotsje haar eerste fietstochtje maakt. Ook die dag zal zonnig zijn.

Uit een oude spoorbrug komt een meterslange Groene Man tevoorschijn. Op zijn bebladerde gezicht ligt een grijns. Aan zijn grote platvoeten zitten boomwortels. Hij was hier al voordat de stad hier kwam, en voordat de spoorweg hier was. Hij stal van de rijken en gaf aan de armen. Hij was nu eens hier, dan weer daar, en niemand wist wie hij was en of hij wel echt bestond. De mensen vertelden verhalen over hem, in de tijd dat verhalen nog verteld en gezongen werden, en nog niet gevangen waren op papier. Dit is het land van de levende bomen.

Ik probeer mij de dichtregels te herinneren die vannacht plotseling kwamen opborrelen. Ik lag in bed, sliep al bijna, en toen waren ze er ineens. Maar vermoeid als ik was na een feestje en een lange nachtbusrit had ik geen puf meer om uit bed te stappen en ze op te schrijven. Het ging over sneeuw, en over herinneringen. De afgelopen winter heeft het niet gesneeuwd, maar de twee winters daarvoor wel, op het eiland en in het tempelstadje. Ik mis de warme sneeuw, geloof ik.

De herfst brengt geen sneeuw, maar wel warme kleuren. Ik verlaat het oude spoorwegtraject. In een oud rood bakstenen huisje met een zwartwit torentje bevindt zich een bibliotheek. Zo moet de bibliotheek waar Matilda Dickens leerde kennen eruit hebben gezien. Langs de weg staan sprookjeshuizen met trappen en hangende tuintjes en kleine torentjes op het dak. Als ik later groot ben wil ik hier wonen.

Queen’s Wood en Highgate Wood zijn nog over van het oeroude woud van Middlesex. Het blaadjestapijt knispert onder mijn voeten. Het bos ruikt naar beukennootjes zoeken op zondagmiddag in de Vosbergen. Naast het pad golft een grijze pluimstaart. Een paar zwarte kraaloogjes kijkt me verbaasd aan. De snorhaartjes wiebelen een beetje. Dan maakt hij zich uit de voeten, snel een boom in dansend.

Dit is het land waar de bomen leven. Knokige wortels omhelzen een oud muurtje. Sommige stammen zijn in elkaar verstrengeld, andere zijn daar veel te trots voor. Een oud bomengezicht kijkt me streng aan. In een Hans-en-Grietje-huisje met een slordig moestuintje kun je koffie en broodjes krijgen, maar het is vol dus ik loop door. Overal golven de grijze pluimstaarten. Het bos is gastvrij.

Het is druk op de grote grasvlakte. Men speelt cricket, rugby en voetbal. De lucht is gevuld met de frisbees die grootouders en kleinkinderen naar elkaar overgooien. Ik eet een kommetje soep bij een vriendelijk maar onderbemand eethuisje met een Japansachtige naam. Op een paal staat de wens geschreven dat de wereld ooit vrede zal kennen.

Ik vervolg mijn pad. Het koelt af, en ik doe mijn jas weer aan. Een vader leert zijn kinderen wat de woorden ‘chien’, ‘chat’ en ‘cheval’ betekenen. Samuel Coleridge nodigt me uit te drinken van zijn fontein, maar er komt geen water uit. Gelukkig heb ik mijn eigen flesje.

Het uitzicht is hier prachtig. Voor mij strekt zich een kubistische compositie van donkerrode dakpannen en bakstenen schoorstenen uit. Een witte neogotische torenspits torent boven de daken uit. Heel in de verte zie ik de slordige skyline van de City. Twee hangjongens vragen me vriendelijk maar met een onverstaanbaar accent of ik een vuurtje voor ze heb. Sorry jongens.

Alexandra Palace is vergane glorie ten top. De nu eens zandkleurige, dan weer asgrauwe neoclassicistische façade is van een treurigmakende lelijkheid. Het blauwglazen tuinbouwdak, de houten deuren met de afgebladderde blauwe verf en de verroeste vooroorlogse zendmast maken het er niet mooier op. Voor het paleis ligt een gigantisch grasveld. Ik verlaat de groene wereld, terwijl de lucht oranje kleurt.

Men heeft hier dure moderne flats gebouwd. De balkons zijn van groen plexiglas, de muren zijn wit en donkergeel, en grijze buizen moeten het hip maken. Alle gordijnen zijn gesloten. Een Slavische familie maakt een wandelingetje. De alcoholwalm reikt meters ver, en moederlief werpt onder het toeziende oog van haar echtgenoot en zonen haar lege blikje in de berm. Ik vond dat bos toch fijner.

Ik bereik Haringey, de buurt waar ik woon, ook wel de Ladder genoemd vanwege het stratenpatroon. Ik loop langs de mij bekende Victoriaanse huisjes met de verschillende kleuren, de krulkozijnen en de puntdaken. Op een steenworp afstand van een fraaie nieuwe moskee bevindt zich de Grieks-orthodoxe kerk. In de buurt van mijn huis ontdek ik een Indiaas en een Soedanees restaurant.

Dan ben ik thuis. Het is koud buiten, maar ik heb het weer wat warmer gekregen.

Tuesday 16 October 2007

Hoe Gods Gouden Licht van Japan naar Nigeria ging

Mijn fascinatie voor Japanse religies begon toen ik op vijftienjarige leeftijd vijf weken te gast was in een huis waar men tweemaal daags een kwartier lang continu de eerste regel van de Lotus Sutra reciteerde. In het altaar hing een fraaie kalligrafie. Daarvoor stond de foto van de wijze stichter, prominent naast die van grootvader. Eenmaal bezochten we het regionale hoofdkwartier, waar we gezeten op onze knieën voor een heel groot altaar met een hele grote kalligrafie een langere passage uit de Lotus Sutra reciteerden. Men vertelde mij over boeddhistische wereldvrede en over de vele educatieve activiteiten die men ontplooide, en ofschoon ik nog niet bekend was met de categorie 'nieuwe religieuze beweging' begreep ik na een tijdje dat deze beweging niet representatief was voor het Japanse boeddhisme in het algemeen, en er een uitgesproken eigen filosofie en identiteit op nahield. Later zou ik leren dat veel Japanners een tamelijk ongenuanceerd negatief beeld hebben van deze religieuze groep, die zichzelf Soka Gakkai noemt.

Mijn interesse was gewekt, en tijdens mijn studie en latere reizen zou ik mij verder verdiepen in en verbazen over de wonderbaarlijke variëteit aan religieuze uitingen die het moderne Japan herbergt. Van het buurttempeltje met het Hello Kitty-monument voor overleden huisdieren tot het van nationalistische symboliek overlopende Yasukuni-heiligdom, van een prachtig historisch tempelcomplex met een metershoog boeddhabeeld tot een klein houten schrijntje op een bergtop, van een touw om een eeuwenoude boom tot een met mos begroeid bodhisattvabeeld naast een verlaten bospad, van de waarzegger aan de kant van de weg tot het festival waarbij de godheid onder luide muzikale begeleiding door de buurt gedragen wordt, van de pinkstergemeente met een gekalligrafeerde bijbeltekst naast het kruis tot de kitscherige trouwkapel in een winkelcentrum, van de gigantische tempel met het gouden dak op de plek waar de aarde geschapen werd tot de kleine moskee in een voorstadje van Tokyo...

Het is even zinloos het Japanse religieuze palet te beschouwen als één enkel systeem, als te proberen de veelheid aan uitingen onder te brengen in kunstmatige categorieën als 'boeddhisme', 'shinto', 'christendom', 'volksgeloof' (alsof bepaalde religieuze gebruiken wel volwaardig zijn en andere niet, en alsof je populaire gebruiken überhaupt zou kunnen scheiden van wat er gebeurt onder de vlag van geïnstitutionaliseerde vormen van religie - wat een flauwekul) en, daar hebben we hem, 'nieuwe religieuze bewegingen' (of, erger nog, 'culten' of 'sektes' ). De laatste categorie is mijns inziens net zo misleidend als de één na laatste, daar hij ten onrechte suggereert dat er een essentieel onderscheid zou bestaan tussen de praktijken en ideeën van oudere, reeds sinds lange tijd geïnstitutionaliseerde religieuze tradities enerzijds, en die van 'meer recente' (wie bepaalt overigens wat recent is?) zelfstandige religieuze groepen anderzijds. Hoppa, we gooien de Jehova's Getuigen en de Soka Gakkai en de Unification Church en Aum Shinrikyo en de Bahai en de Bhagwans allemaal op één hoop, en we noemen ze 'nieuwe religieuze bewegingen' en ontwerpen theorieën en classificatiemodellen en organiseren aparte collegereeksen om die categorisering te legitimeren, en voor je het weet is een academische subdiscipline geboren die gebaseerd is op de valse premisse dat de studie van deze groepen een apart veld van studie dient te zijn omdat het een ander type religie is. Kan iemand mij vertellen waarom het door de Dalai Lama gepropageerde internationale Tibetaans boeddhisme (een interessante contradictio in terminis, maar dat terzijde), de Salafiyya, de processies voor de Maria van Guadeloupe, de vrijgemaakt gereformeerde kerk, de Ghanese parkeergaragekerk en Khomeini's constructie van een politieke sjiitische islam géén nieuwe religieuze bewegingen zouden zijn? Precies: omdat ze geïncorporeerd zijn in en/of algemeen gezien worden als deel uitmakend van een grotere 'wereldgodsdienst' - en dus worden ze bestudeerd door mensen uit andere subdisciplines, die andere theorieën op ze loslaten. De kunstmatige scheiding tussen de zogenaamde nieuwe religies enerzijds en ontwikkelingen die onder grotere paraplu's geschaard worden anderzijds wordt zo door de academie bevestigd. Onnodig te zeggen dat de eerste groep bij de goegemeente allerlei negatieve connotaties oproept (materialistisch, geld- en machtbelust, onbetrouwbaar, indoctrinerend), hetgeen voor de tweede groep niet per definitie het geval is, al is het alleen maar omdat deze - terecht - nooit als homogene groep beschouwd wordt. Waarom dan zouden we 'nieuwe religieuze bewegingen' wel als aparte, min of meer homogene categorie beschouwen, terwijl we daarmee in feite de agenda van de relatief machtige geïnstitutionaliseerde tradities (die gebaat zijn bij dit kunstmatige, essentialistische onderscheid, en bij negatieve beeldvorming ten aanzien van hun concurrenten) ondersteunen?

(Voor zover dit eerste stapje richting een deconstructie van de categorie 'nieuwe religieuze beweging'. Ik hoop dat ik niet al te veel lezers heb weggejaagd met dit betoog, dat wellicht relevant zou kunnen zijn voor beoefenaars van de godsdienstwetenschap, maar ongetwijfeld minder interessant gevonden wordt door wie mijn weblog leest om een beeld te krijgen van hoe het leven van een student in Londen eruit ziet. Vergeeft u mij mijn theoretische uitstapje, ik kon het niet laten. Beschouwt u het voorgaande maar als een iets te uitgebreide inleiding tot het eigenlijke verhaal, dat nu volgt: )

De Leer van het Gouden Licht werd halverwege de negentiende eeuw gesticht door een eenvoudige boer uit de prefectuur Okayama. Een grimmige godheid maakte de arme man ziek omdat hij geen rekening gehouden had met de complexe rekenmodellen die zeggen dat je, als je een bepaalde leeftijd hebt, op de zoveelste van die en die maand ergens niet mag komen. Hij zag zijn fout in en bad voor genezing. De goedmoedige godheid vergaf hem zijn dwaling, genas hem, en werd vervolgens gepromoveerd tot enige God in een monotheïstische kosmologie. De voormalige boer richtte zich voortaan op zijn gebeden en op het verspreiden van zijn geloof. Zijn volgelingen zagen hem als een middelaar tussen God en de wereld, en hij kreeg de nieuwe naam Konko Daijin (Grote Heer van het Gouden Licht). Zijn religie, de Konkokyo (Leer van het Gouden Licht), zou in de daaropvolgende honderdvijftig jaar uitgroeien tot een beweging met ruim 400.000 leden en 1600 kerken - voornamelijk in Japan, maar ook in andere landen van de wereld. Ze wordt gekenmerkt door een vrij tolerante en niet-exclusivistische houding jegens andere religies, een sterk ethische inslag waarbij grote concepten als 'wereldvrede' niet geschuwd worden, een priesterschap dat openstaat voor zowel mannen als vrouwen, een religieus leiderschap gebaseerd op erfopvolging, aan shinto ontleende offer- en reinigingsrituelen, en een aan het mahayana-boeddhisme ontleend bodhisattva-ideaal.

Gisteren vond de jaarlijkse Londense bijeenkomst van Konkokyo-aanhangers en geïnteresseerden plaats. Zondagochtend om 10 uur beginnen met een workshop over Gods gouden licht, het lijkt wel een kerkdienst. Ik slaag er wonderwel in om ongeveer op tijd te komen, hetgeen voor een niet-ochtendmens als ondergetekende een niet geringe prestatie is - zeker als je bedenkt dat het me ook nog lukt mijn overhemd en pantalon te strijken en een kom ontbijtgranen naar binnen te werken. In een klein vergaderkamertje van een Londens hotel zit een ietwat timide ogende bebrilde Japanse man van een jaar of veertig met een fraaie donkergele stropdas. Hij kijkt me ietwat verbaasd aan wanneer ik binnenkom en me voorstel, maar heet me daarna hartelijk welkom. Hij is priester en werkt voor het internationale bureau van de Konkokyo, en is voor de gelegenheid uit Tokyo overgevlogen. Naast hem zit een eveneens Japans vrouwtje van middelbare leeftijd met dikke brillenglazen. Ze draagt een volledig dichtgeknoopte witte blouse en daarover een donkerblauw vest, en ziet eruit alsof ze zo rechtstreeks uit de jaren vijftig is komen aanwandelen. Ze blijkt woonachtig te zijn in Zuid-Duitsland, en is pas recentelijk priester geworden. Behalve ondergetekende zijn er twee gasten, en in de loop van de ochtend zullen er nog drie bijkomen. Allen zijn Japanse dames van middelbare leeftijd of ouder die reeds decennialang in Engeland woonachtig zijn. Tijdens de workshop, die in het Japans gehouden wordt, wordt aan de hand van enkele citaten uit het Heilige Boek en latere commentaren gesproken over 'vrede in je omgeving' en 'vrede in je hart' als weg naar wereldvrede. Al vrij snel echter grijpen de dames, die vriendinnen van elkaar blijken te zijn, de gelegenheid aan om te spreken over hun lichamelijke kwaaltjes en om te filosoferen over de incompatibiliteit van de Japanse geest met de boze gaijinwereld, die toch telkens weer onvoorspelbaar blijkt te zijn. Gelukkig weet de man met de gele stropdas het gesprek af en toe nog een beetje op geloofszaken te brengen, maar hij is duidelijk niet opgewassen tegen de dames. De enige van hen die wel over geloofszaken lijkt te willen praten (een ander zal mij later toefluisteren dat het geloof haar niet zoveel kan schelen, maar dat ze de jaarlijkse reünie wel op prijs stelt omdat ze dan haar vriendinnen weer eens ziet) heeft het steeds over 'Meneer Konko' wanneer ze eigenlijk God bedoelt, en ik krijg de indruk dat de verhouding tussen God en Zijn middelaar niet altijd bij iedereen even duidelijk is - maar ach, dat geldt voor het christendom natuurlijk ook, dus dat hoeft geen belemmering te zijn voor succes.

Na de lunch (bestel nooit een broodje met tonijn en kaas maar dan zonder kaas in Engeland bij een Oost-Europese serveerster die slecht Engels spreekt, want ze brengt je doodleuk een klef broodje vol kaas en zegt dan dat je niets kunt bestellen dat ook maar enigszins afwijkt van het menu, en daar betaal je dan zeven euro voor, en ook al is een van de Japanse dames natuurlijk zo gul om de gehele rekening voor haar rekening te nemen, het blijft een bizarre combinatie van Brits regeltjesfetisjisme en Oost-Europese ongastvrijheid) is het tijd voor de eigenlijke eredienst. We krijgen gezelschap van een Amerikaans-Japanse dame die bevriend is met de andere dames maar er vanochtend niet was omdat ze geen Japans spreekt, een Engelse dame die hetzelfde college volgt als ik en een voorliefde heeft voor Japans theater, en een grote, knappe Nigeriaanse man van een jaar of veertig die voor het tweede jaar op rij een Konkokyo-bijeenkomst bijwoont.

Het vergaderkamertje is een klein kerkje geworden. De stoelen staan in rijen, en een tafel is omgetoverd tot een heus altaar. Hij staat vol met vazen bloemen, een fruitschaal met een grote ananas en appels en bananen en glimmende paprika's in de eerste vier kleuren van de regenboog en aardappels en spitskool, pakken vol biscuitjes, potten jam en ingemaakte vruchten, flessen wijn en kokers met pringles. De beide priesters hebben een witte jurk aangetrokken over hun kleren, dragen een eveneens wit smurfenmutsje en houden een houten staafje in hun hand. Hun kleding lijkt erg op die van shinto-priesters, en de symboliek van wit als de kleur van rituele reinheid is evident. De dienst bestaat uit het gezamenlijk reciteren van verschillende gebeden (enkele in het Japans, enkele Engelse vertalingen), het zingen van een lied, een stil gebed en een simpele maar optimistische preek waarin gesteld wordt dat iedereen in staat is te handelen met het hart van God. In het midden van de dienst gaat iedereen een voor een naar voren om God te begroeten middels een buiging, viermaal te klappen (het klappen voor de godheid is een shinto-gebruik, maar bij shinto-heiligdommen klapt men meestal twee keer), en Hem een bloem te geven. Het geheel is aangenaam gemoedelijk, en ik vraag me andermaal af wat het nut is van de categorie 'nieuwe religieuze beweging' wanneer daar zowel deze vriendelijke shinto-christendom mix als radicaal apocalyptische geïsoleerde clubjes onder vallen - wat hebben ze in vredesnaam met elkaar gemeen...?

Na afloop van de dienst hebben we een groepsdiscussie. De beide priesters hebben hun rituele kleding uitgetrokken, en zijn weer de meneer met de gele stropdas en de mevrouw met het blauwe vest. We beginnen met een voorstelrondje. Wanneer het de beurt is aan de Nigeriaanse meneer, gebeurt er iets merkwaardigs. Hij zegt dat de Leer van het Gouden Licht ambitieuzer moet zijn, en dat men moet overwegen om de religie naar Nigeria te brengen en Nigerianen te bekeren, en dat hij daarmee wel wil helpen. De gelovige mevrouw die steeds God en de stichter door elkaar haalt maakt bezwaar: Meneer Konko wilde weliswaar dat alle mensen zijn boodschap hoorden, maar de rituelen en gebeden zijn toch echt Japans, en een nieuwe religie is niet direct het eerste dat Afrika nodig heeft, we moeten ze eten en kleren brengen. Dat is de cue die de Nigeriaanse man in staat stelt de discussie volledig te gijzelen. Hij reageert met een vlammend maar volstrekt onsamenhangend betoog waaruit blijkt dat hij reeds bezig is met het inzamelen van kleding, en dat de leiders daar corrupt zijn, en dat zelfs in Lagos mensen creperen van de honger, en dat hijzelf in de gevangenis heeft gezeten omdat hij kritische artikelen schreef en demonstraties organiseerde, en dat het christendom en de islam in Nigeria alleen maar mensen uitbuiten, en dat tachtig procent van de kerken in Engeland in handen is van Nigerianen die de opbrengsten van collectes in hun eigen zak steken, en dat je alleen maar folders hoeft te verspreiden met een uitleg van waar de Leer van het Gouden Licht voor staat en met telefoonnummers en dat mensen je dan vanzelf zullen opbellen. De mevrouw lijkt overtuigd; ze stelt in elk geval dat Meneer Konko toch echt wilde dat alle mensen zijn boodschap hoorden en dat we de mensen in Afrika moeten helpen. De dame met het blauwe vest doet haar best het Engels van de Nigeriaanse man te volgen en maakt aandachtig aantekeningen. De man met de gouden stropdas kijkt vertwijfeld, maar is niet bij machte de discussie een andere kant op te sturen. De andere dames hebben geen benul van het feit dat hier een discussie gevoerd wordt die direct raakt aan de existentiële spanning tussen lokale traditie enerzijds, en universele ambities anderzijds. Ze luisteren aandachtig naar de Nigeriaanse man en kleppen als kippen mee over hoe erg de mensen in Afrika het toch wel niet hebben en over hoe corrupt sommige religies toch zijn (natuurlijk wordt de Soka Gakkai er bijgehaald), zonder zich te realiseren dat hier iemand zit met een uitgesproken politieke agenda. Eén van hen mengt zich niet in het gesprek - te oordelen naar haar blik is zij zich wel bewust van wat hier gaande is.

Wat wil je, beste man? Waarom heb je in godsnaam een religie nodig om je eigen sociale en politieke agenda ten aanzien van je geboorteland in te verpakken? En waarom acht je deze religie daarvoor geschikt? Zijn motieven worden mij niet duidelijk. Is hij werkelijk zo naïef om te geloven dat wanneer je een nieuwe religie implementeert, deze gevrijwaard zal blijven van de corruptie, het machtsmisbruik en het nepotisme dat je in andere religies vindt? Denkt hij werkelijk dat de sympathieke pluralistische ethiek van een kleine Japanse religie een verschil kan maken in een complex land als Nigeria? Of heeft hij andere motieven? Ik kom er niet uit, ook al gaat de discussie een uur lang verder over hetzelfde onderwerp, en ook al worden dezelfde ideeën en drogredenen meerdere malen herhaald.

Wanneer ik na afloop van de discussie nog even een praatje maak met de priester, blijkt dat hij zich ook ongemakkelijk voelde bij het gesprek. Ik krijg niet de indruk dat hij staat te trappelen om naar Nigeria te gaan en daar als een missionaris de Leer van het Gouden Licht te gaan verspreiden.

Ik krijg drie plastic tassen vol fruit, paprika's, koekjes en pringles mee naar huis. En een mooie bos bloemen.

Wat een dag.

Tuesday 9 October 2007

Wegen

De regen stroomt en stroomt en houdt nooit meer op. Gehuld in een blauw regenpak slinger ik tussen de zwarte taxi's en de rode bussen door. Chauffeurs snijden je maar al te graag af, dus voorzichtigheid is geboden. Londen zit vol met eenrichtingswegen, en tot mijn grote irritatie wordt er hier in tegenstelling tot in Nederland voor fietsers geen uitzondering op de regel gemaakt. En wanneer je dan eindelijk een weg hebt gevonden waar je wel in mag kun je er vergif op innemen dat die is opgebroken. Ik heb dan ook nog steeds geen goede route gevonden van Caledonian Road naar Russell Square, maar misschien bestaat die ook wel niet.

Amazon punt com heeft mijn creditcard geplunderd. Ofschoon ik officieel geen boeken hoef aan te schaffen kon ik het niet laten. Ik haat bibliotheekboeken waarin je niet mag strepen en die je binnen twee weken terug moet brengen. Ik wil boeken bezitten, me ze eigen maken, ze consumeren, de strijd met ze aangaan. Bibliotheekboeken zijn te steriel. Boetes voor te laat terugbrengen zijn bovendien zo godgeklaagd hoog dat ik de kosten er vermoedelijk wel uit krijg.

Men houdt sowieso erg van regeltjes hier. We hebben aanwezigheidsplicht en verplichte deadlines en van universiteitsbestuurswege voorgeschreven sancties en driedubbele nakijkplicht voor elk lullig papertje en exacte tijdsbestedingsmodellen voor docenten en ga zo maar door. Pardon hoor, ik heb een zak geld neergelegd om hier te mogen studeren, denkt men nou werkelijk dat ik van plan ben colleges te skippen en uitstelgedrag te vertonen? De boosdoener is het overkoepelende bestuur van de Universiteit van Londen (waar SOAS deel van uitmaakt, alsmede een stuk of twintig andere schools en colleges), dat er met hun regelgeving verantwoordelijk voor is dat het wantrouwen de afgelopen jaren steeds meer is geïnstitutionaliseerd, dat prestaties worden gekwantificeerd, en dat tijd wordt gedehumaniseerd. Individuele creativiteit, nonconformisme en improvisatievermogen worden zo aan de ketting gelegd. Godzijdank zijn er hier goede en inspirerende docenten en talentvolle studenten die mooie en belangrijke dingen doen - maar dat is ondanks alle beperkingen, niet dankzij.

Dus dit is de richting die men in Leiden nu ook is ingeslagen, getuige onder meer de recente ontwikkelingen op de Faculteit der Rechtsgeleerdheid en bij de opleiding Japanse Taal en Cultuur, waar het onderwijs schools en onpersoonlijk gemaakt wordt, waar kritiekloos aangenomen wordt dat een toename van het aantal regeltjes het studierendement wel even zal opkrikken, en waar men een blinde navolging van Angelsaksische modellen voorstaat. Pas op, Leiden! Het uitdagen van talentvolle studenten is iets heel anders dan hen wantrouwen en hen behandelen als een stel luie scholieren!

Ik maak wortelsoep met gember en koriander (wie het recept wil sture me een mailtje, wie uitgenodigd wil worden voor een maaltijd ook) en salade. Ik deel de maaltijd met mijn schatten van huisgenoten, en we hebben het gezellig. Alleen jammer dat een van ons niet mee-eet, en jammer dat hij überhaupt nooit op uitnodigingen onzerzijds ingaat, en jammer dat hij zijn kamer gekregen heeft door de anderen voor te liegen over een zogenaamd reeds getekend contract, en jammer dat hij als een wezel door het huis sluipt, en jammer dat hij in de kamer naast mij woont en midden in de nacht op luide toon converseert met collega-gamers. Maar verder ben ik heel blij met mijn kamer en huisje, waarvan u de foto's vindt onder mijn vorige verhaal. Ik heb veel geluk gehad met de grootte, de prijs, het huis en de locatie - toch wel een beetje een lot uit de loterij dus.

Het jaar is nog maar net begonnen of de Grote Toekomstvraag begint al aan mijn deur te kloppen. Websites van deze universiteit en overzeese concurrenten vragen mijn aandacht, want wie wil promoveren moet er vroeg bij zijn. Er zijn heel veel mooie mogelijkheden. Ze tollen rond. Een stemmetje vertelt me dat het misschien niet zo'n gek idee is om straks een jaar wat minder hard te rennen, een ander stemmetje vertelt me daarentegen het ijzer te smeden als het heet is. Laat het nog maar even rusten, Aike. Eerst nog maar even wat meer aarden in Londen en genieten van de tijd hier. Je bent nog niet eens in het Tate Modern geweest, je hebt nog geen enkele wandeling uit die mooie wandelgidsen gemaakt, je bent nog nauwelijks aan hardlopen toegekomen en je weet nog steeds niet hoe je nou het snelst van de ene campus naar de andere geraakt. Neem eerst dus nog maar even de tijd om je plekje te vinden in de nieuwe stad en de nieuwe universiteit, want daar gaan wel een paar weken overheen.

Men vroeg mij voor welke vakken ik uiteindelijk gekozen heb. Welnu, zoals gezegd bestaat dit jaar uit vier eenheden. De eerste eenheid is mijn scriptie, die natuurlijk geschreven gaat worden over een onderwerp dat valt onder het kopje 'Japanse religies'. Ik heb een paar hele spannende ideeën in mijn hoofd - ik verklap nog niets, daar ik van cliffhangers houd, maar wie mij kent zal niet verbaasd zijn te horen dat thema's als identiteit en marginaliteit een belangrijke rol gaan spelen, en dat ik hoogstwaarschijnlijk ga kijken naar een relatief recent fenomeen. De tweede eenheid is de centrale overzichtscursus in Japanse religie, waarbij verschillende thema's aan bod komen. Als derde eenheid heb ik gekozen voor een sterk filosofisch vak over godsdienstwetenschappelijke theorievorming. Tot slot heb ik mijn gevoel gevolgd door als vierde eenheid te kiezen voor het vak over de politiek van mythen en mythenanalyse (het zou me niet verbazen als motieven uit de daar aangetroffen theorieën hun weg vinden naar deze weblog, maar dat zal de toekomst uitwijzen). Alle cursussen worden getoetst middels papers en presentaties; ik heb dus geen tentamens. De coördinatrice van mijn programma vond dat ik me wel erg veel met algemene theorieën en wat weinig met Japan bezighoud (en dat klopt ook wel een beetje, de verhouding is fifty-fifty), maar ik kreeg haar toestemming na haar verzekerd te hebben dat ik theorieën over mythen ga toepassen op een Japanse casus - het contemporaine nationalistische discours, om maar eens wat te noemen.

Daar ik drie vakken wel wat mager vind zal ik dit semester nog bij een ander vak als toehoorder aanwezig zijn - een cursus over issues die spelen in de huidige studie van het wereldchristendom. In het tweede semester komt daar een interessante collegereeks van een Japanse professor over middeleeuwse boeddhistische mythologie bij. En natuurlijk zijn er de lezingen van het Centre for the Study of Japanese Religions. Ik vermaak me dus wel.

Londen is grijs en nat en donker, en ik weet nog niet precies waar de lichtjes zijn. De liminale fase zou nu toch wel zo'n beetje voorbij moeten zijn, maar helemaal thuis weet ik mij nog niet.

Het geeft niet, het zal wel komen.

En ondertussen stroomt de rivier langzaam verder, gadegeslagen door het reuzenrad en de klokkentoren, onder de brug met de torens door, langs de oude haven en de scheepswerf, nieuwsgierig naar de zee.

Saturday 6 October 2007

Love's Labour's Lost

Zoals het een serieus student betaamt wil de jonge koning van Navarra al zijn tijd besteden aan de nobele wetenschap. Samen met drie studiegenoten zweert hij een dure eed: de komende drie jaar zullen zij zich onverveerd op de boeken storten, en in deze tijd met geen enkele vrouw omgang hebben. Immers, de vrouw is een verraderlijk wezen dat reeds vele mannen van het rechte pad afgeleid heeft. Welke ambitieuze student heeft niet meer dan eens belangrijke colleges of zelfs tentamens gemist omdat zijn hart zwaar was van het liefdesverdriet dat een of ander manipulatief vrouwspersoon hem had aangedaan? Welke jongeman heeft niet zeeën van tijd geïnvesteerd in het behagen van een grillige jongedame, terwijl hij deze tijd ook had kunnen besteden aan het vergroten van zijn kennis? Juist! Het meisje en de studie gaan niet samen; het is of het een of het ander. Het meisje geeft misschien kortstondig geluk, maar zij is chronisch onbetrouwbaar. Begeerte leidt tot lijden, zoals Siddharta Gautama en Kim Ki-Duk ons terecht leerden. Het pad van de studie daarentegen is zwaar en vermoeiend, maar zal uiteindelijk tot het ware geluk leiden. Gelijk hebben ze, de koning van Navarra en zijn kameraden.

Helaas, de geest is weliswaar gewillig, maar het vlees is zwak. Wanneer de beeldschone Franse prinses met drie eveneens beeldschone jonkvrouwen een bezoek brengt aan het hof van de jonge koning gaat het natuurlijk mis. Wat zijn mannen toch voorspelbare wezens. Ze zien een mooie vrouw en vergeten direct al het andere om hen heen. Alle goede voornemens en elke strenge moraal verdwijnen zodra er een lieflijk wicht ten tonele verschijnt. De man is een slaaf van zijn testosteron, en dat geldt natuurlijk ook voor de koning en zijn metgezellen. Die duivelse harpijen hebben nauwelijks hun opwachting gemaakt of de vier kijken geen studieboek meer in. Ze verspillen hun kostbare tijd aan het schrijven van barokke liefdesgedichten en aan nutteloze dagdromen. De liefde is een struikrover die de man van al zijn zekerheden berooft. Ze zij vervloekt!

Maar oh oh oh, wat kan 's liefdes destructieve werking toch verrukkelijk vermakelijk zijn wanneer niet jijzelf, maar anderen er het slachtoffer van zijn! Wat is het heerlijk om te kijken naar andermans geklungel, terwijl je zelf veilig in het publiek staat! Er is geen groter vermaak dan leedvermaak. Zo liep ik laatst langs een scène waarin een vrouw haar vriend uitschold en met fruit bekogelde. Ik geneerde me enigszins, maar naast me liep een jongen die verrukt de volgende woorden sprak: 'sweet... I just love human misery'. Die zin deed me lachen, maar hij sloeg de spijker op zijn kop. Mensen genieten van het kleine leed van anderen. Komedies zijn bijna altijd portretten van klungelende mensen en hun kleine leed, en we lachen erom omdat we ons gelukkig prijzen dat niet wij het object van gelach zijn, want we herkennen ons dondersgoed in de domme fouten van hen om wie we lachen. En natuurlijk komt het aan het eind van het verhaal altijd goed, zodat we ons niet al te schuldig hoeven te voelen over ons leedvermaak. Weinigen begrepen dit alles zo goed als de grote verhalenverteller uit Stratford-upon-Avon.

Zou hij vermoed hebben dat hij zovele eeuwen na zijn dood nog zo springlevend zou zijn? Zou hij zich hebben kunnen voorstellen dat liefhebbers van zijn werk in hartje Londen een prachtig zeventiende eeuws houten theater zouden nabouwen, om daar integraal zijn stukken te spelen, zonder daarbij gebruik te maken van de zegeningen van de moderne techniek? Zou hij vermoed hebben dat jaarlijks van mei tot oktober elke dag een paar honderd mensen uit alle landen van de wereld zouden huilen om de dood van Romeo en Julia, kwaad zouden zijn op Iago of Lady MacBeth, en zouden lachen om het geklungel van verliefde jongelui in A Midsummer Night's Dream en Love's Labour's Lost?

Het is een heerlijke zachte middag in de vroege herfst. Gelukkig regent het niet, want het fraaie renaissancetheater heeft geen dak. Voor slechts vijf pond heb je hier een staanplaats en sta je vlak voor het podium. Love's Labour's Lost is een van Shakespeare's vroege komedies, en ik had er nog nooit een uitvoering van gezien. De simpele verhaallijn wordt meer dan goed gemaakt door de prachtige kostuums, door het enthousiasme en het plezier waarmee gespeeld wordt, en natuurlijk door de vele niet altijd even subtiele seksuele verwijzingen die het stuk bevat, en die vandaag de dag nog net zoveel succes hebben als vierhonderd jaar geleden. De regie heeft daar nog maar een schepje bovenop gedaan (wat te denken van een scène waarin de vier jongelui terwijl ze over hun geliefden spreken hun jachthoorns op ietwat suggestieve wijze... eh... liefkozen?). Er wordt af en toe flink geschmierd en over the top gespeeld, en de grappen zijn soms zo plat als een dubbeltje (een van de acteurs speelde op krukken, en dat hebben we geweten ook - wanneer je een kruk tussen de benen van een collega-acteur heen naar voren steekt kun je er natuurlijk vergif op in nemen dat je de lachers op je hand krijgt), en dat is stiekem alleen maar heel erg leuk. Een heerlijke klucht zonder pretentie, gespeeld zonder ontzag maar met heel veel lol - een prima middag voor de lachspieren, kortom. Die Shakespeare.

Zo begint het weekeinde na de eerste collegeweek. Ik neem een voorbeeld aan de koning van Navarra en neem mij voor dit jaar heel hard te gaan studeren. Geen jongedames in mijn blikveld dus. Ik zal mij op niets anders richten dan op mijn studie, eventueel een beetje op de universitaire politiek, en voor het incidentele vermaak op de schone kunsten, maar daar blijft het bij. Geen feestjes, afspraakjes en dergelijke meer. Geen omgang met vrouwen, anders dan uiterst zakelijke. Er is geen vrouw die mij dit jaar het hoofd op hol zal kunnen brengen. Echt niet. Alles voor de studie. Ik zweer het.

Wednesday 3 October 2007

Fiets!

Na tien dagen met de metro op en neer gependeld te hebben vind ik het voorlopig wel genoeg. Vertragingen zijn eerder regel dan uitzondering, 's avonds kun je niet gezellig ergens blijven hangen omdat je afhankelijk bent van de laatste metro, tijdens de spits verandert de metro in een onaangename broeikas en, bovenal, de kosten zijn exorbitant hoog. De bus is een aardig alternatief, zeker als het plekje vooraan bovenin de dubbeldekker nog vrij is, maar bussen zijn traag en brengen je niet overal heen. De volledige afhankelijkheid van het openbaar vervoer gaf me de afgelopen dagen steeds meer een gevoel van beklemming, en mijn portemonnee begon steeds luider te protesteren tegen de veeleisende kaartjesautomaten. Het was, kortom, de hoogste tijd om een fiets aan te schaffen.

Nieuwe fietsen zijn duur, en daar ik vooralsnog van plan ben slechts een jaar hier te blijven had de aanschaf van een nieuwe fiets niet mijn voorkeur. Tweedehands fietsenwinkels zijn echter dun gezaaid - ik heb er in elk geval nog geen gezien, noch iemand gesproken die van het bestaan van een afwist. In een zijstraatje van Brick Lane Market stond weliswaar een man tweedehands krotten te verkopen, maar daar zat weinig interessants tussen, en bovendien prefereerde ik een fiets die niet gestolen is. Maar toen kwam de gouden tip: gumtree, de megasite die de zoekende surfer aan alles kan helpen wat zijn hartje begeert (een kamer, een date, een baan, een huisdier, een voetbalclub, tweedehands meubels en electronica en kleding, et cetera) heeft een aparte subsite waarop fietsen te koop worden aangeboden. Alleen al in de regio Londen worden er elke dag vele tientallen nieuwe advertenties geplaatst met tweedehands en ongewenst cadeau gekregen fietsen. Daar moest dus wel iets tussen zitten... En jawel: binnen een dag had ik beet. In ruil voor een niet al te hoog geldbedrag kwam ik in het bezit van een nauwelijks gebruikte, fraaie donkerblauwe mountainbike. Fietsen maar!

Mijn fietstocht begint in Zuid-Londen, omdat daar de jongen woont van wie ik de fiets heb gekocht. Ik ben in het voorstadje Wandsworth. Het is een gezellig Brits provinciestadje, compleet met mooie bakstenen huizen en schattige winkeltjes en restaurantjes en een oude pub en een groot Victoriaans gemeentehuis, dat toevallig is opgeslokt door Londen (eens te meer blijkt dat Londen, evenals Tokyo, geen stad is in de eigenlijke zin van het woord. Het is niet historisch gegroeid rondom een oud centrum dat nog steeds fungeert als het sociale, culturele en politieke hart van de gemeenschap. Het straalt geen gevoel van bouwkundige en culturele eenheid uit, maar is in feite een verzameling losse, aan elkaar vastgegroeide stadjes, elk met zijn eigen sfeer, architectuur en cultuur . Ofschoon een zekere mate van uniformisering natuurlijk wel heeft plaatsgevonden zie je nog steeds dat het historisch aparte eenheden waren. Londen en Tokyo zijn dan ook verzamelnamen: vrij abstracte overkoepelende ideeen, meer niet). Het toeristenkaartje dat ik heb toont slechts het centrale deel van Londen, en dat komt mooi uit want ik heb helemaal geen zin om met een kaart te fietsen, maar laat me graag leiden door mijn richtingsgevoel en een avontuurlijke bui. Ik fiets dus op goed geluk, naar ik vermoed in noordelijke richting.

Ik fiets door de fraaie straatjes van Wandsworth, dat op een gegeven moment overgaat in een ander stadje. Londen kan soms behoorlijk heuvelachtig uit de hoek komen, maar mijn versnellingen werken uitstekend. Het regent. Natuurlijk heb ik er niet aan gedacht regenkleding mee te nemen, dus langzaam regen ik helemaal nat. Het is heerlijk fris, en zelden genoot ik zo van in de regen fietsen. De burgemeester van Londen is reeds een paar jaar bezig meer mensen op de fiets te krijgen, en met succes, zie ik: ik ben lang niet de enige die hier fietst. Her en der is men er in geslaagd fietsstroken of zelfs korte stukjes fietspad in te passen in de bestaande verkeerssituatie.

Na een tijdje heb ik een weg gevonden die redelijk rechttoe rechtaan naar het noorden gaat. Zie je wel, ik heb helemaal geen kaart nodig, denk ik verwaand. Ik kom door het park van Clapham. De regen heeft de eerste blaadjes van de bomen doen vallen. Naarmate ik dichter het centrum nader neemt de verkeersdrukte toe. In een fraai oud houten huis met schuine balken in de gevel huist nu een Starbucks. Het is het eind van de middag, en het is druk. Ik passeer het treinstation van Vauxhall. Er zijn hier zowaar speciale richtingaanwijzers voor fietsers. Ze helpen me zonder kleerscheuren een groot kruispunt over te steken, en bevestigen bovendien nog even dat ik in de goede richting rijd. Ik vervolg mijn weg en bereik de Theems. In de verte zie ik reeds de Houses of Parliament en de Westminster Abbey.

De lucht is grijs en grauw, het regent, en ik rijd de brug naar Westminster over. De neiging om een vreugdekreet te slaken weet ik net te onderdrukken, een grote grijns daarentegen niet. Bij de bushalte staan mannen en vrouwen in nette kleding onder paraplu's te wachten op een volgepakte bus. De gebouwen hier zijn hoog en nieuw. Ik fiets tussen de dubbeldekkers op Victoria Street en begin te begrijpen hoe een dierenverzorger zich moet voelen als hij door een kudde olifanten loopt. Rechts aanhouden, ik buig teveel af naar het westen. Ik zweef over de enorme halfrotonde voor Buckingham Palace, en verder door het St. James Park. Midden op de weg ligt een fiets; de fietser raapt op wat hij heeft verloren. Hij is ongedeerd, maar herinnert me eraan dat ik alert moet blijven, zeker nu ik nog geen helm heb. Ik fiets onder de zuilen door en draai Trafalgar Square op. Op een bus staat met grote letters 'Proud to be a British Muslim'.

Het is etenstijd en ik heb trek, maar ik wil eerst naar huis. Ik ben inmiddels doorweekt van de regen en het zweet. Ik fiets dwars door West End en Bloomsbury, langs China Town, Charing Cross Road en Tottenham Court Road naar Euston. Theaters maken reclame voor hun musicals, restaurants komen tot leven, de stoepen zijn vol met voetgangers. Mensen zitten als haringen in tonnetjes in de bussen die ik inhaal. Ik kom door grote winkelstraten en zie meer dan eens een winkel of een restaurant dat ik zou moeten onthouden. Dan laat ik het centrum van Londen achter me, en fiets verder naar Camden.

Voorbij het station van Camden gaat het mis. Het zal de moeheid zijn na bijna twee uur fietsen, of de honger, of het feit dat het donker begint te worden, maar mijn richtingsgevoel kan me niet meer precies zeggen welke kant ik op moet. Ongemerkt mis ik de afslag die bus 29 maakt. In eerste instantie is er nog geen man overboord: ik fiets door Kentish Town, zie allemaal leuke winkels en restaurants die ik moet onthouden, en weet zeker dat ik in noordelijke richting fiets. Maar ik weet ook zeker dat ik naar het oosten moet afbuigen, en dat doe ik. Als ik na een tijdje nog niets bekends zie begin ik te twijfelen en neem ik ergens een verkeerde afslag.

Hoe ver zou het nog zijn? Mijn maag protesteert steeds harder. Ik moet ergens links, maar die weg buigt af, nee toch maar rechts... een metrostation, maar van de verkeerde lijn, ik dacht dat ik verder naar het oosten zat... mooie huizen hier trouwens, en leuke restaurantjes, en een bierwinkel en een Perzische supermarkt, dat moet ik onthouden. Ik fiets steeds verder naar het noorden. Plotseling word ik geconfronteerd met een col van de tweede categorie. Ik wist niet dat ze die hier hadden, maar ik laat me niet kennen en weet weer wat punten te veroveren voor de bolletjestrui. Dit is dus Hornsey, mooie huizen zeg. Ik vraag de weg aan iemand en hij stuurt me een kant op die naar mijn gevoel niet klopt. Ik volg zijn advies toch maar, maar veel verder helpt het me niet. Nog een park, maar niet het juiste. Het is inmiddels pikdonker en het begint weer wat harder te regenen.

Plots zie ik de blauwe richtingaanwijzers weer die men speciaal voor fietsers heeft neergezet en die af en toe her en der plotseling opduiken. Finsbury Park, die kant op! Hoera, nu hoef ik alleen nog maar de bordjes te volgen. Maar ik juich te vroeg. Het probleem is namelijk dat de bordjes even plotseling verdwijnen als ze verschijnen, of misschien zit ik gewoon niet op te letten, want even later ben ik weer verdwaald. Turnpike Lane dan, van daar weet ik het ook, en deze weg zou toch daar heen moeten gaan, of niet? Leuke winkels en restaurants hier trouwens, dat moet ik onthouden, als ik nou maar wist waar ik was... Ik fiets vast en zeker in rondjes, dat kan niet missen. Weer een col van de tweede categorie - die bolletjestrui kan me niet meer ontgaan.

Om een lang verhaal kort te maken: er is geen straat in Noord-Londen die ik niet heb gezien. Uiteindelijk bereikte ik dan toch het station van Finsbury Park - van de andere kant dan ik verwacht had, maar dat mocht de pret niet drukken. Vervolgens was ik snel thuis.

Nog nooit smaakte een Chinese afhaalmaaltijd zo lekker.

Maar de hemel zij geprezen: ik heb een fiets!