Monday 31 March 2008

Pasen in de fjorden

Het is een witte Witte Donderdag, zie ik als ik door het raampje naar beneden kijk. De bergen in de verte zijn bedekt met een dikke laag sneeuw. Ook de donkergrijze vlakten in het zuidwesten zijn bezaaid met witte vlekken. Een beekje kringelt zich er tussendoor, op weg naar de zee, waarin een eenzame vissersboot ligt te dobberen. De huisjes van het dorpje aan de kust zijn van lego gemaakt. Een enkele weg leidt naar de hoofdstad, even verderop in noordelijke richting. Nergens is een boom te bekennen. We dalen en dalen en landen geruisloos. Ik ben in IJsland.

De bus brengt mij naar het busstation van Reykjavík, waar ik opgewacht word door mijn vriend en voormalige huisgenoot Jan, die momenteel aan de Universiteit van IJsland studeert (wie een indruk wil krijgen van het leven van een uitwisselingsstudent in Reykjavík leze zijn boeiende weblog, http://www.janengelen.waarbenjij.nu). Het is goed om elkaar weer te zien en bij te kletsen. We wandelen door het kleine, overzichtelijke en gezellige Reykjavík. Overal staan huisjes van golfplaat, geverfd in zachte pasteltinten. Sommige hebben vrolijke sprookjeskozijnen. Barretjes, galerieën en winkeltjes flankeren de voornaamste winkelstraat en haar zijstraten. De majestueuze berg Esja kijkt vanaf de overkant van de baai uit over de stad. Een snijdende koude wind leert me dat ik er de komende dagen goed aan doe nog een extra laag kleren aan te trekken.

Op de hoogste heuvel van de stad staat de trotse en imposante Hallgrímskirkja. De basalten vleugels, de hoge toren en het woeste vikingbeeld op het plein ervoor moeten de grootsheid van de natie symboliseren; de kitscherige schilderijen met lijdende Jezusgezichten binnen in de kerk de grootsheid Gods. Ik val met mijn neus in de boter: vandaag vindt hier een uitvoering plaats van de Passie van de Estse componist Arvo Pärt. Ik ken Pärt alleen van zijn prachtige dromerige pianomuziek, niet van zijn religieuze werken, en ik kan de verleiding niet weerstaan een kaartje te kopen en het concert te bezoeken. De Passie is veel grimmiger dan de lieve pianoklanken die ik van hem ken. De minimalistische stijl, het continue herhalen van dezelfde tonen, het trage tempo, de krachtige lage stem van Jezus en bovenal de bij vlagen dramatische, indringende koorpartijen wekken bij mij tegelijkertijd een gevoel van vervreemding als een gevoel van ontzag en bewondering op. Ik vermoed dat dat ook de bedoeling was.

Jan en ik genieten van een heerlijk stukje zalm met een bijpassende witte wijn. Op een dag als deze heeft het delen van wijn voor mij toch stiekem net iets meer betekenis dan op andere dagen. Daarna ontmoet ik de mensen met wie ik de komende dagen op reis ga naar de Westfjorden, het schiereiland in het noordwesten. Het is altijd een beetje spannend, op reis te gaan met mensen die je nog niet kent, maar iedereen is vriendelijk en ik vertrouw erop dat we elkaar snel zullen leren kennen. Het reisgezelschap bestaat uit acht mensen, afkomstig uit Finland, Zweden, Spanje en Nederland. Een mooie gelegenheid om een paar nieuwe vreemde talen te leren, kortom.

Het is een prachtige, heldere Goede Vrijdag. Twee stoere SUV's staan klaar om ons naar het hoge noorden te brengen (ik weet het, ik heb in een eerder verhaal gefulmineerd tegen dergelijke auto's, maar wanneer de reis over wegen gaat die weinig meer zijn dan besneeuwde bergpaadjes vind ik het gebruik ervan wel te rechtvaardigen). Geen van beide Nederlandse jongens is in het bezit van een rijbewijs, maar een ongekende luxe is ons deel: een drietal schone Scandinavische privé-chauffeuses. Meer heeft een man niet nodig om gelukkig te worden.

De reis naar het noorden is lang, maar ik kan me niet herinneren ooit zo genoten te hebben van een autoreis. De landschappen die aan ons voorbij trekken ontlokken mij meerdere oh's en ah's. De blauwe zee en de glooiende heuvels maken geleidelijk aan plaats voor indrukwekkende bergen en besneeuwde maanvlaktes. Wollen knuffelpaarden wandelen rond. Nergens is een boom te bekennen. We pauzeren bij de ingang van de hel. Uit de grond komen wolken stoom, en de lucht ruikt naar zwavel. Even verderop bekijken we een woeste rivier, compleet met waterval. Overal komt water uit de grond. Het stroomt de rivier in. De aarde gutst en klotst en is vol leven. Welkom in IJsland.

Iemand komt op het idee om een binnenweggetje te nemen, omdat dat op de kaart een stuk sneller oogt. Maar binnenweggetjes in IJsland zijn soms weinig meer dan karrensporen. We hotsen en hobbelen ons een weg door de gaten in de weg. Binnenweggetje zus leidt naar binnenweggetje zo, en binnen de kortste keren zijn we licht verdwaald. Als we uiteindelijk het weggetje gevonden hebben dat ons naar de snelweg moet brengen blijkt het een grindpad te zijn. We durven het risico niet te nemen en keren om. Helaas, een paar uur verloren. Ik kan er echter niet mee zitten. Zelden zag ik zo'n indrukwekkend, uitgestrekt landschap.

Eenmaal terug op de hoofdweg bezoeken we een pompstation. Het rijdt lekker, zo'n SUV, maar ze slurpen benzine. Ook vermoeden we dat de boodschap die het dashboard ons geeft, 'olie verversen', wel eens van belang zou kunnen zijn. We vragen of men ons kan vertellen hoe urgent deze boodschap is, en of we nieuwe olie moeten aanschaffen. Een kleine, lichtblonde Daantje de wereldkampioen opent onze motorkap en verricht enkele rituele handelingen. We staan erbij en kijken ernaar. Wat zijn we ook een stelletje domme studenten - wat heb je er nou aan te weten wie Plato was als je niet eens weet hoe je je olie moet controleren? Gelukkig kan Daantje ons vertellen dat de olietank leeg is, en deze vervolgens voor ons bijvullen. We zijn hem eeuwig dankbaar.

Eindelijk maken we vaart. Hoe noorderlijker we geraken, hoe ruiger het landschap, en hoe meer sneeuw er ligt. De middag is reeds vergevorderd, en we realiseren ons dat we onze eindbestemming vandaag niet zullen halen. In plaats daarvan regelen we een overnachting in een gasthuis in Hólmavík, aan de oostkant van de Westfjorden. Het is gezellig in de auto. Raadspelletjes, woordslangen, quizzen en paprikachips houden ons zoet. Onderwijl genieten we van het indrukwekkende fjordenlandschap om ons heen en de bizarre wolkpartijen boven ons. Eenmaal in Hólmavík aangekomen delen we een meer dan acceptabele improvisatiemaaltijd, en maken we een avondwandeling door het dorp en zijn vissershaventje. Nooit was een maan zo vol, zo fel. Een wolk slaagt er niet in haar te bedekken. Ze schijnt er dwars doorheen.

Het is een koude, maar lichte Stille Zaterdag. In Hólmavík bevindt zich een hekserijmuseum, en een deel van de groep (waaronder ondergetekende) wil daar graag een bezoek aan brengen. Het museum is uitermate boeiend. Het vertelt een verhaal van heksenvervolgingen in de zeventiende eeuw (netjes uitgevoerd door protestanten, jawel!), van magische praktijken die in deze regio plaats vonden (met andere woorden: van bepaalde religieuze handelingen en ideeën die door de gevestigde orde gedemoniseerd werden), en van het oeroude zondebokmechanisme (wie heeft de macht te beschuldigen, te labelen, te classificeren?). Na afloop van het museumbezoek doen we ons te goed aan een heerlijk foute fastfoodmaaltijd, waarna we op weg gaan naar Ísafjörður, de enige plaats van formaat in de regio. De autoreis duurt een paar uur, en is een ware traktatie. De fjorden zijn van een spectaculaire schoonheid. De bergen worden weerspiegeld in het zeewater. Zonlicht dartelt in het rond. We genieten met volle teugen.

We verblijven twee nachten in een schattig huisje in het dorp Flateyri, dat zich op een kwartier rijden van Ísafjörður bevindt. Vanavond gaan we de stad in. Na genoten te hebben van een smakelijke pizza, ons geserveerd door een hele grote hele vriendelijke reus, begeven we ons naar de loods in de haven. De officiële reden voor deze reis was namelijk het muziekfestival 'Aldrei fór ég suður' ('nooit ging ik naar het zuiden' ) dat hier dit weekeinde plaatsvindt. Onze vertragingen hebben er voor gezorgd dat we aanzienlijk minder tijd op dit festival kunnen besteden dan men aanvankelijk gepland had, maar vanavond worden we dan toch nog een aantal uur verwend met livemuziek.

Allerlei verschillende bandjes passeren de revue, en de kwaliteit wisselt. Het eerste bandje dat we zien belooft weinig goeds: heren met boevenmaskertjes begeleiden een middelmatige Björkkloon. Het tweede bandje bestaat uit een vijftal strakke gouden broeken dragende, heavy metal spelende heren. De woeste muziek wordt enigszins ontkracht door het feit dat je de randjes van hun onderbroeken wat al te duidelijk door het goud heen ziet schijnen. Daar staat tegenover dat de zanger beschikt over een vervaarlijke, knappe vikingkop, compleet met stroblond haar en baard, hoge jukbeenderen en een kaarsrechte neus. Als ik in de middeleeuwen in een Europees kuststadje had geleefd, en deze kerel was langs gekomen om mijn stadje leeg te plunderen, dan had ik het vermoedelijk wel in mijn broek gedaan. Dan toch maar liever metalherrie. Gelukkig heb ik oordopjes bij me.

Al snel wordt de muziek beter. Een leuk bandje speelt allerlei swingende rocknummers, en weet de sfeer er goed in te brengen. Na hen is het de beurt aan een zangeres met een prachtige stem. Haar nummers klinken melancholisch en mysterieus. De invloeden van folkmuziek zijn duidelijk hoorbaar. Het is het mooiste optreden van de avond, en het welverdiende daverende applaus dat ze krijgt brengt de zangeres eventjes van haar stuk. Ik moet toch nog even zien te achterhalen hoe deze dame heet, en kijken of ik ergens wat muziek van haar kan vinden, bedenk ik me nu ik dit schrijf.

Naarmate de avond vordert worden de artiesten gekker en gekker. Buiken en billen worden ontbloot, microfoons worden in onderbroeken gestoken. De skáll's klinken almaar luider. Na verschillende ruige rockbandjes is het de beurt aan stoere IJslandse hiphop. De hoofdstad en haar inwoners, toch vermoedelijk de meerderheid van de aanwezigen, worden flink belachelijk gemaakt. Wij vermaken ons ondertussen uitstekend met onze fototoestellen, waarvoor wij naar hartenlust poseren. Het is een mooie avond.

Het is een schitterende Eerste Paasdag. Flateyri ligt vredig in het zonnige fjord. Een grote zwarte raaf kijkt ons nieuwsgierig aan vanaf zijn plekje, bovenop het kruis op de toren van het dorpskerkje. Ik besluit het niet te interpreteren als een omineus, maar juist als een hoopgevend beeld. Immers, ook een raaf is een deel van de natuur, een stukje Schepping, een kindje van God, als ik mij zo uit mag drukken (en in de lente, die wonderbaarlijke tijd waarin de natuur opnieuw geboren wordt, druk ik mij nu eenmaal graag zo uit). Ook de raaf begroet de voorjaarszon.

Naast het kerkje staat een monument voor de twintig mensen die hier in 1995 overleden als gevolg van een verwoestende lawine, hetgeen een ongekende schok voor dit dorp zal zijn geweest. Het verklaart de reden voor de grote aarden wal die men naast het dorp heeft gebouwd. We zijn even stil. Dan is het tijd voor de wandeling.

We lopen met zijn vieren rond Önundarfjörður. De bergen zijn wijze witte reuzen, de zee is hun spiegel. Een sledehond wijst ons de weg. De sneeuw knerpt onder onze voeten.

We praten en lachen en maken knotsgekke foto's. De chauffeur van een grote groene truck vraagt ons of we de skiërs zijn die hij op moet halen. Voor een eenzaam huisje staat een vrouw met een baby op haar arm. Ze begroet ons vriendelijk. De lucht betrekt, en we verliezen ons uitzicht.

Skiërs druppelen een grote groene truck binnen. We lunchen met biscuitjes, wortels en tortillachips op de veranda van een verlaten zomerhuisje. Het wit van de sneeuw gaat over in het wit van de lucht, maar het wit zit vol met lichte tinten groen en bruin en blauw. Wit kan prachtig vol zijn.

Ik adem uit.

Wanneer we op driekwart zijn, gebeurt het wonder. Het begint met een glimpje licht, hoog in de lucht. Het silhouet van een bergtop wordt voorzichtig zichtbaar. Aanvankelijk is het zo klein en vaag dat het nauwelijks opvalt, maar geleidelijk wint het beeld aan kracht. Dan blijkt aan de andere kant van het fjord hetzelfde te gebeuren. Ook daar wordt langzaam een bergtop zichtbaar. En nog een, en nog een. Steeds meer bergtoppen worden om ons heen geboren, en ze beginnen te groeien. Langzaam maar onontkoombaar dringt het licht de nevel terug. De tekeningen van sneeuw op de bergtoppen worden almaar duidelijker. Het licht wint steeds meer terrein. De bovenste helft van de bergen is nu zichtbaar. Ze drijven in het niets. De bergen worden groter en groter, de nevel zakt steeds verder weg. Het fjord is van een onbeschrijflijke schoonheid. De dalende zon danst in het zeewater. Wanneer we het eindpunt van onze wandeling bereikt hebben, is de nevel verdwenen. Wat een geschenk.

Nooit heb ik zo direct ervaren wat de belofte van Pasen is als op dit moment. Hoe donker het soms ook is, er zal altijd weer licht zijn. Zoiets.

De avond is geweldig. Het beruchte briefjesspel, waarbij men bekende mensen moet beschrijven en uitbeelden, zorgt voor veel hilariteit, en vormt het begin van een spontane bonte avond. De groep blijkt over een niet geringe dosis komisch acteertalent te beschikken. We maken allerlei sketches over Pascal le Reykjavíkois, een min of meer fictief personage. Pascal is een Franse uitwisselingsstudent die in Reykjavík belandt, en daar door zijn ietwat wereldvreemde gedrag in allerlei komische situaties terecht komt. Een kruising tussen Mr. Bean en Lost in Translation, met een scheutje Scandinavische slapstick. Ik heb in jaren niet zo gelachen.

Het is een gure Tweede Paasdag. De lange autoreis terug naar Reykjavík wordt de eerste uren bemoeilijkt door sneeuwstormen, maar onze chauffeuses staan hun mannetje. Nadat we Hólmavík gepasseerd zijn verbetert het weer gelukkig snel. Quizzen, raadspelletjes en paprikachips houden ons zoet. Dankbaar realiseer ik me dat dit weekeinde mij niet alleen prachtige vergezichten, maar ook een aantal lieve nieuwe vrienden gegeven heeft. Ik doe een heerlijk dutje.

Aan het eind van de middag zijn we weer in Reykjavík. Het was een prachtig paasweekeinde.

Monday 17 March 2008

Zingen en spelen

Ik zal mijn verhaal dit keer niet beginnen met een filosofische verhandeling over het fenomeen tijd. Maar ik wil wel even kwijt dat ik er geen drol van begrijp. Om de een of andere wonderbaarlijke reden is het tweede trimester reeds voorbij. Gelooft u mij, ik heb nog nooit de tijd zo onbegrijpelijk snel voorbij zien vliegen als in de afgelopen maanden. Drie keer met mijn ogen knipperen en hopsakee, dat was het dan. Aangezien het volgende trimester gereserveerd is voor het schrijven van essays en het maken van tentamens (die ik niet heb), en zodoende grotendeels collegevrij is, heb ik vanaf nu bijna geen colleges meer. Dat is een vreemde gedachte, daar ik zeker nog niet het gevoel heb over een acceptabele hoeveelheid kennis te beschikken. Helaas, het is niet anders. Het jaar raast met shinkansenvaart voort.

Er zijn veel mooie plannen. Donderdag vertrek ik voor een week naar IJsland, om daar een vriend te bezoeken en Pasen te vieren tussen de natuurgoden. Terug in Londen wachten mij een drietal papers van formaat, twee presentaties en mijn eerste officiële lezing. April wordt dus een hele belangrijke maand - de maand, wellicht, waarin ik de basis kan leggen voor een goede cijferlijst, hetgeen van vrij cruciaal belang is voor mijn verdere academische carrière. Mei wordt vervolgens de maand van de voorbereidingen voor mijn scriptie - het verzamelen van alle relevante literatuur en het beginnen met lezen. Ik hoop tussendoor af en toe tijd te hebben voor een mooie wandeling. Half juni ga ik al weer terug naar Nederland, zo heb ik besloten. Ik kan mijn scriptie net zo goed schrijven in een stacaravan in een Groningse tuin als in een kamer in Londen, en het geldbedrag dat ik daarmee uitspaar is dusdanig significant dat het mij in de gelegenheid stelt om in juli met vier vrienden op reis te gaan naar het land van één van hen, Sri Lanka. Augustus is vervolgens gereserveerd voor het afschrijven van mijn scriptie, die ik in september in moet leveren. De periode daarna is nog volstrekt ongewis, al dartelen er al wel verschillende prille plannetjes rond in mijn hoofd. Maar die houd ik nog even voor me.

Dan nu een mededeling van huishoudelijke aard: mocht iemand van mijn lezers van half juni tot half september een kamer nodig hebben in Londen (voor onderzoek, stage, wat dan ook), dan wel iemand kennen voor wie dit geldt, gelieve contact met mij op te nemen. Ik heb gedurende deze periode namelijk een kamer in onderhuur in de aanbieding, op een aantrekkelijke locatie en tegen een relatief lage huur. Ik hoor graag van u.

De afgelopen week was waanzinnig. Ik heb u eerder verteld over het wereldkoor waarin ik zong, alsmede over het toneelstuk Hurlyburly waarin ik speelde. Welnu, het geval wilde dat zowel het grote wereldkoor concert als de drie voorstellingen van Hurlyburly in dezelfde week plaats vonden. Voeg daarbij de drukte van de bijna dagelijkse repetities en de colleges die natuurlijk gewoon doorgingen, en het moge duidelijk zijn dat het een intensieve en vermoeiende week was. Maar hij was elke extra geeuw dubbel en dwars waard.

Het grote wereldkoor concert vindt plaats in de City Temple Church, nabij St. Paul's Cathedral. We zijn met tachtig mensen, onder wie ongeveer vijftien mannen. Iedereen gaat gekleed in het zwart, met her en der een beetje rood. Tijdens het inzingen horen we al de fantastische akoestiek van de kerk. De sopranen klinken nog mooier dan anders, maar wij bassen staan ook ons mannetje. Om kwart voor acht komt het publiek binnen. Er zijn zeker vijfhonderd mensen op het concert afgekomen, en de kerk zit bomvol. We beginnen met het lied 'Asikhatali', een ode aan de vrijheid die gezongen werd door de zwarte bevolking van Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid. Het is een krachtig lied, en een mooie en gepaste ouverture voor deze avond. Daarna volgt een vrolijk Zimbabwaans lied over een oude man die de geneugten van bier bezingt. Vrouwen zijn onbetrouwbaar en verraderlijk, dus hij geeft de voorkeur aan bier, want daar kun je altijd op bouwen. Het volgende lied is het prachtige 'Dindirin', een vijftiende eeuws lied in een combinatie van Frans, Spaans en Catalaans over de zang van een nachtegaal - misschien wel mijn favoriet. Dan volgt de betoverende Zweedse 'Langdans', twee Bulgaarse liederen, en het krachtige Georgische 'Nardaninai'. Vervolgens gaan we weer terug naar Afrika, voor het swingende 'Helele Mama', een lofzang op de schoonheid van het continent en een feest om te zingen, en het vrolijke 'Yami Yami', waarmee we het hele publiek laten meezingen. Als finale zingen we de originele versie uit de jaren dertig van het geweldige 'Mbube' ('leeuw' ) uit Zuid-Afrika, dat later door jan en alleman en Disney gejat zou worden om wereldberoemd te worden onder de titel 'In the jungle'. Het samen zingen is magisch, en geeft me ontzettend veel energie. Na afloop van 'Mbube' geeft het publiek ons een staande ovatie, en sentimentele ik raakt even helemaal gevuld met een heel licht en mooi gevoel. Als toegift zingen we het swingende Zimbabwaanse lied 'Chirochacha'. Wat een avond, en wat een geschenk om deel te mogen uitmaken van zo'n groep. Er was even heel veel liefde in de kerk vanavond, als u mij toestaat dat grote woord te gebruiken.

Mocht ik u nieuwsgierig gemaakt hebben, dan verwijs ik u graag door naar YouTube (dit zijn niet de officiële opnames, en de geluidskwaliteit is verre van optimaal, maar de filmpjes geven niettemin een goede impressie van de avond):
http://www.youtube.com/watch?v=TzVwwWx8KQc
http://www.youtube.com/watch?v=5WQTK2obTsA
http://www.youtube.com/watch?v=mZSsNL5GUjo
http://www.youtube.com/watch?v=UYgQWOKD-J4
http://www.youtube.com/watch?v=Q7O-SyO9Smk
http://www.youtube.com/watch?v=yuXOuZ5po_w
http://www.youtube.com/watch?v=niF1tZwLyds

Nota bene: voor het luttele bedrag van 4,50 (3 pond) per stuk kunt u bij mij de officiële CD dan wel DVD bestellen!

Dan is het tijd voor Hurlyburly. Hurlyburly is een Amerikaans stuk uit 1984, geschreven door David Rabe. De titel, die zoveel betekent als 'chaos' of 'tumult', verwijst naar een passage uit MacBeth. De centrale figuur in het verhaal is Eddie, een bij vlagen paranoïde casting director uit Hollywood. Hij heeft een ingewikkelde driehoeksverhouding met Darlene, een onafhankelijke fotografe, en de cynische Mickey, zijn beste vriend en huisgenoot (gespeeld door ondergetekende). Ook is hij bevriend met Phil, een labiele en bij vlagen agressieve filmacteur. Het stuk kan gezien worden als een zwarte komedie, maar ook als een eigentijds drama. Het is een vlijmscherpe weergave van de anomie van onze tijd, de vergeefse zoektocht naar betekenis, en het materialisme, het cynisme en de apathie die daarbij komen kijken. 'Fuck destiny, fate and all metaphysical stuff', is een treffend citaat uit het stuk. En verderop: 'Anybody can go under. We're all going fucking under. So how about a little laugh along the way.' Drugs, alcohol, seks en misogynie zijn de voornaamste middelen waarmee de hoofdrolspelers de ondraaglijke zinloosheid van hun bestaan draaglijk proberen te maken. Maar al doende raken ze steeds meer vervreemd van de wereld en van elkaar. Nee, Hurlyburly is geen optimistisch stuk - maar wel een krachtige maatschappelijke satire. Bovendien laat het ons nadenken over onze eigen angsten. Ik schreef in een eerder verhaal over de moeilijkheid van het maken van keuzes, en de angst die sommige mensen hiervoor hebben. Deze angst voor het maken van keuzes is in feite niets meer of minder dan een existentiële angst voor het leven zelf, zoals Kierkegaard ons leerde. Dit is een angst die we allemaal wel eens ervaren, maar niet iedereen weet er even goed mee om te gaan - apathie, cynisme en verdovende middelen zijn populaire methoden om angstgevoelens te verdringen, maar onder de oppervlakte blijven ze wel degelijk een rol spelen. Het is geen toeval dat in Hurlyburly verschillende malen geknipoogd wordt naar psychoanalytische theorieën.

De première op donderdag gaat beter dan ik had durven dromen. Er wordt mooi gespeeld en we hebben de goede energie te pakken. En wat het belangrijkste is: het publiek geniet en is zeer positief, te oordelen naar de reacties na afloop. Op vrijdagavond spelen we een degelijke voorstelling, al laat een enkeling zich een beetje imponeren door de tweede-avond-mythe en haalt niet iedereen het niveau van de eerste avond. Maar gelukkig is het publiek andermaal positief ('Aike, ik ben er trots op je huisgenoot te zijn' - wat lief als iemand zoiets tegen je zegt!). De derde en laatste voorstelling, op zaterdagavond, is echter de beste. Er is veel spelplezier en energie, en er wordt collectief een niveau gehaald dat we nog niet eerder gehaald hebben. Ik voel die heerlijke flow die er soms is als je goed staat te spelen. Vooral de belangrijke scène met de confrontatie tussen Eddie en Mickey in de laatste akte gaat goed. De reacties na afloop zijn hartverwarmend. Het is net zo'n mooie avond als dinsdag, en ik voel weer even van top tot teen waarom ik zo van toneel houd.

En het feestje na afloop ging door tot in de vroege uurtjes - maar dat zal vast niemand verbazen.

Monday 10 March 2008

White Hart Lane

Ik heb een groen-wit hart. Als tiener bracht ik menig zondagmiddag door in het gezellige oude Oosterparkstadion. De resultaten van de Trots van het Noorden gaven in die periode vaak weinig reden tot juichen, maar desalniettemin bleef ik altijd mijn cluppie trouw. Mijn verhuizing naar de Randstad, inmiddels ook al weer vijf en een half jaar geleden, zorgde er weliswaar voor dat ik niet meer zo vaak in het stadion te vinden was, maar mijn hart is altijd groen-wit gebleven. De successen die mijn club de afgelopen jaren heeft geboekt maken mij dan ook een gelukkig mens, en als ik nu naar de ranglijst kijk maakt een zekere trots zich van mij meester. Waar ter wereld ik in de toekomst ook terecht kom, ik zal altijd supporter van FC Groningen blijven.

Toegegeven, in tijden van Europese- en wereldkampioenschappen wil het groen-wit in mijn hart nog wel eens wat naar de achtergrond gedrongen worden door een oranje waas, maar dat is altijd slechts van tijdelijke aard. En de kleurencombinatie rood-wit, in welke vorm dan ook, heeft mij altijd betrekkelijk koud gelaten. Natuurlijk, het is mooi als een Nederlandse club de Champions League (Ajax, 1995) of de UEFA-Cup (Feyenoord, 2002) wint, en in beide gevallen heb ik dan ook vrolijk meegejuicht. In Europees verband gun ik iedere Nederlandse club succes. Maar geen van de rood-witte clubs heeft mijn uitgesproken voorkeur, zeker niet in de nationale competitie.

PSV is normaliter een club waar ik warm noch koud van word. Ik herinner mij de allereerste keer dat ik ze live zag nog goed. Het was zondag 24 maart 1996, en FC Groningen won met 1-0 door een verwoestende kopbal van verdediger en oudgediende Jan Veenhof. Het gevolg van deze gevoelige nederlaag was dat PSV de aansluiting met Ajax, de latere kampioen, definitief verloor. Het was een feestelijke dag, en mijn broertje en ik zongen de hele rest van de middag en avond voetballiedjes. Het gebeurt immers niet iedere week dat jouw cluppie wint van een club uit de top drie.

Ik heb nooit sterke antipathie gekoesterd jegens PSV, eerder desinteresse. Eindhoven is nu eenmaal zo'n typische kleurloze, totaal niet tot de verbeelding sprekende stad, die je vervloekt als je er drie kwartier op het station staat te wachten vanwege de een of andere vertraging, maar waar je verder eigenlijk bijzonder weinig van weet. De stad van Philips, het zal wel. Ik herinner me dat Philips ons ooit met de bus helemaal naar Eindhoven liet komen om ons gratis en voor niets rond te leiden in een of andere gigantische showroom. Het zal in de derde klas geweest zijn. Als ik het me goed herinner hadden ze een soort museum met allemaal hippe interactieve proefjes, en lieten ze ons de uitvindingen van de toekomst zien (zo was er een prototype van een tomtom te zien - je reinste science fiction). Sorry Philips, jullie deden hard je best van mij een trouwe consument te maken, maar ik had die dag vooral oog voor dat ene meisje uit de parallelklas. Technologische ontwikkelingen, ze konden me bijzonder weinig boeien.

Maar groen-wit hart of niet, als je in Londen woont, en een Nederlandse club komt op bezoek voor een wedstrijd in het kader van de UEFA-Cup tegen de club uit jouw stadsdeel, dan laat je die kans niet aan je neus voorbij gaan. Ik nodigde mijn voetbalminnende Italiaanse huisgenoot uit om mij te vergezellen, en slaagde erin via de website van de thuisclub, Tottenham Hotspur, twee kaarten te bemachtigen voor de wedstrijd. En zo was ik opeens een beetje PSV-supporter. Wie had dat gedacht, na al die jaren.

We lopen naar het stadion, een aangename wandeling van een kleine drie kwartier door Noord-Londen. De eerste twintig minuten is het rustig, maar bij het station van de Seven Sisters (niet te verwarren met de gelijknamige kliffen nabij Eastbourne) komen we terecht in een supportersstroom. Iedereen loopt dezelfde kant op, iedereen komt voor dezelfde wedstrijd, en ik krijg kriebeltjes in mijn buik van de voorpret. Zo voelde het ook altijd als we vanaf de parkeerplaats naar het Oosterparkstadion liepen, realiseer ik me, en ik ben weer even tien jaar jonger. Tottenham- en PSV-supporters lopen in vreedzame coëxistentie door elkaar, iedereen dezelfde kant op. Het is een ietwat vervreemdende ervaring om langs de Turkse kruideniers van Noord-Londen te lopen en ondertussen overal om je heen Oost-Brabants te horen, maar het levert een paar hilarische scènes op. Een tweetal hijab dragende dames is het voorwerp van oprechte verbazing: 'Kijk daar! Boerka, boerka, boerka!' (Het Brabantse accent moet u er zelf bij denken.) Ook de kapperszaak wordt erg interessant gevonden, maar dat heeft vooral te maken met de wijze waarop men 'unisex salon' interpreteert - men doet in elk geval boeiende suggesties over wat er daarbinnen zoal zou kunnen gebeuren. Even verderop staat een rijtje PSV-shirts dragende tieners uitgebreid te wateren in een voortuin. Wanneer een politieagente zich realiseert wat er gaande is sleurt ze ze er aan hun shirts uit, ze onderwijl de huid volscheldend; haar mannelijke collega geeft ze nog een paar meppen mee met zijn gummiknuppel.

(Later zal een andere huisgenote me vertellen dat hossende PSV-supporters ook het tijdelijke lamleggen van een deel van het immer fragiele metronetwerk op hun geweten hadden, hetgeen haar een uur vertraging opleverde. Ik kan een kleine glimlach niet onderdrukken. Ik herinner mij hoe ik jaren geleden met een vriend onderweg was naar de wedstrijd Excelsior - FC Groningen, en in de tram plotseling in een groep uitbundige Z-Siders belandde. Ik heb nog nooit een tram zo beangstigend heen en weer voelen gaan, en te oordelen naar hun gezichten was een deel van onze medepassagiers er vast van overtuigd dat de tram zou omkantelen. Mijn Rotterdamse vriend (respect, respect) en ik zongen echter vrolijk met de hooligans het Groningse volkslied mee. Ja, ik weet het, het is natuurlijk schandalig allemaal, het gedrag van die voetbalvandalen - maar zolang het bij wildplassen en treinhossen blijft kan ik er niet echt wakker van liggen, sorry.)

Het stadion van White Hart Lane bevindt zich middenin de volkswijk Tottenham. In tegenstelling tot het kolossale Emirates Stadium, het gloednieuwe ruimteschip waarin het arrogante Arsenal zijn kunsten tegenwoordig vertoont, is het een bescheiden stadion aan een doorgaande weg, dat van buiten weinig indrukwekkend oogt. Van binnen is het echter een fraai, knus stadion, dat me direct aan de Euroborg doet denken. De blauwe tribunes bevinden zich direct aan het veld en er zijn geen hekken. Het stadion heeft een capaciteit van 36.000, maar het voelt kleiner aan. In tegenstelling tot grote broer en rivaal Arsenal is Tottenham Hotspur nog niet geheel gecommercialiseerd, en heeft het zich nog niet geheel vervreemd van zijn volkse achtergrond. Mensen van alle leeftijden en sociale klassen bevolken de tribunes. Ik voel me er direct thuis.

Voorafgaand aan de wedstrijd wordt de Carling Cup aan het publiek getoond. Vorige week won Tottenham deze beker (Engeland heeft, in tegenstelling tot de meeste andere landen, twee bekercompetities, en de Carling Cup is de naam van de tweede beker) door in een zinderende finale op Wembley verrassend het rijke Chelsea te verslaan. Sinds het ontslag van Martin Jol en de komst van de Spaanse succestrainer Juande Ramos gaat het beter met de club, getuige de bekerwinst en het feit dat men Europees overwinterd heeft. Het gevaarlijke spitsenkoppel Berbatov-Keane heeft al weer behoorlijk wat doelpunten op zijn naam staan. We verwachten, kortom, dat het geen makkelijke avond gaat worden voor PSV.

Het eerste deel van de eerste helft is behoorlijk mat. Beide ploegen kijken de kat uit de boom, en er worden weinig kansen gecreëerd. Geleidelijk aan komt er echter meer spanning in de wedstrijd. Na een half uur is het raak: Jefferson Farfán krijgt de bal terug van een klungelende verdediger, waarna hij fraai in de verre hoek schiet en scoort. We zitten precies in de goede hoek van het stadion. Ik kan het niet laten om half op te staan, een kort en bescheiden vreugdekreetje te slaken en één keer in mijn handen te klappen. Daarna ga ik snel weer zitten, want we zitten per slot van rekening tussen de Tottenham-supporters. Maar mijn Italiaanse vriend, opgegroeid tussen fascistische AS Roma-hooligans, doet het op dat moment al bijna in zijn broek. 'Aike, niet juichen!' sist hij zenuwachtig. Verbaasd zeg ik dat ik nauwelijks juichte, en dat we bovendien op een beschaafde familietribune zitten dus dat er geen reden is tot bezorgdheid. Hij deelt mijn mening niet geheel, maar de rest van de wedstrijd houd ik mij redelijk rustig.

En het is een leuke wedstrijd. Het niveau is niet altijd even hoog, maar er worden de nodige kansen gecreëerd en het spel gaat aardig op en neer. Vlak voor rust krijgt Keane een grote kans op de gelijkmaker, maar Gomes redt bekwaam. Na rust laat PSV zich wat terugzakken, en Tottenham krijgt nog een paar kansen. Maar onder andere door het foutloze keepen van Gomes weten de Spurs niet te scoren. PSV komt er af en toe gevaarlijk uit, en krijgt een paar goede kansen op de 0-2. Het PSV-publiek in de verre hoek vermaakt zich ondertussen prima. Ik moet lachen wanneer ze overgaan tot het zingen van 'Ajax-publiek, Ajax-publiek' (Ajax-publiek heeft de reputatie opportunistisch te zijn en alleen achter de eigen club te staan als het goed gaat, niet als het even tegenzit - supporters van andere clubs zingen elkaar dit graag plagend toe, als het even stil is aan de overkant) - de plaagstoot is verder natuurlijk aan dovemansoren gericht. Het Tottenham-publiek gaat even later over tot een eveneens tamelijk irrelevant 'Stand up, if you hate Arsenal' - een groot deel van het stadion geeft inderdaad aan de oproep gehoor. Maar iedereen realiseert zich al snel dat bepaalde insider's jokes die het in de nationale competitie goed doen weinig betekenis hebben op internationaal niveau, en men concentreert zich dan ook gauw weer op de wedstrijd.

De slotfase levert nog een paar spannende momenten op, maar uiteindelijk blijft het bij 0-1. Het is een verdiende overwinning voor PSV, dat het meest effectief speelde. De Spurs hadden in de tweede helft weliswaar het overwicht, maar wisten slechts een paar keer echt gevaarlijk te worden, en man of the match Gomes stond altijd op de juiste plek. Het enige dat je PSV kunt verwijten is dat ze de counters beter hadden kunnen uitspelen en nog een keer hadden moeten scoren. Maar al met al is het een goed resultaat, en een prima uitgangspunt voor de heenwedstrijd. Tevreden verlaat ik het stadion.

In de stadionwinkel koop ik een blauw-wit sjaaltje. Vanavond was ik even PSV-supporter, en ik hoop van harte dat de rood-witte jongens uit Eindhoven dit jaar de UEFA-Cup winnen. Maar in de Premier League heb ik mijn favoriete club nu ook eindelijk gevonden. Geen groot biljoenenlogo, maar een gezellige volksclub. Geen wereldtopper, maar een nationale subtopper. Het cluppie van mijn stadsdeel.

Blauw-wit lijkt wel een beetje op groen-wit.

Tuesday 4 March 2008

A wicked day

Opeens was het schrikkeldag. Ik kon mij niet herinneren wanneer ik voor het laatst een schrikkeldag had meegemaakt, en meende dat het vele jaren geleden geweest moest zijn. 'Vier jaar, om precies te zijn', beweerde mijn gesprekspartner. Ik was niet geheel van haar gelijk overtuigd, daar ik mij niet kon herinneren vier jaar geleden schrikkeldag gevierd te hebben. Ten minste tien jaar geleden, vond ik, hetgeen voor haar aanleiding was mij eens goed uit te lachen. Ik snap nog steeds niet wat er nou zo grappig was. Ze zal vast wel gelijk gehad hebben, want ze is veel slimmer dan ik, maar in het verhaal van Aike bevond zich tot op dat moment nou eenmaal nog geen schrikkeldag.

Als je zomaar een extra dag cadeau krijgt, moet je dat cadeautje ook uitpakken. Ik weet mijn natuurlijke neiging tot uitslapen te overwinnen en neem samen met een vriendin de metro naar Victoria. Direct tegenover het station bevindt zich het Apollo theater, de reden voor onze komst. Hier speelt de musical Wicked, het verhaal van de heksen van Oz. We hebben geluk: de voorstelling van vanavond is niet volledig uitverkocht, zodat we voor het studententarief van vijfentwintig pond kaarten kunnen aanschaffen die normaliter zestig pond kosten. De koffie verkeerd die we vervolgens genieten smaakt net even lekkerder dan anders, waarna ieder huppelend zijns weegs gaat. Tot vanavond!

Ik zou natuurlijk de metro terug kunnen nemen naar de universiteit en netjes een dagje gaan studeren. De argumenten daarvoor zijn zwaarwegend. Maar de dag nodigt mij uit. Ik weet dat ze maar één keer komt, en ik ben nieuwsgierig naar wat ze me wil geven. Het argument is heerlijk lichtwegend. En dus fladder ik de dag in, zonder afgebakend plan, vertrouwend op mijn voeten.

Ik loop Knightsbridge in. Roomwitte huizen verhullen hun voordeuren achter statige Ionische zuilen, maar hun verdiepingen hebben ze verwend met uitbundige Korinthische zuilen. Aan en om Belgrave Square wapperen de vlaggen van de wereld fier. Ik kan de verleiding niet weerstaan en doe de quiz. De Europese vlaggen zijn makkelijk, en ook Trinidad en Tobago, Colombia en Maleisië weet ik te raden. Alleen de vlaggen van Brunei en Lesotho kan ik niet plaatsen. Hetzelfde geldt voor de fascinerende blauwgele vlag met vlinders en een slang die aan een van de gevels wappert. Ik vermoed een bebost animistisch Melanesisch eilandstaatje, en sta op het punt om naar binnen te lopen en een visum aan te vragen, maar zie dan dat het de vlag is van het Britse psychiatrische genootschap. Jammer. Even later loop ik langs de Syrische ambassade, en onwillekeurig moet ik terugdenken aan de soap die ik meemaakte in de Syrische ambassade in Brussel, afgelopen zomer. Men heeft kennelijk hoog bezoek: voor de ambassade staat een glimmende Rolls Royce, met het kenteken 007. 007!? Het zal toch niet waar zijn...?

Overal staan glimmende dure auto's geparkeerd, maar ik doe mijn best ze te negeren. Ik kom langs een wijnwinkel waar flessen champagne van honderden ponden in de etalage liggen. Daarnaast bevindt zich de winkel van een beroemde ontwerpster van sexy lingerie en seksspeeltjes voor miljonairs. De kledingstukken die zij haar etalagepoppen heeft omgehangen wekken bij mij eerder lachlust op dan andere lusten, maar ik ben dan ook geen miljonair. Dus hier halen baronessen en ambassadeursvrouwen hun ondeugende ondergoed... Ik loop verder, langs de vlaggen van Denemarken, IJsland en de Faeroer eilanden, en kom op het fraaie plein van Hans met zijn hoge lichtrode bakstenen huizen. Schattige miljonairsdochtertjes met pofbroeken en vlechtjes worden opgehaald van hun privéschooltje. Een paar straten verderop zie ik plotseling een beroemd logo. Ik was nog nooit in Harrods, en wat is een mooiere dag voor een eerste bezoek dan de eerste schrikkeldag sinds ten minste tien jaar?

Als ik naar binnen loop verzoekt de portier mij beleefd mijn rugzak in mijn hand te nemen. Even verderop heet het wassen beeld van Mohamed Al-Fayed mij met een grootvaderlijke glimlach welkom in zijn paradijs. De beste man draagt een afzichtelijke combinatie van een geruit grijs colbertje met een niet-bijpassende beige pantalon en een zwart overhemd met een witte boord. Ik loop naar de roltrappen, en mijn mond valt open van verbazing. Het veelkleurige glimmende marmer, de oriëntalistische lampen, de rondgestrooide hiërogliefen en afbeeldingen van Egyptische goden, de glas-in-lood-achtige plafonds... Ik heb nog nooit zulke fantastische kitsch gezien, en ik kan het niet laten een paar keer met de roltrap op en neer te gaan. Maar het kan nog grotesker, zie ik als ik de Egyptische hal binnenloop en oog in oog kom te staan met een levensgrote gouden sfinx. Hoera, ik ben in een sprookjespark beland!

Ik loop naar de levensmiddelenafdeling. De dames en heren achter de kassa's dragen Venetiaanse strohoedjes en groene vlinderdasjes. Chocoladehazen doen hun best passanten te verleiden. De oester- en de sushibar doen goede zaken, en het visrestaurantje verkoopt fish and chips van achttien pond. Op de fruitafdeling glimmen alle appeltjes gelijk. Ik kom bij een fascinerend winkeltje dat vol staat met glazen vaten en vazen gevuld met mysterieuze felgekleurde vloeistoffen. Het doet me denken aan de kamer waarin de Grote Vriendelijke Reus zijn dromen bewaarde. Plotseling word ik aangesproken. Ik draai me om, en sta oog in oog met een betoverend mooi paar ogen. Ook haar lange glanzende donkerbruine haren en voorzichtige glimlach mogen er zijn. Ze vraagt me met een zangerig accent of ze me kan helpen, en ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om het standaardantwoord 'nee dank u, ik kijk alleen even wat rond' te zeggen. In plaats daarvan stamel ik iets onduidelijks, en voor ik er erg in heb krijg ik een rondleiding door de wondere wereld van pistachelikeur en bloedsinaasappelwodka, van mango- en frambozenbalsamico en olijfolie met rozemarijn. Om de een of andere reden kan ik me niet helemaal concentreren op de waren die ze verkoopt. Ze laat me proeven van de balsamico en olie. Die lach, die lach... Ik vraag waar ze vandaan komt. Nog nooit sprak iemand de naam 'Bordeaux' zo mooi uit. We spreken verder in het Frans. Nu zou ik eigenlijk haar telefoonnummer moeten vragen, maar daar heb ik natuurlijk het lef niet voor. Ik beloof haar nog eens terug te komen en dan wel wat te kopen. We zeggen elkaar gedag, en ik zweef de roltrap op.

Licht als een veertje vervolg ik mijn ontdekkingstocht door Harrods. Futuristische designbedden die zo uit een startrekschip lijken te komen staan naast renaissancistische ledikanten met spreien van goudbrokaat. Het enige dat ze gemeen hebben is de prijs. Een medewerker van de pianoafdeling speelt Chopin op een van de vleugels. Watertandend loop ik rond, mijzelf belovend dat ik, zodra ik ergens gesettled ben en mijn financiële situatie het toestaat, een piano aanschaf en weer les ga nemen. Via de CD- en de boekenafdeling (de kast met Lonely Planets zorgt voor het gebruikelijke oponthoud) kom ik bij de edelstenen en fossielen. Een kolossale mammoettand wacht geduldig op een koper. Op de antiekafdeling staat tussen alle stijve krulstoelen en salontafeltjes een prachtige globe uit 1925. Ik mag hem niet aanraken, maar geef mijn ogen des te meer de kost. Het ding staat in een fraaie houten stellage, komt tot anderhalve meter hoogte en verkeert in perfecte staat. Mocht iemand een ton overhebben, dan houd ik mij graag aanbevolen.

Ik loop via de sportafdeling (compleet met een etalagepop van een levensgroot paard, een ferrari-racefiets en een mini-bobslee voor verwende kinderen) en speelgoedafdeling (waar een pluche varkentje rondwandelt met een gele ballon aan zijn staartje, en helikoptertjes als bromvliegen door de lucht scheren) naar de afdeling met antieke kaarten. Een winkeldame van middelbare leeftijd doet haar best iets aan de muur te hangen. 'Vreselijk, als je moet werken met een kater. Boem-boem-boem doet mijn hoofd', vertrouwt ze me toe. Ik knik instemmend. 'Ik was gisteren jarig, maar ik had beter vandaag vrij kunnen nemen,' verzucht ze. Ik vraag haar of ik de kaarten van Japan mag zien, en ze geeft me een grote map vol kaarten van Oost- en Zuidoost-Azië. Er zit een fraaie zeventiende eeuwse VOC-kaart tussen, maar ik heb helaas geen tienduizend pond bij me. We raken in gesprek over de Mongolen die probeerden Japan binnen te vallen maar tegengehouden werden door een vernietigende tyfoon, en over haar Japanse buren die haar altijd prachtig ingepakte cadeautjes geven. Ze wil weten waar de Japanners oorspronkelijk vandaan komen, en ik doe een poging een wetenschappelijk verantwoord antwoord te geven. Ze vertelt over de wijnvlek van haar dochter, en zegt dat dat een genetische afwijking is die oorspronkelijk van de Mongolen en de Vikingen stamt. Ik ben niet bepaald een expert op het gebied van genetische aandoeningen en uitermate sceptisch als het gaat om het achterhalen van de 'oorsprong' van volkeren, maar desalniettemin spreekt ze me streng toe als ik blijk geef van mijn onwetendheid. 'Ik had toch wel verwacht dat iemand die Japanse geschiedenis studeert weet dat wijnvlekken van Mongoolse oorsprong zijn!' zegt ze afkeurend. Tja.

Wanneer ik eindelijk Harrods verlaat, is de middag reeds vergevorderd. Ik eet een kommetje Harira en drink een kop thee bij Leon, een gezellig en betaalbaar biologisch lunchtentje. Dan loop ik naar het Natural History Museum. Een gigantische diplodocus heet me welkom. Ik loop langs het skelet van een vier meter lange luiaard en langs allerlei opgezette vogels (waaronder een duo dode dodo's) naar de Earth Gallery, waar een roltrap mij naar het binnenste van de aarde brengt. Daar begint een nieuwe ontdekkingstocht. Ik leer over aardbevingen en vulkanen, over gesteenten en mineralen. Ik sta te schudden in een kruidenierswinkel in Kobe en zie een auto vol vulkanische as in een Filipijnse stad. Ik bewonder beroemde diamanten en zie de verschillende manieren waarop stenen en rotsen gevormd worden. Ik leer over de big bang, en over het heelal, en over het ontstaan van de tijd. Ik snap niets van de big bang, maar ik geloof dat ik niet de enige ben. Een gevoel van ontzag en verbazing maakt zich van mij meester. Ik loop langs de planeten en leer over de verschillen in atmosfeer, zwaartekracht en temperatuur. Pluto heeft hier nog een plekje bij de planeten, ook al is hij een paar jaar geleden gedegradeerd. Ik leer over het ontstaan van leven. De kans dat leven zou ontstaan is zo onvoorstelbaar klein dat ik stiekem wel een beetje begrijp waarom mensen geloven dat er een plan achter moet zitten, een Hand die de boel gestuurd heeft. Het is te groot, het heelal, de wereld, het leven, en wij zijn zo klein dat het ons bang maakt. Maar als ik van de eencellige beestjes via de degenkrabbetjes en pissebedden en vissen en amfibieën en dinosaurussen en sabeltandtijgers en aapmensen naar de apocalyps loop ben ik vooral heel blij en dankbaar dat ik hier mag lopen. Ik ben een onbeduidend ukkie in een onbegrijpelijk grote schepping, ik ben weinig meer dan een oogwenk... maar ik bèn. Wat een cadeau. Ik weet niet wie of wat ik ervoor moet bedanken, maar toch bedankt.

Ik stuiter de museumwinkel binnen. Een boek met het formaat van een schilderij staat vol satelietfoto's van planeten en sterrenstelsels en kleurige sterrennevels die zo uit het penseel van Turner lijken te zijn gekomen. Ik wou dat ik een bèta was, dan zou ik het Geheim ontrafelen, echt waar... En ofschoon het mij vandaag in Harrods urenlang gelukt is geen cent uit te geven, kan ik mij nu niet langer beheersen. Ik koop het boek.

Als ik terugloop naar Victoria regent het zachtjes. In mijn ene hand heb ik een bananenmilkshake, in mijn andere een plastic tas met een heel groot boek. Ik denk na. Ik ben nu halverwege mijn master, en weet niet waar ik over een half jaar ben en wat ik dan doe. De onzekerheid is groot. Dit is een tijd van vragen, van keuzes en van twijfels. Dat geldt niet alleen voor mij: ik zie en hoor het overal om me heen, en sommige mensen hebben het er veel moeilijker mee dan ik. De afgelopen twee jaar heb ik veel zulke verhalen gehoord. We realiseren het ons maar al te goed: ze is bijna voorbij, de tijd van luieren en leren, onschuldig potverteren, beschonken zijn en blij. Er moeten knopen doorgehakt worden, en dat valt niet iedereen even licht. Mensen zijn bang voor de lange toekomst die als een duisternis voor ze ligt. Het maken van een keuze wordt door velen niet ervaren als een stap vooruit, maar als het verliezen van datgene waarvoor níet gekozen is. We ervaren onze toekomst als een zwaard van Damocles, in plaats van als een belofte. Mensen zijn bang zich te binden, want binden voelt zo definitief, maar tegelijkertijd zijn ze bang voor de onzekerheid van de ongebondenheid. Relaties mogen niet te diep gaan, niet te definitief worden, want de toekomst is lang. Alles gaat voorbij, ieder contact gaat verloren, dus waarom jezelf aan iemand geven als je niet weet of je die ander wel kunt vertrouwen? Of, erger nog, wat te doen als het plotseling serieus wordt en je gevangen komt te zitten in een zelfde langeafstandsrelatie als die ene vriend van je? Het is geen toeval dat driekwart van al die mooie en intelligente masterstudenten die ik ken (weer) vrijgezel is, en angstvallig poogt dat zo te houden - onderwijl dromend van het tegendeel. En ja, we hebben ze allemaal, die oud-klasgenoten die altijd in dezelfde stad zijn blijven wonen, inmiddels een baan en een eigen woning hebben, en soms al getrouwd zijn en/of kinderen hebben. We zijn blij niet in hun schoenen te staan, blij de toekomst nog niet dichtgetimmerd te hebben, en we koesteren onze vrijheid. Maar stiekem benijden we ze ook een beetje. Zij hebben de keuzes reeds gemaakt, of ze zijn er automatisch in gerold. Wij zien daarentegen de keuzes als een berg voor ons liggen, en we zijn net zo bang ze te maken als ze niet te maken.

Maar het is niet nodig bang te zijn. Niemand heeft ooit gezegd dat paden altijd recht zijn, en niemand heeft gezegd dat de keuze om een bepaalde richting in te slaan betekent dat je nooit meer van richting kunt veranderen. Het gaat niet om de bestemming van het pad, het gaat om de reis zelf. Het is een groot misverstand, en een oorzaak voor veel onterechte angst, te denken dat je keuzes maakt voor de toekomst. De toekomst bestaat slechts in het heden. Angst voor de toekomst is angst in het nu. Keuzes vinden hier en nu plaats, en zijn gebaseerd op niets dan wat er nu is. Het heden is alles dat er is. Het enige dat nodig is is vertrouwen in je eigen gedachten en gevoelens. Vertrouw in wie je nu bent, wees nu, en je zult de goede keuzes maken. Ze zijn goed, want ze kloppen nu.

Zacht valt de regen op mijn hoed en handen. Ik heb al in geen eeuwen een milkshake gehad, en hij smaakt heerlijk. Terwijl ik van mijn milkshake geniet draag ik in een plastic draagtas het heelal bij me. Wat een mooie schrikkeldag, denk ik.

Ik ontmoet mijn vriendin. Na een heerlijk foute all-you-can-eat pizzamaaltijd gaan we naar het theater. We hebben goede stoelen, maar mijn ogen zijn van dusdanig matige kwaliteit dat ik blij ben dat ik voor vijftig pence een verrekijkertje kan huren. Wicked vertelt het verhaal van de heksen uit The Wizard of Oz: de groene Elphaba, de Wicked Witch of the West, en de 'goede' fee Glinda. De twee ontmoeten elkaar op de toveruniversiteit, waar ze na een periode van animositeit de beste vriendinnen worden. Na hun schooltijd gaan ze samen naar de hoofdstad van Oz, om hun droom in vervulling te laten gaan: werken voor de Wizard himself. Maar helaas, hij blijkt een fraudulente totalitaristische Texaan te zijn die de bevolking dom houdt en opzet tegen een gecreëerde zondebok, de pratende dieren. Elphaba weigert zich met hem in te laten, en kiest voor het verzet. Maar de ironie van het verhaal is dat haar idealistische keuzes ervoor zorgen dat zij gezien wordt als de 'slechte' heks, terwijl haar narcistische en egocentrische vriendin uiteindelijk het 'goede' komt te vertegenwoordigen.

Wicked is een heerlijk politiek sprookje, dat standaardmotieven aangaande de strijd tussen Goed en Kwaad speels maar genadeloos onderuit haalt. Het is een postmodernistisch meesterwerkje, getuige het adagium van de Wizard of Oz dat 'waarheid is wat de meeste mensen willen geloven' en het patchwork aan stijlen en subtiele verwijzingen naar andere musicals, films en verhalen dat de revue passeert. Het is een muzikaal feest, waarin swingende nummers, vette karikaturen en gevoelige duetten moeiteloos in elkaar overgaan (met als absoluut hoogtepunt het fantastische pauzenummer, 'Defying gravity', waarin we Elphaba langzaam zien opstijgen in een aureool van groen licht). Maar wat Wicked vooral wicked maakt is de fenomenale zang van de hoofdrolspeelster, Kerry Ellis, en het aanstekelijke spelplezier van de gehele cast. Toegegeven, niet alle verhaallijnen worden even goed uitgewerkt, maar ik kan er dit keer echt niet mee zitten. Ik heb nog nooit zo'n swingende, humoristische en tegelijkertijd politiek kritische musical gezien. Wat een feest!

De mooiste schrikkeldag ooit wordt in stijl afgesloten: met een paar smakelijke drankjes en fijne gesprekken. De dag heeft me veel moois gegeven, en als ik vroeg in de morgen eindelijk ga slapen ligt er een glimlach op mijn lippen.

Ik ben klaar voor de lente, klaar om te vliegen. I think I'll try defying gravity...!