Ofschoon de meeste boeken en verhalen van Roald Dahl zich afspelen in Engeland, is er nog een ander land dat prominent figureert in sommige van zijn boeken, zoals Boy en De heksen. Dat is het land van zijn ouders, waar hij als kind zijn zomervakanties doorbracht. Het is een land waar hij in lyrische bewoordingen over schreef, het land van majestueuze fjorden en mysterieuze natuurkrachten, het land waar de opperheks woonde en waar niets is wat het lijkt. Een beangstigend, magisch en beeldschoon land, kortom, waar ik als kind maar al te graag eens heen wilde.
Ik hield niet alleen van boeken, ik hield ook van sport. Voor het WK voetbal van 1994 maakten mijn klasgenoten en ik oranje petjes en vlaggen, en ik tekende portretten van de belangrijkste spelers in de selectie. Ik kon urenlang geboeid kijken naar saaie touretappes. Ik was een trouwe supporter van FC Groningen, en genoot intens van een bezoek aan het oude Oosterparkstadion. Maar het liefste keek ik naar schaatswedstrijden. Falco Zandstra en Rintje Ritsma waren mijn helden, ook al kwamen ze uit Friesland. Tijdens de Olympische Winterspelen van 1994 zat ik aan de buis gekluisterd, om geen minuut te missen van hun gouden zegetochten. Groot was dan ook mijn teleurstelling toen ik zag hoe ze afgetroefd werden door die grote sportman, de één na beste schaatser ooit, de held van Lillehammer in zijn knalrode schaatspak: Johann Olav Koss. Ik vervloekte hem, kleine patriot die ik was - en ik bewonderde hem, stiekem. Wat een atleet, wat een mentale en fysieke kracht.
Toen ik in groep zeven zat, moest ik samen met een klasgenoot een muurkrant maken over een Scandinavisch land. Iedereen kreeg toeristische brochures met fraaie foto's, waarin we naar hartenlust mochten knippen. We mochten zelf kiezen over welk land we wilden schrijven, maar in overleg, want voor elk land moest er één muurkrant komen (we waren met zijn tienen). Een ander tweetal eiste zich het recht op hun muurkrant te maken over ons land, maar ik hield voet bij stuk. De juf lootte, en wij wonnen, waarop zij zich mochten gaan verdiepen in IJslandse geisers terwijl wij over fjorden en trollen schreven. De jongen met wie ik de muurkrant moest maken was normaliter een pestkop, en ik beschouwde hem als mijn vijand - maar de samenwerking verliep wonderwel goed, blij als we waren met het feit dat wij de loterij gewonnen hadden. De fjorden verbroederden. Onze muurkrant was de mooiste van allemaal.
Hoeveel ik ook van literatuur en sport hield, mijn grootste liefde was een andere. Theater. Ik begon met toneelspelen toen ik tien was, en was er vast van overtuigd dat ik acteur zou worden. Op mijn twaalfde kreeg ik mijn eerste hoofdrol. Ik was op dat moment een leerling aan de Jeugdtheaterschool Groningen, en we speelden Soria Moria, een bewerking van Peer Gynt, het klassieke meesterwerk van Henrik Ibsen. Tot mijn vreugde en trots mocht ik Peer Gynt spelen. De op school ietwat verlegen en niet al te populaire ik was plotseling een vrijbuiter, vrouwenverslinder, opschepper en charlatan! Ik temde en bereed een wild hert, schaakte een bruid, versierde de trollenprinses, maakte verre reizen en deed zaken met louche lui. Dat alles onder begeleiding van de tijdloze muziek van Edvard Grieg. Ik genoot met volle teugen. En ik droomde dat ik het zelf was, die jongen die daar door de bergen draafde, die jongen die trollen voor de gek hield.
Vier jaar later, ik speelde inmiddels bij de (toen nog) Vooropleiding Theater Groningen, stond ik opnieuw in een bewerking van Peer Gynt. Een wat meer eigentijdse, dit keer, waarbij Griegs In The Hall of the Mountain King gezelschap kreeg van Ruffneck Rules da Artcore Scene, en waarin Peer op reis ging naar de Verenigde Staten van nu en naar een Matrix-achtige toekomst. Helaas ging de rol van Peer dit keer aan mijn neus voorbij, maar ik speelde met plezier zijn vriend, tevens verteller, die tijdens zijn afwezigheid zijn vriendinnetje inpikte (het was een bijzonder vrije interpretatie van het origineel, ziet u). Ik heette Espen. Weer zag ik mezelf daar lopen, in dat dorp in het fjord, een gezonde en hitsige Noordse jongeman. Weer fantaseerde ik over dat land met die trollen.
De grootste eyeopener in mijn leven was een boek, dat ik voor het eerst las toen ik dertien was. Het was het verhaal van een meisje van mijn leeftijd of iets ouder, Sofie, die op een zeker moment van een onbekende plotseling een filosofiecursus cadeau kreeg, en raadselachtige ansichtkaarten ontving die bestemd waren voor een ander meisje, dat ze niet kende. Het boek leerde me dat al die vreemde vragen waar ik mee rondliep - wat betekent het een 'ik' te zijn, een individu; zijn al die andere mensen ook 'ikken' die de wereld door hun eigen ogen bekijken; wat is die wereld dan, als iedere ervaring ervan anders is, hoe kunnen we haar dan kennen; wat is de bedoeling van dit alles? - niet betekende dat ik vreemd was. Er was een woord voor, je kon het studeren, er was eeuwenlang door wijze mannen over geschreven. Ik las over Socrates en Plato, Hume en Berkeley, Kant en Marx. Ik begreep lang niet alles, maar er was een interessevlam in mij ontstoken die voortaan altijd zou blijven branden. En ik leefde mee met Sofie, ik was geschokt toen haar wezen mij duidelijk werd, ik volgde haar in haar confrontatie met haar Schepper, en ik begreep het existentiële Droste-effect dat de schrijver, Jostein Gaarder, aan de hand van de filosofie van Berkeley wilde suggereren. Het deed de rillingen over mijn rug lopen. Wiens personage was ik...?
Een aantal jaren later zat ik in de eindexamenklas. Een van de vakken waarin ik eindexamen deed was tekenen/kunstgeschiedenis. Voor ons schoolonderzoek moesten we een praktijkwerkstuk maken. We konden kiezen uit verschillende opdrachten. Ik koos voor de opdracht 'contrast' - even simpel als interessant - en gebruikte dat om aan de hand van een aantal schetsen een onderzoek te doen naar verschillende manieren om emoties uit te drukken in schilderkunst. Ik maakte inkttekeningen, à la Japanse sumi-e, zwart-wit en zo eenvoudig mogelijk. En ik maakte expressionistische, kleurrijke portretten, geïnspireerd door dat meedogenloze werk, De schreeuw van Edvard Munch. Ik wilde wanhoop tonen, zo ingetogen mogelijk, en zo expressief mogelijk - naast elkaar. Ik ben geen kunstenaar, natuurlijk, dus het eindresultaat zal nooit de muren van een galerie sieren, maar de artistieke en persoonlijke zoektocht was een interessante. En ik beloofde mezelf dat ik ooit dat prachtige doek van Munch in het echt zou gaan bekijken.
Maar dat deed ik niet. Ik ging naar het land van de sumi-e, niet naar het land van Munch; naar het land van kabuki, niet dat van Ibsen en Grieg; naar het land van Murakami, niet dat van Gaarder. Al was het nog zoveel verder weg. Ik bestudeerde Shinto-mythen en -goden, terwijl ik de trollen en de goden uit de Edda links liet liggen. Het land dat mij als kind zo geboeid had, en dat ik zo graag eens wilde bezoeken, verloor het van dat andere prachtige land, dat jarenlang al mijn aandacht (en geld) opeiste.
Tot een jaar of twee geleden. Ik deed mijn master, in Londen, en kwam een vacature tegen voor een promotieplaats aan de universiteit van Oslo waar, toeval of niet, een van de belangrijkste wetenschappers op het gebied van de studie van Japanse religie hoogleraar is. Ik kon onderzoek gaan doen naar ontwikkelingen in shinto, naar identiteitspolitiek, en naar milieutrends. Plotseling was het land dat mij jarenlang gefascineerd had weer in beeld - niet als vakantieland, maar als land waar ik me wilde gaan vestigen. Mijn hoop legde ik vast in Het verhaal van de broodjeszaak.
De promotieplaats kwam er niet - niet omdat het onderzoeksvoorstel niet goed was, want dat was het wel, maar omdat ik mijn master nog niet had afgerond en dus geen kopie van mijn masterdiploma kon tonen. Ik ging niet naar het noorden, nog niet. Het gap year kwam er toch. Wat er toen allemaal gebeurde, weet u, en als u het niet weet kunt u het lezen in The story of our wedding.
Maar het bleef kriebelen. Mijn toekomst lag in de wetenschap, niet in taalonderwijs; in Europa, niet in Vietnam. Ik bleef de website van de universiteit in de gaten houden, periodiek, en als ik er eens een tijdje niet op keek was er altijd wel een betrokken oud-studiegenote die vacatures naar me doormailde (waarvoor dank!). En toen er een aantal maanden geleden een mooie vacature langskwam, solliciteerde ik opnieuw. Terwijl ik wachtte op de uitkomst kwam ik op een dag na wat surfen op internet een prachtige documentaire tegen over Arne Naess, de grondlegger van Deep Ecology. Het versterkte mijn verlangen om mij te gaan vestigen in het land dat ik als kind wilde bezoeken, maar waar ik nog nooit ben geweest.
Het is gelukt. We gaan. Eind augustus. Ik begin mijn werkzaamheden op 1 september, en heb voorlopig een contract voor drie jaar. Ik ga onderzoek doen naar ontwikkelingen binnen shinto in het moderne Japan, maar ik ga wonen in het land van de fjorden, samen met mijn lieve vrouw, die hopelijk binnen niet al te lange tijd een verblijfsvergunning krijgt van de Oslose politie. We gaan de taal leren, we gaan het Munch museum bezoeken, we gaan trektochten maken in Jotunheimen en we gaan langlaufen.
We gaan naar Noorwegen.
Maar dat deed ik niet. Ik ging naar het land van de sumi-e, niet naar het land van Munch; naar het land van kabuki, niet dat van Ibsen en Grieg; naar het land van Murakami, niet dat van Gaarder. Al was het nog zoveel verder weg. Ik bestudeerde Shinto-mythen en -goden, terwijl ik de trollen en de goden uit de Edda links liet liggen. Het land dat mij als kind zo geboeid had, en dat ik zo graag eens wilde bezoeken, verloor het van dat andere prachtige land, dat jarenlang al mijn aandacht (en geld) opeiste.
Tot een jaar of twee geleden. Ik deed mijn master, in Londen, en kwam een vacature tegen voor een promotieplaats aan de universiteit van Oslo waar, toeval of niet, een van de belangrijkste wetenschappers op het gebied van de studie van Japanse religie hoogleraar is. Ik kon onderzoek gaan doen naar ontwikkelingen in shinto, naar identiteitspolitiek, en naar milieutrends. Plotseling was het land dat mij jarenlang gefascineerd had weer in beeld - niet als vakantieland, maar als land waar ik me wilde gaan vestigen. Mijn hoop legde ik vast in Het verhaal van de broodjeszaak.
De promotieplaats kwam er niet - niet omdat het onderzoeksvoorstel niet goed was, want dat was het wel, maar omdat ik mijn master nog niet had afgerond en dus geen kopie van mijn masterdiploma kon tonen. Ik ging niet naar het noorden, nog niet. Het gap year kwam er toch. Wat er toen allemaal gebeurde, weet u, en als u het niet weet kunt u het lezen in The story of our wedding.
Maar het bleef kriebelen. Mijn toekomst lag in de wetenschap, niet in taalonderwijs; in Europa, niet in Vietnam. Ik bleef de website van de universiteit in de gaten houden, periodiek, en als ik er eens een tijdje niet op keek was er altijd wel een betrokken oud-studiegenote die vacatures naar me doormailde (waarvoor dank!). En toen er een aantal maanden geleden een mooie vacature langskwam, solliciteerde ik opnieuw. Terwijl ik wachtte op de uitkomst kwam ik op een dag na wat surfen op internet een prachtige documentaire tegen over Arne Naess, de grondlegger van Deep Ecology. Het versterkte mijn verlangen om mij te gaan vestigen in het land dat ik als kind wilde bezoeken, maar waar ik nog nooit ben geweest.
Het is gelukt. We gaan. Eind augustus. Ik begin mijn werkzaamheden op 1 september, en heb voorlopig een contract voor drie jaar. Ik ga onderzoek doen naar ontwikkelingen binnen shinto in het moderne Japan, maar ik ga wonen in het land van de fjorden, samen met mijn lieve vrouw, die hopelijk binnen niet al te lange tijd een verblijfsvergunning krijgt van de Oslose politie. We gaan de taal leren, we gaan het Munch museum bezoeken, we gaan trektochten maken in Jotunheimen en we gaan langlaufen.
We gaan naar Noorwegen.
Gefeliciteerd. Noorwegen is een verrekt mooi land. Oslo een mooie stad. Het zal je daar zeker wel bevallen. Alvast veel sterkte gewenst met de papieren.
ReplyDeleteLieve Aike, wat een prachtige beschrijving van je pad hier naar toe! Zo knap hoe je alle stappen beschrijft en hun details nog zo goed kent. Het was heerlijk om te lezen.. en ik ga zo toch maar eens een boek van Dahl voor mijn nichtjes kopen! xchelle
ReplyDeleteAike, gefeliciteerd! Wat ontzettend fijn dat je nu toch zo'n felbegeerde plek hebt kunnen bemachtigen - en in een mooie plek als Noorwegen. Van harte, veel succes met alle voorbereidingen voor de verhuizing!
ReplyDeleteYeah, well told!
ReplyDeleteYou haven't mentioned you scored a job for the next three years! Things happening at last for some of us! :)
Do you speak Norwegian?