Tuesday, 16 October 2007

Hoe Gods Gouden Licht van Japan naar Nigeria ging

Mijn fascinatie voor Japanse religies begon toen ik op vijftienjarige leeftijd vijf weken te gast was in een huis waar men tweemaal daags een kwartier lang continu de eerste regel van de Lotus Sutra reciteerde. In het altaar hing een fraaie kalligrafie. Daarvoor stond de foto van de wijze stichter, prominent naast die van grootvader. Eenmaal bezochten we het regionale hoofdkwartier, waar we gezeten op onze knieën voor een heel groot altaar met een hele grote kalligrafie een langere passage uit de Lotus Sutra reciteerden. Men vertelde mij over boeddhistische wereldvrede en over de vele educatieve activiteiten die men ontplooide, en ofschoon ik nog niet bekend was met de categorie 'nieuwe religieuze beweging' begreep ik na een tijdje dat deze beweging niet representatief was voor het Japanse boeddhisme in het algemeen, en er een uitgesproken eigen filosofie en identiteit op nahield. Later zou ik leren dat veel Japanners een tamelijk ongenuanceerd negatief beeld hebben van deze religieuze groep, die zichzelf Soka Gakkai noemt.

Mijn interesse was gewekt, en tijdens mijn studie en latere reizen zou ik mij verder verdiepen in en verbazen over de wonderbaarlijke variëteit aan religieuze uitingen die het moderne Japan herbergt. Van het buurttempeltje met het Hello Kitty-monument voor overleden huisdieren tot het van nationalistische symboliek overlopende Yasukuni-heiligdom, van een prachtig historisch tempelcomplex met een metershoog boeddhabeeld tot een klein houten schrijntje op een bergtop, van een touw om een eeuwenoude boom tot een met mos begroeid bodhisattvabeeld naast een verlaten bospad, van de waarzegger aan de kant van de weg tot het festival waarbij de godheid onder luide muzikale begeleiding door de buurt gedragen wordt, van de pinkstergemeente met een gekalligrafeerde bijbeltekst naast het kruis tot de kitscherige trouwkapel in een winkelcentrum, van de gigantische tempel met het gouden dak op de plek waar de aarde geschapen werd tot de kleine moskee in een voorstadje van Tokyo...

Het is even zinloos het Japanse religieuze palet te beschouwen als één enkel systeem, als te proberen de veelheid aan uitingen onder te brengen in kunstmatige categorieën als 'boeddhisme', 'shinto', 'christendom', 'volksgeloof' (alsof bepaalde religieuze gebruiken wel volwaardig zijn en andere niet, en alsof je populaire gebruiken überhaupt zou kunnen scheiden van wat er gebeurt onder de vlag van geïnstitutionaliseerde vormen van religie - wat een flauwekul) en, daar hebben we hem, 'nieuwe religieuze bewegingen' (of, erger nog, 'culten' of 'sektes' ). De laatste categorie is mijns inziens net zo misleidend als de één na laatste, daar hij ten onrechte suggereert dat er een essentieel onderscheid zou bestaan tussen de praktijken en ideeën van oudere, reeds sinds lange tijd geïnstitutionaliseerde religieuze tradities enerzijds, en die van 'meer recente' (wie bepaalt overigens wat recent is?) zelfstandige religieuze groepen anderzijds. Hoppa, we gooien de Jehova's Getuigen en de Soka Gakkai en de Unification Church en Aum Shinrikyo en de Bahai en de Bhagwans allemaal op één hoop, en we noemen ze 'nieuwe religieuze bewegingen' en ontwerpen theorieën en classificatiemodellen en organiseren aparte collegereeksen om die categorisering te legitimeren, en voor je het weet is een academische subdiscipline geboren die gebaseerd is op de valse premisse dat de studie van deze groepen een apart veld van studie dient te zijn omdat het een ander type religie is. Kan iemand mij vertellen waarom het door de Dalai Lama gepropageerde internationale Tibetaans boeddhisme (een interessante contradictio in terminis, maar dat terzijde), de Salafiyya, de processies voor de Maria van Guadeloupe, de vrijgemaakt gereformeerde kerk, de Ghanese parkeergaragekerk en Khomeini's constructie van een politieke sjiitische islam géén nieuwe religieuze bewegingen zouden zijn? Precies: omdat ze geïncorporeerd zijn in en/of algemeen gezien worden als deel uitmakend van een grotere 'wereldgodsdienst' - en dus worden ze bestudeerd door mensen uit andere subdisciplines, die andere theorieën op ze loslaten. De kunstmatige scheiding tussen de zogenaamde nieuwe religies enerzijds en ontwikkelingen die onder grotere paraplu's geschaard worden anderzijds wordt zo door de academie bevestigd. Onnodig te zeggen dat de eerste groep bij de goegemeente allerlei negatieve connotaties oproept (materialistisch, geld- en machtbelust, onbetrouwbaar, indoctrinerend), hetgeen voor de tweede groep niet per definitie het geval is, al is het alleen maar omdat deze - terecht - nooit als homogene groep beschouwd wordt. Waarom dan zouden we 'nieuwe religieuze bewegingen' wel als aparte, min of meer homogene categorie beschouwen, terwijl we daarmee in feite de agenda van de relatief machtige geïnstitutionaliseerde tradities (die gebaat zijn bij dit kunstmatige, essentialistische onderscheid, en bij negatieve beeldvorming ten aanzien van hun concurrenten) ondersteunen?

(Voor zover dit eerste stapje richting een deconstructie van de categorie 'nieuwe religieuze beweging'. Ik hoop dat ik niet al te veel lezers heb weggejaagd met dit betoog, dat wellicht relevant zou kunnen zijn voor beoefenaars van de godsdienstwetenschap, maar ongetwijfeld minder interessant gevonden wordt door wie mijn weblog leest om een beeld te krijgen van hoe het leven van een student in Londen eruit ziet. Vergeeft u mij mijn theoretische uitstapje, ik kon het niet laten. Beschouwt u het voorgaande maar als een iets te uitgebreide inleiding tot het eigenlijke verhaal, dat nu volgt: )

De Leer van het Gouden Licht werd halverwege de negentiende eeuw gesticht door een eenvoudige boer uit de prefectuur Okayama. Een grimmige godheid maakte de arme man ziek omdat hij geen rekening gehouden had met de complexe rekenmodellen die zeggen dat je, als je een bepaalde leeftijd hebt, op de zoveelste van die en die maand ergens niet mag komen. Hij zag zijn fout in en bad voor genezing. De goedmoedige godheid vergaf hem zijn dwaling, genas hem, en werd vervolgens gepromoveerd tot enige God in een monotheïstische kosmologie. De voormalige boer richtte zich voortaan op zijn gebeden en op het verspreiden van zijn geloof. Zijn volgelingen zagen hem als een middelaar tussen God en de wereld, en hij kreeg de nieuwe naam Konko Daijin (Grote Heer van het Gouden Licht). Zijn religie, de Konkokyo (Leer van het Gouden Licht), zou in de daaropvolgende honderdvijftig jaar uitgroeien tot een beweging met ruim 400.000 leden en 1600 kerken - voornamelijk in Japan, maar ook in andere landen van de wereld. Ze wordt gekenmerkt door een vrij tolerante en niet-exclusivistische houding jegens andere religies, een sterk ethische inslag waarbij grote concepten als 'wereldvrede' niet geschuwd worden, een priesterschap dat openstaat voor zowel mannen als vrouwen, een religieus leiderschap gebaseerd op erfopvolging, aan shinto ontleende offer- en reinigingsrituelen, en een aan het mahayana-boeddhisme ontleend bodhisattva-ideaal.

Gisteren vond de jaarlijkse Londense bijeenkomst van Konkokyo-aanhangers en geïnteresseerden plaats. Zondagochtend om 10 uur beginnen met een workshop over Gods gouden licht, het lijkt wel een kerkdienst. Ik slaag er wonderwel in om ongeveer op tijd te komen, hetgeen voor een niet-ochtendmens als ondergetekende een niet geringe prestatie is - zeker als je bedenkt dat het me ook nog lukt mijn overhemd en pantalon te strijken en een kom ontbijtgranen naar binnen te werken. In een klein vergaderkamertje van een Londens hotel zit een ietwat timide ogende bebrilde Japanse man van een jaar of veertig met een fraaie donkergele stropdas. Hij kijkt me ietwat verbaasd aan wanneer ik binnenkom en me voorstel, maar heet me daarna hartelijk welkom. Hij is priester en werkt voor het internationale bureau van de Konkokyo, en is voor de gelegenheid uit Tokyo overgevlogen. Naast hem zit een eveneens Japans vrouwtje van middelbare leeftijd met dikke brillenglazen. Ze draagt een volledig dichtgeknoopte witte blouse en daarover een donkerblauw vest, en ziet eruit alsof ze zo rechtstreeks uit de jaren vijftig is komen aanwandelen. Ze blijkt woonachtig te zijn in Zuid-Duitsland, en is pas recentelijk priester geworden. Behalve ondergetekende zijn er twee gasten, en in de loop van de ochtend zullen er nog drie bijkomen. Allen zijn Japanse dames van middelbare leeftijd of ouder die reeds decennialang in Engeland woonachtig zijn. Tijdens de workshop, die in het Japans gehouden wordt, wordt aan de hand van enkele citaten uit het Heilige Boek en latere commentaren gesproken over 'vrede in je omgeving' en 'vrede in je hart' als weg naar wereldvrede. Al vrij snel echter grijpen de dames, die vriendinnen van elkaar blijken te zijn, de gelegenheid aan om te spreken over hun lichamelijke kwaaltjes en om te filosoferen over de incompatibiliteit van de Japanse geest met de boze gaijinwereld, die toch telkens weer onvoorspelbaar blijkt te zijn. Gelukkig weet de man met de gele stropdas het gesprek af en toe nog een beetje op geloofszaken te brengen, maar hij is duidelijk niet opgewassen tegen de dames. De enige van hen die wel over geloofszaken lijkt te willen praten (een ander zal mij later toefluisteren dat het geloof haar niet zoveel kan schelen, maar dat ze de jaarlijkse reünie wel op prijs stelt omdat ze dan haar vriendinnen weer eens ziet) heeft het steeds over 'Meneer Konko' wanneer ze eigenlijk God bedoelt, en ik krijg de indruk dat de verhouding tussen God en Zijn middelaar niet altijd bij iedereen even duidelijk is - maar ach, dat geldt voor het christendom natuurlijk ook, dus dat hoeft geen belemmering te zijn voor succes.

Na de lunch (bestel nooit een broodje met tonijn en kaas maar dan zonder kaas in Engeland bij een Oost-Europese serveerster die slecht Engels spreekt, want ze brengt je doodleuk een klef broodje vol kaas en zegt dan dat je niets kunt bestellen dat ook maar enigszins afwijkt van het menu, en daar betaal je dan zeven euro voor, en ook al is een van de Japanse dames natuurlijk zo gul om de gehele rekening voor haar rekening te nemen, het blijft een bizarre combinatie van Brits regeltjesfetisjisme en Oost-Europese ongastvrijheid) is het tijd voor de eigenlijke eredienst. We krijgen gezelschap van een Amerikaans-Japanse dame die bevriend is met de andere dames maar er vanochtend niet was omdat ze geen Japans spreekt, een Engelse dame die hetzelfde college volgt als ik en een voorliefde heeft voor Japans theater, en een grote, knappe Nigeriaanse man van een jaar of veertig die voor het tweede jaar op rij een Konkokyo-bijeenkomst bijwoont.

Het vergaderkamertje is een klein kerkje geworden. De stoelen staan in rijen, en een tafel is omgetoverd tot een heus altaar. Hij staat vol met vazen bloemen, een fruitschaal met een grote ananas en appels en bananen en glimmende paprika's in de eerste vier kleuren van de regenboog en aardappels en spitskool, pakken vol biscuitjes, potten jam en ingemaakte vruchten, flessen wijn en kokers met pringles. De beide priesters hebben een witte jurk aangetrokken over hun kleren, dragen een eveneens wit smurfenmutsje en houden een houten staafje in hun hand. Hun kleding lijkt erg op die van shinto-priesters, en de symboliek van wit als de kleur van rituele reinheid is evident. De dienst bestaat uit het gezamenlijk reciteren van verschillende gebeden (enkele in het Japans, enkele Engelse vertalingen), het zingen van een lied, een stil gebed en een simpele maar optimistische preek waarin gesteld wordt dat iedereen in staat is te handelen met het hart van God. In het midden van de dienst gaat iedereen een voor een naar voren om God te begroeten middels een buiging, viermaal te klappen (het klappen voor de godheid is een shinto-gebruik, maar bij shinto-heiligdommen klapt men meestal twee keer), en Hem een bloem te geven. Het geheel is aangenaam gemoedelijk, en ik vraag me andermaal af wat het nut is van de categorie 'nieuwe religieuze beweging' wanneer daar zowel deze vriendelijke shinto-christendom mix als radicaal apocalyptische geïsoleerde clubjes onder vallen - wat hebben ze in vredesnaam met elkaar gemeen...?

Na afloop van de dienst hebben we een groepsdiscussie. De beide priesters hebben hun rituele kleding uitgetrokken, en zijn weer de meneer met de gele stropdas en de mevrouw met het blauwe vest. We beginnen met een voorstelrondje. Wanneer het de beurt is aan de Nigeriaanse meneer, gebeurt er iets merkwaardigs. Hij zegt dat de Leer van het Gouden Licht ambitieuzer moet zijn, en dat men moet overwegen om de religie naar Nigeria te brengen en Nigerianen te bekeren, en dat hij daarmee wel wil helpen. De gelovige mevrouw die steeds God en de stichter door elkaar haalt maakt bezwaar: Meneer Konko wilde weliswaar dat alle mensen zijn boodschap hoorden, maar de rituelen en gebeden zijn toch echt Japans, en een nieuwe religie is niet direct het eerste dat Afrika nodig heeft, we moeten ze eten en kleren brengen. Dat is de cue die de Nigeriaanse man in staat stelt de discussie volledig te gijzelen. Hij reageert met een vlammend maar volstrekt onsamenhangend betoog waaruit blijkt dat hij reeds bezig is met het inzamelen van kleding, en dat de leiders daar corrupt zijn, en dat zelfs in Lagos mensen creperen van de honger, en dat hijzelf in de gevangenis heeft gezeten omdat hij kritische artikelen schreef en demonstraties organiseerde, en dat het christendom en de islam in Nigeria alleen maar mensen uitbuiten, en dat tachtig procent van de kerken in Engeland in handen is van Nigerianen die de opbrengsten van collectes in hun eigen zak steken, en dat je alleen maar folders hoeft te verspreiden met een uitleg van waar de Leer van het Gouden Licht voor staat en met telefoonnummers en dat mensen je dan vanzelf zullen opbellen. De mevrouw lijkt overtuigd; ze stelt in elk geval dat Meneer Konko toch echt wilde dat alle mensen zijn boodschap hoorden en dat we de mensen in Afrika moeten helpen. De dame met het blauwe vest doet haar best het Engels van de Nigeriaanse man te volgen en maakt aandachtig aantekeningen. De man met de gouden stropdas kijkt vertwijfeld, maar is niet bij machte de discussie een andere kant op te sturen. De andere dames hebben geen benul van het feit dat hier een discussie gevoerd wordt die direct raakt aan de existentiële spanning tussen lokale traditie enerzijds, en universele ambities anderzijds. Ze luisteren aandachtig naar de Nigeriaanse man en kleppen als kippen mee over hoe erg de mensen in Afrika het toch wel niet hebben en over hoe corrupt sommige religies toch zijn (natuurlijk wordt de Soka Gakkai er bijgehaald), zonder zich te realiseren dat hier iemand zit met een uitgesproken politieke agenda. Eén van hen mengt zich niet in het gesprek - te oordelen naar haar blik is zij zich wel bewust van wat hier gaande is.

Wat wil je, beste man? Waarom heb je in godsnaam een religie nodig om je eigen sociale en politieke agenda ten aanzien van je geboorteland in te verpakken? En waarom acht je deze religie daarvoor geschikt? Zijn motieven worden mij niet duidelijk. Is hij werkelijk zo naïef om te geloven dat wanneer je een nieuwe religie implementeert, deze gevrijwaard zal blijven van de corruptie, het machtsmisbruik en het nepotisme dat je in andere religies vindt? Denkt hij werkelijk dat de sympathieke pluralistische ethiek van een kleine Japanse religie een verschil kan maken in een complex land als Nigeria? Of heeft hij andere motieven? Ik kom er niet uit, ook al gaat de discussie een uur lang verder over hetzelfde onderwerp, en ook al worden dezelfde ideeën en drogredenen meerdere malen herhaald.

Wanneer ik na afloop van de discussie nog even een praatje maak met de priester, blijkt dat hij zich ook ongemakkelijk voelde bij het gesprek. Ik krijg niet de indruk dat hij staat te trappelen om naar Nigeria te gaan en daar als een missionaris de Leer van het Gouden Licht te gaan verspreiden.

Ik krijg drie plastic tassen vol fruit, paprika's, koekjes en pringles mee naar huis. En een mooie bos bloemen.

Wat een dag.

5 comments:

  1. Eerdere reacties:



    Pauline, 16 oktober 2007

    Ha Aike,
    lang, doch mooi verhaal! vind dat je prettig leesbaar schrijft en er een interessante mening op na houdt. studeerze vandaag en niet teveel pringles en koekjes eten!


    Marina, 16 oktober 2007

    Hey lieverd!
    Heerlijk om je verhalen te lezen, ik heb mijn eigen boek maar aan de kant gelegd. Ik vandaag en de rest van de week druk met de studie, word er erg zat van, maar ja. Wilde je even laten weten dat ik aan je denk en jaloers ben dat jij in het heerlijke London mag rondlopen!
    Hele dikke kus en tot snel.
    Via mail, sms, msn and so on...
    Cheers mate!


    Agnoek, 17 oktober 2007

    Na een gedeeltelijke 'deconstructie' van het begrip 'nieuwe religies' wacht ik met smart op verdere 'deconstructie' maar misschien nog wel meer op pogingen tot een (hernieuwde) constructie van alle gedeconstructueerde deeltjes...(incl. die van de zogenaamde 'wereldgodsdiensten)
    Ben benieuwd naar je gedachten!

    Agnoek


    Aike, 17 oktober 2007

    Verdere deconstructie van de categorie volgt ongetwijfeld... We moeten m.i. eerst af van misleidende vooronderstellingen voor we nieuwe classificatiemodellen kunnen opstellen. Maar ik ben uberhaupt niet zo zeker van dergelijke modellen. Waarom niet fenomenen beschouwen in hun specifieke (historische, sociale, politieke) context, zonder er een meta-term op te willen plakken? Het gevaar van categorieen is dat ze niet vanzelfsprekend zijn, maar door ons geconstrueerd worden en op ons object van studie geprojecteerd worden - daarmee dat object transformerend! Hineiniterpretieren, in goed Nederlands... ;) Ongetwijfeld nodig tot op zekere hoogte, maar we zitten op dit moment nog zo vast binnen onze (sub-)disciplinaire grenzen dat het nodig is om categorieen en concepten ten twijfel te trekken en te deconstrueren, teneinde over de grenzen heen te kunnen kijken. Interdisciplinariteit kan niet zonder een poststructuralistische houding, ben ik geneigd te denken...

    Over het eveneens problematische concept 'wereldgodsdiensten' (wie is ooit op het idee gekomen een studie deze naam te geven... :P), lees Masuzawa Tomoko: The Invention of World Religions. Or, How European Universalism Was Preserved in the Language of Pluralism. Chicago, 2005.

    ReplyDelete
  2. Eerdere reacties (2):


    johannes, 18 oktober 2007

    Tot dusverre heb ik me ermee vergenoegd je literaire berichten met smaak tot me te nemen. Maar na de uitdaging in je laatste mededeling ("Wie heeft ooit bedacht een studie Wereldgodsdiensten te noemen?") moet ik natuurlijk wel reageren!

    Toen we een jaar of tien geleden Wereldgodsdiensten in Leiden opzetten, hebben we lang gedubd over de naam die de opleiding moest hebben. Afgewogen tegenover allerlei alternatieven, bleek dit de beste naam, ook al waren we er ons wel van bewust dat die iets potsierlijks had (vgl. de toevoeging, in allerlei documenten: "alsmede de Antieke Godsdiensten"). Wat de naam aanduidt is dat de opleiding zich richt op de "voornaamste" godsdiensten in de wereld. Onzin, natuurlijk. Is een of andere lokale variant van het boeddhisme "voornamer" dan een Afrikaanse godsdienst? Welneen. Toch ontbreekt die laatste geheel in ons palet--jammer genoeg. Gaat het dan om de aantallen aanhangers? Waarom dan jodendom, dat een relatief klein aantal aanhangers heeft? Gaat het om de invloed die een bepaalde godsdienst uitoefent op het wereldgebeuren? Ook niet.

    "Wereldgodsdiensten" is een praktische aanduiding: niet alleen maar christendom en jodendom, niet alleen maar islam, maar àlle godsdiensten van de wereld, ook al kunnen we die praktisch gezien niet allemaal dekken; oftewel: het verschijnsel godsdienst. "Godsdienstwetenschappen" (zoals de faculteit nu heet) zou een mooi alternatief zijn geweest, maar daartegen bestaan grote en grechtvaardigde bezwaren van diegenen die (zoals ikzelf) wel aan godsdienstwetenschap doen, maar niet of nauwelijks in de opleiding Wereldgodsdiensten meedoen. De keuze voor de naam Wereldgodsdiensten heeft, kortom, te maken met ideologie, politiek en praktische toepasbaarheid. Heel goed verdedigbaar, ook al heeft die keue niets te maken met classificatiemodellen. Een wetenschapper hoort daar misschien tegen te protesteren, op methodisch zuivere overwegingen, zoals je dus ook doet. Maar als die wetenschapper een gezin heeft, een hypotheek te betalen en aan zijn pensioen moet denken, dan gaan er heel andere, minstens zo wezenlijke en net zo fatsoenlijke factoren meewegen.

    Ten slotte: ik vind het heel zinvol te spreken over zoiets als nieuwe religieuze bewegingen. Waarom keren mensen zich van een prachtige, eeuwenoude traditie zoals het christendom of jodendom af, waarin ze zijn opgegroeid en waarbinnen ze, zou je zeggen, al hun religieuze behoeften vervuld kunnen zien, om zich vervolgens aan een of andere exotische traditie, die ze maar voor minder dan de helft begrijpen (je illustreert dat zelf aan de hand van "Meneer Konko", en de knappe Nigeriaan)? Van de godsdienstige regen in de religieuze drup, dat is het bizarre verschijnsel dat NRB, naar mijn mening zou moeten onderzoeken. Het belang daarvan strekt wijd, want eigenlijk is daarmee de vraag: wat zoeken mensen in religie, als ze inmiddels, in de westerse samenleving althans, heel goed weten dat het ook zonder kan? Goeie vraag, dunkt me, ook al is die misschien eurocentrisch.
    Heb veel plezier, ik blijf je blog volgen.

    ReplyDelete
  3. Eerdere reacties (3):


    Aike, 19 oktober 2007

    Beste Johannes,

    Bedankt voor je reactie. Fijn dat mijn kleine plaagstootje richting mijn vorige opleiding niet onopgemerkt is gebleven. :)

    Voor de goede orde: ik heb met veel plezier de opleiding Wereldgodsdiensten gedaan, laat daar geen twijfel over bestaan. :D Ik heb echter wel altijd twijfels gehad bij de naam van de opleiding. Ten eerste dekt de naam mijns inziens niet volledig de lading van wat we doen: de wetenschappelijke bestudering van religie. Ik heb vaak aan buitenstaanders moeten uitleggen wat mijn studie inhield, en daarbij niet zelden mijn uiterste best moeten doen ons veld van studie te verdedigen als zijnde een legitieme academische discipline. Dat is natuurlijk deels te wijten aan de aard van ons object van studie, maar het label 'wereldgodsdiensten' draagt nou niet bepaald bij aan duidelijkheid omtrent de positie die wij zelf innemen ten aanzien van die wereldgodsdiensten (nog afgezien van de onvermijdelijke vraag om welke godsdiensten het dan gaat). Aanduidingen als 'Godsdienstwetenschap' of, zoals het hier heet, 'Study of Religions' zijn naar mijn mening iets minder ambigu.

    ReplyDelete
  4. Eerdere reacties (4):

    (vervolg)
    Ten tweede is er een inherent probleem in het concept 'wereldgodsdiensten', zoals je ook al aangaf. Waarom de ene religie wel, en de andere niet bestuderen? Zijn 'lokale religies' (wat dat ook moge betekenen) minder relevant dan religies die een groter verspreidingsgebied hebben, of een geschiedenis waar we ons mee identificeren dan wel aan relateren? Vermoedelijk niet. Maar ook bij de religies die wel gelden als 'wereldgodsdiensten' is er volgens mij een probleem, namelijk de aanname dat we te maken hebben met min of meer homogene tradities, die een essentie hebben die ze onderscheidt van andere tradities. Dit is echter lang niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Zo zijn 'boeddhisme' en 'hindoeïsme' negentiende-eeuwse Europese constructies, die misleidend zijn omdat ze suggereren dat het zelfstandige systemen zijn (gemodelleerd naar het christendom), met een bepaalde kern of essentie, die dan te vinden zou zijn in een canon van heilige teksten. Een voorbeeld: elk hoofdstuk over boeddhisme in een inleidend boek tot de wereldgodsdiensten (alsook de eerste twee colleges van een inleidende collegereeks, zo herinner ik mij) begint steevast met de mythe van het leven van Siddharta Gautama, en dan leren we allemaal netjes het standaardverhaaltje dat boeddhisme gaat over het zich losmaken van begeerte en zo over de bevrijding van karma en reïncarnatie en het 'bereiken' van nirvana (en dat staat allemaal in de Pali-canon, dus als je wilt weten wat de essentie van het boeddhisme is moet je Pali leren...). Als je dan aan mensen zegt dat Japans boeddhisme zich bezighoudt met rituelen om geesten van voorouders te pacificeren, en dat mensen bidden tot bodhisattva's en boeddha's en goden om te genezen van het een of ander, en dat je door een groet aan Amida te reciteren jezelf kunt verzekeren van een plekje in zijn Paradijs na je dood, kijkt men je vertwijfeld en niet-begrijpend aan. Immers, men heeft geleerd dat het boeddhisme een atheïstische religie is en dat je niemand anders nodig hebt om verlossing te bereiken, en daarnaast zijn zulke ideeën en gebruiken op zijn zachtst gezegd lastig te verenigen zijn met de notie van reïncarnatie (wat, zoals we leren, een van de centrale boeddhistische leerstellingen is). Voor je het weet kom je dan terecht in het normatieve web van ideeën over wat het 'echte' boeddhisme is, en wat louter cultureel bepaalde uitingsvormen of zelfs aberraties zijn. Maar is de hele idee 'boeddhisme' niet flauwekul...? Net zo goed als het volgens mij tamelijk zinloos is te willen zoeken naar een essentie in het christendom (wat is in hemelsnaam de overeenkomst tussen een Armeens-katholieke kerk in Aleppo en een Ghanese pinksterkerk in de Bijlmer...) of de islam. Ik weet dat veel leden van de tradities het niet met me eens zullen zijn, en veel islamologen en boeddhologen die hun werk doen bij gratie van dit essentialistische onderscheid ook niet. Maar ik denk persoonlijk dat de hele idee dat er verschillende grote zelfstandige wereldreligies zijn, elk met hun eigen essentie, een historische constructie is die de wijze waarop we religieuze uitingen en teksten interpreteren sterk kleurt, en die niet noodzakelijkerwijs de meest correcte weergave van de realiteit is... En aan de basis daarvan ligt natuurlijk de aanname dat 'religie' een absoluut gegeven is, en dat ons concept 'religie' dus probleemloos geprojecteerd kan worden op gedragingen en teksten van de ander; de aanname, kortom, dat 'religion is a universal, or at least ubiquitous, phenomenon to be found anywhere in the world at any time in history' (Mazusawa 2005, 1). Volgens Mazusawa is deze aanname nauwelijks kritisch bekeken: 'In the social sciences and humanities alike, "religion" as a category has been left largely unhistoricized, essentialized, and tacitly presumed immune or inherently resistant to critical analysis' (2005, 1-2).

    ReplyDelete
  5. Eerdere reacties (5):

    (vervolg:) Ik begrijp je argument dat er politieke, pragmatische en economische redenen zijn voor bepaalde categoriseringen en disciplinaire indelingen. Je wilt niet dat ze je faculteit wegbezuinigen omdat je net wat al te hard geroepen hebt dat 'religie' niets dan een constructie is die nodig ten twijfel getrokken moet worden. Logisch. Toch geloof ik dat enige kritische reflectie op het eigen veld van studie en de vooronderstellingen waarop dat veld gebaseerd is nodig is van tijd tot tijd, en dat het goed is soms een poging te doen de eigen (sub-)disciplinaire grenzen te doorbreken omdat dat tot nieuwe perspectieven kan leiden.

    (Voor de goede orde: ik wil niet zeggen dat dat nu helemaal niet gebeurt, en zeker niet dat het feit dat men in Leiden gekozen heeft voor de naam 'Wereldgodsdiensten' betekent dat men daar niet kritisch zou zijn. Integendeel! Als ik in Leiden niet gestimuleerd zou zijn geweest kritisch te kijken naar verschillende theorieën en teksten en op basis daarvan mijn eigen mening te ontwikkelen, was ik nu als beginnend graduate studentje vast niet zo arrogant geweest om een kritisch stukje op internet te schrijven over mijn eigen discipline...)

    Tot slot, wat betreft 'nieuwe religieuze bewegingen': ik ben het volledig met je eens dat de vraag 'wat zoeken mensen in religie, als ze inmiddels, in de westerse samenleving althans, heel goed weten dat het ook zonder kan' een zeer relevante is. Echter, teneinde die vraag te beantwoorden hebben we volgens mij de categorie NRB niet nodig. Door die categorie te gebruiken maken we een kunstmatig onderscheid tussen die vormen van religie die niet onder de paraplu van een grote 'wereldgodsdienst' vallen, en die vormen die dat wel doen. Natuurlijk is het belangrijk om zogenaamde NRB's te onderzoeken (en uitermate boeiend, overigens!). Maar we kunnen en moeten dat volgens mij niet los zien van de studie van pentecostalisme, of van de groei van de politieke islam, of van wat voor recente vorm van religieuze activiteit dan ook. En volgens mij betekent dat dat we ze ook niet los van elkaar in aparte subdisciplines moeten bestuderen, zoals nu gebeurt. In het 'wereldgodsdiensten-model' worden NRB's een nieuwe, aparte categorie (en een apart vak / specialisatierichting in de academie...), terwijl veel bewegingen toch echt in een bepaalde traditie staan. Waarom worden Mormonen bestudeerd door wetenschappers die zich gespecialiseerd hebben in NRB's, en de Victory Outreach Church door mensen uit de Pentecostal Studies? Dat onderscheid is toch arbitrair? Het gebruik van de term 'NRB' is nu een manier om bepaalde bewegingen al dan niet bewust te scheiden van de religieuze traditie waarin zij hun roots hebben, maar waarvan zij organisatorisch onafhankelijk zijn. Bovendien zorgt onze behoefte aan definieerbaarheid ervoor dat we op zoek gaan naar overkoepelende kenmerken en een essentie, daarmee de categorisering legitimerend. Maar ik denk dat verschillende NRB's dusdanig van elkaar verschillen dat de categorie inhoudelijk betekenisloos is, en misleidend omdat het suggereert dat totaal verschillende bewegingen bepaalde eigenschappen gemeen hebben, en zodoende de wijze waarop we naar die bewegingen kijken en ze interpreteren beïnvloedt.

    Enfin, dit waren enkele gedachten die ik had naar aanleiding van de thematiek. Mijn argumenten zijn nog lang niet goed uitgewerkt, en sommige zijn ongetwijfeld eenvoudig te weerleggen. Maar ik geloof dat ik wel een punt heb wanneer ik zeg dat het soms waardevol of zelfs nodig kan zijn om de eigen categorieën en concepten ten twijfel te trekken en te deconstrueren, omdat er mogelijk bepaalde vooronderstellingen aan ten grondslag liggen waar we ons niet altijd van bewust zijn. In elk geval geldt voor mij persoonlijk dat ik, nu ik aan het prille begin sta van, deo volente, een academische loopbaan, het waardevol vind om mijzelf af te vragen wat het nou eigenlijk is dat ik bestudeer, en welke vooronderstellingen ik zelf heb ten aanzien van mijn (object van) studie...

    ReplyDelete