Friday, 16 October 2009
Meer papieren
Kent u Otje? Ze is de dochter van een kok, Tos genaamd, die illegaal in Nederland verblijft. Hij werkt zwart in een hotel, waar hij door de eigenaars wordt uitgebuit. Tos heeft geen officiële identiteit, want hij heeft geen papieren. Die zijn namelijk zoekgeraakt in het computergebouw. Tos probeert voortdurend werk te vinden, maar zonder papieren is dat moeilijk, dus de twee verkeren steeds in geldnood. Otje kan niet naar school. Als criminelen zijn ze op de vlucht voor de autoriteiten, die hen hun vrijheid willen ontnemen en van elkaar willen scheiden. En dat allemaal door een bureaucratische fout. Zonder papieren ben je officieel namelijk geen mens.
Annie M.G. Schmidt schreef Otje al in 1980, maar het boek kan met recht profetisch genoemd worden. En gelaagd. In de eerste plaats is het gewoon een spannend kinderboek, compleet met pratende dieren, archetypische personages, schitterende illustraties (door Fiep Westendorp) en een happy end. Maar het is ook een donker politiek sprookje, dat een vlijmscherpe kritiek op de toenemende bureaucratisering van de samenleving bevat. Het reduceren van mensen tot een stapeltje papieren ontneemt ze hun fundamentele menselijke waardigheid, zo beschrijft Schmidt. De absurditeit daarvan wordt nergens zo goed duidelijk als in het hoofdstuk waarin de vogels, Otjes vrienden, besluiten Tos te helpen door hem papieren te bezorgen. Trots komen ze terug met reclamefolders, snoeppapiertjes, bankbiljetten en liefdesbrieven, om dan tot hun verdriet en verbazing te horen dat dit niet de juiste papieren zijn. Ze begrijpen er niets van: waarom is iemand die nooit een misdaad gepleegd heeft op de vlucht voor de politie? Wat bedoelen die mensen toch met 'papieren'? Vogels hebben toch ook geen papieren nodig om te kunnen leven...!?
Alle mythen over open grenzen en globalisering ten spijt neemt de bureaucratisering wereldwijd hand over hand toe. In de jaren zeventig reden mijn ouders zonder al te veel problemen met hun busje door landen als Iran, Afghanistan, Pakistan, India en Syrië. Er moest wel eens ergens een stempeltje gehaald worden, maar veel werk was dat niet. De procedures voor het verkrijgen van een visum, maar ook het papierwerk dat nodig is om met je auto door deze landen te rijden, zijn sindsdien vele malen gecompliceerder geworden. Dat geldt in nog sterkere mate voor het verkrijgen van een visum voor het Schengengebied, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten of andere 'vrije' landen - dat is, voor wie niet over een aanzienlijk privékapitaal en/of connecties beschikt, inmiddels welhaast onmogelijk geworden. Bureaucratie is namelijk verworden tot een wapen, dat door overheden van rijke landen wordt ingezet om migratie terug te dringen. Individuele waardigheid en menselijkheid spelen daarbij geen rol. Wie toch erin slaagt zich te vestigen in een van deze landen, maar niet over de juiste stempels beschikt, krijgt het stempel 'illegaal' op zich, wordt gecriminaliseerd en opgejaagd door de autoriteiten, en is de facto rechtenloos. De landen die het meest de mond vol hebben van mensenrechten trekken zich bijzonder weinig aan van de mensenrechtenschendingen die de 'illegalen' in hun eigen land voortdurend aan den lijve ondervinden - uitbuiting, discriminatie, geen toegang tot gezondheidszorg en onderwijs, en opsluiting en uitzetting zonder vorm van proces. Wie een indruk wil krijgen van hun ervaringen, bekijke de film The Visitor:
Ook binnen de moderne, 'vrije' landen heeft de bureaucratisering schrikbarende vormen aangenomen, zoals iedereen weet die regelmatig stapels papieren in moet vullen. De dienstensector is als een gezwel, dat continu nieuwe 'diensten' uitvindt - lees: dat continu nieuwe procedures produceert - en zo het dagelijkse leven voortdurend compliceert. Verzekeringen, belastingen, goede doelen, salarissen, uitkeringen, bankrekeningen, hypotheken, medische zorg, mobiele telefoons - ondanks alle retoriek over klantvriendelijkheid en gemak, is de realiteit dat ze een voortdurend groeiende hoeveelheid papierwerk produceren. Afijn, ik heb zo'n donkerbruin vermoeden dat ik u daarvan niet hoef te overtuigen. U bent er ongetwijfeld mee bekend. Want om gewoon te mogen leven moet een mens tegenwoordig om de haverklap formulieren invullen, handtekeningen en stempels verzamelen, vergunningen aanvragen, enzovoorts.
Ik kreeg via e-mail een interessante reactie op mijn verhaal Gekkenhuizen. De schrijver van de e-mail interpreteerde mijn ervaringen in het licht van de theorieën van Hannah Arendt over totalitarisme. Arendt onderscheidt een aantal kenmerken van totalitaire staten, die gezien kunnen worden als strategieën om controle over de bevolking te houden. Een daarvan is het doordringen tot, en uiteindelijk zelfs vernietigen van, natuurlijke relaties als familiebanden; een vergaande controle over de privésfeer dus. Daarbij valt te denken aan Stasi-achtige inlichtingendiensten (u bent wellicht bekend met de film Das Leben der Anderen), maar ook aan vormen van symbolisch geweld als, pak hem beet, het verplicht ondergaan van psychische gezondheidstesten als voorwaarde voor een huwelijk (Vietnam), of het ernstig inperken van persoonlijke vrijheden teneinde gezinsvormende en -herenigende migratie te bemoeilijken (Nederland). Een ander kenmerk is een hoge mate van corruptie. Dat is namelijk een vorm van machtsmisbruik door (vertegenwoordigers van) de overheid, die zekerheden en rechten van burgers ondermijnt. Ter illustratie: de meeste Vietnamezen zijn bang voor de politie, en laten daarom vaak na om aangifte te doen van misdrijven, daar de politie bekend staat om haar machtsmisbruik. Corruptie en intimidatie versterken zo de angst voor de autoriteiten.
Een derde kenmerk van totalitarisme is, volgens Arendt, het regeren middels een welhaast ondoordringbare bureaucratie. Welhaast ondoorgrondelijk ook. Per slot van rekening is de rol van de bureaucratie niet het helpen, maar het controleren en beperken van burgers. Als zodanig ondersteunt een sterke bureaucratie de staat in zijn pogingen de bevolking onder de duim te houden. Dat betekent niet dat alleen totalitaire staten gekenmerkt worden door een doorgeschoten bureaucratisering - ook zogenaamde democratische staten bedienen zich ervan, en ook daar heeft het een disciplinerende werking, en stelt het de staat in staat controle over zijn burgers uit te oefenen. Met Max Weber zou ik daaraan willen toevoegen dat het een essentieel onderdeel is van de moderne staat, waarin individuele personen en hun situaties niet meer gezien worden in hun eigen recht, maar geabstraheerd worden tot een setje data, dat moet voldoen aan algemene regels en voorschriften. Een papier waarop staat dat ik 'echt' besta, is pas 'echt' wanneer een daartoe bevoegde instantie er een stempel op plaatst met de mededeling dat het 'echt' is. Pas dan wordt mijn bestaan erkend, en kan ik in aanmerking komen voor, pak hem beet, een huwelijk, of voor toestemming mij voor een bepaalde tijd op het grondgebied van deze of gene staat te bevinden. Descartes' 'ik denk dus ik ben' is gestorven met de bureaucratisering. Denken is in de (post)moderne staat verworden tot, op zijn best, een irrelevant tijdverdrijf. 'Ik heb een paspoort, een sofinummer en een DigiD, dus ik ben' lijkt mij een adequatere beschrijving van de huidige condition humaine.
De vorige keer schreef ik hoe wij erin geslaagd waren het meeste papierwerk voor ons aanstaande huwelijk rond te krijgen, maar op het eind geconfronteerd werden met het feit dat de Nederlandse ambassade weigerde het document waarop staat dat ik momenteel ongehuwd ben te legaliseren. Daarvoor zou een nieuw exemplaar opgehaald moeten worden bij het gemeentehuis waar ik het laatst ingeschreven stond, dat zou gelegaliseerd moeten worden door het ministerie van buitenlandse zaken in Den Haag, en vervolgens nog eens door de Vietnamese ambassade. Mocht het zo zijn dat het eerst nog vertaald moet worden naar het Vietnamees, dan zou het ook nog eens gelegaliseerd moeten worden door het ministerie van justitie. Ik zou mijn familie dus met een aardig karweitje opzadelen.
Godzijdank maken de autoriteiten in Hanoi bij nader inzien toch geen onderscheid tussen een officieel gelegaliseerd document enerzijds, en een gecertificeerde kopie, dan wel een door de Nederlandse ambassade geproduceerd document waaruit blijkt dat het oorspronkelijke document 'echt' is, anderzijds. Voor dertig euro kreeg ik van de ambassade een brief mee, waarmee ik naar het juiste Vietnamese consulaire loket kon stappen. Die zetten een nieuwe stempel - tegen betaling natuurlijk. Uiteindelijk gingen we naar een officiële vertaler. Nog een document, nog een stempel, en het formulier kan eindelijk terug naar het provinciehuis in Tam Kỳ, achthonderd kilometer ten zuiden van hier.
Even dacht ik dat daarmee de ergste bureaucratische storm voorlopig was gaan liggen, dat ik me in alle rust kon gaan richten op mijn leven hier in Hanoi, op mijn nieuwe parttime baan aan een talenschool, op het congres waar ik volgende week aan deelneem, en op het artikel dat ik aan het schrijven ben. Maar helaas, ik had te vroeg gejuicht. Het circus begint pas.
Tot voor kort was het relatief eenvoudig voor buitenlanders om langere tijd in Vietnam te verblijven. Het enige dat nodig was voor een visum met een geldigheid van zes maanden was een stapeltje dollarbiljetten, meer niet. Het is een van de redenen voor het feit dat Vietnam een steeds populairder bestemming werd voor buitenlandse taaldocenten en gelukzoekers. Officieel moet iedereen die hier werkt weliswaar binnen enkele maanden een aanvraag doen voor een werkvergunning, maar de procedure daarvoor is ingewikkeld en kostbaar, en duurt bovendien erg lang (een half jaar is gebruikelijk). Weinig mensen namen die moeite, en weinig werkgevers maakten zich daar druk over.
Twee maanden geleden heeft de Vietnamese overheid het roer radicaal omgegooid. Het is niet meer mogelijk om een visum voor zes maanden te krijgen, tenzij je een werkvergunning hebt. Wie hier wil werken, heeft drie maanden de tijd om een baan te vinden en een werkvergunning aan te vragen - tamelijk absurd, gezien de duur van de procedure. Lukt dat niet, dan mag hij wieberen, zo luidt de nieuwe wet. Wie freelance werkt, op afstand, als schrijver of vrijwilliger, of helemaal niet, is de pineut: hij krijgt geen nieuw visum, ook niet als hij hier al tien jaar woont. Het gevolg: de expatgemeenschap is in rep en roer, de eerste ongelukkigen hebben hun koffers reeds gepakt om hun heil elders te zoeken, vele honderden kleine en middelgrote talenscholen verliezen hun docenten en zullen op termijn hun deuren moeten sluiten, prijzen voor taalcursussen zullen stijgen, en de Engelse taalvaardigheid van de bevolking zal over het algemeen afnemen. De regering wil namelijk dat het aantal buitenlanders dat op de bonnefooi naar het land reist om hier te gaan werken afneemt, en verandert daarom van het ene op het andere moment de migratiewetgeving - zonder daarbij rekening te houden met de positieve gevolgen die de aanwezigheid van westerse werknemers heeft op de lokale economie, en zonder rekening te houden met de grote vraag onder de stedelijke middenklasse naar buitenlandse taaldocenten.
Wanneer ik een werkvisum wil, wacht mij een nieuwe stapel papierwerk. Een verklaring van gedrag, 35 euro, aan te vragen in Nederland, en vervolgens voor 30 euro te laten bestempelen door de ambassade alhier. Een stapel documenten en verklaringen van mijn nieuwe werkgever. Gelegaliseerde (daar gaan we weer) kopieën van mijn diploma's. Een certificaat waaruit blijkt dat ik bevoegd ben om Engels te doceren, wat ik niet heb. Een gezondheidstest (een lichamelijke, voor de verandering), uit te voeren in een (goede doch peperdure) internationale kliniek, en natuurlijk niet vergoed door mijn verzekering. Het bewijs van inschrijving bij de lokale politie, wat ik niet heb omdat onze hospita bang is om naar de politie te gaan. Het officiële geldbedrag voor een aanvraag. Eventueel smeergeld. Dus ik ga me daar tweehonderd euro neertellen omwille van een parttimebaantje, met een uursalaris van nog geen vijftien euro, en nul komma nul bonussen, vakantiegeld, betaalde vrije dagen, ontslagbescherming enzovoorts? Zijn ze nou helemaal gek geworden?
Het alternatief is nauwelijks goedkoper: begin december, wanneer mijn huidige visum afloopt, voor korte tijd het land verlaten, om bij een Vietnamese ambassade in het buitenland een nieuw visum voor drie maanden te krijgen. Dat wil zeggen: ik hoop maar dat ik een nieuw visum voor drie maanden kan krijgen, na reeds visa voor, respectievelijk, een, zes en drie maanden versleten te hebben. Het angstbeeld van een wanhopige ik die bij de ambassade in Vientiane of Kuala Lumpur vergeefs smeekt om een nieuw visum, en vervolgens zijn eigen bruiloft niet bij kan wonen, doemt bij tijd en wijle op. Als we eenmaal getrouwd zijn, lijkt het ietsje makkelijker te worden - dan is er, mits ze die wetgeving niet ook veranderd hebben, de mogelijkheid om een tijdelijke verblijfsvergunning aan te vragen. Ook daarvoor moet natuurlijk weer een grote hoeveelheid papierwerk overlegd worden, vergelijkbaar met bovenstaande, en dan zit ik nog steeds met het probleem dat ik eigenlijk niet bevoegd ben hier te werken - maar dan hoef ik me tenminste geen zorgen te maken over of ik hier mag blijven. Tot die tijd is het evenwel angstig afwachten.
Laat ik maar gewoon eerlijk zijn. Hoe opgelucht ik ook ben dat we een fijn appartementje gevonden hebben, en dat de allergrootste financiële zorgen binnenkort ten einde zijn omdat ik weer aan het werk ben, ik heb niet de intentie hier langer te blijven dan strikt noodzakelijk. Mijn leven in Vietnam is niet meer spannend en nieuw, maar serieus en onzeker. Het vooruitzicht van het vele papierwerk maakt moe. Maar bovenal: ik heb het wel weer gezien, tieners Engelse grammatica doceren, 's avonds en 's weekends werken, niemand kennen met wie ik de discussies kan voeren die ik in Londen voerde over wetenschap, religie en politiek. Nu mijn gap year zijn tweede jaar ingegaan is, wordt de wens naar een serieuze, uitdagende baan in een inspirerende omgeving steeds sterker.
Natuurlijk moet ik gewoon promoveren, en verder werken aan mijn wetenschappelijke carrière. Het congres waar ik afgelopen augustus aan deelnam maakte dat weer eens haarfijn duidelijk. Natuurlijk moet ik geen Engelse grammatica doceren, maar godsdienstwetenschappelijke theorie. En natuurlijk moet ik gewoon onderzoek doen, schrijven, lezen en leren van gesprekken met verstandige mensen. De grote vraag is waar. AiO-plaatsen in de geesteswetenschappen zijn momenteel ongeveer even dun gezaaid als vestigingen van McDonalds in Noord-Korea. Mijn generatiegenoten en ik hebben de domme pech dat we afstuderen op het moment dat de economie als een plumpudding in elkaar stort, en goede banen voor academici alleen nog met een vergrootglas gevonden kunnen worden. Dat geldt helemaal voor mensen met academische ambities. Prove me wrong, zou ik zeggen, en mail me die droomvacature - ik kan hem in elk geval niet vinden.
Het meest voor de hand liggende zou zijn te stoppen met wachten op vacatures in Nederland en haar buurlanden (waar ik niet eens alle relevante universiteiten ken), maar gewoon mijn geluk te beproeven in de ultieme meritocratie: de Verenigde Staten. Ik heb de indruk dat daar veel meer interessante dingen gebeuren dan in Europa - maar misschien zijn de universiteiten daar gewoon veel beter in PR, dat kan natuurlijk ook. Hoe het ook zij, er is een handvol universiteiten in de VS waaraan ik graag verder zou studeren. Het probleem is evenwel de aanmeldingsprocedure. Een motivatiebrief en een CV kan ik hier wel opstellen, en vroegere docenten om aanbevelingsbrieven vragen moet ook wel lukken per e-mail. Maar daar blijft het niet bij. Ik moet officiële, door mijn vroegere universiteiten uitgegeven cijferlijsten opsturen, of door hen gecertificeerde kopieën van de originelen. Ja joh, ik vlieg wel even op en neer van Vietnam naar Nederland en Londen om daar de benodigde stempels te krijgen, waarom ook niet. Ik moet een zogenaamde GRE-test doen, die me ruim honderd euro kost, en waarvoor ik naar Saigon moet vliegen. Eén universiteit eist een TOEFL-score, óók voor studenten die reeds in een Engelstalig land gestudeerd hebben, die minder dan twee jaar oud is - grappig, als je bedenkt dat ik mijn laatste TOEFL-test (circa 150 euro, een score van 98%) twee jaar en twee maanden geleden deed. En laat ik vooral niet vergeten te vermelden dat universiteiten een 'admission fee' eisen van 50 à 75 euro - om vervolgens zo'n vijf procent van het aantal aanmeldingen toe te laten. Vier aanmeldingen kosten dus 250 euro, plus de kosten die men in Londen en Leiden in rekening brengt voor het sturen van officiële cijferlijsten (zo mogelijk!), plus de kosten om een GRE-test te gaan doen in Saigon, en eventueel nog een TOEFL-test ook. Leuk hoor, zo'n avontuur, en geweldig hoor, zo'n Amerikaanse topuniversiteit - maar op dit moment heb ik er het geld noch de energie voor. Oh ja, de deadline waarop alle papieren binnen moeten zijn: begin december.
Ben ik nou de enige die een spontane burn-out krijgt bij het lezen van de webpagina waarop staat welke papieren overhandigd moeten worden? Ben ik de enige die het nut niet ziet van een veredelde test rekenen en begrijpend lezen, of van een nieuwe Engelse taaltest? Ben ik de enige die niet begrijpt waarom mijn diploma's 'echter' zijn wanneer er een stempel op staat? De wereld is een dorp, we communiceren via het internet, maar de bureaucratische verslaafdheid aan stempels is onuitroeibaar, en dus moet ik naar een loketje in London met een origineel velletje papier om dat daar te laten kopiëren en bestempelen. Dat is toch te zot voor woorden? Waarom is er geen database waar internationaal erkende universiteiten gegevens over diploma's en cijfers kunnen invoeren, opdat andere universiteiten ze kunnen opvragen? Waarom wordt die niet gemaakt? Ben ik nou zo slim, of zijn zij nou zo dom?
Stel dat ik aangenomen wordt, dan heb ik nog geen zekerheid over financiering, en zal ik opnieuw een aanvraag moeten doen (met alle papierwerk dat daarbij komt) voor een beurs. Vervolgens moet ik met een stapel papieren naar de Amerikaanse ambassade, om een visum te kunnen krijgen voor mijn echtgenote en mijzelf. Ook als we niet naar de Verenigde Staten gaan gaat dat nog leuk worden trouwens. Weet u wat er nodig is om een Nederlandse machtiging voor verblijf (het document dat voorafgaat aan een eventuele verblijfsvergunning) te krijgen voor haar? 850 euro 'administratiekosten', een taal- en 'inburgerings'test ter waarde van 350 euro (plus 70 euro voor een dvd met een nationalistisch propagandafilmpje), en, niet geheel onbelangrijk, ik moet een vaste baan hebben met een fatsoenlijk salaris (ten minste 130 procent van het minimumloon) en een contract dat op het moment dat de aanvraag gedaan wordt nog ten minste twaalf maanden geldig is (ergo, op het moment dat het contract getekend wordt, moet het langer geldig zijn dan een jaar - kom daar maar eens om, als je ergens nieuw in dienst wordt genomen). Ik maak me ook geen illusies over de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning in, pak hem beet, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Noorwegen of Canada. Een hoge berg wacht ons, hoe dan ook.
Is er leven op Pluto, vraagt een mens zich soms af. Kun je dansen op de maan? Is er een plaats onder de sterren waar we heen kunnen gaan, samen, waar we gewoon mogen leven en werken en zijn, zonder daarvoor eerst een fortuin te betalen en drie stapels papieren in te vullen en te laten bestempelen? Vertel het me.
Labels:
bureaucracy,
film,
literature,
philosophy,
politics,
the Netherlands,
USA,
Vietnam
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
Aike, ontzettend veel succes en sterkte gewenst in de zoektocht naar een goede oplossing voor al deze dilemma's. Ik hoop dat jullie er samen uitkomen!
ReplyDeleteAls allereerste wil ik je van harte feliciteren met de huwelijksplannen. Prachtig dat je iemand gevonden hebt met wie je zo een mooie en belangrijke band aan wilt gaan!
ReplyDeleteDan ten tweede, dit is een sterk verhaal, Aike. En nee, je bent de enige niet. Ik deel je "papieren voor buitenlandse universiteiten en beurzen"-problematiek. Het ontneemt je werkelijk alle lol en is voor mij werkelijk een tegenargument om bepaalde plekken aan te schrijven.
Nog een voorbeeldje uit Nederland: ik wilde het Luf-fonds even aanschrijven voor een klein subsidietje (niet meer dan 500 euro). Een simpele brief voldeed niet. IBG-brieven, aanbevelingsbrieven, cijferlijsten, cv, motivatie, planning, omschrijving van het instituut waar je studeren wilt, brief waarom juist die plek goed is voor wat je wilt doen, aanwezig zijn op de vergadering waar je aanvraag wordt besproken enz. En alle formulieren in tienvoud. Ik heb uiteindelijk geen aanvraag gedaan.
Mijn oudste broer vergeleek de bureaucratie hier eens met een verhaal uit Gullivers Travels: kleine mannetjes spinnen dunne draadjes om hem heen. De draadjes zijn zo dun dat je het eerst niet merkt, maar het zijn er zoveel dat hij uiteindelijk niet meer bewegen kan. Eender hoe... Het ga je weer goed, en succes met alle rompslomp!