Wednesday 24 September 2008

Indrukken van Nederland

Het niet weten duurt nog even voort. Maar ik vind het niet zo erg. De leegte is niet zo leeg als ze lijkt, want er zijn etentjes en feestjes en vrienden. Verder zwem ik een beetje rond. Onderwijl nemen mijn plannen als vanzelf langzaam concreter vormen aan. Zo lijkt het, ten minste - met plannen weet je het natuurlijk nooit zeker. Maar ik hoop u over een paar maanden op deze plaats het Plein van de Hemelse Vrede te kunnen beschrijven. We zullen zien.

***

Poëzie is overal. Zo vond ik plotseling een fraai gedicht in mijn logeerkamer, dat ik u niet wil onthouden:


K3102

Kledingkast

Met roede
Volledig afsluitbaar middels ritssluiting
in hoekvorm.
Stevig kunststof onderstel.


En deze, in mijn favoriete broodjeszaak:


DE MELK
in onze cappuccino en
koffie verkeerd komt van
hele BLIJE KOEIEN en is
100 % BIOLOGISCH

"ZO BLIJ
MET 100 %
BIO"


Woorden die dansen zonder dat te beseffen zijn vaak de mooiste.

***

Nederlands winkelpersoneel heeft de vreemde gewoonte om klanten te vragen naar extra kleingeld, zodat ze zelf niet te veel met kleine muntjes hoeven te doen. Men is namelijk bang voor kleine muntjes. Soms is dat logisch: als je iets koopt dat 6,05 kost, is het vanzelfsprekend een stuiver bij je tientje te doen. Vragen om een euro en vijf cent vind ik in zo'n geval nogal overdreven; men kan toch gewoon vier euro teruggeven? Maar soms gaat het wel erg ver: je koopt iets voor 5,85 en men vraagt of je er misschien 85 cent bij hebt. Schat, het gaat echt sneller als jij gewoon 4,15 uit je kassa haalt dan als ik 85 cent bij elkaar ga zitten zoeken. De verwarring wordt steeds groter, zo merkte ik laatst:
'Dat is dan vier euro tien, alstublieft.'
'Alstublieft.' Ik geef hem een tientje.
'Heeft u daar misschien tien cent bij?'
'Natuurlijk.' Ik geef het hem.
'Misschien een euro tien?'
'Eh... jawel.' Zou hij geen euromunten in zijn kassa hebben?
'En kijk eens, vijf euro. Prettige dag nog.'
'Dank u wel. Dan krijg ik nog twee euro van u.'
Het is even stil.
'Jaaa, ik was ook nog niet klaar.' En hij geeft me snel een blinkende twee euro-munt.
Lief winkelpersoneel, geef gewoon wisselgeld, en hou op met die rare gewoonte klanten om allemaal extra kleingeld te vragen. Of leer eerst even rekenen.

***

Geert W., een gekozen Nederlandse politicus, roept in het parlement op tot etnische zuivering. Dat mag, kennelijk. Nu heeft ons prachtige kikkerlandje natuurlijk al een mooie staat van dienst als het gaat om het uitvoeren van, dan wel meewerken aan etnische zuiveringen. Van Heutz en het koloniale leger, de vaderlandse politie ten tijde van de Duitse bezetting, de 'politionele acties', Karremans en de zijnen - voorwaar, het is niet niets wat wij in de twintigste eeuw hebben weten te presteren! Wat dat betreft is deze politicus een echte Nederlander, in hart en nieren. Immers, wier Neerlands bloed door de aderen stroomt realiseert zich dat er maar een manier is om 'straatterrorisme' aan te pakken: ruimen, deporteren, uitzetten, eenieder met een Marokkaanse achtergrond! Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, nietwaar? Zeg Geert, misschien is het een idee om ze, voordat het zover is, allemaal een teken op te spelden, zodat we ze direct kunnen herkennen en preventief uit de weg kunnen gaan? Een felle gele maan op hun borst, bijvoorbeeld? Dat valt wel op.

Ondertussen blijkt zijn fractielid zich meermalen schuldig te hebben gemaakt aan oplichting, fraude en geweld. Dat mag ook, kennelijk. Je moet de Kamer uit als je twintig jaar geleden een keertje meedeed aan een inbraak in een ministerie, maar je mag rustig blijven zitten als je een ander voor 25 mille hebt proberen op te lichten, en mensen in elkaar hebt geslagen. De moddergooiers van GeenStijl en de Telegrof zwijgen plotseling in alle talen van de wereld. Hypocriete rechtse nepjournalisten zijn het, die samenspannen met enge racistische en gewelddadige mannetjes. Als we toch etnisch gaan zuiveren, zullen we dan beginnen met geblondeerde islamofobische Limburgers? Gevolgd door zijn electoraat? Dat zou pas echt opruimen.

***

In het Werkteater zijn de opnames van de Avond van de Grote Filmquiz, die de NPS donderdagavond uitzendt. Ik ben uitgenodigd omdat ik een stem had uitgebracht voor de verkiezing van beste filmacteur aller tijden, en de jury mijn motivatie wel kon waarderen. Maar helaas, mijn kandidaat haalt de top-tien niet eens. De winnaar is weinig verrassend, maar ik ben het er niet mee eens. Ik kan ook wel een geschifte piratenkapitein of chocoladefabrikant spelen. Matthijs van Nieuwkerk presenteert de quiz. Hij is zenuwachtiger dan hij meestal lijkt op tv. Dat is ook niet zo gek, want we zijn allemaal betoverd door de drie beroemde jonge filmactrices die tezamen een team vormen. De quiz zelf stelt niet zoveel voor, maar de Bridget Jones imitatie die de dames uit hun mouw schudden is behoorlijk indrukwekkend. Helaas heb ik mijn bril niet op. Maar donderdagavond zou ik even de tv aanzetten, als ik u was.

***

De molen zweeft in de mist. De lucht erachter kleurt langzaam licht. Wat kan Holland soms toch mooi zijn, vooral als iedereen nog slaapt.

Ik zwem nog even verder.

Thursday 18 September 2008

De Master of Arts

Partir, c’est mourir un peu. Ik was al een beetje weg uit Londen, maar nog niet helemaal. Nu is het definitief. Vanochtend heb ik voor het laatst gewandeld door Regent’s Park, en genoten van het uitzicht over de stad vanaf Primrose Hill. Nu zit ik in de vertrekhal van St. Pancras International, waar ik mijn laatste Caffè Nero latté drink, en mijn laatste Pret-à-manger rivierkreeftjes-rucola sandwich eet. Typisch Engels, wat u zegt. De treinen rijden weer, zij het mondjesmaat, want de tunnel is nog steeds voor de helft gesloten. De dienstregeling is aangepast, hetgeen mij meer dan een uur vertraging oplevert – maar gelukkig kan eenieder hier gratis draadloos internetten.

Een stem vertelt ons dat we aan boord mogen. Ik pak mijn laptop in en loop naar de trein, die verbazingwekkend leeg is. Kennelijk hebben de meeste mensen het zekere voor het onzekere genomen en hun ticket omgeboekt. We rijden weg. Tot ziens, Londen. Tot ziens, mooie trotse metropool. Al was het maar voor een paar dagen, het was fijn om hier nog even te zijn en afscheid van je te nemen. Stiekem hou ik van je. Je voelde zelfs een beetje als een thuis. Waarom besef ik toch altijd pas hoezeer een stad mijn thuis is geworden als ik op het punt sta haar te verlaten?

Ik weet niet wanneer ik je weer zie. Zoals er heel veel is wat ik niet weet, momenteel. Ik heb plotseling alle vrijheid van de wereld – en alle vragen die daarbij horen. De wereld ligt als een blinkend vel wit papier voor me uitgestrekt. Het geeft een groots gevoel van macht. En een beangstigend gevoel van kleinheid, tegelijkertijd. Er is geen scriptie meer om me achter te verschuilen, geen stacaravan meer om me in te verstoppen. Een diep zwembad lonkt me, maar ik durf eigenlijk nog niet over de rand van de duikplank naar beneden te kijken. Ik zal toch moeten. Ik ben tot vrijheid veroordeeld, om met Sartre te spreken.

Ik ben een Master of Arts. Nog niet officieel – de diplomaceremonie vindt pas volgend jaar plaats. Maar ik heb mijn masterprogramma, en daarmee mijn studietijd, definitief afgerond. De tunnelbrand bezorgde mij nog een paar spannende dagen, maar uiteindelijk heb ik mijn scriptie af gekregen. ‘The Angel from the East: Zionism, Millenarianism and Nationalist Mythmaking in the Theology of Nakada Juji’, zo luidt de titel. Ik ben zo trots als een pauw. Dat mag niet van de calvinistische moraal, ik weet het. Maar ik ben het toch. Dat komt ook omdat ik de afgelopen maanden de nodige tegenslag moest overwinnen: een boze bacterie die mij onderuit probeerde te halen, Britse bureaucraten die mij ervan weerhielden een noodzakelijke bron te kopiëren waardoor ik alles zelf moest vertalen, teleurstellingen over afwijzingen voor promotieplaatsen dan wel –beurzen, een onachtzame Franse vrachtwagenchauffeur die een brand veroorzaakte en zo mijn planning voor de laatste dagen in de war schopte. Maar wat mij niet dood maakt, maakt mij sterker, zoals Nietzsche zei. Het maakte in elk geval mijn scriptie sterker.

En nu? Een baan, een huis, een hypotheek, een rijbewijs, een auto, een vrouw, een kind, een levensverzekering, een breedbeeldtelevisie, nog een kind, een abonnement op de Donald Duck, een hond, een houtoven, een huishoudster, een wijnkelder, een huisje in Frankrijk, een minnares, een frequent flyer pas, een psychiater, een facelift, een SUV? ‘Word gelukkig!’ schreeuwen honderden billboards en commercials en advertenties mij toe. ‘Word gelukkig! Investeer in uw toekomst! Koop, consumeer, begeer, voor het te laat is!’ De huidige situatie is nooit goed genoeg, dat is de boodschap die wij continu te horen krijgen. Wij moeten geluk nastreven, er achteraan hollen, want geluk is vluchtig en het leven kort. Dus rennen wij als kippen zonder kop in het rond, en dromen wij van wat wij niet hebben, van wat wij willen, van wat wij begeren. Maar wie geluk najaagt plaatst het buiten zichzelf. Ons beeld van de toekomst is altijd een projectie van het heden, maar we zien het niet. We jagen en rennen en plannen ons een ongeluk omwille van de belofte van geluk. Want het hier en nu is nooit goed genoeg.

Vervloekt zij de belofte van de toekomst. Zij is een mythe, een illusie. Leef de belofte van het heden, nu, hier. Omarm de imperfectie van het nu – en bevrijd jezelf van de windmolens die ‘geluk’ genoemd worden.

Ik denk dat ik een tijdje op reis ga. Nog niet direct: ik moet een en ander nog voorbereiden, en als het even kan nog wat geld verdienen. Maar over een paar maanden, wellicht. Ik weet nog niet hoe lang ik weg blijf, ik weet heel veel nog niet. Maar het idee begint langzaam te rijpen. Een treinreis naar China, en dan verder zuidwaarts. Zoiets.

Mocht iemand van mijn lezers heel toevallig de komende twee maanden op buitenlandstage gaan en nog een onderhuurder zoeken, of mocht iemand nog een betaalbaar kamertje te huur hebben voor die tijd, laat het me weten. Mijn voorkeur gaat uit naar de Randstad – maar ik heb alle vrijheid van de wereld.

De trein rijdt door de duisternis. We zijn niet meer in Groot-Brittannië, we zijn nog niet in Frankrijk. We zijn in het niets. Ver boven ons zwemmen vissen, krabben, kwallen en zeehonden. Ver onder ons gutst en klotst het vloeibaar gesteente. Mensen zijn in gedachten verzonken. Ze gaan haar huis, of ze gaan weg van huis. Iemand schreef ooit dat dat de enige twee soorten reizen zijn die er zijn: weg van huis of terug naar huis. Maar als dat zo is weet ik bij God niet onder welke categorie ik op dit moment zou vallen. Dat is niet zo gek, want ik weet eigenlijk heel weinig, momenteel.

Het verstandigst is hij die weet wat hij niet weet, zei Socrates. Maar zelfs dat weet ik niet zeker.

Ik ben onderweg, meer niet.

We zien wel.

Friday 12 September 2008

Gestrand

Er leek geen vuiltje aan de lucht te zijn. Ik had mij de afgelopen weken opgesloten in mijn stacaravan om mijn scriptie te schrijven. Nadat de aanvankelijke twijfels en onzekerheden waren overwonnen begon zich langzaam maar zeker een mooi verhaal te vormen. Naarmate de deadline (en, zodoende, mijn tijdelijke terugkeer naar Londen) dichterbij kwam, kreeg de scriptie gestalte - kwantitatief zowel als kwalitatief. Voor wat het waard is: ik denk dat er weinig mensen in Nederland zijn die zoveel weten van Japanse zionistische theologie en Japans-Joodse 'common ancestry theories' als ik. Gelukkig maar, zult u wellicht zeggen, wat is dat nou voor bizar onderwerp - en ik kan u natuurlijk niet helemaal ongelijk geven. Maar ik durf te beweren dat ik ook wel een paar relevante dingen geschreven heb over de samenhang tussen nationalisme en millenniarisme, en over religieus gemotiveerde oorsprongsmythen en identiteitsvorming. Het waren, hoe dan ook, vruchtbare weken.

Aan de vooravond van mijn terugkeer naar Londen was de scriptie voor negentig procent af. Ik hoefde alleen nog een paar pittige citaten op te zoeken en vertalen, een mooie conclusie te schrijven en het geheel uit te printen en laten inbinden. Om die reden had ik mezelf een paar dagen in Londen gegeven. De deadline van Damocles was 15 september, en dus boekte ik een treinticket voor een paar dagen eerder. Voor vandaag.

Ik wilde geen enkel risico nemen, en nam dus een vroege trein naar Brussel. Wonder boven wonder kwam ik zonder vertraging aan, waardoor ik nog ruim tijd had om op een terrasje een matig broodje falafel naar binnen te werken, en te genieten van de Ruisdaellucht boven de Grote Markt. Als altijd maakte Brussel mij melancholisch. Misschien heeft het ermee te maken dat de stad zo vaak een knooppunt voor mij is geweest - onderweg naar het nieuwe, het enge en het onbekende kwam ik om de een of andere reden vaak deze stad tegen.

Ik had alle tijd. Een uur voor aanvang van vertrek was ik aanwezig op station Brussel Zuid. Mijn ticket, mijn paspoort en mijn laptop had ik bij me. Het nagenoeg verlaten station ademde een en al weltschmerz uit, zoals alleen Brusselse stations dat kunnen. Er leek, kortom, geen vuiltje aan de lucht te zijn.

Maar in de Eurostar-hoek was het druk. Erg druk. Ongebruikelijk druk. Mijn blik viel op de schermen met vertrektijden. Drie treinen zouden vanavond Brussel met Londen verbinden, maar het scherm liet weinig aan de verbeelding over: 'Annulé. Annulé. Annulé.' Oh jee.

Mensen verdrongen zich rond de informatiebalie, maar de informatiebalie wist weinig. Een zachte stem riep om dat er vuur was geweest in de Kanaaltunnel. Ik realiseerde me welke datum het vandaag was, en vreesde dat 'vuur' een eufemisme was voor iets anders (gelukkig, zo zou ik later leren, was dat niet het geval - zie http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/7610919.stm ). Een Ierse jongen vervloekte hartgrondig de autoriteiten, terwijl zijn vriendin een tot mislukken gedoemde poging deed hem rustig te houden. 'Wat nu', vroeg ik mij af, en ik was niet de enige. Niemand wist iets, maar de omroeper mompelde iets over een hotelverblijf dat vergoed zou worden. Dat vertelde de dame achter de informatiebalie ons ook. Maar zouden er morgen weer treinen rijden? Zouden die dan plek hebben? Niemand wist iets. Komt u morgen maar terug.

Een hotel dan maar. Of kende ik nog iemand in Brussel? Die ene mislukte date van ruim een half jaar geleden kwam uit Brussel, en ik had haar naderhand nog wel eens gezien. Maar waarschijnlijk zat zij gewoon in Londen. Bovendien had mijn telefoon het begeven zodra ik de grens gepasseerd was, dus ik kon haar toch niet contacteren, zelfs al had ik dat gewild. En ach, als de Eurostar zich bereid toonde mijn hotel te vergoeden, dan wilde ik ook niet de beroerdste zijn. Ik maakte graag gebruik van hun vrijgevigheid.

Maar het gonsde door de ruimte dat de Brusselse hotels vol zouden zitten. Tja, ga maar na: ten minste vier volle treinen geannuleerd (inclusief een trein die reeds Calais bereikt had, maar terug moest keren), vele honderden reizigers gedupeerd... Ik voorzag reeds een dramatische Maria-en-Jozef-tocht langs volgepropte Brusselse hotels. Het was geen aantrekkelijk vooruitzicht. Een vriendelijke Nederlandse dame vertelde me dat haar zoon een hotelkamer voor haar in Leuven gevonden had, en ze belde hem nog even op om te vragen of er meer beschikbaar was, maar het bleek de laatste kamer te zijn. De dame achter de informatiebalie raadde mij vervolgens aan naar Gent te gaan.

Gent...

Gent, dat prachtige Gent, met de mooiste historische binnenstad van Europa, met de gezelligste cafés van de wereld, met waterzooi en trollenbier. De stad waar ik ooit vol van liefdesverdriet ronddwaalde, maar mezelf gelukkig ook weer op de rails wist te zetten.

Gestrand in Gent. Andermaal, zo lijkt. Weer op een moment dat er iets aan het sterven is, maar het nieuwe nog niet geboren is. Die ewige Wiederkehr des Gleichen. In dit geval gaat het om het afscheid van mijn tijd als student, van een complete levensfase, en de angst voor wat om de hoek ligt.

België, rails, knooppunten. Alles heeft betekenis, voor wie die betekenis wil zien.

En zo boemelde de stoptrein mij de Vlaamse duisternis door. Een gedicht kwam zomaar langs:

Liederkerke
Denderleeuw
Lede, Wetteren,
Gent-Sint-Pieter

En toen

Wifi, Ligbad
Plastic geld
Minibar met
Kriek en Leffe

Toch hoop ik dat er morgen een plekje in de trein voor me is. De scriptie zoekt nog een conclusie.

Tuesday 2 September 2008

Een UFO

Het is donker in het dorp. Alle lichtjes zijn uit, want de mensen slapen. Alle lichtjes? Nee, in de stacaravan die verstopt staat tussen het oude kerkje en de spoorlijn brandt nog licht. Maar niemand ziet het, want iedereen slaapt.

Het is een gezellige rommel in de stacaravan. Boeken en stapels papier liggen verspreid op de tafel, de grond en de bank. Op een geïmproviseerd altaartje branden een paar kaarsjes. De ruimte is gevuld met een lichte kokosgeur. Uit de boxjes komt afwisselend Portugese, Ierse en Arabische muziek. De prullenbak zit vol met lege pakken groene ijsthee en, helaas, een half dozijn muggenlijkjes.

Ik zit te schrijven. Om de een of andere reden lukt dat 's nachts het best. Pas dan komen de benodigde rust en focus. Ik schrijf over boeiende zaken als nationalistische mythevorming, de wederkomst van Christus en Zijn vredesrijk, en de Joodse wortels van het Japanse volk. Ja, die zaken zijn gerelateerd. En ja, de Japanners stammen af van de Joden, wist u dat niet? Mocht ik u nieuwsgierig hebben gemaakt, dan vertel ik u te zijner tijd graag meer.

Terwijl ik bezig ben aan de zoveelste te lange en te kritische voetnoot word ik plots opgeschrikt door een raar brommend geluid. Aanvankelijk denk ik dat de Libanese dame die mij toezingt begeleid wordt door een flinke beat, maar het geluid wordt steeds luider. Ik realiseer me dat het van buiten komt. Niets aan de hand, denk ik, dat zal de buurman zijn op zijn tractor. Nee, wacht even. Ik weet dat boeren vroeg opstaan, maar niet zo vroeg. Om drie uur 's nachts slaapt iedereen.

Ik stap mijn stacaravan uit. Het is een frisse nacht. De Grote Beer grijnst me trots tegemoet. De hemel is zo helder dat je niet alleen ontelbare sterren ziet, maar ook complete sterrennevels. Tijdens een normale nacht zou de stilte nu slechts onderbroken worden door het gekwaak van die enkele kikker met slapeloosheid.

Maar het is geen normale nacht. In de verte brult namelijk iets. Het brult als een tyrannosaurus met een ontstoken verstandskies, steeds harder en harder. Ik loop naar de straat. Dan zie ik het ding. Eigenlijk zie ik niet goed wat het is. Het is groot, en het beweegt op en neer, zo lijkt. Het strooit met fel wit licht, en rood knipperlicht. Het brult onophoudelijk, en het bevindt zich in de buurt van de spoorwegovergang.

Ik kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Wellicht is het ding hier gestrand, nadat het zonder brandstof was komen te zitten. Of misschien houdt het alleen maar een plaspauze, wie zal het zeggen. Om drie uur 's nachts verwacht je geen pottenkijkers, zeker niet op een verlaten plek als deze. Dan kun je als Marsman best even je benen strekken en een sigaretje roken.

Wat zouden ze doen, als ze me zien? Ik kom met de beste bedoelingen, maar weten ze dat? Misschien nemen ze me wel mee in hun ruimteschip, om me te onderzoeken. Misschien jagen ze me wel weg, of nemen ze me onder vuur. Misschien willen ze alleen maar de weg weten. Wie zal het zeggen? Ik twijfel of ik verder moet lopen, maar mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn angst. En dus vervolg ik mijn pad, het brullende, op en neer bewegende, lichtgevende gevaarte tegemoet. Om het ding heen lopen enkele gestalten. Ze lijken uit de verte op mensen, maar dat zegt niets.

Naarmate ik dichterbij kom zie ik dat het ding het spoor volgt. Hebben de Marsmannen een manier gevonden om hun ruimteschepen op onze rails te laten rijden? Dat zou niet best zijn... Het ding begeeft zich langzaam maar gestaag richting Groningen. Oh jee, het zal toch geen snode plannen hebben? De Marsmannen zullen toch niet Groningen willen innemen? Daar moet ik een stokje voor steken. Dapper loop ik verder, het ding tegemoet, klaar om de stad te redden van de invasie der Marsmannen.

Het is drie uur 's nachts, als de mannen bij de verlaten spoorwegovergang een jongeman zien staan. Maar het kan ze weinig schelen. Ze zijn druk bezig met het controleren van de rails. Ze delen een paar zinnen in een taal die de jongeman niet verstaat.

Dan spreekt hij ze aan:
'Hoi, mag ik vragen wat dat is?'
'Dat is een ...' (Onverstaanbaar. Het ding brult namelijk nog steeds.)
'Is dat voor de rails?'
'Ja dat tilt de rails op. En drukt er nieuwe ... onder.' (Stenen, zou je zeggen, maar dat zeggen ze niet, ze gebruiken een mooier woord dat ik vergeten ben.)
'Nou, dat is een mooi apparaat. Ik dacht dat het een UFO was.'

En daar komt-ie, de grandioze, o zo subtiele grap, met onvervalste Friese tongval ingekopt:
'Ja, dat hebben we meer gehoord. Veel Groningers geloven in UFO's, om de een of andere reden.'

Wie had dat verwacht, zo midden in de nacht. Een mysterieus grommend gevaarte op het spoor, een fijne nachtwandeling - en dan als klap op de vuurpijl ook nog eens verrast worden met een onvervalst staaltje authentieke Friese humor. Zo maak je nog eens wat mee op het platteland.

Vrolijk loop ik naar mijn stacaravan, terwijl ik teruggrijns naar de Grote Beer.

En nu weer verder met dat andere verhaal dat ik aan het schrijven was.