November was nog nooit zo koud. Het kwik is gezakt tot beneden de min tien. We gaan niet de deur uit zonder onszelf eerst van kop tot teen ingepakt te hebben. De winterjas die ik afgelopen zomer voor een paar tientjes kocht in Saigon blijkt van uitzonderlijke kwaliteit te zijn: hoe koud het ook is, mijn romp heeft het lekker warm. Een wollen bivakmuts, capuchon en sjaal beschermen ondertussen mijn gezicht tegen de snijdende winterkou. Het is maar goed dat ze hier geen boerkaverbod hebben.
Op de meertjes rond de stad ligt naar verluidt een dikke laag ijs. Ik had het graag uitgeprobeerd, maar het is er nog niet van gekomen. We hebben een vijftal sportwinkels bezocht, maar slechts één verkocht schaatsen. Veel keus was er niet: een paar paar ijshockeyschaatsen en nog wat dameskunstschaatsen, dat was alles. Mijn lief vond een mooi paar stevige kunstschaatsen, maar ik had mijn zinnen gezet op noren. Helaas, Noren schaatsen niet op noren. Noren blijken sowieso niet zo van schaatsen te houden. Men geeft de voorkeur aan skiën, en dan vooral aan langlaufen, nationale passie nummer één. Dat moeten we ook maar eens proberen, deze winter. Er is vandaag een dik pak sneeuw gevallen, dus de paden zullen inmiddels beskibaar zijn.
'Slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel' - het uitgekauwde Noorse cliché blijkt nog waar te zijn ook. Het weer went, gek genoeg. De duisternis doet dat evenwel niet. Het is op dit moment kwart over vijf 's middags, maar ik heb het gevoel dat het veel later is, want het is al weer bijna twee uur donker. De avond begint reeds halverwege de middag, om vervolgens eindeloos te duren. Je lichaam raakt er danig van in de war. Het gevolg is een voortdurende fysieke moeheid. Veel mensen lijden ook aan winterdepressies, maar daarvan heb ik gelukkig geen last - daarvoor is mijn leven momenteel veel te mooi. Chronische moeheid is evenwel een onaangenaam en onvermijdelijk gevolg van de vroege duisternis, en van mijn verstoorde dagritme.
December is de donkerste maand van het jaar. Het nationale medicijn is even eenvoudig als effectief: warmte, licht en gezelligheid. De tijd van de lichtjes, kaarsjes, huiselijkheid en kerstmaaltijden is aangebroken. Alle restaurants zijn inmiddels volgeboekt, voor de hele maand welteverstaan, en allemaal bieden ze speciale traditionele kerstmenu's aan. Scholen organiseren kerstmarkten voor ouders en omwonenden, waar zelfgemaakte hapjes en kerstversieringen verkocht worden. Werknemers verheugen zich op het jaarlijkse kerstfeest, waar zij zich samen met hun collega's zullen bezatten, en waar verlegen muurbloempjes zich ontpoppen tot hitsige charmeurs. Op pleinen en in openbare gebouwen worden grote kerstbomen geplant. De adventtijd is begonnen, de lichtjes worden aangestoken. Het midwinterfeest nadert.
Wij waren van plan vandaag een van de ijsbaantjes die de stad rijk is te verkennen, maar een woeste sneeuwstorm verhinderde dat. Dus bleven we thuis, waar het warm en licht is. Ik gaf toe aan een plotseling opgekomen, voor mij vrij ongebruikelijke opruimwoede. Het zal de invloed van advent zijn. De boekenkast, het keukenkastje met de thee en kruiden, mijn kledingkast - allemaal moesten ze eraan geloven, allemaal werden ze schoongemaakt en opnieuw ingericht. Eindelijk orde.
Zonder ons te realiseren dat het vandaag de eerste zondag van advent is, begonnen we het huis te versieren. De houten kerststal die ik jaren geleden in Bethlehem gekocht heb kwam op het huisaltaar te staan. Het kindje lag in de kribbe, de herdertjes hielden vol trouwe de wacht, en de boeddha's zagen dat het goed was. Mijn lief maakte van een zilverkleurige kerstboomslinger een kerstboom, en hing die aan het raam. Hij was ietwat asymmetrisch, maar dat was haar artistieke vrijheid, zo meende ze. Het zoekwoord 'Christmas' in iTunes leverde onverwacht veel resultaten op, en de muziek bracht ons helemaal in decemberstemming. De kaarsjes werden ontstoken.
Het was heerlijk warm in huis.
Sunday, 28 November 2010
Sunday, 14 November 2010
Tatou's trips: Paris
Scholarship is an international enterprise. Scholars are part of international communities, are influenced by and comment upon ideas developed by colleagues in other countries, and write in a lingua franca that may not be their native language. Accordingly, they like to travel. Academics are among the planet's most frequent flyers. They make sure they attend plenty of international conferences, symposiums and workshops. They like to visit other countries to collect data or give lectures. The opportunity to travel regularly is one of the great joys of being an academic.
Last week, the Centre franco-norvégien en sciences sociales et humaines organised a three-day workshop in Paris for PhD candidates from the University of Oslo, entitled 'The Heritage of Structuralism'. There was a number of guest lectures, which mainly dealt with the works and influence of Claude Lévi-Strauss. In addition, some of the participants (including me) presented papers, which were discussed afterwards. On the last day, we visited an exhibition in the Musée du Quai Branly. It was an interesting and intellectually stimulating workshop, even though the exhibition was somewhat disappointing.
But no matter how interesting the academic activities, when you go to Paris, you shouldn't miss Paris. I have visited the city four times during the past seven years, but she still manages to surprise me, thrill me even. For instance, never before had I experienced her culinary delights (due to budgetary limitations), but this time we were generously invited to some wonderful restaurants. Besides, on Sunday (I had arrived a bit early, in order to be able to spend as much free time in the city as possible) I visited the Musée Guimet, the museum of Asian art that for some incomprehensible reason I had never visited before. I was flabbergasted by the museum's amazing collection of Asian (Khmer, Champa, Japanese, Indian, Central Asian, Nepali) religious art, and ended up spending the entire afternoon there.
Of course, my loyal friend Tatou kept me company. She had never been to Paris before, and she liked it very much, despite the lousy weather. We walked around the city, enjoyed the atmosphere of the Quartier Latin, and admired the Eiffel tower. We visited the aforementioned museums, as well as the St. Sulpice and the Notre Dame, the great mosque (alas, no infidels allowed in the prayer hall), Les Halles, Shakespeare & Co (cramped, overrated, overpriced, yet world-famous bookstore), and that bizarre temple of civic religion, the Panthéon. We had a great couple of days.
Some pictures:
Last week, the Centre franco-norvégien en sciences sociales et humaines organised a three-day workshop in Paris for PhD candidates from the University of Oslo, entitled 'The Heritage of Structuralism'. There was a number of guest lectures, which mainly dealt with the works and influence of Claude Lévi-Strauss. In addition, some of the participants (including me) presented papers, which were discussed afterwards. On the last day, we visited an exhibition in the Musée du Quai Branly. It was an interesting and intellectually stimulating workshop, even though the exhibition was somewhat disappointing.
But no matter how interesting the academic activities, when you go to Paris, you shouldn't miss Paris. I have visited the city four times during the past seven years, but she still manages to surprise me, thrill me even. For instance, never before had I experienced her culinary delights (due to budgetary limitations), but this time we were generously invited to some wonderful restaurants. Besides, on Sunday (I had arrived a bit early, in order to be able to spend as much free time in the city as possible) I visited the Musée Guimet, the museum of Asian art that for some incomprehensible reason I had never visited before. I was flabbergasted by the museum's amazing collection of Asian (Khmer, Champa, Japanese, Indian, Central Asian, Nepali) religious art, and ended up spending the entire afternoon there.
Of course, my loyal friend Tatou kept me company. She had never been to Paris before, and she liked it very much, despite the lousy weather. We walked around the city, enjoyed the atmosphere of the Quartier Latin, and admired the Eiffel tower. We visited the aforementioned museums, as well as the St. Sulpice and the Notre Dame, the great mosque (alas, no infidels allowed in the prayer hall), Les Halles, Shakespeare & Co (cramped, overrated, overpriced, yet world-famous bookstore), and that bizarre temple of civic religion, the Panthéon. We had a great couple of days.
Some pictures:
Labels:
travel stories
Thursday, 4 November 2010
Noorse les
Vorige week zijn we begonnen aan onze cursus Noors. Elke woensdagmiddag hebben we drie uur les. Er zijn ongeveer vijftien leerlingen, allemaal wetenschappers en hun partners. Zeker tien nationaliteiten zijn er vertegenwoordigd. De docente is een vrolijke en vlotte jonge vrouw die Inger heet. Ze doet het prima.
Nhung en ik hebben de basisgroep overgeslagen, en zitten nu in groep twee. Het niveau ligt niet al te hoog, want de beta's moeten het ook kunnen volgen, maar het is moeilijk genoeg om leuk te blijven.
Vandaag is de tweede les. Het thema: familie. De docente schrijft een zin op het bord, die u ook zonder enige voorkennis van de Noorse taal wel zult begrijpen: Er familie viktig i Norge? Ja, dat haal je de koekoek. Geen enkel volk zegt van zichzelf dat het familie niet belangrijk vindt. Het belang van familiebanden speelt een centrale rol in om het even welke nationale ideologie.
Maar het klopt wel: Noren zijn behoorlijk familieziek. Men gaat voor vijf uur huiswaarts, want de avond dient thuis doorgebracht, met partner en kinderen. Het weekend is al net zo heilig, want dan gaat het hele gezin er samen op uit. Het bos is dan vol met buggy's, draagzakken en kraaiend grut. Alles van kop tot teen ingepakt, natuurlijk, compleet met bivakmutsen en reflecterende hesjes.
Dat Noren veel belang hechten aan hun familie is dus wel duidelijk. Maar de vraag is natuurlijk wat er verstaan wordt onder de term 'familie'. Dat is namelijk niet overal hetzelfde, zo blijkt vandaag.
De docente schrijft de namen voor verschillende familieleden op het bord. Ze begint met mamma en pappa, of mor en far. Mama eerst, natuurlijk. We leren ook dat mama de kone is van papa, en papa de mann van mama. Zij hebben twee barn (kinderen), een sønn en een datter, die elkaars bror en søster zijn. Tot zover weinig bijzonders.
Was ik de docent geweest, dan was ik nu verder gegaan met de grootouders, gevolgd door de ooms en tantes. Maar in plaats daarvan verschijnen op het bord de woorden samboer, de partner met wie je samenwoont, en kjæreste, vriend(innet)je. Je hoeft niet getrouwd te zijn om een gezinnetje te beginnen, natuurlijk, wat dat betreft is Noorwegen hetzelfde als Nederland.
Daarna wordt het pas echt interessant. De docente schrijft de woorden halvbror, halvsøster, stebror en stesøster op het bord. (Die hoef ik niet te vertalen, toch?) Vervolgens schrijft ze bonusbarn.
Wat is in godsnaam een 'bonuskind', zult u zich afvragen, en u bent niet de enige. Welnu, volgens onze docente is dit het woord dat gebruikt wordt voor de kinderen van je partner. Dat wil zeggen: de kinderen die je partner heeft overgehouden aan een eerdere relatie, en waar jij vervolgens voor mag zorgen, zijn je 'bonuskinderen'.
Pas dan verschijnen, in een hoekje van het inmiddels gevulde schoolbord, bestemor en bestefar (grootmoeder en grootvader). Ooms en tantes blijven evenwel onbenoemd. Wel krijgen we, als klap op de vuurpijl, het woord likekjønnetekteskap cadeau. Homohuwelijk, noemen we dat in Nederland.
Een gedeelte van de klas begint zich te roeren. Niet vanwege het feit dat homo's in Noorwegen kunnen trouwen - 's lands wijs, 's lands eer - maar wel vanwege het feit dat tussen alle samenwoners en stiefzussen en bonuskinderen geen plaats is voor ooms, tantes, neven en nichten.
Vooral de Italiaanse studenten maken bezwaar, en ik sluit me bij hen aan. Sinds een half jaar heb ik niet alleen Vietnamese schoonzusters en zwagers, maar ook vier neefjes en twee nichtjes, en ondanks alle communicatieproblemen zijn ze belangrijk voor me. Ook heb ik een goede band met veel van mijn ooms, tantes, neven en nichten. Halfbroers en stiefzusjes heb ik daarentegen niet - laat staan bonuskinderen.
Ingers reactie is veelzeggend. Ze ziet haar ooms en tantes een of twee keer per jaar. Haar zoontje kent de namen van zijn neven en nichten niet. Het gezin mag heilig zijn in Noorwegen, het is een kleine eenheid. Extended family kent men nauwelijks. De Italianen staren haar met open mond aan.
Niet iedereen volgt de hele discussie. Het duurt even voordat de Tanzaniaanse man achter in de klas doorheeft waar we het over hebben. Hij was even weggedroomd, maar als hij hoort dat neven en nichten in Noorwegen niet belangrijk gevonden worden schrikt hij op.
Zijn reactie brengt bij mij een antropologiecollege dat ik jaren geleden bijwoonde in herinnering. De professor vertelde over het belang van extended family in Oost-Afrika. Bij de Masaï, zo leerden we, zijn oudere vrouwelijke familieleden verantwoordelijk voor de socialisatie van kinderen in de gemeenschap. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de seksuele socialisatie van puberjongens, door ze de fijne kneepjes van het vak bij te brengen.
'What about the aunts? NOT EVEN THE AUNTS!?' roept mijn klasgenoot luid, zijn stem vol onbegrip en verontwaardiging.
God zegene de cultuurverschillen. Het leren van een nieuwe taal wordt er nog leuker van.
Nhung en ik hebben de basisgroep overgeslagen, en zitten nu in groep twee. Het niveau ligt niet al te hoog, want de beta's moeten het ook kunnen volgen, maar het is moeilijk genoeg om leuk te blijven.
Vandaag is de tweede les. Het thema: familie. De docente schrijft een zin op het bord, die u ook zonder enige voorkennis van de Noorse taal wel zult begrijpen: Er familie viktig i Norge? Ja, dat haal je de koekoek. Geen enkel volk zegt van zichzelf dat het familie niet belangrijk vindt. Het belang van familiebanden speelt een centrale rol in om het even welke nationale ideologie.
Maar het klopt wel: Noren zijn behoorlijk familieziek. Men gaat voor vijf uur huiswaarts, want de avond dient thuis doorgebracht, met partner en kinderen. Het weekend is al net zo heilig, want dan gaat het hele gezin er samen op uit. Het bos is dan vol met buggy's, draagzakken en kraaiend grut. Alles van kop tot teen ingepakt, natuurlijk, compleet met bivakmutsen en reflecterende hesjes.
Dat Noren veel belang hechten aan hun familie is dus wel duidelijk. Maar de vraag is natuurlijk wat er verstaan wordt onder de term 'familie'. Dat is namelijk niet overal hetzelfde, zo blijkt vandaag.
De docente schrijft de namen voor verschillende familieleden op het bord. Ze begint met mamma en pappa, of mor en far. Mama eerst, natuurlijk. We leren ook dat mama de kone is van papa, en papa de mann van mama. Zij hebben twee barn (kinderen), een sønn en een datter, die elkaars bror en søster zijn. Tot zover weinig bijzonders.
Was ik de docent geweest, dan was ik nu verder gegaan met de grootouders, gevolgd door de ooms en tantes. Maar in plaats daarvan verschijnen op het bord de woorden samboer, de partner met wie je samenwoont, en kjæreste, vriend(innet)je. Je hoeft niet getrouwd te zijn om een gezinnetje te beginnen, natuurlijk, wat dat betreft is Noorwegen hetzelfde als Nederland.
Daarna wordt het pas echt interessant. De docente schrijft de woorden halvbror, halvsøster, stebror en stesøster op het bord. (Die hoef ik niet te vertalen, toch?) Vervolgens schrijft ze bonusbarn.
Wat is in godsnaam een 'bonuskind', zult u zich afvragen, en u bent niet de enige. Welnu, volgens onze docente is dit het woord dat gebruikt wordt voor de kinderen van je partner. Dat wil zeggen: de kinderen die je partner heeft overgehouden aan een eerdere relatie, en waar jij vervolgens voor mag zorgen, zijn je 'bonuskinderen'.
Pas dan verschijnen, in een hoekje van het inmiddels gevulde schoolbord, bestemor en bestefar (grootmoeder en grootvader). Ooms en tantes blijven evenwel onbenoemd. Wel krijgen we, als klap op de vuurpijl, het woord likekjønnetekteskap cadeau. Homohuwelijk, noemen we dat in Nederland.
Een gedeelte van de klas begint zich te roeren. Niet vanwege het feit dat homo's in Noorwegen kunnen trouwen - 's lands wijs, 's lands eer - maar wel vanwege het feit dat tussen alle samenwoners en stiefzussen en bonuskinderen geen plaats is voor ooms, tantes, neven en nichten.
Vooral de Italiaanse studenten maken bezwaar, en ik sluit me bij hen aan. Sinds een half jaar heb ik niet alleen Vietnamese schoonzusters en zwagers, maar ook vier neefjes en twee nichtjes, en ondanks alle communicatieproblemen zijn ze belangrijk voor me. Ook heb ik een goede band met veel van mijn ooms, tantes, neven en nichten. Halfbroers en stiefzusjes heb ik daarentegen niet - laat staan bonuskinderen.
Ingers reactie is veelzeggend. Ze ziet haar ooms en tantes een of twee keer per jaar. Haar zoontje kent de namen van zijn neven en nichten niet. Het gezin mag heilig zijn in Noorwegen, het is een kleine eenheid. Extended family kent men nauwelijks. De Italianen staren haar met open mond aan.
Niet iedereen volgt de hele discussie. Het duurt even voordat de Tanzaniaanse man achter in de klas doorheeft waar we het over hebben. Hij was even weggedroomd, maar als hij hoort dat neven en nichten in Noorwegen niet belangrijk gevonden worden schrikt hij op.
Zijn reactie brengt bij mij een antropologiecollege dat ik jaren geleden bijwoonde in herinnering. De professor vertelde over het belang van extended family in Oost-Afrika. Bij de Masaï, zo leerden we, zijn oudere vrouwelijke familieleden verantwoordelijk voor de socialisatie van kinderen in de gemeenschap. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de seksuele socialisatie van puberjongens, door ze de fijne kneepjes van het vak bij te brengen.
'What about the aunts? NOT EVEN THE AUNTS!?' roept mijn klasgenoot luid, zijn stem vol onbegrip en verontwaardiging.
God zegene de cultuurverschillen. Het leren van een nieuwe taal wordt er nog leuker van.
No Impact Week
Er was eens een Amerikaanse man. Hij vroeg zich af of hij in staat zou zijn minder te consumeren dan hij tot dan toe had gedaan, en of dat ten koste zou gaan van de kwaliteit van zijn leven. Hij ging een experiment aan: een jaar lang probeerde hij zo weinig mogelijk impact op het milieu te hebben. Hij probeerde geen afval meer te produceren, geen onnodige nieuwe consumptieartikelen aan te schaffen, vooral lokaal geproduceerde seizoengroenten te eten, te lopen of fietsen in plaats van met de auto te gaan, weinig elektriciteit te verbruiken, enzovoorts. Wat bleek? Hij leefde gezonder en voelde zich fitter dan voorheen, hij besteedde meer tijd met familie en vrienden in plaats van voor de televisie, en hij ontdekte allemaal nieuwe dingen over zichzelf en de stad waarin hij leefde. Hij hield een weblog bij over zijn ervaringen, 'No Impact Man' genaamd, en kreeg volgelingen in verschillende landen.
Eén van hen is mijn vriendin Rachelle. Zij ontdekte zijn weblog, las zijn verhalen, en raakte geïnspireerd. Ze besloot een week lang zijn voorbeeld te volgen ('No Impact Week') en schreef daarover op haar weblog. Zo deelde ze haar ervaringen met anderen. Dit jaar heeft ze besloten het groter aan te pakken, door anderen op te roepen ook eens te proberen een weekje minder te verbruiken, eenvoudiger te leven, en zich bewust te worden van de impact van hun leefpatroon. Niet omdat het moet, en niet omdat anders de planeet naar de kloten gaat; maar omdat het leuk is, en leerzaam, en omdat het je sterker maakt. Dus heeft zij met een vriendin het project 'No Impact Week NL' opgezet. Samen proberen ze nu zoveel mogelijk mensen warm te maken om mee te doen aan deze week, die aanstaande zondag begint.
Ze beschrijven deze week als volgt:
Helaas kan ik zelf niet meedoen, althans niet tegelijkertijd met de andere deelnemers. Ik vlieg voor een PhD-seminar op en neer naar Parijs, waar ik een paar dagen in een hotel verblijf, dus mijn impact op het milieu zal komende week niet bepaald laag zijn. Maar ik hoop dat een beetje goed te maken door een week later een poging wagen. Ik zal jullie vertellen hoe het gaat.
Fijne week!
Eén van hen is mijn vriendin Rachelle. Zij ontdekte zijn weblog, las zijn verhalen, en raakte geïnspireerd. Ze besloot een week lang zijn voorbeeld te volgen ('No Impact Week') en schreef daarover op haar weblog. Zo deelde ze haar ervaringen met anderen. Dit jaar heeft ze besloten het groter aan te pakken, door anderen op te roepen ook eens te proberen een weekje minder te verbruiken, eenvoudiger te leven, en zich bewust te worden van de impact van hun leefpatroon. Niet omdat het moet, en niet omdat anders de planeet naar de kloten gaat; maar omdat het leuk is, en leerzaam, en omdat het je sterker maakt. Dus heeft zij met een vriendin het project 'No Impact Week NL' opgezet. Samen proberen ze nu zoveel mogelijk mensen warm te maken om mee te doen aan deze week, die aanstaande zondag begint.
Ze beschrijven deze week als volgt:
No Impact Week is een experiment van een week. Tijdens deze week word je uitgedaagd om stap voor stap te komen tot No Impact op het milieu. Het is de ultieme kans om erachter te komen wat dit betekent voor jouw kwaliteit van leven: kan een levensstijl die beter is voor de planeet samengaan met een leuk(er) leven? Hebben we alle luxe en gemak echt nodig, of kost dit vooral veel geld en tijd? (...) Tijdens No Impact Week kijk je naar, en pas je je gedrag aan op het gebied van consumeren, afval, transport, voedsel, energie & water. Dit zijn veel van de onderwerpen waar het om gaat bij het verduurzamen van je levensstijl. Aan de hand van een handleiding, die je krijgt als je je aanmeldt, ga je elke dag een stapje verder. Ook kijk je hoe je de impact die je wel hebt op het milieu, kunt compenseren.Geïnteresseerd? Lees verder op hun website, daar kun je je ook aanmelden. Of bekijk het filmpje dat ze gemaakt hebben:
Helaas kan ik zelf niet meedoen, althans niet tegelijkertijd met de andere deelnemers. Ik vlieg voor een PhD-seminar op en neer naar Parijs, waar ik een paar dagen in een hotel verblijf, dus mijn impact op het milieu zal komende week niet bepaald laag zijn. Maar ik hoop dat een beetje goed te maken door een week later een poging wagen. Ik zal jullie vertellen hoe het gaat.
Fijne week!
Subscribe to:
Posts (Atom)