I.
De Noorse regionaltog biedt sinds kort gratis draadloos internet aan, maar heeft vandaag nog geen zin mijn registratie te erkennen. Dan niet. Zo ver is het ook niet van Nationaltheatret naar Gardermoen. Het is koud, deze dagen, maar ik merk het niet want de zon schijnt gul de trein binnen. De warme stralen zijn een welkome afleiding van de vieze geuren die in de coupé hangen. De Afrikaanse dame voor mij verspreidt een penetrante zweetlucht, de Noorse meneer achter mij voegt daar zijn tabakswalm aan toe. Mijn rode grapefruit weet het niet te overstemmen, al is ze nog zo overrijp.
Meters sneeuw hebben we gehad, de afgelopen dagen. Ze is vers en dus nog maagdelijk wit. Woest weerkaatst ze het zonlicht mijn ogen in, maar ik klaag liever niet, want als ik de andere kant op kijk zie ik een fantastisch landschap van ingesneeuwde boerderijen en half begraven naaldbomen in glooiende witte woestijnen. Hans Christian Andersen zou er een sprookje kunnen laten beginnen.
Helaas, geen sneeuwpret voor mij, de komende weken. Ik ben weer onderweg, en ik voel me vreemd nerveus. Mijn maag en darmen zijn licht overstuur. Nu zijn ze dat al een jaar lang met zekere regelmaat - ik vermoed dat ik nog steeds een paar Zuidoost-Aziatische beesten huisvest, al zegt de dokter dat ze niets kan vinden - maar vandaag heeft een en ander vermoedelijk minder met mijn spijsvertering dan met mijn zenuwen te maken.
Waarom ben ik nerveus? Is het omdat ik voor het eerst in vijf jaar weer naar Japan ga, niet weet wat ik aan zal treffen, en een beetje bang ben voor mijn herinneringen? Is het omdat mijn onderzoek nu écht gaat beginnen, en een irritant stemmetje in mij zeurt dat ik de verwachtingen niet waar zal kunnen maken? Is het omdat ik de eerste dagen een workshop zal volgen, maar plotseling onzeker ben over mijn taalvaardigheid? Of is het omdat er straks voor het eerst sinds wij elkaar ontmoet hebben een halve aardbol tussen mijn lief en mij zit?
Een beetje van alles, denk ik. Maar toch vooral het laatste.
II.
Het is weer rustig rond gate 36, nu het vliegtuig naar Las Palmas vol zit. Het volgende toestel gaat de andere kant op: naar Helsinki. Het eerste heb ik laten lopen, dus het tweede zal het wel worden. Ook hier lukt het me niet om het internet te vinden. Het vliegveld is weliswaar vol met draadloze netwerken, maar ze willen allemaal dat ik mijn creditcardgegevens achterlaat, of op zijn minst ergens een koffie bestel. Ik heb geen zin in koffie, want ik heb al koffie gehad vandaag.
Een stewardess stept langs. Stept...? Ik kijk nog eens goed. Ja verdomd als het niet waar is, ze verplaatst zich per step. Het is een fraai glimmende, stevige step, voorzien van een mandje, waarin ze haar tas geplaatst heeft. Ze ziet er onwaarschijnlijk elegant uit in haar donkerblauwe mantelpak, gracieus doch snel steppend, op hoge hakken nog wel. Ik heb nog nooit iemand op hoge hakken zien steppen, maar het is een fraai gezicht. Ik wil graag langer naar haar kijken. Helaas, ze verdwijnt uit mijn blikveld, de verkeerde kant op.
Het is druk, vandaag. De vertrekhal was vol met mensen van mijn leeftijd die lange skitassen met zich meezeulden. Ik herinnerde me dat hier de afgelopen dagen het WK langlaufen en schansspringen gehouden werd. Geen idee wie gewonnen hebben, maar niemand die ik zie draagt een medaille om haar of zijn nek, dus vandaag vraag ik niemand om een handtekening.
Ik ben klaar voor de reis. De souvenirs zijn gekocht, mijn haar is geknipt, mijn baard afgeschoren. Ik was gisteravond voor de verandering eens niet heel laat klaar met pakken. Ofschoon ik me heilig voorgenomen had dit keer niet te veel bagage mee te nemen, blijken die paar overhemden, schoenen, naslagwerken en souvenirs toch weer 22 kilogram te wegen. Niet echt handig, want ik zal in Japan ook nog wel het nodige willen kopen en kopiëren. Wie mij voor eens en voor altijd kan leren licht te pakken beloof ik een fles Gewürztraminer. Een goede, uit de Elzas.
Het was een mooie dag, gisteren. De eerste grote post-ideologische revolutie in de wereldgeschiedenis heeft geleid tot de omverwerping van een dictatoriaal regime. Niks geen Grote Verhalen, niks geen utopia's - gewoon mensen die de corruptie, het machtsmisbruik en het nepotisme van de autoriteiten spuugzat waren, en net zo lang gedemonstreerd hebben tot zij hun dictator wegkregen. Ik bewonder ze vanwege hun optimisme en doorzettingsvermogen. Ik heb zelf slechts anderhalf jaar in een land met een autocratisch regime gewoond, maar in die tijd heb ik voldoende ervaringen opgedaan om mij hun motieven levendig voor te kunnen stellen, dus mijn sympathie hadden ze vanaf het begin. Natuurlijk, als het monster dood is bestaat er altijd het risico dat er een nieuw monster opstaat, nog erger dan het eerste. Maar voor nu is er hoop, en dat is mooi om te zien. En inspirerend. Veel geluk, Egypte.
Boarding time. Er staat een lange rij. Liever op een stoeltje wachten dan in de rij, denk ik altijd. Het vliegtuig heeft genoeg plaatsen, dus je kunt net zo goed wachten met boarden tot de meeste anderen al zitten. Maar ik ben een van de weinigen die er zo over denkt, kennelijk.
Langzaam kom ik tot rust. Mijn nervositeit zakt iets. Schrijven helpt altijd.
III.
Ik zit graag naast het raampje. Je ziet nog eens wat. Beiroet by night, een desolate zoutwoestijn op de plek waar eens het Aralmeer lag, of de top van de Mount Everest die boven de wolken uit komt. Vandaag krijg ik witte sprookjeslandschappen cadeau. Zweden en Finland zijn al net zo mooi als Noorwegen. Naaldbomen en besneeuwde meren zo ver het oog reikt, en een enkele keer een besneeuwd dorpje. Men moet veel sneeuwruimen, deze dagen, maar daar maalt de overvliegende passant niet om. Die geniet enkel van het uitzicht.
Het Finse landschap mag nostalgisch ogen, het hoofdstedelijke vliegveld heeft de nieuwste technologie binnengehaald: automatische paspoortcontrole. Er komt geen immigratiebeambte aan te pas. Paspoort scannen, stap zetten, foto laten maken, groen lampje, doorlopen en ze weten wie je bent. Pure science fiction, en het werkt nog ook. Helemaal gerust stelt het me echter niet. Weer een menselijke vaardigheid die aan machines wordt uitbesteed.
Helsinki is guller dan Oslo. Draadloos internet is hier weliswaar langzaam, maar het is gratis, dus ik vind het al lang best. Vraag me niet waarom, maar ook hier is het is vandaag druk. De eerste dag van de krokusvakantie, misschien, al is in deze noordse oorden nog geen sneeuwklokje te bekennen. Hopelijk komt de lente snel, straks in Japan.
Een Japanse dame nodigt ons uit onze paspoorten tevoorschijn te halen. Tientallen paar handen gaan naar hun handtassen. Ten minste de helft van alle passagiers die dit vliegveld aandoet is Japans, en op vluchten naar Japan is dat zo'n negentig procent. Geen wonder dus dat alles eerst in het Japans wordt omgeroepen, en pas daarna in het Engels en Fins. Behalve naar Tokyo blijkt Finnair ook rechtstreeks naar Osaka en Nagoya te vliegen. Goed om te weten.
Behalve met Japanse toeristen is het vliegveld vol met winkels die souvenirs verkopen waarop Moomin staat. Moomin is een soort wit nijlpaard met een grote bekloze snuit en een te lange staart. Vraag me niet waarom, maar de Finnen zijn apetrots op het beest, en willen zijn afbeelding aan iedereen slijten. Dat lukt, kennelijk. Zelfs de stewardess draagt een Moomin-schort.
Hopsakee, verder. De lange etappe.
IV.
Slapen lukt niet. Ik kom de nacht door met de verfilmingen van Never Let Me Go (wel aardig, maar lees toch vooral het boek, dat is prachtig) en het derde deel van Millennium (idem). Ik lees een drietal wetenschappelijke artikelen, en luister naar een stuk of wat geleide meditaties die het entertainment system me voorschotelt. Ze zijn wel leuk, en ze doen me ontspannen, maar toch val ik niet in slaap. Het zij zo. Gelukkig gaat de tijd snel voorbij.
Over fraaie uitzichten gesproken. De zon komt niet gewoon op, daar ginds in het oosten: de horizon kleurt langzaamaan netjes rood-oranje-geel-groen-blauw-indigo-violet, laagje voor laagje zoals we het op school geleerd hebben, alleen ging het toen over de regenboog. Het is een fraai schouwspel. Bij aankomst in Japan wacht ons nog een tweede verrassing: de lucht is vandaag zo zeldzaam helder dat we bij het landen niet alleen de skyline van Tokyo kunnen zien, maar daarachter in de verte ook nog de contouren van een besneeuwde Mount Fuji zien oprijzen. Mount Fuji die zichtbaar is vanaf Narita Airport: dat komt niet vaak voor, geloof me. Ik besluit het te interpreteren als een gunstig voorteken.
En dan ben ik er en blijk ik gelukkig nog steeds Japans te kunnen spreken en neem ik de trein als vanouds. Ik passeer de pagode van Narita en de Hollandse windmolen van Sakura, en ofschoon er in de afgelopen paar jaar ongetwijfeld wat gebouwen zijn bijgekomen her en der doen de uitzichten allemaal vertrouwd aan. De voorsteden van Tokyo zijn nog even rommelig, schots en scheef, chaotisch en eindeloos als ik ze me herinner. Wel ogen ze vandaag onverwacht kleurrijk - maar dat zal wel door het prachtige weer komen.
Tien jaar geleden reisden mijn vader en ik samen door Japan, gewapend met een reisgids, een railpas, en een niet te stuiten interesse. Het was een mooie reis, met veel bijzondere ontdekkingen. In de daaropvolgende jaren zou ik meerdere keren terugkeren. De laatste keer was in 2006, nu vijf jaar geleden. Vervolgens volgden reizen naar andere delen van de wereld, en raakte Japan wat in de vergetelheid. Maar nu ben ik terug. Dit keer niet als scholier of student, maar als onderzoeker. Als shakaijin, zoals de Japanners zeggen - iemand die een rol vervult in de maatschappij. Nu moeten dingen op hun plek gaan vallen.
Ik neem een slokje groene thee, en een hap van een mierzoet bananenbroodje. Het kan niet missen: ik ben terug in Japan.
Aan de slag.
No comments:
Post a Comment