Wednesday 21 January 2009

Babel en de batikman

Een van de mooiste films van de afgelopen jaren was Babel. Ik ken weinig films die er zo goed in geslaagd zijn de menselijke behoefte om begrepen te worden, en de onmacht die we voelen in onze zoektocht naar begrip en erkenning, op zo krachtige en ontroerende wijze te verbeelden. Ik wil dat je me ziet zoals ik echt ben, ik wil dat je me erkent en liefhebt, en jij wil hetzelfde - maar toch begrijpen we elkaar niet, toch is het alsof we altijd langs elkaar heen praten, toch zijn we bang voor elkaar. Daar gaat de film over. Het verhaal zal ik hier verder niet samenvatten - mocht u hem niet gezien hebben, dan kan ik hem in elk geval van harte aanraden. Maar er is een moment in de film waar ik graag even de aandacht op wil vestigen.

Een van de verhalen van Babel gaat over een Amerikaanse toeriste (Cate Blanchett), die met haar man (Brad Pitt) op reis is in Marokko, teneinde hun huwelijk te redden. Terwijl ze in de rijdende toerbus zit wordt ze geraakt door een kogel. Ze bloedt ernstig, maar er is in de verste verte geen ziekenhuis te bekennen. Dus rijdt de bus naar een nabijgelegen Berberdorpje, waar een veearts de kogel verwijdert en de wond dichtnaait, opdat ze niet doodbloedt. Maar terwijl ze wachten op een helikopter om haar naar een ziekenhuis te brengen worden de andere toeristen in de bus onrustig. Ze klagen over de hitte, en over honger en dorst. Geen wonder. Ze blijven bij de bus, die in de zon staat, in plaats van ergens in het dorpje in de schaduw te gaan zitten. En ze durven het eten en drinken dat de dorpsbewoners hun aanbieden niet aan te nemen, zoals we kort te zien krijgen. Immers, zo zegt een kwade man, een eerdere groep toeristen dat in een dorpje als dit belandde werd gegijzeld en vermoord. Dat dat in een ander land was, duizenden kilometers verderop, vergeet hij even.

Het is makkelijk om de paranoia van de toeristen, en de islamofobie waaruit deze voortkomt, te veroordelen. De politiek correcte reactie zou zijn: Arabieren (of Afrikanen, of Aziaten, whatever - de Ander, in elk geval) zijn zulke gastvrije mensen, en 'wij' zijn zo kortzichtig en xenofobisch, dat we ze niet vertrouwen. Toegegeven: dat was ook mijn eerste reactie na het zien van de scene waarin het eten geweigerd werd. Maar stel je eens voor hoe je zelf zou reageren in een dergelijke situatie. Er is net iemand van je groep neergeschoten, je bent in den vreemde, je weet niet wat er gaat gebeuren en waar vandaan de kogel kwam - natuurlijk ben je doodsbang!

Ik heb hier meerdere malen het verwijt gekregen dat reizigers c.q. 'westerlingen' (wat dat ook mogen zijn) zo paranoide zijn. Aziaten zijn supergastvrij, zo gaat de mythe, en gevoelig, en respectvol - waarom dan toch dat gebrek aan vertrouwen? En inderdaad, als reiziger moet je oppassen dat je niet vervalt in een staat van permanente paranoia. Onbegrip en irritatie, en angst voor de vreemde wereld waarin je beland bent, kunnen je het gevoel geven dat je constant op je hoede moet zijn, dat iedereen iets van je wil, en dat niemand te vertrouwen is. Voor je op reis gaat (om het even waarheen) hoor je de horrorverhalen over criminaliteit, over drugs in drankjes, over oplichterij, over enge ziektes. 'Wees voorzichtig! Wees op je hoede!', zo luidt het mantra waarmee je op pad wordt gestuurd. Veel reizigers hebben zich deze houding inderdaad eigen gemaakt, en ik zou mezelf niet geheel durven vrij te pleiten. Maar wanneer wantrouwen verwordt tot modus vivendi sta je niet open voor nieuwe, mooie ontmoetingen; bevestig je vooroordelen over westerlingen als zijnde arrogant, onbeleefd en/of gierig; en sta je continu onder stress. Al teveel wantrouwen vergalt kortom je reisplezier, en maakt je bovendien tot een slechte ambassadeur van je land.

Dus ja, idealiter loop je vrolijk glimlachend rond, groet je iedereen die jou groet, maak je een praatje met wie je daar maar toe uitnodigt, en maak je je geen zorgen over bezittingen, over geld of over vreemde bacterieen. Alle Menschen werden Brueder, we zijn allemaal gelijk, dank u wel voor uw grote gastvrijheid. Idealiter sta je open voor elke ontmoeting, voor ieder nieuw gezicht en verhaal, voor iedere uitnodiging.

Maar helaas, de realiteit is weerbarstig. Als er een ding is dat mensen van hier niet begrijpen, dan is het de ervaring om continu aangesproken en gezien te worden als een wandelende dollarboom; dan is het dat je als westerse toerist het gevoel krijgt dat iedereen iets van je wil om de trieste maar simpele reden dat veel mensen ook daadwerkelijk iets van je willen. Er is een fundamentele machtsongelijkheid tussen jou en de Ander. Jij komt uit een land waar geld vijf keer zoveel waard is als hier, en hij weet dat net zo goed als jij. De mythe van de Aziatische gastvrijheid en beleefdheid is mooi, maar de realiteit is dat de meerderheid van de dagelijkse ontmoetingen draait om een enkel ding: geld. Jij bent rijk, ook al ben je dat niet (en geloof me: na een kapotte scooter, fotocamera en mobiele telefoon begint de bodem van mijn spaarvarken akelig zichtbaar te worden) - en wie rijk is moet niet moeilijk doen over een taxiritje of souvenir meer of minder, zo vindt men. En elke keer als een oude dame je op je arm tikt en je een kartonnen beker onder je neus douwt, er gewoon een flap in doen.

Begrijp me niet verkeerd: ik zeg niet dat er hier geen gastvrijheid is, en dat er geen vriendelijke mensen zijn. Welzeker. Ik heb in de paar dagen dat ik in Indonesie ben al enkele mooie ontmoetingen gehad. Daar wil ik niets aan afdoen. Ik wil ook niet de suggestie wekken dat ik een nukkige scepticus ben die argwaan koestert jegens alles en iedereen. Maar ik wil wel duidelijk maken dat het soms moeilijk is om vol van vertrouwen in het rond te huppelen en vrolijk met iedereen te kletsen, ook al is dat wat je het liefste zou doen. Daarbij moet ik opmerken dat er hier een groot verschil bestaat tussen alleen zijn, of in gezelschap van iemand anders. Wie samen met iemand anders is heeft per definitie minder aandacht voor de omgeving, kan altijd overleggen, heeft de eigen taal tot de beschikking - is, kortom, veel minder gevoelig voor de continue verzoeken en 'uitnodigingen' die op hem worden afgevuurd. Wie alleen rondloopt, is kwetsbaarder, en wordt ook als zodanig gezien. Alleen reizen is sowieso iets dat men hier niet begrijpt. Wel eens een Aziaat gezien die iets in zijn eentje deed?

Gewoon rustig door Yogyakarta wandelen is in elk geval een hele opgave. Zo word je voortdurend aangesproken door de heren van de fietstaxi's. 'Hello mister, where are you going? Where are you from?' Het gesprek aangaan is simpelweg geen optie - je zou geen meter vooruit komen. En men wil ook helemaal geen gesprek, men wil je een ritje aansmeren dat je eigenlijk niet wilt. Persoonlijk heb ik er een gruwelijke hekel aan om mensen ronduit te negeren, maar je hebt weinig keus. Meestal zeg ik nog wel hallo terug, maar zelfs dat wordt al opgevat als een uitnodiging. En soms wil je gewoon doorlopen, en heb je geen zin om elke tien meter een 'hello sir, where are you going' in je oor gelispeld te krijgen. Mijn heren, als ik van uw diensten gebruik wil maken, maakt u zich geen zorgen. Ik weet u echt wel te vinden.

Maar goed, bij hen is het ten minste duidelijk wat hun agenda is, en na een tijdje raak je steeds meer bedreven in het beleefd doch beslist bedanken. Niet bij iedereen is dat echter even duidelijk. Zo bleek een meisje dat in een cafe een praatje met me maakte een prostituee te zijn, die me aanbood mee te gaan naar mijn hotel. Een man die me geheel vrijblijvend 'advies' gaf over openingstijden en speciale evenementen van tempels speelde onder een hoedje met een taxichauffeur die daarna plots opdook, en die me naar zijn edelstenenwinkel wilde brengen. Vanmiddag maakte een man een praatje met me, dat vloeiend overging in een rondleiding. Door schade en schande wijs geworden zei ik hem expliciet dat ik geen tour wilde, en ook niets ging kopen. Nee, hij was geen gids, hij wilde zijn Engels oefenen. Gelul natuurlijk, maar ik heb zijn gratis rondleiding maar over me heen laten komen. Toen daarna in zijn batikwinkel de emotionele chantage volgde, heb ik mij niet laten overtuigen zijn 'arme familie' te helpen - maar het moge duidelijk zijn hoe ze proberen je schuldgevoel te bespelen. Helemaal curieus was het meisje in Jakarta dat, nadat we een praatje hadden gemaakt bij de bushalte, een uur lang met me meeliep - ondanks het feit dat ze nauwelijks Engels kende. Ze hielp me met het kopen van een treinkaartje, en wilde me volgen naar God weet waar. Ik heb haar toen gezegd dat ik alleen wilde zijn, maar toen ik twee dagen later de trein nam stond ze me op het perron op te wachten. Het was tamelijk ongemakkelijk.

Hoe weet je wie oprecht is, en wie niet? Hoe kun je het verschil weten tussen iemand die met je wil praten omdat hij zijn Engels wil oefenen, omdat hij geinteresseerd is in Europa of omdat hij simpelweg een kletskous is die het leuk vindt nieuwe mensen te ontmoeten; en iemand die met je wilt praten omdat hij je iets wil verkopen (wat meestal het geval is) of omdat zij (of hij, want geloof me, lang niet alle Aziatische mannen zijn heteroseksueel) seks met je wil? Het weinig bevredigende antwoord: dat weet je nooit zeker. Iedereen heeft een agenda. Wanneer ik mensen ontmoet heb ik ook een agenda. Ik wil mijn ervaringen delen, mijn ei kwijt, advies inwinnen, mijn Frans oefenen, wat dan ook. Ik wil leren over dit land en weten hoe mensen denken over religieuze en politieke zaken. Iedereen heeft een agenda. Maar de vraag is: is iemand geinteresseerd in je vanwege je geld, of vanwege je verhaal? Dat maakt nogal een verschil. En nee, dat kun je nooit zeker weten. Volledig afsluiten en je wentelen in argwaan is geen optie - dan kun je net zo goed thuis voor de tv gaan zitten mopperen, en op de PVV stemmen. Maar alertheid is wel geboden, want voor je het weet heb je aan de ene arm een prostituee die je met grote hertenogen probeert te verleiden, en aan de andere een nieuwe beste vriend die een uniek aanbod voor je heeft als je hem volgt naar zijn winkel.

Het was mijn eerste dag in Yogyakarta. Ik bracht vier kilo vuile was naar een wasserette, hetgeen hard nodig was, want het waren alle kleren die ik had. In de wasserette annex kleermakerij stond een jongen van een jaar of twintig. Hij complimenteerde me met mijn t-shirt, waarop een hoofdloze Mickey Mouse te zien was. Hij vertelde dat hij kunststudent was. Leuk. Hij vroeg me waar ik heen ging. 'Even ergens zitten, een glas ijsthee drinken', zei ik. Oh dat wilde hij ook wel, hij had nu pauze, misschien konden we samen wat drinken? Waarom ook niet. We passeerden een restaurant met terras, en ik stelde voor daar te gaan zitten. Hij twijfelde, maar stemde toe. We dronken wat, en hadden een half gesprek over voetbal en Belgische meisjes (ik moet bekennen dat ik meer verstand heb van het eerste dan van het tweede). Dit was gewoon een jongen die het leuk vond een praatje te maken, vertelde ik mezelf, laat die paranoia nou eens varen. Hij was een beetje onrustig. Of ik zijn tentoonstelling wilde zien? Ja hoor, dat wilde ik wel. Leuk, een tentoonstelling van kunststudenten. Wist ik veel - ik was pas net in Jogja.

We liepen een huisje binnen dat vol stond met batik doeken. Twee westerse mensen liepen naar buiten. Het kwartje viel. Ik werd welkom geheten door een aimabele man, die meteen zijn charme-offensief op me losliet. Hij toonde mij batiktechnieken, gaf me thee, en vertelde me een hartverscheurend verhaal over dakloze aardbevingweesjes, die 60% kregen van de opbrengst. Hij liet me een gastenboek zien met de namen van eerdere klanten. Veel Nederlanders. Hij liet me op mijn gemak rondkijken. Er hingen fraaie doeken. Mijn aandacht werd getrokken door een groot doek met donkerblauwe vegen, dat deed denken aan abstract expressionisme en moderne Japanse kalligrafie. Hij had het door, en vroeg of ik het mooi vond. 'Ja,' zei ik, 'een sterke compositie.' Dat was ook zo. Hij glimlachte. Wel wel, dat deed hem goed, want dat was een van zijn eigen doeken.

Toen barstte de strijd los. Het was een strijd van glimlachen en psychologische oorlogsvoering. Dit was geen koekenbakker, dit was een briljante verkoper. Ik wist dat ik geen batikdoek nodig had, ik wist dat ik veel geld had uitgegeven aan een kapotte scooter, camera en telefoon, en ik wist dat ik er ingeluisd werd. Maar het doek had iets magisch. Het was als de Armeense jongen in Damascus, die mij vorig jaar na twee uur onderhandelen een fraaie illustratie uit een Perzisch boek die ik niet nodig had wist te verkopen. Hij had de verliefdheid in mijn ogen gezien, en wist dat de buit binnen was, mits hij het spel goed speelde. Maar ik had geleerd. De batikman noemde zijn prijs (70 euro), vertelde verder over de arme wezen en over zijn moeder die hem zo inspireerde, over respect en over gevoel. 'Dit gaat niet over dat jij wit bent en ik zwart, dit gaat over een ontmoeting tussen twee mensen. Dit gaat over de artiest die dankbaar is omdat hij iemand ziet die verliefd is op zijn werk.' Gemene machiavellist, je weet dat ik gevoelig ben voor dat soort argumenten. Natuurlijk gaat dit over zwart en wit, over het machtsverschil tussen ons. Natuurlijk weet je dat de 40 euro waarop we na onderhandelingen waren uitgekomen in mijn land betrekkelijk weinig waard is, en toch speel je mee met mijn budget-argument. 'Ik geef je een prijs die past bij jouw budget - zolang jij me belooft dat je dit doek houdt, en niet verkoopt. Je mag hem alleen aan je moeder geven.'

'Noem je prijs', vroeg hij. Ik dacht even na. 'Nee, dat doe ik niet,' zei ik. 'Want ik weet dat zodra ik een prijs noem, ik niet meer terug kan. Ik wil eerst beslissen of ik dit wel of niet wil kopen. En daarvoor heb ik het volgende met mezelf afgesproken: over elke grote aankoop denk ik eerst na. Ik wil er een nachtje over slapen.' Maar hij wist dondersgoed dat daarmee de magie ongedaan zou worden gemaakt (letterlijk, waarschijnlijk - maar over magie in Indonesie een andere keer meer), of, anders gezegd, dat daarmee het momentum verloren zou gaan. En toen kwam het briljantste deel van het verhaal: ze waren een rondreizende tentoonstelling! Omdat het om een sociaal project ging, met kunstenaars uit het hele land, exposeerden ze op verschillende plaatsen. Ze waren twee maanden hier geweest - en nu was de laatste dag. Vanavond vertrokken ze naar Sumatra. Dus dat ik net nu binnenkwam, vlak voor ze vertrokken, en verliefd werd op zijn werk, dat kon toch geen toeval zijn...?

Het doek wenkte. De magie leek te werken. Maar toen doorbrak een klein gordeldierstemmetje de trance waarin ik verkeerde: 'Doe het niet, Aike. Het is een mooi verhaal, en hij doet zijn best je over te halen. Ik weet dat het een mooi doek is. Maar je bent op reis, je hebt dit nu niet nodig. Ik weet dat je niets liever doet dan mensen vertrouwen, dat je waarde hecht aan die ontmoeting waarover hij spreekt. Maar hij is slim, hij weet dat ook, en hij probeert je daarop te pakken. Je hebt weinig geld. Als je toegeeft, krijg je spijt.'

Ik geloof dat iemand haar gewaarschuwd had. Bedankt daarvoor.

Ik stond op, verontschuldigde me, en verliet de 'tentoonstelling'. Toen ik de volgende dag langs liep, stond alles er nog precies zo als de dag daarvoor. Het was allemaal een grote leugen.

Ik haat het, wantrouwen. Het maakt me ongelukkig. Ik wil verhalen horen, ontmoeten, mensen vertrouwen. Ik hou niet van reizigers die met oogkleppen op en hun kin omhoog hun omgeving negeren, die overal beren en slangen zien, die arrogant zijn uit angst voor de Ander.

Maar ik snap ze wel een beetje.

1 comment:

  1. Eerdere reacties:


    rachelle, 22 januari 2009:

    :)

    Fijn dat m'n boodschap is aangekomen. Precies hetzelfde verhaal deed mij wel mijn portemonnee trekken. Maar ach, ik was gisteren bij mijn ouders en daar hangt de Borubudur Batik (of t-shirt zoals iemand anders het kunstwerk noemde) nog altijd prachtig... Kus!


    maike, 28 januari 2009:

    haha nou jij schrijft inderdaad veel langere verhalen als ik en alette zeg! Heb er (slecht als ik bem) alleen even snel overheen gelezen. Wat vond je van Mt Bromo?

    groetjes Maike

    ReplyDelete