Sunday 16 January 2011

Zijlstra en de Vikingen

Halbe Zijlstra heeft het nog niet helemaal begrepen. De staatssecretaris van OCW, inmiddels berucht vanwege zijn rücksichtslose pogingen gerenommeerde orkesten de nek om te draaien, doet weliswaar zijn uiterste best zich te verlagen tot het niveau van de gemiddelde Henk of Ingrid, hij maakt daarbij één cruciale fout. Het rechts-nationalistische ressentiment dat zijn beleid en woordkeuze legitimeert bestaat namelijk niet bij gratie van afkeer alléén - er is ook nog behoefte aan iets van positieve identificatie, al is het alleen maar als ideaalbeeld waarmee de grote boze Ander gecontrasteerd kan worden. Dat ziet Zijlstra, die over weinig politiek inzicht lijkt te beschikken, volledig over het hoofd.

Ik zal uitleggen wat ik bedoel. Nationalistische idealisten aller landen bedienen zich doorgaans van min of meer dezelfde geschiedenisfilosofie. Die komt neer op het volgende: de huidige samenleving is verdorven en gecorrumpeerd; dat is de schuld van volgevreten elites en parasitaire vreemde elementen; vroeger, toen het Volk nog één was, was alles beter, want het Volk is in essentie nobel, dapper, avontuurlijk en goed; als de elite en parasitaire elementen geëlimineerd worden, zal het Volk als een feniks uit zijn as herrijzen, en kan een perfecte samenleving gecreëerd worden. Les nummer één voor de wannabe-nationalist is dan ook simpel: koester uw nationaal erfgoed, maak mythen over het glorieuze verleden, verbind die aan concrete objecten en symbolen, vereer die symbolen, en bovenal: leer ze aan uw jeugd, want jong geleerd is oud gedaan.

Zijlstra daarentegen doet zo zijn best linkse hobby's te bestrijden, dat hij en passant ook de ontwikkeling van potentieel invloedrijke rechtse mythen en symbolen in de kiem smoort. Zijn beslissing om de bouw van het Nationaal Historisch Museum stop te zetten is dan ook een blunder van formaat, want een dergelijk museum zou een perfecte plaats zijn om de jeugd wat nationalistische mythen betreffende de glorieuze geschiedenis van de natie ('VOC-mentaliteit') bij te brengen. Het is onbegrijpelijk dat Zijlstra's PVV-broeders deze beslissing niet getorpedeerd hebben, maar kennelijk hebben ook zij zich de mogelijkheden van een dergelijk museum niet gerealiseerd. Wilders cum suis zijn duidelijk meer bedreven in het kweken van angst en ressentiment dan in het bouwen aan duurzame nationalistische mythen en het creëren van trots op 's lands glorieuze verleden. Dom, want vroeger of later raakt hij zijn momentum kwijt, en zullen zijn mythen te fragiel en eenzijdig blijken om nog langer mensen te mobiliseren. Dan is zijn macht foetsie-foetsie.

Ook lokale musea kunnen een steentje bijdragen aan nationalistische mythevorming. Elk object kan in principe transformeren tot een symbool van een glorieus verleden, of het nou gaat om prehistorisch aardewerk, een schilderij uit de renaissance of een fallisch nationaal monument. Maar wat zegt Zijlstra, in een halfbakken poging te klinken als De Nederlandse Burger? "Lokaal opgegraven potten en pannen hoeven niet meer te rekenen op subsidie." Dom, Zijlstra, dom! Het toont aan dat je helemaal geen echte nationalist bent - die zou die potten en pannen juist koesteren als bewijs dat we eeuwen geleden reeds een hoogstaande beschaving hadden - maar een doodgewone fantasieloze ieder-voor-zich-neoliberaal waarvan er bij de VVD dertien in een dozijn gaan. Een lid van 's lands economische en politieke elite, bovendien, die zich weliswaar probeert voor te doen als een man van het volk, maar eigenlijk van populair nationalisme totaal geen kaas gegeten heeft.

De nieuwe Nederlandse nationalisten zouden eens een kijkje moeten nemen in Noorwegen. Er is waarschijnlijk geen Europees land waar zo ontzettend veel nationale vlaggen wapperen, en waar zo veel mensen kledingstukken (mutsen, jassen, joggingbroeken) dragen waarop de nationale vlag staat. Er zijn vermoedelijk ook weinig Europeanen die er zo'n groot genoegen in scheppen te praten over hun eigen land. Ga eens een gesprek aan met een Noor - tien tegen één dat het gesprek binnen de kortste keren gaat over Noorwegen. Thema's die daarbij regelmatig aan de orde komen zijn de ongerepte natuur ('Noren houden van de natuur, ze willen altijd het bos in'), het egalitarisme ('zelfs de koning gaat met de bus'), de tolerantie ('waar ter wereld mag een kroonprins trouwen met een alleenstaande moeder?'), het klimaat ('slecht weer bestaat niet, slechte kleren wel, zeggen we altijd'), de stugge inwoners ('de meeste Noren zijn verlegen en afstandelijk'), de alcoholwetgeving ('we kunnen niet met drank omgaan, de wet neemt ons tegen onszelf in bescherming'), de taal ('elk dorp heeft zijn eigen onverstaanbare dialect, en iedereen spreekt het met trots') en het belang van de familie ('elke avond en elk weekend brengen we door met het gezin, want dat is belangrijker dan werk'). Er is een uitgebreid discours aan mythen over het land en zijn bevolking, die voortdurend gereproduceerd en herhaald worden, en die elke buitenlander die in Noorwegen woont al tig keer de revue heeft horen passeren.

Het interessante aan Noorwegen is dat het op sociaal-economisch gebied een van de meest linkse landen ter wereld is, met uitgebreide sociale voorzieningen, maar tegelijkertijd ook een van de meest nationalistische. Noren zijn zonder uitzondering trots op hun land, en ze schamen er niet voor die trots kenbaar te maken. Het is geen wij-zijn-beter-dan-alle-anderen-en-dus-zijn-die-anderen-minderwaardig-trots, het is meer een wij-zijn-maar-een-klein-landje-maar-we-doen-het-lang-niet-slecht-en-die-anderen-kunnen-best-nog-wel-wat-van-ons-leren-trots. Het is geen toeval dat Noren wereldwijd zeer actief zijn in ontwikkelingsorganisaties, en dat de Noorse regering veel geld uitgeeft aan ontwikkelingshulp. Het is geen toeval dat wereldwijd veel Noorse christelijke zendelingen actief zijn. En het is ook geen toeval dat Noorwegen zichzelf op de borst trommelt als zijnde een land van vredestichters, getuige het sluiten van de Oslo-akkoorden in 1993 en de Nobelprijs voor de Vrede, die hier elk jaar wordt uitgereikt.

Het zal geen verbazing wekken als ik zeg dat tradities hier gekoesterd worden als waren het kostbare juwelen, dat er bijzonder veel aandacht is voor nationale geschiedenis, en dat archeologie hoog staat aangeschreven. De typische kenmerken van de Noor - hij is stug maar vriendelijk; hij is dapper en onbevreesd; hij kan overleven in de natuur, zelfs onder barre omstandigheden; hij zorgt goed voor zijn vrouw en kinderen; hij kan net zo goed een zij zijn - worden gereflecteerd in 's lands glorieuze geschiedenis, van de negentiende-eeuwse kunstenaars en ontdekkingsreizigers tot de middeleeuwse Vikingen. De Vikingen worden voorgesteld als oer-Noren, over wie in louter positieve bewoordingen wordt gesproken: ze waren onbevreesd en avontuurlijk, dappere strijders, vrijheidslievende ontdekkers; ze hadden een fantastisch pantheon aan machtige goden, en een geweldige mythologie; ze waren in staat de meest barre klimatologische omstandigheden door te komen; ze vestigden zich in andere landen, en oefenden een grote invloed uit op de Angelsaksische cultuur; enzovoorts.

Door het hele land staan musea waar lokale 'potten en pannen' tentoongesteld worden, en waar het verhaal van die dappere oer-Noren verteld wordt. Iedereen kent het. Dat diezelfde Vikingen zich schuldig maakten aan mensenroof, plundering, moordpartijen en massaverkrachtingen - misdaden tegen de menselijkheid, in hedendaagse taal - blijft daarbij onvermeld. De Europese ontdekkingsreizen en de daaraan voorafgaande kruistochten zijn inmiddels aardig in diskrediet geraakt, en terecht, maar over de rooftochten en massaverkrachtingen van de Vikingen wordt nog altijd lyrisch en romantisch gedaan. Ietwat verwonderlijk, zeker als je het contrasteert met die andere persistente mythe, de idee dat Noorwegen een natie van vredestichters is. Hoe kunnen die woeste heroïsche strijders zo ineens verworden zijn tot diplomatieke duiven? Maar kennelijk hoeven paradoxen en interne tegenstrijdigheden geen belemmering te zijn voor effectieve mythe- en natievorming.

Ideetje voor Zijlstra: een groot VOC-museum?
Vikingskipshuset, Oslo

5 comments:

  1. Hmm, je beschrijft eigenlijk een soort constructief patriottisme: heb een gevoel van trots en wees geworteld in het eigene en treed vanaf die positie met open blik de wereld in. Weet niet of ik dat nou zo goed vind passen bij de huidige politieke wind hier in de Lage Landen.

    Dacht dat je je trouwens minder ging bemoeien met de problematiek alhier? ;)

    ReplyDelete
  2. Zo staat men er in Noorwegen inderdaad tegenover, ja - nationalisme (patriottisme, zo je wilt) als in essentie een positieve identificatie met eigen land, volk en geschiedenis. Dat is natuurlijk een andere vorm van nationalisme als het xenofobische anti-overheidspopulisme dat in Nederland hoogtij viert, zoals je aangeeft. Maar mijn punt is juist dat die Nederlandse populisten nog wel het een en ander kunnen leren van hoe het er hier in Noorwegen aan toe gaat. Een nationalisme dat slechts gebaseerd is op angst en boosheid zal niet meer worden dan een tijdelijke protestbeweging, gedoemd vroeger of later in te zakken. Succesvolle identiteitspolitiek heeft namelijk twee voorwaarden: 1) positieve identificatie met verhalen en symbolen (en vaak, daaraan gekoppeld, grote verwachtingen); en 2) differentiatie, zondebokken, het aanwijzen van 'Anderen' die een bedreiging vormen. De tweede is in Nederland ten overvloede aanwezig, maar de eerste ontbreekt grotendeels, en dat is m.i. de grote fout die Neerlands Nieuwe Nationalisten maken. Ze zijn niet fantasierijk en idealistisch genoeg, en daardoor zakt hun beweging over een paar jaar weer in. (Dan zal de VVD wel weer met een andere wind gaan meedraaien.)

    N.B. Ik ben er persoonlijk bepaald niet rouwig om dat de gevaarlijke combinatie van patriottistische trots en xenofobisch ressentiment in Nederland nog geen voet aan de grond heeft gekregen. Ik constateer alleen dat men een grote kans laat liggen.

    Tot slot: ik gebruikte de Nederlandse politiek in dit stuk natuurlijk alleen maar als een excuus om te vertellen over Noorwegen. Een opstapje voor een vergelijking dus. Dat moet nog wel kunnen, vind ik. ;)

    ReplyDelete
  3. Als je toch aan het vergelijken ben: Hoe past dit in je studie?
    Doen al die Shinto clubjes niet precies hetzelfde als die Noren?
    "tradities hier gekoesterd worden als waren het kostbare juwelen, dat er bijzonder veel aandacht is voor nationale geschiedenis,"
    "ze hadden een fantastisch pantheon aan machtige goden, en een geweldige mythologie;"
    "Dat diezelfde Vikingen zich schuldig maakten aan mensenroof, plundering, moordpartijen en massaverkrachtingen - misdaden tegen de menselijkheid, in hedendaagse taal - blijft daarbij onvermeld."

    En, zijn Nederlanders nu echt anders als die Noren? Zou die Noorse PhD student in Amsterdam nou niets te kankeren hebben op zijn land? Wat vertellen hem zijn Amsterdamse vrienden? Wat vertellen die Nederlandse Japanologie studenten als ze in Nagasaki zijn?

    ReplyDelete
  4. Ik weet niet precies wat je bedoelt met "al die Shinto clubjes", maar inderdaad, een dergelijke verheerlijking van de nationale geschiedenis, tradities en mythologie wordt zeker voorgestaan door een invloedrijk deel van het Shinto-establishment. Dus die vergelijking is geheel terecht. Niet voor niets is Japan ook een land met een uitgebreid discours over de unieke nationale identiteit ('nihonjinron'). En niet voor niets schreef ik 'nationalistische idealisten aller landen'. Het verschil tussen beide landen is denk ik onder meer dat Japan op ideologisch gebied pluriformer en heterogener dan Noorwegen, dat daar meer debat en (juridische) strijd is, en dat historische en mythologische opvattingen daar meer gepoliticiseerd zijn dan hier.

    Overigens belet trots op eigen land en volk Noren er niet van geweldig te mopperen - op de regering, bijvoorbeeld, of op de baas, of op instanties, of op het weer. Het een sluit het ander natuurlijk niet uit. Veel Noren realiseren zich volgens mij ook niet hoe ontzettend goed ze het hebben, vergeleken met zo'n beetje alle andere landen ter wereld (sociale zekerheid, onderwijs, zorg, kinderopvang, koopkracht enz.). Maar er is niettemin een rotsvast bewustzijn dat men Noors is, niet Deens of Zweeds of wat anders, en dat dat iets speciaals is, iets om trots op te zijn. Een dergelijk algemeen gedeeld vrolijk patriottisme bestaat in Nederland alleen tijdens het WK voetbal.

    En ja, Nederlanders hebben ook de neiging veel over Nederland te praten, zeker als ze in het buitenland zijn. Daarbij komen ook vaak dezelfde stokpaardjes langs. Maar een positieve, breed gedeelde identificatie met het eigen land is de afgelopen jaren eerder verbrokkeld dan versterkt, vermoed ik - en de politiek heeft daar geen enkele constructieve rol in gespeeld, integendeel. Er is wel degelijk behoefte aan overkoepelende nationale mythen - zie het succes van nostalgie uitventende programma's als Boer zoekt vrouw en de Top 2000 - maar politici hebben daar niet of nauwelijks op ingehaakt. Alleen Verdonk heeft een oppervlakkige poging gedaan (en stond binnen no-time in de peilingen op 20 zetels!), maar zij schakelde zichzelf vervolgens uit.

    ReplyDelete