Wednesday, 29 December 2004

Takayama

Vakantie. Na ruim drie gevulde maanden doorgebracht te hebben in de achtbaan Tokyo ben ik er nu even twee weken uit. En na maanden van hoge telefoonrekeningen en eenzame stadswandelingen ben ik weer even samen met mijn vriendin, Liza, wat heel erg fijn is.

Na eerst een week samen in Tokyo doorgebracht te hebben reizen we nu met 'seishun juhachi kippu' (青春十八切符) - goedkope treinkaartjes waarmee je vijf dagen lang onbeperkt van alle boemeltjes en stoptreintjes in het hele land gebruik kunt maken - rond. Momenteel bevinden we ons in Takayama, een prachtig historisch stadje diep in de bergen, ten noorden van Nagoya.



We verblijven in een minshuku, een pension in Japanse stijl. Dat betekent dat we in een kamer met rieten tatami-matten en rijstpapieren schuifdeuren voor de ramen op matrassen op de grond slapen, dat er wanneer we 's avonds in de kamer komen groene thee voor ons klaarstaat, en dat we aan het eind van de dag een heerlijk heet bad nemen, waarna we onze yukata (een soort Japanse badjas) aantrekken. Wanneer we 's ochtends wakker worden, de rijstpapieren deur opzij schuiven en genieten van het uitzicht op de hoge bergen ten oosten van het stadje, ontvouwt zich voor onze ogen een wit, door vrouw Holle te voorschijn getoverd sprookjeslandschap.



De straten van Takayama zijn een genot om doorheen te lopen. De huizen zijn houten kunstwerkjes. Ze zijn veelal gevuld met winkels, die bijzonder fraaie handgemaakte producten verkopen - vooral houtsnijwerk en lakwerk van soms zeer hoge kwaliteit. Daarnaast bevinden zich her en der traditionele sake-brouwerijen en oude koopmanshuizen met fabelachtige houten dakconstructies en fraai gestileerde wanden, versierd met abstracte inkttekeningen.



In een prachtig openluchtmuseum staan boerderijen van honderden jaren oud, die zich oorspronkelijk in het hooggebergte bevonden. De ontzagwekkend hoge en sterke rieten daken van de boerderijen konden vele meters sneeuw dragen. De architectuur is wonderschoon; de traditionele gebruiksvoorwerpen die zijn uitgestald in de huizen fascinerend.

In de vijver zwemt een trotse knobbelzwaan tussen de weerspiegeling van de daken door.



Even verderop staat een megalomaan bouwwerk in de vorm van een reuzentempel. Het bouwwerk draagt een schreeuwend goudkleurig dak, getooid met een grote rode bal. Voor de ingang staan twee torenhoge minaretten, waarop zich een joekel van een davidster en een swastika bevinden - toch een ietwat delicate combinatie, zal ik maar zeggen. Wanneer we er binnengaan worden we welkom geheten door een lange, enigszins gedrogeerd uit zijn ogen kijkende man met een beige legeruniform, en een tweetal mooie dames in kimono die onze naam willen weten. Ieder van hen praat met een zachte zalfstem. Binnen in de tempel bevindt zich een kolossale zaal, waarin vele honderden mensen kunnen zitten (op ons na zijn er op dit moment echter maar twee andere personen). En daar is het grote gouden altaar - de plek waar de Schepper, de heer Su, vereerd wordt. Immers, het was in Takayama waar de aarde geschapen werd - en het is ook Takayama, vanwaar de Nieuwe Tijd van Wereldvrede zich zal verspreiden.

Voor zover het hoofdkwartier van Mahikari, een van de vele nieuwe religies die Japan rijk is.



Het mooiste en opmerkelijkste verschil tussen Tokyo en Takayama zijn de mensen. In Tokyo kun je eenvoudig verdrinken in de anonimiteit zonder door iemand opgemerkt te worden - en als je toch opgemerkt wordt, haalt men zijn schouders erover op. Maar hier kijken mensen elkaar aan. Hier worden we plotseling begroet op straat, hier worden we door onbekenden vriendelijk en nieuwsgierig aangesproken... Mensen vragen ons waar we vandaan komen, wat we doen, wat Nederlanders eten (mijn standaardantwoord is haring - de uitleg over de wijze waarop wij dit dier nuttigen kan altijd op veel verbazing en ontzag rekenen). Gisteren werden wij, terwijl wij langs de weg liepen, plotseling door een picknickend echtpaar uit Nagoya uitgenodigd om met hen mee te eten (het niet beschamen van zulke gastvrijheid is dan ook even belangrijker dan semi-vegetarische principes - zelfs als het rauw varkensvlees betreft). Deze oprechte interesse van veel verschillende mensen is waarlijk een geschenk - zeker als je lange tijd in een stad woont, ben je geneigd de schoonheid en het belang van gastvrijheid een beetje te vergeten.



Aan de rand van het stadje bevinden zich enkele handenvol tempels en heiligdommen op een kluitje, doezelend in de sneeuw. De deuren zijn gesloten, opdat boeddha's en kami het niet koud krijgen. Terwijl we wandelen knispert de sneeuw onder onze voeten en ademen we wolkjes uit.

We weten ons welkom, in het stadje van de mooie daken.



Takayama, dank voor uw warmte.

Monday, 27 December 2004

Kerstmis

Het is een paar dagen voor kerstmis. Drie strak in het pak gestoken uitwisselingsstudenten staan in Ueno Park kerstliedjes te zingen. Ofschoon het duidelijk is dat zij niet heel veel tijd gehad hebben om samen te repeteren, en ofschoon de tonen niet altijd even makkelijk gehouden worden, verspreiden zij vol liefde en plezier de vreugdevolle boodschap van het feest dat komen gaat. Moeiteloos wordt 'oh come all ye faithful' (de lezer wellicht meer bekend onder de titel 'komt allen tezamen') afgewisseld met 'winter wonderland'. Helaas kijken de meeste mensen hen aan met een gezicht alsof zij zojuist een kilo natto (weerzinwekkend stinkend braaksel dat door Japanners als voedsel beschouwd wordt) naar binnen hebben gewerkt en vervolgens een met jonge katjes jonglerende Mohammed B. voor zich zien, maar dat mag de pret niet drukken. Zowaar, ze krijgen zelfs fans op zich af (of dat is vanwege hun liedjes, of vanwege de lange, breeduit glimlachende, knappe maar enigszins vals zingende Duitser in hun midden laat ik even in het midden): een dame in een witte jas van nepbont die aangeeft uit Mongolie te komen en van hen wil weten hoe hun zanggroep heet en of ze ook verzoeknummers doen, en een groep van ongeveer tien zestienjarige meisjes in schooluniforms die meeklappen op het ritme van hun liedjes. Natuurlijk blijft de pet die voor hen op de grond ligt verschoond van enige financiele inhoud; maar zij zingen over kerstmis, en zij zijn gelukkig, dus zij malen niet om geld. Bovendien schijnt de zon, ook niet geheel onbelangrijk.



Helaas, de vreugde is van korte duur. Nadat zij eerst de jongleur en de dwarsfluitspeler die verderop hun kunsten op niet onverdienstelijke wijze aan het vertonen waren hebben weggestuurd komen twee boos kijkende, onbeleefd sprekende mannetjes op hen af om hen te sommeren zich als de wiedeweerga uit de voeten te maken. Hun boodschap wordt kracht bijgezet door het donkerblauwe uniform dat ze dragen (van compensatiedrang overlopende mannen van klein formaat die vol trots in hun uniforms in het rond lopen te baltsen en hun verkregen macht proberen bot te vieren op anderen maken bij mij toch altijd weer een gevoel van medelijden los) en hun eveneens donkerblauwe pet, waarvan de klep op semi-fascistische wijze hun ogen verduistert. De beide heren zijn, klaarblijkelijk, agenten. In die hoedanigheid vertegenwoordigen zij het instituut 'staat' en de waarde 'gerechtigheid' - het lijkt erop dat zij van mening zijn dat dit samen dient te gaan met de gezichtsuitdrukking die een normaal mens reserveert voor het moment dat hij op het kleine kamertje met veel inspanning een grote boodschap doet.



Het tegenargument van de uitwisselingsstudenten dat zij nog geen cent verdiend hebben, en dat zij vanaf nu ook niet meer middels een lege pet om geld zullen bedelen, heeft geen effect. Want - ik citeer - 'zingen is verboden'.



Zingen is verboden.



Wie in Japan door een winkelstraat loopt, wordt continu lastig gevallen door verkopers van diverse pluimage die je folders in de hand drukken, met grote megafonen midden op de stoep in je oor staan te schreeuwen, keiharde jingles uitbraken, et cetera. Nagenoeg de gehele publieke ruimte in dit kapitalistische paradijs wordt in beslag genomen door advertenties in vele vormen. Lege beloften voor zoekende consumenten trachten je murw te beuken waar je maar gaat. Openbaar vervoer, onderwijsinstellingen, de straat - nergens ben je veilig voor de sirenen van de consumptie. De publieke ruimte is praktisch dood.



Maar zingen in het openbaar? Dat is verboden.

Je zou de orde eens kunnen verstoren...



Plezier maken, overdag en midden op straat, niet eens onder invloed van drank (stomdronken lieden mogen zich 's avonds opeens wel misdragen zonder dat iemand daar iets van zegt, maar dan zijn ze onder invloed van de harddrugs die de Japanse maatschappij koest houdt, dus dan wordt het gedoogd), en andere, onbekende mensen bij dit plezier betrekken - nee, dat kan natuurlijk niet geaccepteerd worden...



Tijd om de publieke ruimte te heroveren, om met Naomi Klein te spreken.

Wednesday, 15 December 2004

Starbucks Sensei

De meeste van zijn leeftijdsgenoten achter de toonbank herkennen hem direct wanneer hij binnenkomt. Met een hartelijke 'irasshaimase' en een grote glimlach begroeten ze hem, waarna ze hem in ruil voor een klein geldbedrag met liefde een Starbucks Latte (Short Size, Hot), dan wel een Tazo Chai Tea Latte (eveneens Short Size, Hot) bereiden. Dankbaar neemt hij deze in ontvangst, waarna hij het trapje afloopt naar de benedenverdieping en daar aan een houten tafeltje gaat zitten. Hij begroet zijn eerste studente, die reeds lange tijd aanwezig is, doet zijn jas uit, neemt een slok van zijn drankje en haalt een lelijk blauw boek en een elektronisch woordenboekje tevoorschijn.

De les kan beginnen.



Ze heeft prachtige lange zwarte haren, glinsterende ogen en een honingzoete glimlach. Slechts de kraaienpootjes naast haar ogen verraden haar leeftijd. Drie kruisjes heeft ze reeds op haar rug - zoals zijn oma, God hebbe haar ziel, gezegd zou hebben. Japanners zouden haar respectloos een 'christmas cake' noemen (bijzonder smakelijk, maar als kerstmis eenmaal voorbij is wil niemand het meer hebben), daarmee verwijzend naar haar ongehuwde staat.

Maar als ze dan een christmas cake is, dan wel een hele mooie. Verlegen heeft ze haar ogen neergeslagen. Af en toe kijkt ze even op - wanneer ze een vraag niet begrijpt, wanneer ze een fout maakt, of wanneer haar uitspraak gecorrigeerd wordt. De taperecorder naast haar draait maar en draait maar. Zij zwoegt ondertussen op het verschil in uitspraak tussen een L of een R.

Elke week begrijpt ze een beetje meer. En elke week wordt haar glimlach guller.



De volgende studente is nog een beetje ouder, en tevens ongehuwd. Ze studeert Engels, teneinde in Engeland een cursus kleurentherapie te kunnen volgen. In tegenstelling tot de eerste studente houdt ze niet van het lelijke blauwe boek, en bereidt ze de lessen nauwelijks voor. Ze vindt het leuker om te praten dan om oefeningetjes te doen - maar heeft daarbij de tamelijk persistente neiging zelfs de eenvoudigste dingen in het Japans te zeggen. Terwijl ze vertelt over de lezing over de menselijke ziel waar ze geweest is, de aurafoto die ze heeft laten maken of de winkel met therapeutische edelstenen die ze toevallig tegenkwam zijn haar ogen gericht op een onbestemd punt in de ruimte, schuin achter hem. Hij doet ondertussen zijn best haar te helpen datgene wat ze wil zeggen in het Engels te vertalen.

Wanneer ze uitrekent dat hij, volgens een hem onbekende astrologie, een panter is, knikt ze hem bewonderend toe.



De derde studente is slechts een paar jaar ouder dan hij. Ze is werkzaam als tandartsassistente en is afkomstig uit een stad in het noorden. Het is niet ondenkbaar dat er een verband bestaat tussen de wijze waarop ze haar brood verdient en de joekel van een blokjesbeugel die haar gebit vergezelt - en die de uitspraak van de Engelse taal er niet makkelijker op maakt.

De blokjesbeugel verhindert haar er gelukkig niet van met een zekere regelmaat breeduit stralend te lachen. Ofschoon het lelijke blauwe boek niet altijd even enerverend is, danst ze er door heen. Maar het meeste plezier beleeft ze aan het andere boek dat hij meebrengt; een boek waarin de beroemde tekenfilms van Walt Disney in verhaalvorm zijn opgenomen.

Haar Engels gaat met grote sprongen vooruit, terwijl ze hem Pinokkio voorleest.



De laatste studente van vandaag is de enige die getrouwd is - al lijkt het er soms op dat haar man weinig meer is dan een verre meneer die haar verbiedt langer dan een maand naar het buitenland gaan. Aangezien ze niet geinteresseerd is in zaken als blauwe boeken of grammatica bestaat haar les grotendeels uit conversatie, af en toe afgewisseld met de bespreking van door haar uitgekozen teksten. Ze leert Engels ter voorbereiding op een reis naar India, die ze in januari zal maken. Ze zal tijdens deze reis onder meer een bezoek brengen aan een beroemde hindoegoeroe - dan kun je inderdaad niet aankomen met alleen Japans.

Nu en dan dwalen haar gedachten tijdens de les af. Wanneer hij haar dan iets vraagt kijkt ze vanachter haar dikke, troebele brillenglazen op als een hond die uit zijn slaap gewekt is en nog niet zeker weet of hij wel echt wakker is. Maar haar Engels is in een paar maanden tijd erg vooruit gegaan - ofschoon ze in het begin nog niet wist hoe ze in een restaurant eten moet bestellen, spreekt ze nu met hem over de situatie in Kashmir.

De afgelopen maanden heeft ze ontslag genomen bij het architectenkantoor waar ze werkte, om vervolgens part-time te gaan werken als inspecteur bij paardenraces, en als medewerkster van een internethelpdesk. Die laatste baan heeft ze helaas alweer verloren, daar ze er maar niet in slaagde het examen van de internetcursus die ze moest volgen te halen. Momenteel brengt ze het grootste deel van haar tijd door in de plaatselijke mahjonghal, waar ze haar geld vergokt.

Soms lijkt ze eventjes heel eenzaam.

Soms vraagt hij zich af waarom ze geen kinderen heeft.



Na afloop van de lessen loopt hij naar een klein, Indiaas restaurantje dat zich in een smal, met eethuisjes gevuld straatje bevindt. De Indiers in de open keuken herkennen hem als hij binnenkomt en begroeten hem hartelijk - in het Japans, zoals het hoort. De baas van de tent vraagt hem waar zijn vriendinnetje gebleven is, met wie hij daar laatst gegeten heeft. Wanneer hij hem vertelt dat dat niet zijn vriendinnetje was omdat zijn vriendinnetje ver weg is, en dat hij ondertussen niet aan het scharrelen is, werpt de man hem een veelbetekenende grijns toe.

Het eten is verukkelijk. De nan is bezaaid met grote stukken knoflook, de massala gevuld met brokken vis. Op een TV danst een grote groep jongemannen, voor de helft bestaande uit moslims en voor de andere helft uit hindoes, een dans die hem in de verte aan kinderen voor kinderen doet denken. Ondertussen zingen zij een lied dat volgepropt is met een groot aantal salaam aleikums, aangevuld met voor hem ondoorgrondelijke Hindiklanken.



Na de maaltijd gaat Starbucks Sensei naar huis, om te studeren voor de test van de volgende dag.

Nu mag hij zelf weer de student zijn.

Tuesday, 14 December 2004

Sinterklaas

Ofschoon enigszins laat, wil ik jullie mijn bijzondere sinterklaaservaringen niet onthouden. Het overkomt je niet elk jaar, dat je de kans hebt sinterklaasavond te vieren in een gezelschap waarin twaalf verschillende nationaliteiten vertegenwoordigd zijn. Maar het was een groot succes.



Aangezien ik de verjaardag van de goedheiligman ook hier niet onopgemerkt voorbij wilde laten gaan, had ik in de weken hieraan voorafgaand mijn vrienden bestookt met telefonische e-mails om hen te overtuigen van het feit dat er niks mooiers bestaat dan een gedicht te schrijven voor iemand die je lief is - zeker als je daarmee boeiende culturele bagage vergaart! Deze e-mails misten hun uitwerking niet: op de dag dat wij lootjes trokken waren wij met niet minder dan 18 personen.



De weken voor Sinterklaas waren gevuld met spanning en voorpret. Bepaalde mensen probeerden wanhopig erachter te komen van wie zij hun geschenk zouden krijgen; er werd flink in het rond gefluisterd en gespeculeerd. Toen mensen hoorden dat ze het gedicht dat ze zouden krijgen hardop moesten voorlezen, werd de spanning en onzekerheid nog groter - wie weet welke wrede woorden ze wel niet over zich heen zouden krijgen! Een Amerikaanse vriend van me (waarmee ik aanstaande zaterdag naar het beroemdste park van Tokyo ga om daar kerstliedjes te zingen, maar dat terzijde) begroette me elke keer dat hij me zag met een niet oninteressante jabbertalkversie van 'zie de maan schijnt door de bomen' - waarop ik natuurlijk enthousiast reageerde door met hem in het Nederlands mee te zingen. Een Franse vriend van me vroeg me om een tamelijk abstract liefdesgedicht voor hem in het Duits te vertalen, opdat de persoon voor wie het gedicht bestemd was het ook zou begrijpen, wat ik graag voor hem deed. De kolossale zak pepernoten die de Sint mij had doen toekomen deelde ik met vrienden en klasgenoten (en natuurlijk met mijn studenten Nederlands; Sinterklaas is ook een erg geschikt thema voor de Nederlandse les).

We waren klaar voor het echte feest!



De avond begon met een maaltijd in de Saizeriya om de hoek; een grote goedkope eetfabriek waar fastfoodachtig semi-Italiaans voedsel geserveerd wordt (een ideale plaats om te eten wanneer je met een grote groep bent, kortom - ofschoon hij natuurlijk niet opkan tegen mijn geliefde Donatello in Leiden). Na afloop van de maaltijd begaven wij ons naar de lounge in de dormitory, waar de Sint reeds de cadeaus en een met kruidnoten gevulde schaal op tafel had gezet.



Aangezien niemand een dobbelsteen bezat mocht degene die als eerste een aas of een joker uit een kaartspel wist te toveren zijn of haar cadeau van de tafel halen en het gedicht voorlezen. Reeds bij de eerste gelukkige, die in een tamelijk ingenieus gedicht beschuldigd werd van tamelijk onethische seksuele praktijken (helaas kreeg hij dit gedicht van dezelfde persoon voor wie hij zelf een prachtig, zij het enigszins abstract, liefdesgedicht had geschreven, dat hij ook nog speciaal voor deze persoon van het Frans naar het Duits had laten vertalen...), was duidelijk dat kosten noch moeite gespaard waren - zowel wat betreft de gedichten (veel mensen hadden erg mooie, soms persoonlijke gedichten geschreven), als de cadeaus. Bontgekleurde rijstcrackers, condooms gevuld met potjes wax, een roze varkentje met een warmwaterkruik in zijn buik, tweedehands literaire klassiekers, exclusieve chocolade... eenieder kreeg wat zijn hartje begeerde.



Voor mij had de Sint een Franstalig gedicht in petto, waarin hij mij op subtiele wijze duidelijk maakte dat mijn negatieve beoordeling van de Franse biersmaak weliswaar niet geheel onterecht was, maar dat Frankrijk en haar bewoners dat toch wel meer dan compenseerden met hun voorliefde voor goede wijn. Dat de Sint zelf ook wel een beetje verstand heeft van goede wijn werd mij wel duidelijk toen ik een aantal dagen later samen met een vriendin (die zelf ook erg gelukkig was met het roze varkentje met een warmwaterkruik in zijn buik dat ze gekregen had) genoot van de uitstekende fles Bordeaux die hij me geschonken had... Merci, Saint Nicolas!



Tot slot wil ik nogmaals mijn hartelijke dank uitspreken voor die andere lieve Sinterklazen die de moeite hadden genomen om voor mij mooie presentjes uit te kiezen (drop, pindakaas, gevulde speculaas en een met nostalgisch poldergemopper gevulde Vrij Nederland, meer heb ik niet nodig om gelukkig te worden) en nog mooiere gedichten te schrijven (vooral die over de inlichtingendienst van de Sint was erg hilarisch; je zou bijna denken dat de Sint kennis heeft genomen van mijn papers over ideologie en het Japanse systeem...). Ook mijn dank aan de Nederlandse en Japanse postdiensten die met een gezamenlijke inspanning ervoor gezorgd hebben dat de pakketjes die de Sint mij had geschonken voor 5 december hun weg naar mijn dormitory konden vinden. Dank u Sinterklaasje!

Thursday, 2 December 2004

De ambassade

Ik ben lid van een grote familie. Het is een oude familie, wier stamboom teruggaat tot in de zeventiende eeuw. Het is een deftige en trotse familie, die in de loop der eeuwen vele invloedrijke en iets minder invloedrijke wetenschappers, politici en andere belangrijke figuren heeft grootgebracht. Het is een familie die vrijheid - van het woord, het geschrift en de gedachte - hoog in het vaandel heeft staan. Het is ook een familie die nog wel eens wat al te neerbuigend doet over andere families die iets minder oud en beroemd, maar daarom niet minder succesvol zijn. Hoe het ook zij, het is een familie van internationaal academisch aanzien (ten minste, dat plegen de familieleden te geloven).

Ik ben een student van de Universiteit Leiden. En ik ben er trots op - zoals het hoort.



Leidse familieleden hebben zich verspreid over de gehele planeet. Maar zoals het dankbare kinderen betaamt, verloochenen zij hun afkomst niet. Zo organiseren zij familiedagen, waarop zij elkaar kunnen ontmoeten - zelfs in den vreemde. Als Leidse student had ik afgelopen week de eer uitgenodigd te worden voor een dergelijke familiedag, waarop afgestudeerden van aanzien, onzekere nog-niet-afgestudeerden, en mensen die zich enigszins onwennig tussen het servet en het tafellaken in bewogen samenkwamen voor een goede maaltijd en een interessante lezing.



Wij waren door de ambassadeur en zijn charmante Franse echtgenote uitgenodigd in hun residentie (de ambassadeur is zelf een voornaam lid van de Leidse familie, en nodigt ieder jaar zijn familieleden uit voor deze bijeenkomst). Samen met mijn Leidse neef Wouter, die ook in Tokyo studeert, begaf ik mij naar de ambassade voor deze bijeenkomst. Wij hadden ons voor de gelegenheid strak in het pak gehesen - je komt per slot van rekening niet iedere dag bij een ambassadeur thuis. Tamelijk onzeker waren we over de tijd waarop we geacht werden te verschijnen - betekent 'half zeven' dat je moet zorgen op dat tijdstip aanwezig te zijn, of dat je vanaf dat tijdstip kunt komen binnendruppelen? Uiteindelijk besloten we maar om exact om half zeven het huis te betreden; dan begingen we in elk geval geen al te grote faux pas.



Bij de ingang werden wij verwelkomd door een Japanner in uniform, die ons in het Engels aansprak, wat een vreemde gewaarwording was - ik kan me in elk geval niet herinneren ooit een geuniformeerde Japanner Engels te hebben horen praten. Daarna begaven wij ons richting het huis.

Ofschoon ik nooit in Jakarta geweest ben, laat staan in Batavia, waande ik mij onmiddelijk in die contreien. De residentie was een grote villa, gebouwd in een imposante koloniale mix van neo-stijlen. De negentiende eeuw grijnsde ons reeds vanaf de gevel tegemoet, en dat gevoel werd behoorlijk versterkt toen wij bij de voordeur welkom geheten werden door een opmerkelijk Zuidoost-Aziatisch ogende dame in een zwart-wit serveerstersuniformpje. Wij werden geleid naar een ruime kamer, waarvan de gebroken witte muren en het plafond versierd waren met beschaafde, niet overdadige doch ontegenzeggelijk Victoriaanse ornamenten. Aan het plafond hing een kroonluchter. De ene helft van de ruimte werd in beslag genomen door een grote tafel, de andere helft door enkele tientallen in dezelfde richting geplaatste stoelen, enkele kleinere tafeltjes en een diascherm.



Wij werden van drinken voorzien door een eveneens ietwat Zuidoost-Aziatisch ogende butler (die onze glazen de rest van de avond zodra zij enigszins leeg begonnen te raken weer zou bijvullen). Om ons heen begroetten oude relaties elkaar op rituele wijze. Onder het spreken en begroeten waren her en der de statusverschillen reeds zichtbaar. Oude jongens waren aangevangen met hun gesprekken over krentenbrood. Wij bewogen ons daar schuchter doorheen, trots als een pauw dat we waren uitgenodigd en deel uit mochten maken van deze familie. We spraken met studiegenoten die we reeds kenden, en met enkele andere leden van de vermaarde Leidse familie die we nog niet kenden. Een enkele sympathieke afgestudeerde heer van aanzien vroeg ons wie wij waren en wat wij in Japan kwamen doen.



Daarna volgde de maaltijd. Deze was verrukkelijk. Wij nuttigden haar op de van tempo doeloe overlopende verwarmde veranda met rococozuiltjes, die uitkeek over een fraaie tuin met een idyllisch egaal gazonnetje. Het gesprek ging natuurlijk over de aangekondigde bezuinigingen die ons aller opleiding binnen afzienbare tijd ongenadig hard zullen treffen, waarbij duidelijk werd dat de klachten die men dertig jaar geleden had ten aanzien van deze opleiding nauwelijks verschilden van de klachten van vandaag de dag - voor zover de illusies aangaande verbeteringen in het onderwijs. Ook wel aardig was het feit dat het beleid dat de afgelopen jaren door de opleiding gevoerd is door bepaalde invloedrijke japanologen op ongenadige harde wijze bekritiseerd werd (hun kritiek was volkomen terecht, maar dat terzijde).

Ook dat is de Leidse familie: genieten van het weerzien door weer even lekker samen te mopperen over het gebrek aan daadkracht, visie en kwaliteit in het ouderlijk huis.



Na afloop van de maaltijd konden wij, onder het genot van een kopje koffie en zeer smakelijke, ongetwijfeld peperdure gebakachtige hapjes dessert, luisteren naar de lezing die door een collega van mij van het Japan-Nederland instituut (sprak hij, eenvoudige part-time taaldocent, niet zonder enige trots) gehouden werd. Zij vertelde een vermakelijk verhaal over een achttiende-eeuwse Hollandse zwendelaar, wiens graf zich hier in Japan bevindt. Historisch onderzoek heeft vele opmerkelijke details over dit heerschap naar boven gehaald; zo was hij onder meer verantwoordelijk voor de verplaatsing van een heuse orang oetan van Indie naar Nederland, en een liefhebber van de goede dingen des levens.



Tijdens de lezing zaten wij, de nog-niet- en de nog-maar-net- afgestudeerden, discreet op de achterste stoelen te luisteren. Natuurlijk lachten wij beschaafd wanneer er een grapje werd gemaakt; voor het overige waren wij stil en luisterden wij.

Vooraan zaten de gerespecteerde afgestudeerden, iets luider lachend dan wij. Zij waren het die na afloop van de lezing de vragen stelden.

Ten weerszijden van de spreekster, ten slotte, bevonden zich de twee hooggeachte heren met de meeste invloed en autoriteit op het gebied van de relaties tussen Japan en Nederland. Zij waren gezeten op stoelen die iets luxer waren dan die van de andere aanwezigen, en zij zaten ook net iets meer ontspannen op hun stoel. Zij waren het die tijdens de lezing op gezette tijden de grapjes mochten maken, zij waren het die de spreker soms onderbraken met verbeteringen en (niet altijd geheel ter zake doende) kritische vragen. Zij hadden de regie.



Graag betuig ik bij dezen mijn dankbaarheid voor de gastvrijheid van de ambassadeur en zijn echtgenote.

Graag ook betuig ik mijn dankbaarheid voor een interessant kijkje in de keuken van de grotemensenwereld, en voor een boeiende introductie tot haar sociale rituelen.



Welkom in de familie, Aike!