Tuesday 10 May 2011

Te laat

Niet alle dialecten en accenten zijn streekgebonden. Sommige zijn gerelateerd aan sociale klassen. In Engeland, klassenmaatschappij bij uitstek, kun je van iemands accent vaak zijn of haar sociale achtergrond afleiden. Ook in Nederland is dat niet zelden het geval: een corpsbal spreekt bekakt, ongeacht de stad waar hij woont, en heeft per definitie een ander accent dan zijn laagopgeleide buurman. De manier waarop iemand spreekt is onlosmakelijk verbonden met diens social identiteit. Geen wonder dat veel mensen die thuis dialect spreken op hun werk verwoede pogingen doen zich in 'algemeen beschaafd Nederlands' uit te drukken.

Er is vermoedelijk geen Europees land waar mensen zo gek zijn op dialecten als Noorwegen. Elke Noor met wie je spreekt zal beweren dat 'standaardnoors' niet bestaat, althans niet als spreektaal. Er is een geschreven standaardtaal (Bokmål), er is een alternatieve geschreven standaardtaal (Nynorsk), maar er is geen 'algemeen beschaafde' spreektaal, zo zegt men. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is, en ieder vogeltje is daar nog trots op ook. Stelt u zich voor: de redactiekamer van een landelijk dagblad in Amsterdam, waar door de aanwezigen Amsterdams, Gronings, Limburgs, Goois, Twents, Haags en Vlaams gesproken wordt - en wie een ander niet verstaat, schaamt zich, en laat daar niets van merken. Moeilijk voor te stellen in de Nederlandse context, maar zo is ongeveer de situatie in de gemiddelde organisatie in Oslo.

Maar die vreemde voorliefde voor plattelandsdialecten ('in míjn dal spreken we zus zo uit') betekent niet dat er niet zoiets bestaat als klassegebonden taalgebruik. Integendeel. De mythe luidt weliswaar dat de Noorse samenleving zo goed als egalitair is, in werkelijkheid hebben veel Noren een sterk ontwikkeld klassenbewustzijn, zeker in Oslo. Zoals Haren opgedeeld is in 'de goede kant van het spoor' en 'de verkeerde kant van het spoor', zo is Oslo opgedeeld in 'de goede kant van de rivier' en 'de verkeerde kant van de rivier'.

'De rivier' is een lullig beekje dat van noord naar zuid stroomt, dwars door de stad. Het stelt weinig voor: het zit vol met afval, en langs de oevers huizen junks en daklozen. Niettemin figureert het prominent in de verbeelding van veel mensen. Want aan de oostkant van de rivier wonen 'de arbeiders', en aan de westkant 'de elite'. Als ik mijn collega's mag geloven is dat een belangrijke tegenstelling. Mijn opmerking dat zulks toch een reliek is van tientallen jaren geleden, en dat dergelijke ongelijkheden toch niet passen in het huidige egalitaristische Noorwegen, wordt eenvoudig gepareerd aan de hand van taalkundige voorbeelden. Aan de westkant spreekt men namelijk héél anders dan aan de oostkant.

Een klein voorbeeldje: het gebruik van vrouwelijke uitgangen. Het Noors kent drie geslachten, evenals het Duits. Maar vrouwelijke woorden worden vaak vervoegd als mannelijke woorden. 'Het boek' is in het Noors vrouwelijk, en zou dus vervoegd moeten worden als boka - maar in plaats daarvan zeggen veel mensen boken - ze geven het de mannelijke uitgang. 'Mijn vrouw' is kona mi, maar er zijn ook mensen die konen min zeggen.

Het zijn met name de kakkers uit West-Oslo die het vrouwelijke geslacht verwaarlozen, en alle woorden mannelijk vervoegen. Het zijn vooral de arbeiders, de 'mensen van het volk', die vrouwelijke uitgangen en lidwoorden gebruiken. Wannabe-socialisten doen hun dat natuurlijk na, en doen er bovendien nog een schepje bovenop: zelfs sommige woorden die eigenlijk mannelijk zijn worden door hen vrouwelijk vervoegd (zo spreken sommige linkse elementen naar verluidt van revolusjona in plaats van revolusjonen). Een beetje zoals Paul Rosenmöller, die zich in zijn tijd als havenarbeider en vakbondsleider een volks Rotterdams accent eigen maakte, terwijl hij stiekem uit een deftig katholiek nest kwam. Daarentegen speelde de koningin het klaar om Belgia - de officiële Noorse aanduiding voor België - te verbasteren tot Belgien.

U begrijpt: het is een gevoelige kwestie. Taal is identiteit, en kleine verschillen in vocabulaire en grammatica kunnen grote consequenties hebben. De buitenlander die zich de taal eigen wil maken doet er goed aan uitermate voorzichtig te zijn, vooral als het gaat om vragen betreffende taalgebruik. Voor je er erg in hebt heb je iemand beledigd, want een simpele vraag kan zomaar geïnterpreteerd worden als een persoonlijke aanval.

Mijn Noorse taaldocente doet het prima. Ze motiveert en complimenteert haar studenten, ze heeft moderne opvattingen, en ze haalt bij tijd en wijle Chomsky aan. Een leuke dame dus. Ze is ook een groot voorstander van taalkundige variëteit - op mijn opmerking dat ik graag wilde oefenen met het luisteren naar verschillende accenten omdat 'veel Noren dialect spreken' zei ze streng: 'alle Noren spreken dialect'. Ik ben de discussie maar niet aangegaan. Zelf spreekt ze normaliter ook haar plattelandsdialect, maar tijdens haar lessen doet ze haar best Oslo-Noors te spreken. Ze spreekt duidelijk, en is altijd goed te verstaan.

Op een gegeven moment schrijft ze een zin op het bord, waarin de uitdrukking 'te laat' voorkomt. For seint, schrijft ze op het bord. "Hè," reageer ik verbaasd, "ik dacht dat het for sent was, zonder I." "Nee hoor, dit kan ook," zegt ze. Ik ben ietwat verbaasd, want zo heb ik het nog nooit geschreven zien staan. "Het ziet er zo Nynorsk uit," flap ik eruit, mij niet realiserend wat een lullig I'tje allemaal wel niet kan symboliseren.

Ze draait zich om. "Waar woon je?" vraagt ze. Ze is nog steeds vriendelijk, maar haar stem heeft iets kils gekregen. De vraag verrast me. "Eh... Niet ver van hier. Bij het voetbalstadion," zeg ik. "Ja hoor, dan heb je gelijk," zegt ze bits. "Dan mag je for sent zeggen." Ik begrijp niet helemaal wat ze bedoelt, mijn klasgenoten evenmin. Er valt een ongemakkelijke stilte.

"Sorry," begin ik, maar ze onderbreekt me. "Nee, nee, geen sorry. Je hebt helemaal gelijk. Als je in het westen van Oslo woont, zeg je for sent. Dat is he-le-maal correct." De anders zo vriendelijke dame klinkt plotseling ijskoud. Ik voel me schuldig, want ik heb haar kennelijk op haar tenen getrapt. Maar ik bedoelde er niets mee. Ik had geen flauw benul hoe gevoelig één enkel lettertje wel niet kan liggen.

Taal is persoonlijk, en het persoonlijke is politiek. Het leren van een vreemde taal is als het betreden van een mijnenveld. Elke keer is het weer een verrassing waar de mijnen liggen. Toch raad ik iedereen van harte aan om de zoveel jaar een nieuwe taal te leren. Ongevaarlijk is het niet, maar er gaan werelden voor je open.

No comments:

Post a Comment