Saturday, 1 December 2012

Paspoortverhalen

Tien dagen Toscaanse nazomerzon hadden mijn batterijen opgeladen, schreef ik. Ik dacht klaar te zijn voor het donkere seizoen. Maar ik was weer eens te optimistisch. Ik had niet voorzien dat de zon zich wekenlang helemaal niet zou laten zien, dat de eerste sneeuw begin november al zou vallen, en dat de lucht bijna elke dag van zonsopgang tot zonsondergang donkergrijs zou zijn. De stad was gehuld in duisternis en depressie. De gevolgen waren snel merkbaar: mijn energie zakte tot onpeilbare diepten. Ik wou dat ik een beer was, dan mocht ik nu op winterslaap.

Ik droomde van een tropisch strand, van zon en van primaire kleuren. En dit keer bleef het niet bij dromen alleen. Wij hakten de knoop door, en boekten vliegtickets. Van januari tot april wonen en werken wij elders. In de buurt van een tropisch strand, om precies te zijn. Vol verwachting klopt ons hart.

Om naar een tropisch strand te kunnen reizen moet men wel in het bezit zijn van een geldig paspoort. Nu heb ik weliswaar een geldig paspoort, maar dat is over enkele maanden verlopen; ik moest dus een nieuw paspoort aanvragen. Dat bleek gelukkig vrij eenvoudig. Ik ging naar de Nederlandse ambassade, die fraai gelegen is in hartje centrum, niet ver van het koninklijk paleis. Ik leverde mijn ingevulde aanvraagformulier in, samen met een pasfoto en een Noors bewijs van inschrijving; ik betaalde het vereiste bedrag, en gaf mijn vingerafdrukken af; en tien dagen later kreeg ik bericht dat ik mijn paspoort kon komen afhalen. Ik ging terug naar de ambassade, waar mijn oude paspoort werd geperforeerd, en ik mocht beide paspoorten mee naar huis nemen. Het was zo gepiept.

Heeft u uw paspoort wel eens goed bekeken? Weet u wel wat er allemaal in staat? Nee, ik ook niet. Bijna niemand, vermoed ik. Maar het is een interessant document. Elk paspoort vertelt verhalen. Politieke en ideologische verhalen, bijvoorbeeld; verhalen over natiestaten en collectieve identiteiten. Zo bevatte mijn eerste paspoort een soort stripoverzicht van de 'vaderlandse' geschiedenis - bepaald niet de kritische versie. Het nieuwste Chinese paspoort schijnt een soort miniatlas te zijn, compleet met imperialistische land- en zeeclaims. En het paspoort van mijn echtgenote ziet er dusdanig eenvoudig en onprofessioneel uit, dat grondpersoneel op Schiphol het steevast met een argwanende blik bekijkt, en eist dat zij haar verblijfsvergunning laat zien - ook als we binnen de Schengenzone blijven. Op onze nationale luchthaven worden mensen uit rijke landen op een heel andere manier aangesproken dan mensen uit arme.

Maar paspoorten hebben niet alleen politieke relevantie. Ze vertellen ook verhalen over de individuen aan wie zij toebehoren: verhalen over wie ze zijn en waar ze vandaan komen, verhalen over reizen die ze gemaakt hebben. Maar ook verborgen verhalen, die alleen de houder van het paspoort kent en kan vertellen. Elk gebruikt paspoort is een verhalenboek.

Als ik mijn oude en nieuwe paspoort naast elkaar leg, zie ik de eerste verschillen. Op mijn nieuwe paspoort staat met glanzende letters 'Europese Unie | Koninkrijk der Nederlanden | Paspoort' geschreven, met daaronder het nationale wapen. Op mijn oude paspoort staat bijna niets meer. Dat wil zeggen: het is zo doorleefd, dat de letters en het wapen er bijna volledig afgesleten zijn. Het is zo veel gebruikt dat er van de voorkant zo goed als niets over is.


Vroeger stond er op de binnenkant van de kaft in het Nederlands, Engels en Frans dat de minister van buitenlandse zaken overheden van bevriende staten verzoekt de houder van het paspoort netjes te behandelen. Dat staat er nog steeds, maar daar is een nieuwe tekst aan toegevoegd (in dezelfde drie talen): als je in een land bent waar geen Nederlandse ambassade is, zijn de ambassades van andere EU-landen verplicht je dezelfde bijstand te verschaffen als aan hun eigen burgers. Kijk eens aan, weer wat geleerd.

Pagina 1 is niet bijzonder boeiend. Het design en lettertype zijn veranderd, maar verder staat in het nieuwe paspoort hetzelfde als in het oude. Bovenaan staat 'Europese Unie', gevolgd door het woord voor 'Europese Unie' in alle officiële landstalen van lidstaten van de Europese Unie (wist u dat Ierland zijn geld tegenwoordig van de An tAontas Eorpach krijgt?). In het midden staat 'Koninkrijk der Nederlanden', gevolgd door het woord voor 'Koninkrijk der Nederlanden' in alle officiële landstalen van lidstaten van de Europese Unie (wist u dat ons land in Malta bekend staat onder de naam ir-Renju tal-Pajjizi I-Baxxi, en in Slowakije als Nizozemské kráľovstvo?). En onderaan staat 'Paspoort', gevolgd door het woord voor 'Paspoort' in alle officiële landstalen van lidstaten van de Europese Unie (wist u dat men in het Hongaars van een útlevél spreekt?). Opdat niemand zich vergisse.

Pagina 2 is de belangrijkste pagina van het paspoort, want hier staan de persoonsgegevens. Het design is veranderd, en dat niet alleen: ik ben ook veranderd. Mijn naam en geboortedatum niet, natuurlijk, maar mijn gezicht wel; ik zie er een stuk ouder uit dan vijf jaar geleden. Of komt dat doordat de nieuwe foto veel scherper en groter is dan de oude? Die oude pasfoto was veel te vaag, maar ik had er een godsvermogen voor betaald bij een door de Nederlandse ambassade te Londen aangeraden fotozaak - de prima pasfoto's die ik voor 3 pond bij de Griek bij mij om de hoek had laten maken voldeden niet aan alle regels, vond men, waardoor ik nog eens 20 pond moest betalen voor mijns inziens inferieure exemplaren - en dus moest ik het daar vijf jaar mee doen. De nieuwe is een stuk beter, al kijk ik niet echt vriendelijk (maar dat mag ook niet), en zit mijn haar niet goed (ik had net een muts op gehad, en de fotograaf had geen spiegel hangen). Ik kan er mee leven, denk ik.

Er is nog iets veranderd. Mijn vorige paspoort was uitgegeven door de 'Ambassadeur te Londen', aangezien ik toen in Londen woonde. Mijn nieuwe paspoort is daarentegen uitgegeven door 'De Ambassadeur te Berlijn'. Dat men een lidwoord toegevoegd heeft vind ik tot daar aan toe, maar dat 'Ambassadeur' vervolgens met een hoofdletter geschreven is is natuurlijk godgeklaagd. Kennelijk woont de beste man al zo lang in Duitsland dat hij vergeten is dat zelfstandige naamwoorden in het Nederlands normaliter niet met hoofdletters geschreven worden. Maar het gevolg is even triest als onomkoombaar: in mijn nieuwe Nederlandse paspoort staat een lelijke taalfout. Afgezien daarvan is het mij onduidelijk waarom de ambassadeur in mijn woonplaats Oslo mijn paspoort niet mag autoriseren. Het betreft een reorganisatie, zo is mij verteld: alle in Europa uitgegeven Nederlandse paspoorten moeten voortaan langs de ambassadeur te Berlijn. Maar niemand weet waarom. Misschien had hij tijd over.

Pagina 3 is zo goed als leeg. 'Geldig voor alle landen', staat er in kleine lettertjes, en 'Opmerkingen van bevoegde instanties'. Maar niemand heeft een opmerking gemaakt, in mijn oude noch in mijn nieuwe paspoort. Het achtergrondmotiefje van de bladzijden van het nieuwe paspoort is overigens nog lelijker dan dat van het oude. Blokjes, stipjes en ruitjes, als ware het zo'n prent waarin mensen die scheel kijken een 3D-afbeelding kunnen ontdekken. Je zou er spontaan migraine van krijgen.

Pagina 4 is helemaal leeg. In mijn oude paspoort is pagina 4 ook leeg gebleven. 'Kinderen', staat er boven, maar verder niets. Alles op zijn tijd, begrijpt u. Maar in het nieuwe paspoort is helemaal geen plaats meer voor kinderen. Elke baby moet voortaan zijn eigen paspoort hebben, naar het schijnt.

Op pagina 5 van mijn nieuwe paspoort is reeds een sticker geplakt. Zodra ik het paspoort binnen had, toog ik naar de Vietnamese ambassade, om daar een certificate of visa exemption aan te vragen: een speciaal visum met een geldigheid van vijf jaar, dat de houder het recht geeft om zo vaak hij of zij wil naar Vietnam te reizen, en daar tot 90 dagen te blijven. Dit is verzonnen om in het buitenland woonachtige Vietnamese emigranten de mogelijkheid te geven vaak en zonder al te veel problemen naar hun land van oorsprong te reizen (waar zij, u raadt het al, met bankbiljetten plegen te strooien); het is evenwel ook beschikbaar voor de buitenlandse echtgenoten en echtgenotes van Vietnamese burgers. De komende jaren hoef ik dus niet meer elke keer dat ik naar Vietnam reis moeite te doen om visum aan te schaffen.

Ik leg mijn nieuwe paspoort weg, en pak het oude. Op pagina 5 is een Thais visum geplakt. Het is lichtblauw, en heeft een fraaie rode Garuda in de hoek. Toen ik in 2008 besloot om op reis te gaan, wilde ik aanvankelijk de trans-Siberische trein nemen. Maar toen ik ontdekte dat het in december in die streken dertig graden kan vriezen, besloot ik mijn reis in Zuidoost-Azië te beginnen, en over land terug te reizen (zoals u weet is die terugreis er nooit van gekomen, omdat ik bleef hangen in Vietnam). Ik kocht een enkele reis van Düsseldorf naar Chiang Mai, want dat was het goedkoopste dat ik kon vinden. Nu hebben de meeste Europeanen geen visum nodig om naar Thailand te gaan, maar dat geldt officieel alleen als ze een retourticket hebben; wie dat niet heeft, wordt geacht een visum te hebben. Ik ging dus naar de Thaise ambassade in Den Haag. De consulaire afdeling bevond zich in een kelderkamertje. Men was verbaasd toen ik om een visum vroeg. 'Dat heb je toch niet nodig?' vroegen ze. 'Jawel, want ik heb geen retourticket,' antwoordde ik. Die regel was het ambassadepersoneel niet bekend, maar ik kreeg toch mijn visum. En dat was maar goed ook, want de regel was de jongedame die bij Air Berlin achter de incheckbalie stond wel degelijk bekend; argwanend vroeg ze waarom ik geen retourticket had, waarop ik haar mijn visum liet zien, en ze me knarsentandend mijn boarding pass gaf. Kennelijk had ze me graag de toegang tot het vliegtuig geweigerd.

Pagina 6 staat vol met stempels. Zes stuks, om precies te zijn. Twee van Thailand, waar ik ruim een maand verbleef; twee van Maleisië, waar ik maar een paar dagen had omdat ik een reeds geboekte vlucht moest halen; en nog eens twee van Maleisië, waar ik doorheen kwam toen ik een maand later van Makassar naar Siem Reap vloog. Ik vloog namelijk met Air Asia, de grootste budgetmaatschappij van Azië. Zoals veel mensen die met Air Asia vliegen had ik een overstap in Kuala Lumpur, en zoals veel mensen moest ik de nacht daar op het vliegveld doorbrengen. In de Low Cost Carriers Terminal, om precies te zijn. Mijn tip: de zachte banken van de koffiewinkel.

Pagina 7 heeft misschien wel het mooiste visum van het hele paspoort. Op een mooie ochtend in juli 2010 kwamen we aan in Jinghong, de hoofdstad van het fraaie Xishuangbanna, in het uiterste zuiden van China. We hadden de nachtbus genomen uit Kunming. Omdat we te lang in het noorden van Yunnan waren geweest, hadden we helaas geen tijd om een paar dagen in Xishuangbanna te blijven. Wel bezochten we de lokale botanische tuin - een van de mooiste waar ik ooit geweest ben. 's Middags namen we de bus naar Luang Nam Tha, in het noorden van Laos. Het was een minibusje, met plek voor ongeveer twintig mensen. Wij waren de enige reizigers; alle andere passagiers waren Chinese handelaars, die hun waren over de grens wilden verkopen. Het dak, de kofferbak en de gangpaden van het minibusje waren volgeladen met zakken en dozen. Geen idee wat er allemaal in zat.

Na ongeveer zes uur rijden kwamen we aan bij de grens, gelegen in hartje jungle. Het Chinese grensgebouw was een stevig betonnen kantoor, met schone marmeren vloeren en moderne elektronica. Nadat we allemaal onze exit stamp gekregen hadden (pagina 27), reed het busje verder door de jungle. De asfaltweg werd een modderpad. Na een paar minuten kwamen we aan bij een aantal schuren, gemaakt van hout en golfplaat. We stapten uit, en gingen naar het loket, dat weinig meer was dan een gat in de muur. Binnen zaten mannen in communistische uniforms te nietsen. Ik vroeg om een visum - ik had gelezen dat ik dat aan de grens kon krijgen. Ik moest een formulier invullen, 27 dollar betalen (de eigenlijke prijs is 25, maar de dienstdoende beambte wilde er natuurlijk nog wel iets aan overhouden), en wachten. Ik was de enige die een visum nodig had. Na een kwartier kreeg ik het visum, en mocht ik het land in. Na de douane gepasseerd te hebben (door alle Chinese passagiers werd geld ingezameld, teneinde het proces snel te laten verlopen) waren we in Laos - een van de mooiste landen ter wereld, inmiddels helaas ook ten prooi gevallen aan de demonen van ontbossing, grondstoffenroof en exploitatie.

Pagina 8. In januari 2009 vloog ik van Johor Bahru naar Jakarta. Johor Bahru is een grote, niet bijzondere interessante stad, gelegen aan de grens tussen Maleisië en Singapore. Ik kwam er om er meteen weer weg te gaan: de vlucht van Johor Bahru naar Jakarta was een stuk goedkoper dan de vlucht uit Singapore. Toen ik in Jakarta aankwam, was het al laat. Ik ging naar de balie, waar visa on arrival verkrijgbaar waren. Met uitzondering van een paar Indiase mannen was ik de enige passagier van het hele vliegtuig die een visum nodig had. De beambte was onvriendelijk, en vroeg me wat ik kwam doen in Indonesië. Uiteindelijk kreeg ik mijn visum. Het is wit, met groene en blauwe lijntjes; op de achtergrond staat het nationale wapen. Een Garuda, evenals op het Thaise visum. Ik vraag me af wat de moslimfundamentalisten ervan vinden dat hun land een hindoegodheid als nationaal symbool heeft.

Pagina 9 heeft zes stempels. Twee van Indonesië, die bij het visum horen. Twee van Cambodja, waarvan het visum om een onverklaarbare reden achterin mijn paspoort geplakt werd. En twee van Singapore, waaraan ik een jaar later samen met mijn lief een bezoek zou brengen.

Pagina 10 heeft een Vietnamees visum. Het is een van de zeven Vietnamese visa die mijn paspoort rijk is; de vijfde die ik kreeg. Toen ik in Vietnam woonde, had ik namelijk elke drie maanden een nieuw visum nodig. Deze was aangevraagd door mijn werkgever. Ik kreeg hem bij aankomst op het vliegveld van Hanoi, nadat ik het nuttige (een visa run) met het aangename (een korte vakantie) had gecombineerd door een bezoek aan Singapore en Melaka te brengen. Vietnamese visa zien er wel mooi uit, vind ik: ze zijn lichtgeel, met aan de onderkant wit en aan de bovenkant blauw. Het nationale wapen en het stempel van de dienstdoende ambtenaar zijn rood.

Pagina 11 heeft een aantal Vietnamese en Maleisische stempels. Pagina 12 heeft mijn derde Vietnamese visum, dat ik kreeg op de ambassade in Den Haag. Ik had een half jaar in Vietnam gewoond, en bracht toen samen met mijn lief een bezoek aan Nederland. Ik had nog een visum van zes maanden, maar dat liep af, dus ik had een nieuw visum nodig. De ambtenaar op de ambassade had reeds een zesmaandenvisum in mijn paspoort geplakt, toen hij of zij van een collega te horen kreeg dat de regering haar beleid had gewijzigd: vanaf nu kon men maximaal drie maanden krijgen. Vervolgens heeft men met typex de zes uitgewist, en daar met balpen een drie overheen geschreven. Omdat ik daarna aangaf geen behoefte meer te hebben aan multiple entries - het scheelde in de kosten, ziet u - is die tekst doorgestreept, en is er in krulletters 'single entry' ondergeschreven. Het resultaat is een van de minst professioneel ogende visa die ik ooit heb gezien, maar o zo idiosyncratisch. En als ik terugdenk aan die tijd, kan ik een zeker gevoel van nostalgie niet onderdrukken. Ik zie ons nog zitten, daar in Den Haag, wachtend op het visum. Het was een kille augustusmaand, en het miezerde; maar we genoten van het broodje haring dat we bij het stalletje gekocht hadden. Het was de eerste keer dat ze met me in Nederland was.

Pagina 13 en 14 hebben ieder drie Vietnamesische en Maleisische stempels. Ik hoor u denken: waarom heeft die jongen zoveel stempels van Maleisië? Dat is simpel: ik ben er twee keer een paar dagen geweest. En daarnaast ben ik er drie keer overgestapt, waarbij ik telkens het land in en uit moest. U begrijpt: voor Maleisië hebben Nederlanders geen visum nodig. Pagina 15 heeft mijn vierde Vietnamese visum, gekregen in Vietnam zelf, eind 2009. Het was de opvolger van het visum dat ik in Den Haag had gekregen, en ook dit exemplaar was slechts drie maanden geldig. Het was niet eenvoudig om een verlenging te krijgen zonder het land te verlaten, en ik heb er flink voor moeten betalen.

Het schrijven van dit verhaal duurt lang. Veel langer dan ik had verwacht. Dat komt doordat ik steeds word afgeleid door mijn herinneringen. Ik herlees sommige van de reisverhalen die ik drie jaar geleden heb geschreven: beschouwingen over God, over Oost-West essentialisme, over oplichterij, over mijn familiegeschiedenis, over utopisch geweld, over optimisme, over vooroordelen, over immigratiepolitiek en over verhoudingen binnen het moderne Azië. En ik realiseer me hoe gelukkig ik ben met wat ik de afgelopen jaren mee heb mogen maken. Mijn leven is af en toe een achtbaan geweest, maar ik had al deze ervaringen voor geen goud willen missen.

Pagina 16 heeft mijn tweede Indonesische visum. Dit visum ziet er heel anders uit dan het vorige: het is lichtblauw, met een beetje geel en groen; de grote Garuda heeft plaatsgemaakt voor hippe kleurtjes. Op de achtergrond staat meerdere keren het woord 'visa' geschreven - dat is ten minste duidelijk. Kennelijk heeft de Indonesische overheid dit nieuwe visum in de loop van 2009 of '10 ingevoerd. Deze heb ik gekregen op het vliegveld van Makassar, in Sulawesi. Wij waren daar samen met mijn familie, die was overgekomen voor onze bruiloft, in april 2010. We bezochten Tana Toraja, het gebied waar mijn moeder geboren is. Het was een mooie reis.

Op pagina 17 en 18 stonden verscheidene Indonesische, Maleisische, Singaporese en Vietnamese stempels. Maar er is weinig meer van over dan wat groene en rode inktvlekken. Toen ik vorig jaar in Tokyo was voor veldwerkonderzoek, ben ik een dag in de stromende regen meegegaan met een groep studenten, het bos van een beroemd heiligdom in. Samen met hen heb ik het heiligdom bezocht, het bos bestudeerd, en eikels verzameld om bomen te kunnen planten. Ik had weliswaar een paraplu bij me, maar dat was niet opgewassen tegen de hoosbui die wij op ons dak kregen. Mijn paspoort zat in het voorvakje van mijn rugtas, en raakte kletsnat. Vreemd genoeg is alleen de inkt op deze twee pagina's doorgelopen.

Pagina 19 is me lief. Dit is mijn allereerste Vietnamese visum. Ik kreeg het bij het Vietnamese consulaat in Sihanoukville, een badplaats in het zuidoosten van Cambodja. Ik weet nog dat ik het aanvraagformulier zat in te vullen, en twijfelde wat ik zou aanvinken: twee weken of een maand. Een visum voor twee weken was goedkoper, maar met een visum van een maand zou ik meer speling hebben. Ik koos uiteindelijk voor het tweede... Op dat moment had ik nog geen idee van wat me allemaal te wachten stond. En ik had al helemaal niet verwacht dat ik een maand later een stempel zou krijgen die aangaf dat mijn recht op verblijf met zes maanden verlengd was (pagina 20), en een fraai 'business'visum dat dat bevestigde (pagina 21). Dit was mijn eerste half jaar in Vietnam. Ik woonde in Hoi An, en werkte in Danang. Het was een van de mooiste en spannendste periodes uit mijn leven.

Op pagina 22 staat mijn Cambodjaanse visum. Het is groen met wit, en op de achtergrond is Angkor Wat te zien. Ik kreeg het voor 20 dollar op het vliegveld van Siem Reap, waar ik aankwam na voor het eerst in Indonesië geweest te zijn, via Kuala Lumpur. Op pagina 23 staan twee Japanse zegels, en bijhorende exit stamps. De zegels zijn voorzien van die rare blokjescodes die je tegenwoordig overal ziet, en die je naar het schijnt kunt scannen met een smartphone - ik weet er het fijne niet van. Het eerste kreeg ik in februari 2011. Ik was toen een maand in Japan voor een workshop en een aantal interviews. Ik vertrok een paar dagen eerder dan gepland, en vanaf een ander vliegveld, omdat het land op dat moment getroffen was door een tsunami en nucleaire ramp. Het tweede kreeg ik in het najaar, toen ik drie maanden in Japan was voor veldwerk. Dit zijn dus mijn PhD-stempels.

Het schiet al aardig op. Op pagina 24 staan een paar Vietnamese stempels. Ze horen bij het visum op pagina 25: het zesde, dat ik kreeg in mei 2005. Ik had op dat moment eindelijk alle benodigde documenten bij elkaar die nodig waren om een werkvergunning aan te vragen - het aanvragen van een Vietnamese verklaring van gedrag alleen al nam maanden in beslag - maar omdat ik op dat moment net te horen had gekregen dat ik een aanstelling in Oslo kreeg, was er geen reden meer om door te gaan met die aanvraag. Ik moest dus nog eenmaal een visum voor drie maanden aanschaffen.

Pagina 26 is ook fraai. Het bevat mijn enige Chinese visum. Voordat we naar Europa verhuisden, wilden we heel graag nog een paar weken naar China en Laos, waar we allebei nog nooit waren geweest. We zegden onze banen op per 1 juli, zodat we nog een maand de tijd zouden hebben om te reizen. Nu kunnen buitenlanders doorgaans niet zelf Chinese visa aanvragen bij ambassades in Azië, maar het toeval wilde dat ik in de periode voorafgaand aan de reis Engelse les gaf aan een groep mensen die werkte voor een hotel annex reisbureau. Voor een vriendenprijsje zorgden ze ervoor dat mijn paspoort naar het consulaat in Ho Chi Minhstad (dat in het Chinees als 胡志明市 wordt geschreven, zo leert het visum mij) werd gestuurd, waar men kennelijk wat flexibeler was dan op de ambassade te Hanoi, en daar bij de juiste persoon terechtkwam. Het visum is niet bijzonder kleurrijk, maar heeft wel een boeiende achtergrondtekening. Op de linkerkant staat een soort poort, met daaromheen meerdere cirkels. Rechts staat de Chinese muur, met daarboven het symbool van de Partij - omringd door lichtstralen, als ware het de zon. Een zekere megalomanie kan de Chinese overheid niet ontzegd worden.

Op pagina 27 staan de beide stempels die horen bij ons verblijf in China, alsmede twee Laotiaanse stempels. Het verhaal van de Chinese grensovergang heb ik al eens eerder verteld. Op pagina 28 staat nog een derde Chinese stempel, vanwege een transit. Ik kreeg het toen ik overstapte in Beijing, vorig jaar december, en route van Osaka naar Oslo. Over die vliegreis heb ik niet zoveel te vertellen, behalve dit: Beijing heeft een fraai nieuw vliegveld, maar Air China is een van de slechtste maatschappijen waarmee ik ooit gevolgen heb. De staf is onbeschoft, het eten belabberd en het vliegtuig oud. Vermijden dus, voortaan.

Pagina 29 is leeg. Leeg! De eerste lege pagina in het paspoort, nu pas! Dat heb ik toch aardig gedaan, al zeg ik het zelf. Met dank aan de Vietnamese overheid.

Op pagina 30 staat mijn laatste Vietnamese visum. Ik kreeg het vorig jaar, bij aankomst op het vliegveld van Saigon, na het eerst online besteld te hebben. Een maand geldig slechts, maar dit keer was dat voldoende, want we bleven maar een week of twee. Toen gingen we weer terug naar de Noorse kou. Op pagina 31 staan de bijbehorende stempels.

Pagina 32 is de laatste pagina voor visa en stempels. Ook deze pagina is leeg gebleven.

Pagina 33 en 34 zijn volstrekte flauwekul. Hier staan in piepkleine lettertjes de vertalingen van de woorden op pagina 2 ('naam', 'nationaliteit' enzovoorts) in alle landstalen van de EU. Kijkt u maar eens, in uw paspoort staat het ook. Als u wilt weten wat het Letse woord voor 'geboorteplaats' is, moet u hier kijken.

En dan zijn we bij de kaft aangekomen. 'Het eigenmachtig aanbrengen van wijzigingen of aanvullingen maakt het paspoort ongeldig', staat er. Ik neem aan dat wijzigingen als gevolg van een flinke regenbui daarbuiten vallen, alsmede wijzigingen met balpen, aangebracht op visa door onkundig ambassadepersoneel. Daarboven staat in drie talen dat dit paspoort eigendom is van het Koninkrijk der Nederlanden. Ik dacht het niet. Dit paspoort behoort toe aan niemand, behalve aan mij. Dit zijn mijn verhalen, waar het Rijk niets mee te maken heeft.

Hoe dan ook: ik kan niet wachten om weer op reis te gaan.