Monday 16 May 2005

Okinawa

Ik zie dat het alweer een maand geleden is dat ik voor het laatst iets geschreven heb voor Torii Times. Ik bied dan ook mijn excuses aan aan al mijn trouwe lezers die elke dag vergeefs een kijkje namen en weer tegen die foto van dat (weliswaar fraaie) Arabische interieur aankeken. Het is tijd om weer eens wat te vertellen over mijn gebeurtenissen hier.

Ik heb de afgelopen maand veel meegemaakt en het erg druk gehad. Op studiegebied ben ik aan een bijzonder interessant project begonnen: in het kader van een college over antropologie en documentaires ben ik bezig met het maken van een documentaire over de pinksterkerk waar ik enige tijd geleden over geschreven heb (zie verderop op deze site); ik zal hier ongetwijfeld te zijner tijd nog het een en ander over vertellen. Verder wacht me nog een tweetal werkstukken en andere studieverplichtingen. Voeg daarbij de vier avonden per week dat ik moet werken, en het moge duidelijk zijn dat niemand zich ongerust hoeft te maken over of ik hier nog wel genoeg om handen heb. Gelukkig werk ik met veel plezier, en ben ik ook erg tevreden over de vakken die ik dit semester heb gekozen. Het enige dat me enigszins mijn keel begint uit te komen is het wel erg schoolse karakter van de colleges Japans, maar daar is verder niet zo gek veel aan te doen. Over het algemeen vermaak ik me nog uitstekend.

De voornaamste redenen voor het feit dat ik de afgelopen maand niet heb kunnen schrijven waren de bezoeken die Liza (mijn vriendin) en mijn ouders me hier hebben gebracht. Ofschoon hun aanwezigheid enkele twijfelachtige resultaten voor Japanse overhoringen als onvermijdelijk gevolg had, was het fantastisch dat ze hier konden komen en hebben we het erg naar onze zin gehad. Liza is ruim twee weken hier geweest, mijn ouders een kleine tien dagen; niet precies op dezelfde tijd, maar omdat er wat overlap zat in hun verblijven hebben we ook nog een paar leuke dagen met zijn vieren doorgebracht.

Voordat mijn ouders hier waren hebben Liza en ik een lang weekend met zijn tweeën gekampeerd in Okinawa, de uitgestrekte subtropische eilandengroep ten zuiden van Japan. Met oprechte dank overigens aan de All Nippon Airways, die zo vriendelijk waren op hun website de mogelijkheid aan te bieden om, mits je ruime tijd van tevoren reserveert en betaalt, voor bepaalde periodes vliegtickets voor de helft van de prijs aan te bieden. En dat was nog niet alles. Toen wij namelijk vrijdagochtend vroeg op het vliegveld Haneda bij onze gate aankwamen zagen wij dat we niet met een gewoon toestel naar Okinawa gevlogen zouden worden, maar dat, tot onze grote verrukking, ons vliegtuig geheel beschilderd was met Pokemon-personages. En toen wij vervolgens het vliegtuig betreden bleek dat ook de bekleding van de stoelen, de gordijntjes bij de toiletten, de papieren kopjes waarin ons drinken geserveerd werd en zelfs de schattige schortjes van de stewardessen allen een Pokemon-motief hadden... Ik raakte weer vervuld van een gevoel van verliefde verwondering voor de prachtige wansmaak die dit land soms tentoonspreidt, vooral wanneer het tekenfilmfiguurtjes en soortgelijke schattigheden betreft.

Ons vliegtuig gaat naar Naha, de hoofdstad van de prefectuur Okinawa. Naha ligt op het grootste eiland van de eilandengroep, ongeveer halverwege Kyushu en Taiwan, en bevindt zich daarmee maar net boven de kreeftskeerkring, op dezelfde hoogte als de Sahara, de Perzische Golf en Noord-Mexico. Ik realiseer me dat ik niet eerder zo zuidelijk ben geweest en hoop van harte dat ik een mooi kleurtje aan dit weekend zal overhouden. Helaas is het nog bewolkt wanneer we aankomen, maar dat mag de pret niet drukken. We nemen de splinternieuwe monorail en rijden vervolgens een half uur door Naha; een bizar chaotische verzameling wittige blokkendozen in de meest uiteenlopende vormen en maten. Bij het eindpunt aangekomen stappen we uit. Het is nog bewolkt, maar aangenaam warm; de ietwat trillende lucht legt een lichte deken over ons heen, als ware het reeds zomer. We lopen tussen krakkemikkige blokkendoosjes en kleine eethuisjes door. Her en der zien we jonge kinderen in zomerkleding en iets oudere kinderen in de bloedhete Pruisische legeruniformpjes en matrozenpakjes (afhankelijk van hun geslacht) die in dit land voor schooluniform moeten doorgaan. De meeste van hen zien er, hun kleding uitgezonderd, opmerkelijk anders uit dan de kinderen in Tokyo; behalve een donkerder huid hebben ze ook andere gelaatstrekken.

We lopen naar Shuri, de vroegere hoofdstad, waar het oude paleis van de koning van Ryukyu (de eigenlijke naam van de eilandengroep) zich bevindt. Het oorspronkelijke paleis stamt uit de hoogtijdagen van de Ryukyu-cultuur (15e en 16e eeuw), toen de eilandengroep nog een Chinees protectoraat was en er nog geen Japanners of Amerikanen de dienst uitmaakten. Helaas is het kasteel, evenals nagenoeg elk ander gebouw op het eiland, volledig verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar de reconstructie mag er wezen. Voor de beroemde toegangspoort, een fraai rood bouwwerk met een ingenieuze constructie van balken en dwarsbalken als dak dat enigszins aan de poorten van de Chinatown in Yokohama doet denken, proberen dames in prachtige jurken ons te verleiden voor een niet nader gespecificeerd geldbedrag met hen op de foto te gaan, of, beter nog, om zelf zo'n jurk aan te trekken. We lopen verder. Een babybroertje van de Chinese muur slingert zich om het kasteel heen. Uit discreet weggestopte luidsprekers komt traditionele muziek. Poorten en deurposten worden bewaakt door fraai uitgesneden draken. We laten de binnenkant van het paleis voor wat het is en genieten van de wandeling door de paleistuin, waar vier oudere dames met hoofddoekjes onkruid aan het verwijderen zijn. Zonder enige gêne Engels sprekende souvenirverkopers proberen ons te verleiden modelloze T-shirts van het genre 'I love Okinawa!!! :)' te kopen. We bezoeken het deels gerestaureerde koninklijke mausoleum; ofschoon er slechts een fractie van het origineel te zien is is het een indrukwekkend complex met een aantal fraai versierde stenen muren, omgeven door lianenbomen met krioelende wortels en bamboe. De zon breekt steeds verder door. In een grote vijver zwemmen karpers en waterschildpadden.

We laten de stad achter ons. Dit weekend verder geen geschiedenis, godsdienst of maatschappelijke ontwikkelingen, maar een tentje op een strandje op een afgelegen eilandje. Even niets.

Ons eilandje ligt in een eilandengroepje, ongeveer een uur varen verwijderd van het hoofdeiland. Het heeft een klein dorpje met enkele honderden inwoners. In het dorpje bevinden zich een levensmiddelenwinkeltje, enkele pensions, een café-restaurant en een basisschool. Tussen de huizen liggen moestuintjes waarboven dode kraaien zijn gehangen. Voor een ongemaaid grasveldje waarop zich een houten schuurtje met een altaar bevindt staat een kleine torii. De rode verf is reeds grotendeels afgebladderd. Er zijn nauwelijks mensen.

Na wat proviand te hebben ingeslagen verlaten we het dorp. De lucht is weer aan het betrekken. Ons eilandje is heuvelachtig en bestaat grotendeels uit bos en struikgewas. In de verte zien we een witte kraanvogel. Gezoem van cicades en andere insekten vult de van de geur van jasmijn vervulde lucht. We passeren met zuurstofflessen gevulde schuurtjes - de meeste mensen die hier komen komen om te duiken - en komen aan bij het schitterende zandstrand, dat we een tijdje volgen voor we bij het veldje en het verwaarloosde washok aankomen waar we kunnen kamperen. In de omgeving staan twee andere tentjes; we zetten het onze er in de buurt. We krijgen bezoek van twee herten, een dolle insekt en een grote, glimmend zwarte salamander. Na een voedzame maaltijd van crackertjes met tonijn, kwarteleitjes uit blik, winterpeen en groentesap gaan we vroeg slapen.

De volgende dag is het grauw en kil. We maken een wandeling over een rotspaadje, vanwaar we een prachtig uitzicht hebben op het strand, de zee en de andere eilandjes. De geuren van de onbekende planten zijn intens en prikkelend, en doen me verlangen naar meer en langere wandelingen. Maar wanneer we rond het middaguur weer bij de tent zijn begint het te regenen. Wat begint als een onschuldig buitje wordt heviger en heviger en ontwikkelt zich tot een ongekend zware hoosbui die tot het begin van de avond zal voortduren. We zitten in het washok, zingen liedjes, praten en doen spelletjes - er is weinig anders dat we kunnen doen. De hemel huilt zich leeg, terwijl wij samen op de zon wachten.

Wanneer het 's avonds eventjes droog is gaan we naar het dorpje om wat inkopen te doen. De weg ligt bezaait met vele tientallen doodgereden salamanders. Het is een verschrikkelijk gezicht. Een kikkermannenkoor zingt uit volle borst potentiële liefdespartners toe.
Soms liggen leven en dood heel dicht bij elkaar.

De volgende dag is het nog steeds grijs en kil, maar gelukkig is het droog. We slapen uit, zwemmen, praten en wandelen. Een piepklein kreupel schildpadje zit verdrietig op de weg te wachten tot een lief meisje hem voorzichtig in de berm zet. We komen bij een strandje dat bezaait ligt met prachtige schelpen en besteden de halve middag aan het verzamelen van de mooiste exemplaren (die later in twee zware, stinkende plastic zakken meegenomen zullen worden naar Tokyo, om daar vervolgens zonder verdere bestemming op een balkon van een dormitory voor uitwisselingsstudenten te belanden). Nu en dan komt er uit een schelp een bange heremietkreeft tevoorschijn, die we netjes laten gaan. 's Avonds genieten we op het terras van het door drie vriendelijke dames gerunde café-restaurant 'Hard Rock Bar' van een heerlijke Okinawaanse vismaaltijd. De sushi smaakt totaal anders dan wat ik ooit gehad heb; de rijst is licht zout en gekruid, de vis is mij totaal onbekend maar smaakt verrukkelijk. Voor ons ligt het strand, met daarachter de zee, gehuld in duisternis. Het begint weer te regenen. Helaas kunnen we door het slechte weer geen sterren zien, maar het heerlijke eten, de vriendelijke bediening en bovenal het besef hoe fantastisch is dat we samen mogen zijn en dat we samen hier mogen zijn maken dat meer dan goed.

Wanneer we door de regen teruglopen naar de tent, horen we weer het kikkerkoor.

Als we op maandagochtend, de dag waarop we helaas weer terugmoeten naar Tokyo omdat de plicht nu eenmaal roept, uit ons tentje kruipen is het prachtig zonnig weer. De lucht en de zee zijn stralend blauw en het is heerlijk warm.

De timing van de weergoden kwam ons dit weekeinde niet zo goed uit. Maar het was toch heerlijk om even een paar dagen helemaal weg te zijn van alles, in een tentje te slapen, niets te moeten en bovenal alle tijd te hebben voor elkaar.

En we komen terug naar ons eilandje. Beloofd.

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/DSC00226.jpg

2 comments:

  1. Hoi Aike! Heerlijk zo`n vakantie met vriendin en ouders! En het levert weer een mooi verhaal op :) Succes met de laatste periode in Japan, wanneer moet jij weer terug? doeg Sylvia

    ReplyDelete
  2. Niet slecht dat Okinawa. Moet ik dan ook nog maar eens naar toe.

    ReplyDelete