SOAS is gek op ismen. Marxisme, socialisme, anarchisme, postmodernisme, poststructuralisme, multiculturalisme en islamisme worden door een niet onaanzienlijk deel van de studentenpopulatie omarmd. Kapitalisme, conservatisme, oriëntalisme, nationalisme, imperialisme en positivisme doen het daarentegen vooral goed als zondebok en als object van afkeer. Een flinke dosis engagement, politiek bewustzijn en actiebereidheid kan de studenten hier in elk geval niet ontzegd worden. En ofschoon zaken als de dogmatische verheerlijking van bepaalde zwarte pagina's in de geschiedenis (het vieren van de revolutie die uiteindelijk leidde tot de Goelag lijkt mij weinig gepast, maar men doet het wel) en een overdreven politieke correctheid (de voorzitter van de rugby society werd publiekelijk aan de schandpaal genageld en beschuldigd van racisme vanwege een ludieke affiche met de aankondiging van een 'English Party - no bongo drums, no Arab music' ) soms wat irritant zijn, is het stiekem een verademing in een omgeving te zijn waar mensen de link leggen tussen politieke betrokkenheid, kennis en idealisme. Onder de Leidse studentenpopulatie waren de meest voorkomende politieke kleuren het grijs van de onverschilligheid en het paars van de mainstream (uitzonderingen daargelaten, natuurlijk). De betrokkenheid en actiebereidheid zijn hier vele malen groter. Zo moet de atmosfeer aan Nederlandse universiteiten in de jaren '70 ook geweest zijn.
Het zal weinig verbazing wekken dat tussen alle ismen het feminisme hier prominent vertegenwoordigd is. Nu heb ik persoonlijk nooit veel gehad met feminisme; niet omdat ik geen voorstander ben van gelijke rechten en mogelijkheden voor vrouwen en mannen, ook niet omdat ik geen voorstander ben van het omverwerpen van patriarchale structuren en seksistische vooroordelen in onze samenleving, en al helemaal niet omdat ik geen kokende huispapa zou willen zijn (niets liever, eigenlijk). Neen, de reden voor mijn vroegere afkeer van het feminisme is de langspeelplaat die mijn moeder ooit opzette. Als ik het me goed herinner droeg de plaat de titel 'Buik', en stond er een tekening op van een zwangere buik. Een of ander kreng zong liedjes, waarvan ik mij godzijdank bijna niets meer kan herinneren, maar één zin heb ik altijd onthouden: 'ik wil een meisje en geen jongen'. Ik wil een meisje en geen jongen! Je zal maar geboren worden als de zoon van zo'n harpij...! Welnu, ik kan u verzekeren dat als je een jaar of acht bent en je je moeder die harteloze zin hoort meezingen, je voorlopig wel even genoeg hebt van feminisme - zeker als er af en toe Opzij's door het huis slingeren die je vertrouwd maken met niet altijd even manvriendelijke uitspraken. Mijn vroegste indruk van het feminisme was, kortom, tamelijk negatief. Ik voelde mij aangevallen, om de simpele reden dat ik een jongen was en geen meisje - en dat vond ik oneerlijk.
(Het zij je inmiddels volledig vergeven, lieve moeder. Ik ben blij dat je die rotplaat daarna nooit meer hebt gedraaid.)
Maar dat is reeds lang geleden, en mijn angst voor het feminisme was inmiddels aardig weggezakt. Ik was zowaar lid geworden van de enige politieke partij in Nederland die volledig erkent dat de emancipatie van vrouwen in ons land verre van optimaal is, die serieuze maatregelen voorstaat om dit te veranderen en die christendemocratische aanrechtsubsidies bestrijdt, en ik was het hierin volledig met ze eens. Ik werd kwaad toen ik getalenteerde medestudentes hoorde praten over het al dan niet krijgen van kinderen, en hun angst voor een 'gat in hun cv' die hun carrière serieus zou kunnen dwarszitten - wat belachelijk dat ze zich daar überhaupt zorgen over moeten maken, en dat onze maatschappij kennelijk nog altijd niet of nauwelijks de mogelijkheden biedt ouderschap en een serieuze carrière te combineren! Ik geloof, kortom, dat ik het niet slecht zou doen als ik langs de feministische meetlat gelegd zou worden. Maar ergens in mij zat nog altijd een restje angst en wantrouwen. Normaliter zou ik waarschijnlijk dan ook niet naar een thema-avond met de titel 'moderne godinnen' zijn gegaan. Maar het lieve meisje dat mij de flyer gaf was zo vriendelijk om onze petitie voor een groener SOAS te ondertekenen, en bovendien zouden bij de paneldiscussie onder andere mijn vriend Ben (dit omdat hij kandidaat stond voor de nationale studentenvakbond) en mijn favoriete docent spreken. Ik besloot daarom mijn laatste restje angst te overwinnen, kleur te bekennen en mij in het hol van de leeuwin te wagen. Per slot van rekening ben ik eigenlijk ook wel een beetje een feminist.
Nu zou ik een stijlbreuk kunnen maken en op enigszins cynische wijze de verschillende personages kunnen beschrijven die op deze avond aanwezig waren. Sommige van hen waren zo uitgesproken dat mijn observatie zou lezen als een karikatuur. Ze waren er allemaal: de radicale politieke lesbienne met kort krulletjeshaar en bergschoenen, de neopaganiste die haar innerlijke heks had ontdekt, de briesende feministische marxiste, de feminiene homoseksuele sympathisant. Maar het gaat me nu even niet om de karikatuur, het gaat me nu om de inhoud van de ideeën. Het gaat me nu om de mogelijkheid tot dialoog. De stijlbreuk komt er dus niet, en de karikatuur laat ik achterwege omdat ik deze nu even niet zo relevant vind.
Het panel bestond uit zes personen. Ben moest de spits afbijten, en hij deed het niet slecht - zijn verhaal was misschien niet zo samenhangend, maar hij had een paar goede ideeën, en zijn humor deed de rest. Daarna was het de beurt aan een jongedame, die een betoog hield over hoe het christendom de paganistische godinnenrijkdom verdrongen had. Haar verhaal was volstrekt ahistorisch, haar weergave van mythen was louter de projectie van haar eigen politieke ideeën, en de manier waarop ze Jungiaanse ideeën ophemelde was enigszins verwonderlijk daar Jung toch ook een grote seksist was - maar ik kreeg een indruk van de toon van het gemiddelde 'godinnen zijn onze archetypen en alle vrouwen zijn godinnen' boek. Als derde kreeg een tweede kandidaat voor de nationale studentenvakbond het woord, en hij verraste met een persoonlijk verhaal over zijn eigen relatie, over controle en kwetsbaarheid. Daarna was het de beurt aan de ster van de avond, een socialistische politica die een vlammende en zeer overtuigende tirade hield tegen de 'pornoficatie' van de samenleving en van seksualiteit ('hebben we daarvoor gevochten in de jaren '60 en '70, voor het recht op plastische chirurgie en op het beoefenen van paaldansen als een sport...?' ), en die bovendien aantoonde dat ongelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen niet los gezien kan worden van klassenongelijkheid, armoede en gebrekkig onderwijs (gelooft u mij, in dit land ga je naar een goede school omdat je ouders geld hebben, niet omdat je talent hebt). De vijfde spreker was een boze jongedame die in minder overtuigende bewoordingen herhaalde wat haar voorganger had gezegd. Tot slot was het de beurt aan mijn docent, die vertelde over zijn persoonlijke ervaringen in zijn land van herkomst en in het land van zijn onderzoek. Hij hield een mooi pleidooi voor dialoog en voor nederigheid aan de zijde van de mannen. 'Het is altijd moeilijk om kritiek te accepteren, maar we kunnen alleen tot een dialoog komen wanneer wij, als mannen, bereid zijn te luisteren.'
Het was een mooie avond. Ik voelde me welkom. Ik realiseerde me hoezeer ik zelf soms ook nog oogkleppen op heb, en net als vele anderen soms denk: het is nog niet perfect, maar we zijn een goed eind op weg (dat is een misvatting. Wereldwijd gezien is de letterlijke machteloosheid en de mishandelingen waaraan vrouwen bloot staan immens. Maar ook in onze eigen samenleving zijn er nog zoveel barricades, nog zoveel structuren die gelijkheid in de weg staan). Ik vroeg de panelleden hoe ze dachten over de emancipatie van moslimvrouwen, en wat ze van de stormrammethode Hirsi Ali - Dresselhuys vonden - ze waren vrij eensgezind in hun antwoord dat een hoofddoek of religieuze overtuiging geen belemmering hoeven te zijn voor emancipatie. Ik was enigszins verbaasd toen ik de bozige jonge activiste hoorde zeggen dat binnen het feminisme 'alles bediscussieerd kan worden, behalve het recht op abortus' - waarom niet erkennen dat vrouwen hierover van mening verschillen, in plaats van de mening van een deel van de vrouwen bij voorbaat afwijzen? Maar afgezien hiervan was er ruimte voor diversiteit, en voor dialoog. Mijn mening over het feminisme was bijgesteld.
Voor even.
Ben praat na met de Jungiaanse jongedame. Hij discussieert zoals hij dat altijd doet; hij luistert, en reageert vervolgens op wat de ander heeft gezegd (hetgeen vrij bijzonder is, let maar eens op: niet veel mensen luisteren tijdens discussies naar wat hun gesprekspartner zegt, druk als ze zijn met het overbrengen van hun eigen mening). Hij is geduldig en beleefd. Het gesprek gaat over een demonstratie die binnenkort plaatsvindt. Een groep vrouwen wil de straat terugclaimen. De dames gaan gezamenlijk de straat op om te protesteren tegen het vele geweld waarvan hun seksegenoten slachtoffer zijn. Ben wil graag solidair zijn en meelopen in de demonstratie. De jongedame reageert verontwaardigd. Hij moet begrijpen dat vrouwen hun eigen ruimte willen hebben, dat ze onder elkaar willen zijn, en dat ze daar geen Onderdrukkers bij willen hebben. Ik vind Ben geen Onderdrukker, maar wie ben ik. Ik zeg voorzichtig dat wanneer men dialoog wil (naïef als ik ben ga ik er op dat moment nog van uit dat men dit inderdaad wil), dat het dan niet zo'n gek idee is om sympathisanten welkom te heten in je midden. Is het niet juist mooi, dat er mannen zijn die graag meelopen in een dergelijke demonstratie omdat ze er volledig achter staan? Ben zegt dat hij het jammer vindt buitengesloten te worden. De dame begint nu te briesen: mannen kunnen nooit begrijpen hoe het is om vrouw te zijn, net zoals witte mensen nooit kunnen begrijpen hoe het is zwart te zijn, einde verhaal (subtekst: de enige manier om solidair te zijn is je schuldig voelen en je smoel houden). Het is een exclusivistische visie die elke vorm van identificatie met en empathie voor de Ander uitsluit, en zodoende elke vorm van dialoog onmogelijk maakt - natuurlijk zal ik nooit weten hoe het is om vrouw te zijn, maar dat hoeft ook helemaal niet, want het punt van solidariteit is nu juist dat je probeert je te verplaatsen in de positie van de Ander. Ben herhaalt geduldig zijn punt. 'Oh, waarom voelen mannen zich toch altijd zo bedreigd!' roept zijn gesprekspartner. Gut, ik had niet de indruk dat onze sympathie voortkwam uit angst of uit het gevoel bedreigd te zijn. Ben probeert iets terug te zeggen, maar ze valt hem in de rede. 'Jullie zijn zo zielig!' roept ze. Dan loopt ze weg, de kin opgeheven, gevolgd door een adjudante. Weer een man zijn plaats gewezen.
Van mij mag ze van mening zijn dat mannen niet thuishoren bij zo'n demonstratie. Prima, then we'll agree to disagree. Maar de wijze waarop ze Ben (en mij) schoffeerde en beledigde is ronduit teleurstellend. Ik dacht nu juist dat het ging om bruggen bouwen, in plaats van ze kapotmaken. Ik dacht dat het ging om het koesteren van diversiteit, in plaats van polariseren en het afwijzen van de Ander. Ik dacht dat men afwilde van de traditionele man-vrouw dichotomie, in plaats van deze te bevestigen en te versterken. Ik dacht dat ik vanavond uitgenodigd was om te luisteren, en om deel te nemen aan een dialoog. Ik dacht niet dat ik gekomen was om mij te laten beschuldigen van alles en nog wat, om de simpele reden dat ik man ben en zijdelings deelnam aan een gesprek dat deze mevrouw confronteerde met een mening die anders is dan de hare. Dit is waarom ik zo'n hekel heb aan compromisloos dogmatisch denken: het sluit elke mogelijkheid van dialoog uit.
Ik ga er maar van uit dat niet alle feministen zo denken, en dat vele wel accepteren dat ook mannen zich betrokken weten bij de strijd voor meer rechten en mogelijkheden voor vrouwen. Ik ga er maar vanuit dat deze dame slechts een minderheid binnen het feminisme representeert. Ik hoop het maar - uiteindelijk kan geen strijd gewonnen worden wanneer de wapens polarisatie, wantrouwen en haat zijn. Ik geef de voorkeur aan hoop en vertrouwen. Wederzijds.
Eerdere reacties:
ReplyDeleterachelle, 21 november 2007
mooi stuk hoor ;)
Rianne, 22 november 2007
Als vrouw heb ik ook altijd een afkeer gehad van het mannen zijn net varkens feminisme. Een jaartje aan een Japanse universiteit heeft er wel voor gezorgd dat ik tegenwoordig af en toe de andere kant door sla.
De reactie van de mannen zijn onderdrukkers feministe is natuurlijk zwaar absurd. Maar waar zij voor wil strijden is juist het idee om zonder man probleemloos over straat te kunnen lopen. Het idee niet afhankelijk te hoeven zijn van mannen.
Zelf zou het me heel gezellig lijken om met een paar mannen daarvoor de straat op te gaan. Maar als bepaalde vrouwen willen laten zien dat ze niet afhankelijk zijn kan ik me dat voorstellen. Die argumentatie blijft natuurlijk absurd.