Friday, 13 July 2007

Bezoek aan Rumi

De dagen brachten een stralende zon. Ik bezocht de grandioze ruines van Efeze, het theater en de necropolis van Hierapolis, de prachtige oude stad van Priene, de tempel voor Apollo in Didyma en natuurlijk het fraaie Milete, dat enigszins anachronistisch de geboorteplaats van de wetenschap en de filosofie genoemd kan worden. In mij werd plots en onverwacht een interessevlam ontstoken: lopende door wat over is van de grote Ionische steden begon ik te begrijpen waarom mensen gegrepen worden door archeologie, waarom de klassieke wereld zoveel mensen zo tot de verbeelding spreekt, en begon ik me te realiseren hoezeer het bestuderen van de verwevenheid van politiek en religie in antieke tijden ons inzicht zou kunnen verschaffen in structuren die ook vandaag de dag uiterst relevant zijn. Verder vond ik een idyllisch strand aan de Egeische zee en genoot met volle tuigen van het zwemmen daarin en verloor mijn zonnebril en at popcorn en rookte waterpijp met leuke mensen op een terras en las een aangrijpend verhaal over een Bengaalse tijger op een reddingsboot. Voor het eerst sinds lange tijd maakte een heerlijk vakantiegevoel zich van mij meester.

Maar na een paar dagen ging het kriebelen, en dus ging de reis weer verder. De nachtbus bracht mij naar Konya, een grote stad in het midden van het land, de voormalige hoofdstad van de Seljuken-dynastie, en de plaats waar de legendarische Rumi de mystieke Mevlevi-orde stichtte.

Als ik uitstap bij de otogar, gelegen ver buiten de stad tussen de vers uit de grond gestampte blokkendozen die het hoofd moeten bieden aan de grote bevolkingsgroei, voelt het alsof ik pardoes van de ene naar de andere beschaving ben gehupt. Konya lijkt in niets op de westkust, en ik heb het gevoel dat ik het Midden-Oosten nader. De meeste vrouwen dragen hoofddoeken en lange dikke jassen van spijkerstof, terwijl het buiten 37 graden Celsius is. De kioskjes verkopen niet alleen pompoenpitten, sigaretten en drinken, maar ook allerlei religieuze souvenirs. De otogar heeft een eigen moskee opdat men even kan bidden tussen bussen in; een steenworp verderop wordt een nieuwe, veel grotere moskee gebouwd.

Ik neem de tram naar het centrum. Als ik opsta voor een oude dame roept ze me allemaal mooie dingen toe, waaronder iets met God. Ze puft en ze hijgt van de hitte. Ze draagt een lange grijze herfstjas.

Het centrum broeit, maar bij het museum en mausoleum van Rumi (Mevlana) is het een drukte van belang. Toeristen, pelgrims, pelgrimtoeristen, toeristenpelgrims en ander volk loopt door elkaar heen. We zien hoe de soefi's hun kamers plachten in te richten: met de kalligrafieen van koranteksen waarvan elk winkeltje in de stad goedkope kopieen verkoopt. Wassenbeeldensoefi's in fraaie kleren bevolken de kamers, en ik vraag me af of wassenbeelden ook kunnen smelten. Een meneer Mehmet spreekt me aan in het Frans en ik spreek terug. Het zal waarschijnlijk mijn moeheid zijn na een slechte nachtrust in een warme en drukke bus, maar ik heb pas door dat hij me aan het rondleiden is als ik er niet meer met goed fatsoen onderuit kan komen. Slim gedaan. Hij vertelt me veel wat mijn reisgids en ik reeds wisten, alsook een paar dingen die we nog niet wisten - maar ik had mijn geld liever aan iets anders besteed dan aan een rondleiding in het Frans (dat vanwege het accent ook nog eens niet heel eenvoudig te verstaan is) door een meneer die steeds vriendschappelijk zijn hand op mijn rug meent te moeten leggen.

Rumi was een van de grootste religieuze denkers uit de geschiedenis van de mensheid. De man die zo prachtig lyrisch schreef over de ervaring van het goddelijke, en over de eenwording daarmee. De man die donders goed begreep dat het God geen ene moer kan schelen via welke weg je bij Hem komt, zolang je Zijn schepping en kinderen met respect en compassie tegemoet treedt. Een beetje een bodhisattva dus.

En daar ligt hij, in die goudkleurige graftombe die zo groot is dat je er een orka in kwijt kunt. Naar goed soefi-gebruik is de tombe getooid met een tulband. Ernaast staat een tweede, bijna net zo grote tombe met een zelfde tulband; daarin ligt volgens mijn gids Rumi's zoon. De muren achter en de koepel boven de tombes zijn versierd met schitterende ornamenten, alles goudkleurig. Oudere dames bidden zachtjes tot de Meester. Een van hen heeft een boekje met gezangen in haar handen, waaruit zij in stilte zingt. Anderen maken foto's. Verderop liggen onder meer de scepter van de meester van Rumi, in de vorm van het Arabische woord voor God; een origineel exemplaar van de Masnevi, het magnum opus van Rumi; schitterend versierde middeleeuwse Korans, waarvan één niet groter dan een luciferdoosje; een speciale Koran met een selectie van geneeskrachtige soera's, waaraan een medicinale werking wordt toegeschreven; fraaie Perzische tapijten en natuurlijk het onvermijdelijke kistje met baardharen van de Profeet, vrede zij met hem. Wat een collectie.

Voor het vrijdagmiddaggebed verzamelen zich honderden mensen bij de Selimiye Moskee. Lang niet iedereen past in de moskee, dus vult het parkje ervoor zich met mensen. De mannen staan aan de voorkant van de fontein; in het gras, onder de bomen en tussen de bloemen. Hun schoenen liggen op de paadjes. Daarachter zitten de vrouwen toe te kijken en mee te luisteren naar de stem van de imam die via de luidsprekers naar buiten komt. En dan gebeurt het: het hele park knielt. Zelfs de bloemen knielen mee. Het is een onbeschrijflijk mooi beeld.

Ik sta even verderop toe te kijken, gevuld met tegenstrijdige verlangens. Na een tijdje loop ik weg. Ik blijf een buitenstaander.

Het Alaeddin Park is heerlijk voor een middagdutje, een moment om te schrijven en een nationaal Engelstalig nieuwsbiad te lezen dat me iets meer duidelijk maakt over hoe de politieke verhoudingen hier liggen. Een vriendelijke oude meneer maakt een praatje met me over religie. Verkiezingsbusjes met luide, triomfantelijke marsmuziek uitbrakende luidsprekers rijden rondjes om het park heen. Een jongetje valt me aan met een borstel, maar aangezien ik sandalen draag valt er weinig te poetsen; iets dat hem met razernij vervult, getuige zijn kwade roepen en het veelvuldige gebruik van zijn middenvinger. Naarmate de middag vordert komt de stad steeds meer tot leven. Een fraaie madrassa toont intrigerende inscripties met afbeeldingen van dieren en engelen (het verbod op afbeeldingen in de Islam is in de geschiedenis niet altijd in gelijke mate nageleefd, zo blijkt). Even later loop ik door een winkelstraatje. Ik koop een zonnebril en weet zowaar drie lira van de prijs af te dingen. En overal, werkelijk overal worden religieuze parafernalia verkocht.

Morgen gaat de verkenning van Rumi's stad verder.

1 comment:

  1. Eerdere reactie:


    Elles, 16 juli 2007:

    Merhaba Aike,
    Ik was ook in Konya, geweldig daar ja. En Mehmet heeft ook mij getackled. Wees blij dat je er met een hand op de rug vanaf bent gekomen. Mij probeerde hij te zoenen! t Is zoiets als op de Veluwe, uiterst conservatief, maar ondertussen....

    ReplyDelete