Wednesday, 31 March 2010

Vietnam Kort (7): Onze goden

Het is dinsdagavond. We zitten naast elkaar op de bank. Zij is bezig documenten van het Vietnamees naar het Engels te vertalen. Ik lees wat in een boek over Vietnamees sjamanisme, en de cultus van de Moedergodinnen, om een beter beeld te krijgen van religieuze praktijken in dit land. Dat is niet eenvoudig. Ik begrijp de religieuze praktijken in mijn eigen huis al nauwelijks. We hebben net een offer gebracht aan de god van de bovenverdieping: een schaal met pitaya's en rambutans, een vaas gele bloemen, kopjes vers water en wierook. Een aan de goden van de woonkamer: een schaaltje mandarijnen, en wierook. Maar ik weet niet precies wie die goden zijn, en hoe ze zich tot elkaar verhouden.

'Nu moet je het me toch eens uitleggen,' zeg ik. 'Hoeveel goden er in ons huis wonen. Allereerst de god van de keuken. We hebben een god van de keuken, nietwaar?'
'Ja. Drie.'
'Drie? Mannen of vrouwen?'
'Twee mannen en een vrouw.'
'En wat doen ze precies? Waar zorgen ze voor?'
'Voor het eten. Dat er genoeg eten is. En voor gezondheid.'
'Oké. En dan de god van de bovenverdieping. Dat is er één, nietwaar? Een man?'
'Ja.'
'Hoe heet hij ook alweer?'
Tiền Thân Hậu Chủ. Volgens de buurvrouw. Maar zeker weet ik het niet.' De buurvrouw is de eigenares van ons huis. Zij had het altaar in de logeerkamer laten staan. Het is een prachtig groot houten altaar, versierd met parelmoer. Het was wat lastig te vervoeren.
'En waar zorgt hij voor?'
'Voor dat het ons goed gaat. Voor succes, voor geld.'
'Oké. En dan de woonkamer. Hoeveel goden hebben we hier?'
'Drie. Die drie.' Ze wijst naar het tafeltje met de mandarijnen. Er staan drie beeldjes op: een wit marmeren beeldje van Quan Âm (Guanyin), de bodhisattva van het mededogen, gekocht in de Marmerbergen; een houten beeldje van Ganesha, die een huisgenote ooit voor me meebracht uit India; en een houten beeldje van de lachende dikke Boeddha, Di Lặc (een taoïstische god, tevens een incarnatie van Maitreya Boeddha), gekocht in Hoi An. Het zijn drie fraaie beeldjes.
'Waar zorgen zij voor?'
'Voor geluk. Voor veiligheid.'
'Zijn zij de echte Quan Âm, Di Lặc en Ganesha? Of zijn dit alleen maar afbeeldingen van hen? Of zijn het andere goden?'
'Nee, ze zijn echt.'
'Maar als het de echte Quan Âm, Di Lặc en Ganesha zijn, hoe kunnen ze dan tegelijkertijd ónze goden zijn, die met ons meereizen en bij ons thuis wonen en ons beschermen, en de machtige goden die ver weg in de hemel wonen?'
Ze denkt even na. 'Dit is één van hun vormen,' zegt ze. 'Ze hebben nog veel meer vormen. Maar ze zijn het echt.'
'En die dan?' Ik wijs op de kleine metalen beeldjes in de vensterbank, van dezelfde goden. 'Zijn dat dezelfde? Of zijn dit weer andere goden?'
'Dezelfde. Gewoon in een andere vorm. Geen andere.'
'Dus we hebben in totaal zeven goden in ons huis, klopt dat?'
'Nee. Die daar.' Ze wijst naar een plastic poppetje in de vensterbank, dat we ooit cadeau kregen bij een tube smarties. Het stelt Sinterklaas voor.
'Welke?' Ik begrijp niet wat ze bedoelt.
'Die. Sinterklaas.' Ze weet wie Sinterklaas is, want ze heeft afgelopen december voor het eerst zijn verjaardag gevierd.
'Is Sinterklaas een god?' Ik moet lachen. 'Sinterklaas is toch geen god!'
'Waarom niet? Hij brengt toch elk jaar geluk? Hij is toch heel oud? Hij weet toch alles? Hij kan toch op verschillende plaatsen tegelijk zijn? Mensen geloven toch in hem?'
Ik ben even stil. Sinterklaas een god. Tja, waarom ook niet.
'Oké, dus we hebben acht goden. Maar hoe zit het dan met het Turkse amulet in de slaapkamer? Daarop staat de naam van God in het Arabisch. Allah. Is Allah ook een god?'
'Ja, natuurlijk.'
'Ik bedoel, is hij een van de goden in ons huis?'
'Ja.'
'Maar Allah zegt dat hij de enige god is.'
'Echt waar?' vraagt ze geïnteresseerd. 'Voor mij is hij een van de goden.'
'Nee, hij is niet een god, hij is de god. Zegt-ie.'
Ik weet niet of ze me helemaal begrijpt. Misschien is dat de reden dat exclusivisme niet werkt in Azië, bedenk ik me: dat veel Aziatische talen geen lidwoorden hebben. Het onderscheid tussen bepaalde en onbepaalde lidwoorden, en de verschillen in betekenis die daarmee gepaard gaan, is iets dat Aziaten vreemd is. Ook meervoudsvormen kent men in veel Aziatische talen niet. Men kent slechts concepten - meervoud of enkelvoud, bepaald of onbepaald, is irrelevant. En ons denken wordt nu eenmaal in hoge mate beïnvloed door onze moedertaal. Allah is een god, Allah is God, wat is het verschil? Waar het om gaat is dat hij goddelijk is. En machtig is, en zorgzaam.
'En Jezus? Beneden hangt een kruis.' Het is een fraai ebbenhouten kruis van Sint Franciscus, dat ik ooit in Bratislava gekocht heb.
'Ja, Jezus ook,' zegt ze. 'Jezus woont ook bij ons in huis.' Ik zie dat het haar blij maakt. Jezus is een lieve god, daar zijn we het over eens.
'Dat waren ze wel zo'n beetje, niet?'
Vrolijk kijkt ze me aan. 'Weet je wat ik denk? Ik denk dat er nog veel meer goden zijn. In het huis, om het huis. Als ik bid, bid ik altijd eerst tot de god van het altaar, en dan tot de andere goden in en om het huis. Zij beschermen ons.'
We doen er verder het zwijgen toe.
We weten ons veilig.

Maar ik moet nog veel leren.

1 comment:

  1. Geesten, voorouders, heiligen, duiveltjes, etc alles goden.
    Tipje van mij. Die goden met een "god complex"? Uitkijken. Die zijn niet helemaal in orde.

    ReplyDelete