Sunday 17 April 2005

Nakano en het Arabische restaurant

Er is één groot verschil tussen Tokyo enerzijds, en andere door mij bezochte miljoenensteden als Parijs, Londen, Rome en Seoul anderzijds: Tokyo is niet één stad. Tokyo is een verzameling steden, die in enkele eeuwen tijd van eenvoudige boeren- of vissersdorpjes zijn veranderd in uitgestrekte complexen van kantoorkastelen, kooptempels en woonfabrieken, of die letterlijk uit de zee zijn gestampt, maar die nooit helemaal één geheel zijn geworden. Tokyo is niet een stad met een centrum en daaromheen historische wijken. De steden zijn op het oog zelfstandig opererende organen, slechts met elkaar verbonden door de nimmer aflatende ijzeren aderen van de treinen en metro's.

De bekendste steden worden met elkaar verbonden door de cirkelvormige Yamanote-lijn, de aorta van Tokyo. Aan deze spoorlijn vinden we winkelparadijzen als Shinjuku, Ikebukuro en Akihabara, economische en politieke machtscentra als Shinagawa, Yurakucho en Shinbashi, epicentra van populaire cultuur als Shibuya en Harajuku, universiteitswijken als Takadanobaba en Kanda, en het museumpark van Ueno. Dit zijn de bekende plaatsen van Tokyo, die de Lonely Planet netjes voor ons op een rijtje zet, en die stuk voor stuk hun charme hebben en de moeite van het bezoeken waard zijn. Maar daarnaast heeft Tokyo een groot aantal minder bekende, maar niet minder charmante gezichten. Zelfs binnen de veilige Yamanotecirkel zijn er prachtige, tamelijk onbekende, kleinere wijken, gevuld met interessante winkeltjes, uitstekende restaurants en bijzondere verborgen tempeltjes. Kagurazaka is zo'n wijk; een vrij steile heuveltop waarover een smal weggetje loopt dat geflankeerd wordt door verschillende gezellige restaurantjes en cafés en een fraaie tempel. Ook zeker de moeite van het bezoeken waard is Okubo, een wijk met een grote allochtone (vooral Koreaanse) populatie, wat zich uit in een grote hoeveelheid betaalbare restaurantjes uit alle hoeken van Azië en de rest van de wereld, alsmede winkeltjes met Koreaanse kleding en muziekinstrumenten.

Gisteren bezocht ik Nakano. Nakano is een andere, relatief onbekende stad in Tokyo; slechts tien minuutjes treinen buiten de Yamanotecirkel, maar toch was ik er nog nooit geweest. Nakano voelt als een typische middelgrote provinciestad. De spreekwoordelijke rook van het nabijgelegen Shinjuku is in geen velden of wegen te bekennen. Het tamelijk grote station, dat de stad verbindt met de buitenwereld en dat de bewoners elke dag netjes uitzwaait wanneer zij de trein nemen naar hun kantoor binnen de Yamanotecirkel, kijkt aan de ene kant uit op een pleintje met een nietzeggend abstract beeldhouwwerk, de vanzelfsprekende filialen van bepaalde winkel- en fastfoodketens en een paar pachinko-gokhallen, en aan de andere kant op een busstationnetje, een overdekte winkelstraat en een enorme moderne architectonische verworvenheid in de vorm van een laars met zonnepanelen - werkelijk, op het eerste gezicht had het evengoed een willekeurige stad in Kyushu of Tohoku kunnen zijn.

De overdekte winkelstraat is gevuld met schoenenwinkels, drogisten en slijterijen. Maar achter de TL-verlichte treurnis bevindt zich een schitterend doolhofje van smalle, onoverdekte steegjes, gevuld met restaurants en cafés. Sushi-restaurants in de vorm van houten blokhutten, louche barretjes waarvoor besnorde mannetjes met rode haren en slobberende pantalons staan, kromme doodlopende straatjes met half verborgen Italiaanse, Chinese en Thaise eethuisjes, antieke lantaarnpalen met met fazantenmotieven versierde lampenkappen van glas-in-lood, en heerlijke etensluchten van uiteenlopende origine vullen de zachte lenteavond.

We bezoeken een Arabisch restaurant. Een Japanse dame in een fraaie zwarte kaftan heet ons welkom. De muren zijn versierd met uitbundige mozaïeken, en met een kaart van het Middellandse Zeegebied. Aan de plafonds hangen namaak-olielampen, en in de hoek staat een televisie die beelden toont van oude stations in zandkleurige stadjes en minstens zo oude licht bebaarde heren met doeken op hun hoofd en kraaienpootjes om hun ogen. Vertrouwde volksmuziek vult de ruimte. Middenin het restaurant staat een met bonte plantenmotieven versierd marktkraampje, waarop zich vier flessen wijn bevinden, die, te oordelen naar de vlaggetjes die eraan hangen, afkomstig zijn uit respectievelijk Marokko, Algerije, Tunesië en Turkije. De keuken wordt van het restaurant afgesneden door een souq-achtig, boogvormig poortje. Wanneer ik naar het toilet ga zie ik een krat Grolsch staan.

Het eten is niet goedkoop, maar het is het waard. Pitabrood met dikke klodders humus, verukkelijke Libanese tabbouleh en een eveneens heerlijke, vergelijkbare salade uit Tunesië, aubergine met kikkererwten, garnalen met groente, kruidige Algerijnse wijn... Er is niets mis met de Japanse keuken, maar dit is wel een heel erg smakelijke afwisseling!

Na afloop van het eten drinken we een met bloemen beschilderde fles Franse wijn in een zichzelf bistro noemend cafeetje dat het midden houdt tussen een dorpscafé in Lotharingen en de huiskamer van een bejaard Gronings stel; licht verkleurd bloemetjesbehang, enkele zware houten tafels en net gestreken kleedjes met een strak ruitjesmotief kleuren de kamer nostalgisch. Het enige dat ontbreekt is een tikkende klok.

We gaan te voet terug naar huis, wat nog geen uur duurt.

Het is mooi om af en toe weer nieuwe plekken te mogen ontdekken. Tokyo is een ijsberg, met prachtige juweeltjes onder de oppervlakte.

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/carthago2.jpg

Monday 11 April 2005

Kersenbloesem

Ineens was het zover. Na dagen van nerveus afwachten kon de natuur zich niet meer beheersen. Alsof Onze Lieve Heer zijn horloge erop gelijk gezet had waren de nauwelijks zichtbare knopjes op de boomtakken allemaal tegelijkertijd open gesprongen, om plaats te maken voor een waar wolkendek van wonderschone bloemen. Kale boompjes waren plots veranderd in majestueuze bloesemdragers. Uit het niets waren de knokige eendjes veranderd in pronkende zwanen. Vol trots etaleerden ze het prachtige verenkleed dat zij niet meer dan twee weken in het jaar mogen dragen. Vol liefde omarmden zij de verrukte mensen die en masse naar buiten waren gekomen, hun jas hadden uitgetrokken en zelfs het bovenste knoopje van hun overhemd hadden losgemaakt. Vol vrolijkheid vergaapten de mensen zich aan de zwoel op de zachte wind dansende bloesem boven hen. Het was van een niet te evenaren schoonheid. Alle clichés over Japanse esthetiek, die steeds leger leken te worden, waren opeens weer helemaal waar. Sterker nog, ze werden moeiteloos overtroffen - zeker toen enkele dagen later uit het uitbundige wolkendek de eerste bloempjes reeds naar beneden dwarrelden, een zachte dood tegemoet.

Ik kon niet anders dan dansen door de dikke bloemendeken. Voor het eerst zag ik hoe symfonieën van Vivaldi eruit zien. Mijn jas had ik thuisgelaten, mijn fototoestel gelukkig niet. Het tijdstip van de dag veranderde, het licht veranderde, en zo veranderden ook de bloemen. Maar ze bleven zingen, waar ik ze ook zag. En om dat te kunnen horen zaten alle mensen buiten. Mensen dronken, mensen aten, mensen speelden, mensen maakten muziek, mensen dronken nog meer. Kitanomaru Park, Yoyogi Park, Edogawa Park, Toyama Park - overal zaten andere mensen met andere achtergronden en andere verlangens op identitieke lappen blauw landbouwplastic identitieke blikjes bier te legen. Eerstejaarsstudenten bezochten hospiteerbijeenkomsten van studentenclubs op lappen landbouwplastic onder de bloesem. Parttime artiesten bespeelden hun Afrikaanse trommels op lappen landbouwplastic onder de bloesem. Fris afgestudeerden met stropdassen bespraken hun nieuwe verantwoordelijke levens op lappen landbouwplastic onder de bloesem. Raden van bestuur van multinationals nuttigden hun lunches op lappen landbouwplastic onder de bloesem. Buitenlandse gelukzoekers oefenden hun Japanse vaardigheden uit op Japanse jongedames op lappen landbouwplastic onder de bloesem.

Totdat, na tien dolle dagen, een venijnige regenbui een groot deel van de bloemblaadjes meedogenloos van de bomen sleurde, en iedereen terugkeerde naar de orde van de dag.

Maar die schitterende wandeling door de bloesemtunnel langs de Kamidagawa-rivier zal ik niet snel vergeten.
De muziek echoot nog zachtjes na.

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/DSC00072.jpg

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/DSC00071.jpg

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/DSC00080.jpg