Het werd steeds vroeger donker. De stoepen van Bloomsbury lagen vol met gele en rode bladeren. Een enkele fietser was nog zo gek om een korte broek te dragen, maar de meeste mensen hadden hun sjaals en handschoenen al tevoorschijn gehaald. De colleges waren op gang gekomen, en de studenten werden geacht stapels boeken en artikelen door te werken. De zorgeloze introductiedagen leken een eeuwigheid geleden. Een mobiele telefoon stond vol met nummers van niet meer teruggevonden mensen - sommige namen bleken zelfs geen gezicht meer te hebben. Ondertussen begon zich langzaam een vast weekritme uit te kristalliseren. Hij genoot van de inspirerende colleges, van de fiets- en wandeltochten, van het studeren en wegdoezelen op een diepe sofa in de postgraduate common room, van de lezingen van het seminar (al was de laatste behoorlijk saai), van spontane borrels en avondjes uit, en natuurlijk van de wekelijkse pubquiz (mede doordat hij wist hoeveel protonen er in een neonatoom zitten, hoe de havenstad nabij het oude Rome heette en tussen welke twee steden de eerste TGV reed, was zijn team de laatste keer zowaar als tweede geëindigd). Toch voelde hij zich drie jaar geleden, toen hij in Tokyo studeerde, veel sneller en gemakkelijker thuis dan nu - maar hij vermoedde dat dat meer te maken had met hoe hij zelf veranderd was, dan met de omgeving waarin hij zich bevond.
De societies waarvoor hij zich had ingeschreven bestookten hem, zoals viel te verwachten, met e-mails. Alleen de karaoke society bleek een snelle dood te zijn gestorven. Daar stond tegenover dat men inmiddels een Japanse èn een Midden-Oosterse society had opgericht - onnodig te zeggen dat hij zich voor allebei had aangemeld. Hij had de tijd noch de energie om alle interessante activiteiten waarmee zijn inbox gevuld raakte te bezoeken (zo organiseerde de Palestijnse society om de paar weken een complete tweedaagse conferentie met gerenommeerde polemische sprekers), maar een selectie ontstond min of meer vanzelf. De Amnesty society kwam bijeen op de dag dat hij geen college had en dus thuis was. Hetzelfde gold voor de Christian Union, al had hij daarvan wel een bijeenkomst bezocht. Het voorspelbare 'het grootste geschenk dat je kunt krijgen is wat Hij daar aan dat kruis voor jóu gedaan heeft' verhaaltje was weinig inspirerend, maar daar stond tegenover dat hij zich er welkom voelde en dat de mensen uiterst sympathiek waren. Het verschil tussen hen en hem was echter dat zij met zekerheid meenden te weten wat De Waarheid was, terwijl hij al lang blij zou zijn als hij een keer een mooi subjectief waarheidje zou vinden. Hij vermoedde ook dat als ze zouden zien dat hij op zijn Facebook-pagina bij 'religie' had aangegeven zowel christen, boeddhist, moslim als animist te zijn, ze misschien iets anders tegen hem zouden aankijken.
Bij de Green Group zaten weliswaar ook een paar dogmatische denkers, maar daar was ten minste niemand die hem vertelde wat hij moest geloven. Bovendien vergaderde men op de woensdagmiddag, wat hem goed uitkwam. Het was een gezellig groepje milieuactivisten. Sommigen van hen besteedden meer tijd in boomhutten in ten dode opgeschreven bossen dan in collegezalen, en reeds tijdens de eerste vergadering van het jaar had men geïnformeerd wie van de nieuwe leden bereid was zich te laten arresteren voor de goede zaak, maar gelukkig waren er ook andere serieuze studenten die net als hij liever iets deden aan de belachelijk hard loeiende verwarming en aan de wegwerpbekers op de universiteit dan zich vast te ketenen aan een boom. Men hield ervan inefficiënt en ongestructureerd te vergaderen over socialistische vergadertechnieken en naaimachines en of een gastspreker uit Zwitserland wel of niet met de trein zou willen komen. Maar men hield ook van een goede pint na afloop, en al snel had hij er een paar leuke vrienden, dus zolang het hem niet teveel tijd kostte bleef hij gezellig meedoen.
De drama society was een ander verhaal. Hij had hen voorgesteld een bepaald toneelstuk te doen, maar had daar direct bij gezegd dat als ze al andere plannen hadden hij het ook prima vond met iets anders mee te spelen, dan wel te regisseren. Aanvankelijk had de lange hippe semi-ongerichte artistiekelijkige voorzitter van de society hem in een fladderig maar vriendelijk mailtje laten weten zijn voorstel een goed idee te vinden en erop terug te komen. De eerste kennismakingsontmoeting van alle nieuwe potentiële leden was vervolgens weinig verhelderend, maar niettemin een goede kans om wat gezichten te leren kennen. De lange hippe semi-ongerichte artistiekelijkige voorzitter verzekerde eenieder dat oude leden geen voorrang zouden krijgen boven nieuwe. Na afloop had hij geen tijd om verder te spreken over het voorstel, maar hij zou nog contact opnemen. Dat gebeurde niet. Wel kwam er een algemene mail waarin stond aan welke platte komedie men in het eerste trimester zou gaan werken. Ook had de lange hippe semi-ongerichte artistiekelijkige voorzitter natuurlijk kans gezien het allercharmantste, -knapste en -zelfverzekerdste eerstejaars meisje van de universiteit uit te nodigen voor een rendez-vous, om eens onder vier ogen te bespreken wat zij dit jaar kon betekenen voor de drama society. Een tweede e-mail van ondergetekende bleef echter onbeantwoord.
Kennelijk heeft meneer helemaal geen behoefte aan andere mensen met ervaring. Bekijk het dan ook maar, graag of niet. Ik kan alleen bijzonder slecht tegen egotrippers die doen alsof ze alles cool vinden en voor alles openstaan, maar vervolgens niet reageren als iemand met concrete suggesties komt, bang als ze zijn voor wat ze zien als concurrentie. Een toneelclubje waar beslissingen gemaakt worden op basis van feromonen in plaats van artistieke overwegingen zal bovendien vermoedelijk niet een plaats zijn waar veel interessante dingen gemaakt worden.
Hoe een jaar zonder toneel door te komen...? Het antwoord liet gelukkig niet lang op zich wachten. SOAS heeft namelijk een Wereldkoor.
Het is een drukte van belang in de collegezaal waar we repeteren. Er zijn zeker zestig mensen, misschien nog meer. Voor het luttele bedrag van twee pond mag je een jaar lang meedoen. Ik herken een aantal mensen van colleges en van de introductiedagen. Driekwart van de aanwezigen is vrouw, een kwart is man. Iedereen is welkom, ongeacht je ervaring, want zingen is voor iedereen, en samen maken we er wel iets moois van. Iemand noemt mijn naam, en ik herken mijn toekomstige echtgenote, die verlegen naar me glimlacht. Wat leuk dat ze mijn naam nog weet - we hebben maar drie zinnen uitgewisseld, en dat was twee weken geleden. Godzijdank weet ik haar naam ook nog, maar net als ik haar wil vragen wat ze eigenlijk studeert begint de repetitie en worden alle mannen gesommeerd naar de andere kant van het lokaal.
We staan in een grote cirkel, behoorlijk boven op elkaar omdat de ruimte te klein is voor het grote aantal mensen, maar niemand klaagt. In het midden van de cirkel staat Liz, een jonge vrouw met een hele lange bruine paardenstaart en een aanstekelijk enthousiasme, die het koor leidt. Ze bruist van de energie. Het eerste dat ze ons vraagt is of we onze schoenen uit willen trekken. Het inzingen is al leuk. Het is bijna een hoorspel, compleet met politiesirenes, optrekkende motoren en zoenende boeven. Vervolgens leren we een vrolijk lied in een Afrikaanse taal die niemand van de aanwezigen kent. We beginnen met het nazeggen van de tekst, om de uitspraak te leren. Dan gaan we zingen. Eerst leren de sopranen hun deel, dan is het de beurt aan de alten. Omdat er weinig tenoren zijn en de tenorpartij niet zo hoog is kom ik met een paar anderen hen gezelschap houden. Tot slot zijn de bassen aan de beurt, en als we vervolgens allemaal samen zingen, klinkt het onverwacht prachtig. Ongelooflijk, dat je in een kwartiertje een zo grote groep zo mooi kunt laten zingen in een taal die niemand kent... We leren er een paar simpele pasjes bij, en al snel is het een swingende boel.
Dan gaan we naar Bulgarije. Het lied klinkt als een balkansmartlap. De tekst heeft heel veel mysterieuze vgornjov-klanken, maar gaat over het kopen van een sjaal op de markt. Dit lied is moeilijker dan het vorige, maar ook hier is het eindresultaat schitterend. Wat zijn die sopranen goed... Natuurlijk hoort ook hier een dansje bij. Helaas blijkt het lokaal toch echt te klein voor een Oost-Europese rondedans met zoveel mensen, maar dat mag de pret niet drukken.
Tot slot leren we een lied in een Zuid-Afrikaanse taal. Het werd gezongen door mensen in de townships ten tijde van de Apartheid, en is een lofzang op de vrijheid. Het is swingend en ontroerend tegelijkertijd, en het mooiste lied dat we vanavond geleerd hebben.
Wanneer we klaar zijn gaan we met zijn allen naar de ingang van het universiteitsgebouw om daar aan toevallige passanten een spontaan optreden te geven. We vormen een grote cirkel voor de receptie, en de portier kijkt ons verbaasd aan. Liz staat in het midden van de cirkel en geeft aanwijzingen. We brengen het eerste en het derde lied ten gehore. Verschillende mensen blijven staan luisteren naar wat we doen. We zingen uit volle borst, en dansen vrolijk mee. De hele cirkel geniet met volle teugen.
Op mijn gezicht ligt een grote glimlach, die er de rest van de avond zal blijven. Ik kan niet wachten tot het weer dinsdag is.
Eerdere reacties:
ReplyDeleteGerrie, 28 oktober 2007
Ik moet even een traantje wegpinken, wat heerlijk dat je/ jullie zo genieten en anderen mee laten genieten.
liefs
rachelle, 28 oktober 2007
wat onwijs leuk!!