Ik schrik wakker, zonder me de droom te herinneren die me wakker doet schrikken. Een blik op mijn horloge leert me dat het half twee is. Drie uur slechts heb ik geslapen, maar mijn lichaam verkeert in de veronderstelling dat het ochtend is. Na drie dagen is het nog steeds niet geacclimatiseerd. Dat krijg je, na een reis van 42 uur: een joekel van een jetlag. Gisterochtend vond ik dat niet zo erg - ik werd wakker om half vijf, deed mijn zwembroek aan, liep de steenworp afstand van hier naar het strand, en rende een uur de branding langs, om daarna de pasgeboren zon te begroeten met een aantal spontaan geïmproviseerde yogahoudingen. Daar is het nu echter te vroeg voor, dus ik blijf liggen. Maar mijn pogingen de slaap te vatten zijn weinig effectief. Doelloos lig ik te draaien.
Mijn leven in Vietnam was altijd nog een beetje onecht, een beetje een droom. Het was een uitvloeisel van mijn bestemmingloze reis door Azië, onderdeel van mijn Turneriaanse pelgrimage, die overgangsfase tussen onbekommerde jeugd en volwassen verantwoordelijkheid. Die droom is niet meer. Ik ben met mijn lief in Nederland geweest, alles bleek echt en hier en nu te zijn, de roes heeft lang genoeg geduurd. De keuze om samen die reis te maken, en vervolgens terug te keren naar Vietnam, mag haar wortels hebben in de droom - uiteindelijk heeft het ertoe geleid dat die droom ontstegen is. Anders gezegd: Vietnam is plots realiteit. Al te rouwig ben ik er eerlijk gezegd niet om. Het werd ook wel eens tijd.
Realiteit is nog wat anders dan zekerheid, laat staan stabiliteit. Wij waren van plan om naar Saigon te verhuizen, daar Nhung was aangenomen voor een prestigieus masterprogramma, waar ze op niveau naar Amerikaanse leest geschoeide ideeën over bestuur en beleid voorgeschoteld zou krijgen. Voorwaar een mooie kans. Er was evenwel een klein probleempje: zij moest zich persoonlijk melden op de allereerste introductiedag. Dat was, helaas, afgelopen donderdag - de dag waarop wij de Sint Pieter en de Vaticaanse musea bezochten. Onze vliegtickets waren namelijk niet alleen aangenaam voordelig, ze waren ook bijzonder inflexibel: het was praktisch onmogelijk onze terugreis te veranderen. Wij hoopten dus maar dat het missen van de eerste drie of vier dagen geen aanleiding zou zijn haar stante pede toegang tot de opleiding te ontzeggen. Een dergelijk bureaucratisch fascisme zou men in Engeland verwachten, of in Japan, maar toch niet in Vietnam. Maar helaas: wie modern wil zijn, moet consequent zijn. Regels zijn regels. Neen, luidde het onverbiddelijke oordeel.
Wat nu? Geen van beide willen we in Hoi An blijven. Wie eenmaal de weloverwogen keuze gemaakt heeft een bepaalde plaats te verlaten, en woning en werk opgezegd heeft, komt daar niet graag op terug. Ik zie geen enkele reden om mij opnieuw hier te vestigen. Daarvoor ben ik de afgelopen maanden wat al te zeer teleurgesteld geraakt in dit stadje, en sommige van zijn inwoners, zoals u hier heeft kunnen lezen. Enfin, genoeg gezeurd daarover. Hoe het ook zij, wij zijn tot vrijheid veroordeeld, nu meer dan ooit tevoren. Veel verder dan de landsgrenzen reikt die vrijheid momenteel niet, maar dat doet weinig af aan de intensiteit van de ervaring onbegrensde mogelijkheden te hebben. Wij kunnen alle kanten op. Als de ene grote stad nee zegt, dan kan zij onze rug op - dan bieden wij ons talent wel aan die andere grote stad aan. De aanwezigheid van werkgelegenheid, anonimiteit, kunst en cultuur, supermarkten, ambassades, universiteiten, de trein naar China, een internationale gemeenschap, te beklimmen bergen, en het beste museum van het land maakt dat wij sterk overwegen noord- in plaats van zuidwaarts te reizen, en ons heil te zoeken in de hoofdstad. Hanoi lonkt.
Maandenlang reed ik meerdere keren per week langs de plaats waar ik nu verblijf, maar stoppen deed ik er zelden. Dit kleine en gemoedelijke gasthuis, Hoa's Place, is een aangename plaats om een paar dagen te verpozen, en zijn goede naam is geheel terecht - maar al te veel reden om er te komen had ik tot op heden niet. Nu wel. Ik heb een paar dagen nodig om bij te komen van de absurd lange vliegreis en de hectiek van de afgelopen weken, en om te wennen aan het feit dat ik weer in Vietnam ben. Weinig plaatsen zijn daarvoor zo geschikt als deze. Een bed, een douche, een prachtig strand, een voedzame maaltijd, een paar koude biertjes en vooral niet teveel herrie aan mijn kop - veel meer heb ik op dit moment niet nodig. Terwijl arme Nhung in Saigon een laatste vergeefse poging doet de heren bureaucraten te vermurwen slaap ik mijn jetlag uit. Gelukkig zal zij hier straks ook nog een dagje mogen komen uitrusten.
Het strand is prachtig en verlaten, maar de vraag is hoe lang dat nog zal duren. Aan weerszijden van het gehucht waar Hoa's Place zich bevindt rijzen gigantische nieuwe hotels als molochen uit het zand. Vroeger of later zal het Kapitaal het kleine Gallische dorp ook wel weten fijn te knijpen. Andere kustplaatsjes in de omgeving zijn immers reeds met de grond gelijk gemaakt.
Aan de andere kant van de grote weg bevinden zich de Marmerbergen. Bergen is een groot woord - men heeft hier in de loop der geschiedenis dusdanig veel marmer gewonnen dat er weinig meer over is dan een vijftal stevige puisten. Niettemin vormen ze een imposant gezicht in het verder vlakke landschap. Sinds jaar en dag zijn de Marmerbergen een centrum voor religieuze activiteiten, en de rotsblokken zijn versierd met een niet gering aantal tempels, godenbeelden, schrijnen en pagodes. Het meest interessante - geologisch zowel als godsdiensthistorisch - zijn evenwel de vele grotten en spelonken. Pre-Vietnamese godenbeelden en linga's (fallusen die de god Shiva symboliseren, uit Chăm-tijden stammend) staan er naast beelden van geïmporteerde taoïstische godheden, boeddha's (Shakyamuni, Amitabha) en bodhisattva's (Guanyin). Dat religie en toerisme hand in hand gaan blijkt wel uit de tientallen ateliers en souvenirwinkels in de directe omgeving van de bergen, waar ziljoenen marmeren beeldjes en beelden verkocht worden. Naast beelden van Guanyin of van de dikke lachende boeddha verkoopt men onder andere beelden van Jezus, leeuwen en olifanten, en kitscherige neo-neo-classicistische gedrochten. Het is, kortom, een boeiende plaats om een halve dag door te brengen.
Vreemd eigenlijk dat ik er, ondanks mijn interesse voor religie, nog nooit geweest was. Behalve met het opmerkelijke verschijnsel dat mensen de musea en beroemde gebouwen in hun eigen woonplaats vaak (volkomen ten onrechte) links laten liggen, heeft dit te maken met het feit dat Nhung steevast weigerde om samen met mij de plek te bezoeken. Volgens de lokale mythologie heerst er namelijk een vloek op deze plek, heilig of niet: een stel dat de plek gezamenlijk bezoekt, zal enige tijd daarna uit elkaar gaan. Dat risico wilden we niet nemen. Zelfs vrienden doen er goed aan de plek niet gezamenlijk te bezoeken - u begrijpt waarom ik Tatou dit keer heb thuisgelaten. Een solo-bezoek is daarentegen geen enkel probleem. Vooruit dan, beter laat dan nooit.
Dat was vanmiddag, nu is het nacht. Terwijl de zon haar eerste stralen voorbij de horizon stuurt val ik eindelijk weer in slaap. Naast mijn bed staat een klein wit marmeren beeldje van Guanyin. Vietnam voelt vreemd vertrouwd aan.
Aike, ik ben benieuwd naar het vervolg van jullie verhaal. Veel succes! Liefs, chelle
ReplyDeleteHey, Aike!
ReplyDeleteGreat that you finally get to blog again and all my messages of the past, um, were rewarded! ;)
Is N. now REALLY not able anymore to enter that course just because she did not turn up the first day to sign?! (I put your blog entry through a translating machine and it kind of is inconclusive in that part) That would be really harsh!!! I mean, I'm sure you guys were in contact with them right? And can you not email the F. HQ to complain about this? I mean, it so happens that people travel in the summer and don't get certain mail!!! X
Hi Heidi! Good to hear from you. You're right: Nhung really isn't able to enter the bloody program just because she didn't show up the first day. Ridiculous, isn't it? We have been in contact with them all the time, we were aware of the regulations - but we simply couldn't change our flight tickets. They didn't allow us to change the city from which we returned, and even changing the day would have costed us 200 Euros each. So we hoped that they would show some consideration, as of course, those first couple of days are by no means crucial for the rest of the program. Just some lecturers explaining regulations, a campus tour, that sort of meaningless activities - been there, done that. But no, they didn't even consider making an exception. And there's no point emailing anyone - apparently Nhung talked to the director himself. Besides, Fulbright HQ in the US is not going to give a damn about some compaining Vietnamese student who didn't follow the regulations of which she was or could have been aware...
ReplyDeleteIt's sad, but it's part of life. I have 3 degrees with distinction, a cv full of extracurricular activities, yet I got rejected for PhD positions/scholarships 3 times already. Why? Beats me. I guess sometimes we need to learn what it feels like to get turned down, or something. Part of growing up...