Tuesday, 22 February 2005

Shimoda Onsen

Ik wandel door een aan beboste bergen grenzend vissersdorp. De harde zeewind snijdt door mijn te dunne jas heen. Ik ben in het zuiden van het schiereiland Izu, een kleine vier uur van Tokyo verwijderd. In de avondschemering loop ik tegen de wind in langs het woest golvende zeewater naar een klein borstbeeld toe. Het beeld kijkt streng, de kin fier omhoog, de ogen gericht op een onbestemd punt in de verte. Het is het beeld van niemand minder dan de enige echte Commodore Matthew Perry, de zeeman die in 1853 onaangekondigd dit haventje binnenvoer om daar eens even van de Japanse regering te eisen dat buitenlandse barbaren voortaan voet mochten zetten op Japanse bodem. Een vrij vernederende gebeurtenis, althans in het Japanse collectieve geheugen, maar dit stadje doet zijn best er iets van identiteit aan te ontlenen.

Ik breng een bezoek aan het obligate geschiedenismuseum, compleet met half vervallen plastic poppen, vergeelde plakkaten en een cassettebandje dat de hele godganse tijd hetzelfde Tsjaikovsky-achtige deuntje speelt. Je zou eigenlijk een museum moeten maken van al die vervallen musea die lokale geschiedenissen een beetje proberen op te leuken - een paar oude brieven, een wanstaltige maquette waar geluid uitkomt, de kalligrafie die de vader van de burgemeester eigenhandig heeft gemaakt en aan het museum geschonken heeft, een potscherf uit de prehistorie, de tot mythische proporties opgeblazen lokale legenden; het is allemaal zo kneuterig dat het stiekem wel leuk is. Dit museum vertelt onder meer het verhaal van mademoiselle Kichi, de courtisane die de eerste Amerikaanse ambassadeur in Japan, de heer Townsend Harris, mocht vermaken. Na afloop van deze carrière als privé-hoer van de hoogste buitenlander in Japan werd zij zo erg door haar dorpsgenoten gepest dat zij zelfmoord pleegde. Ik wil mijn lezers het prachtige klassieke, naïef xenofobische Japlish van het museumfoldertje niet onthouden: '[Harris] was 52 years old, then his healthy was not good, so one Japanese girl attended the consulate to take care of Harris. Although it was an order by official, she had been severe punished after that. Her life was ruined by becoming foreigner's women. The habit of drinking grew on her. She threw her life away, and abandoned herself into the river.' Het is net zo iets als een Nederlands dorp waar men vol trots een museum bouwt voor het arme plaatselijke moffenmeisje dat door de inwoners van datzelfde dorp doodgepest is.

Ik kom eigenlijk voor de beroemde onsen (heetwaterbronnen) die zich hier in de omgeving bevinden. Het pensionnetje waar ik verblijf heeft een piepklein badje in een met een flikkerend TL-lampje verlicht badkamertje met afgebladderde grijsblauwige tegeltjes op de grond en de muren en een beschimmeld dak daarboven. Het water is zo heet dat wanneer ik erin stap ik aanvankelijk het gevoel heb aangevallen te worden door een school piranha's, maar daarna neemt de mij doordringende warmte me al snel mee in een aangename roes. De volgende dag ga ik op zoek naar nog meer onsen. Op aanraden van mijn Lonely Planet begeef ik mij naar het gehucht Rendaiji, waar zich in een fraaie traditionele houten herberg een schitterend groot bad bevindt, eveneens van hout. Er is een klein buitenbad. Het water is heerlijk warm, en op de muziek van het water dat het bad in stroomt dwalen mijn gedachten af naar overal en nergens. Tokyo is heel ver weg. Nergens hangt een klok. Ik ben het water.

Ik wandel door het gehucht, dat er uitziet als alle zogenaamd pittoreske Japanse plattelandsdorpjes: overal dikke bossen electriciteitsdraden en telefoonkabels, prefab kunststof huizen, een beekje met tien meter hoge betonnen muren aan weerszijden, tientallen frisdrankautomaten langs de kant van de weg, naar school lopende jongetjes in Pruisische legeruniformpjes en naar school lopende meisjes in wanstaltige matrozenpakjes. In dit dorpje vind ik een lieflijk Brits theehuisje met lichtgele wanden en ruitjesgordijntjes waar een voortdurend tegen haar kat sprekende oudere dame uitstekende spaghetti serveert. 's Middags bezoek ik op de goede gok een tweede onsen; een kitscherig protsding met de naam 'Kurhaus'. Ik loop naar het bad toe door een fel verlichte tunnel die versierd is met een niet gering aantal affiches waarop zich foto's van romantische kastelen en vioolspelende blondines bevinden. Wenen verwacht mij, zo luidt de boodschap. Het bad is niet zo idyllisch als dat van vanmorgen, maar dat wordt wel weer goedgemaakt door de aanwezigheid van een stoombad, een bubbelbad, en massagestoelen. Er is bijna niemand. Lange tijd zit ik in het door grijze golfplaten beschermde buitenbad. Boven mij vliegen groepen kraaien krassend over, terwijl motregen zachtjes op mijn hoofd valt.

De volgende dag is het schitterend zonnig weer, wat goed uitkomt want ik ga een wandeling maken. Ik neem de bus naar een strand ten zuidwesten van Shimoda, waar mijn wandeling begint. Het fraaie strand ligt ingeklemd tussen twee rotspartijen. In het azuurblauwe water bevindt zich een twintigtal surfers. Ik begin te lopen. De wandeling voert mij over een aantal schitterende kliffen en langs enkele in dit jaargetijde bijna verlaten stranden. Naast mij begint de Stille Oceaan. Af en toe zie ik in de verte een eilandje. Een krabbetje maakt zich uit de voeten. Ik passeer prachtige, moedig de branding trotserende rotsblokken in de vorm van poorten. De zon schijnt gul neer op kinderen en hun ouders die van een hoge zandheuvel naar beneden sleeën. Een verlaten strand ligt bezaaid met petflessen in alle soorten en maten. Langs de weg loopt een oude man haarzuiver op een boomblaadje 'London bridge is falling down' te fluiten. Hij geeft me een blaadje en probeert het mij ook te leren, maar ik ben een slechte leerling. We lopen een eindje samen op, totdat onze wegen zich weer scheiden. Ik passeer nog een tweetal prachtige, door surfers bevolkte stranden, voordat ik weer in Shimoda ben. Daar loop ik langs een zeeaquarium, waar ik een tijd lang blijf staan om te genieten van de hoog springende en vrolijk flapperende dolfijnen die mij begroeten. Terug in het stadje bezoek ik de laatste onsen van dit weekeinde; een smoezelig washok waar de lokale vissers en ouden van dagen zich baden. Het water is onmenselijk heet, maar het is niettemin heerlijk weer helemaal schoon te zijn.

De volgende dag neem ik de 'train des fleures', versierd met, inderdaad, plastic bloemen, en beschilderd met nietszeggende Franstalige kretologieën over 'l'Art Parisien', terug naar Atami, vanwaar een normale trein mij terug naar huis brengt.
Ik ben nog nooit zo schoon geweest.

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/050218_1717~00011.jpg

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/050218_1631~0001.jpg

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/050219_1328~0001.jpg

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/050220_1225~0001.jpg

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/050220_1237~0001.jpg

Wednesday, 16 February 2005

Kennismaking met Japans pinksterchristendom

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/kyoukai.jpg

Japan is een land met een veelzijdige religieuze traditie. De meest invloedrijke religies hier zijn het Boeddhisme, dat in de loop van de geschiedenis verscheidene uiteenlopende specifiek Japanse vormen ontwikkeld heeft, en het Shintō. Beide religies hebben over het algemeen een niet-exclusivistisch karakter, en er is dan ook altijd tot op zekere hoogte sprake geweest van wederzijdse beïnvloeding. Daarnaast kent de Japanse religieuze traditie de nodige neo-confucianistische en sjamanistische invloeden. In de afgelopen anderhalve eeuw is hier nog een groot aantal nieuwe religieuze bewegingen bijgekomen. Binnen dit gehele Japanse religieuze spectrum is het Christendom relatief klein; getalsmatig, ten minste. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Zuid-Korea, waar meer dan een kwart van de bevolking christelijk is, is in Japan ongeveer één procent van de bevolking, ruim één miljoen mensen, aangesloten bij een christelijke kerk. Ondanks dit relatief bescheiden aantal leden kent het land een grote variëteit aan denominaties. Afgezien van de rooms-katholieke en verscheidene 'westerse' protestantse kerken die hier vertegenwoordigd zijn bevindt zich hier ook een aantal in de loop van de twintigste eeuw opgekomen zelfstandige Japanse christelijke bewegingen. Verscheidene van deze bewegingen zijn sterk beïnvloed door de wereldwijde opkomst van charismatisch - en pinksterchristendom. Deze kerken hebben, evenals andere nieuwe religieuze bewegingen, over het algemeen een eclectisch karakter, waarbij christelijke en traditionele volksreligieuze elementen gemengd worden. In dit artikel geef ik een korte beschrijving van de geschiedenis van het Christendom in Japan en van dergelijke zelfstandige pinksterbewegingen. Daarna doe ik verslag van het bezoek dat ik zelf recentelijk bracht aan een Japanse pinksterkerk.
Het Christendom werd in de zestiende eeuw in Japan geïntroduceerd door Portugese jezuïeten. Nadat de religie zich aanvankelijk relatief snel verspreid had, met name onder de bevolking en lokale landheren van het zuidelijke eiland Kyūshū, werd ze na de unificatie van Japan in de zeventiende eeuw en de invoering van een sterk isolationistische politiek door het heersende regime (het Tokugawa-shogunaat) om politieke redenen verboden, waarna christenen op bloedige wijze vervolgd werden. In de eeuwen hierna zou het Christendom in Japan (op een paar kleine zuidelijke eilanden, waar zich in het geheim een lokale Maria-cultus ontwikkelde, na) niet bestaan. Het zou tot de tweede helft van de 19e eeuw duren voordat het land zich weer open zou stellen en christelijke aanwezigheid zou tolereren. In 1859 vonden de eerste missionarissen hun weg naar Japan, waarna in 1872 de eerste officiële kerk werd gesticht. In de daaropvolgende decennia vond als gevolg van westerse missieactiviteiten een bescheiden ledengroei plaats. Na een periode van strenge controle en restrictie onder het militaristische regime van de jaren ’30 en ’40 zette deze groei zich in de naoorlogse periode op kleine schaal voort. Momenteel is van de ruim één miljoen christenen in Japan zo’n veertig procent bij een katholieke, en zestig procent bij een protestantse kerk aangesloten.
Het grootste deel van de Japanse christenen is lid van een kerk die banden heeft met een niet-Japanse, meestal westerse, moederkerk. Dit geldt zowel voor katholieke als voor protestantse kerken. Dit mainstream Japanse Christendom heeft over het algemeen een vrij elitair, liberaal, vaak oecumenisch georiënteerd karakter. Echter, er heeft zich hier in de loop van de twintigste eeuw ook een aantal zelfstandige Japanse tradities ontwikkeld, die niet zelden op essentiële punten afwijken van dit mainstream, op westerse leest geschoeide, Christendom. De eerste zelfstandige Japanse christelijke beweging, de Mukyōkai (Nonchurch movement), werd gesticht in 1901 door Uchimura Kanzō. Deze beweging, die grote invloed uit zou gaan oefenen op latere Japanse christelijke bewegingen, wees elke vorm van kerkelijke organisatie en daarbij horende hiërarchie af; gelovigen kwamen bij elkaar in huizen en spraken als gelijken over hun geloof. Uchimura benadrukte de overeenkomsten tussen christelijke ethiek enerzijds en Aziatische tradities als het Confucianisme en het Reine Landboeddhisme, met zijn nadruk op verlossing door middel van oprecht geloof, anderzijds. Dit is een kenmerk dat door de latere bewegingen gedeeld zou worden; in plaats van het volledig afwijzen van de Japanse traditie proberen ze de continuïteit tussen deze traditie en de eigen beweging te benadrukken.
Een fraai voorbeeld hiervan is de Genshi Fukuin (Original Gospel) beweging, gesticht door Teshima Ikurō in 1948, die een sterk eclectisch karakter heeft. Enerzijds is deze charismatische beweging sterk gekleurd door het pinksterchristendom, compleet met een geloof in genezingen door de Heilige Geest en glossolalie; het zogenaamde spreken in tongen als teken van de aanwezigheid van de Heilige Geest. Daarnaast heeft ze een zeer nationalistische theologie die ervan uitgaat dat Japanners het uitverkoren volk zijn en die christelijke ideeën verenigt met Shintō-mythologie, en maakt ze gebruik van esoterisch boeddhistische rituelen als het lopen over vuur. Een soortgelijke beweging is de Sei Iesu Kai (Holy Ecclesia of Jesus), gesticht door Ōtsuki Takeji in 1946. Ook hier zien we een sterk op de Heilige Geest gerichte geloofsbeleving. Een interessant aspect van deze beweging is het feit dat zij een eigen, christelijke variant heeft ontwikkeld op de nembutsu (het herhaaldelijk aanroepen van Amida Boeddha binnen het Reine Landboeddhisme): een tiental vaste bijbelcitaten, waarin God over Zichzelf spreekt, wordt tijdens gebeden en diensten door de gelovigen continu als een mantra herhaald. Een ander voorbeeld van haar eclecticisme is de hoge mate waarin Joodse symbolen en rituelen gebruikt worden in kerkgebouwen en (speciale) erediensten – de beweging heeft tevens een sterk zionistisch karakter waar het (financiële) steun aan de staat Israël betreft.
Nadat ik vorig jaar het boek Christianity Made in Japan: A Study of Indigenous Movements (Honolulu, 1998) van Mark Mullins bestudeerd en enige tijd daarna tijdens een korte reis naar Japan een bijeenkomst van de Sei Iesu Kai bezocht heb interesseer ik mij in dergelijke vormen van niet-westers pinksterchristendom. Toen ik recentelijk door een Japanse vriendin van een vriend werd uitgenodigd om een bezoek te brengen aan haar kerk bedacht ik mij dan ook geen twee keer. Zodoende bezocht ik vorige week een mij tot dan toe onbekende, zelfstandige Japanse pinksterkerk in een voorstadje van Tōkyō. Dit is een weergave van dit bezoek.
De naam van de kerk, Sei Iesu Kyōkai (Heilige Jezus Kerk), lijkt op die van de Sei Iesu Kai, maar dat is toeval; er bestaat geen enkel verband tussen beide kerken. De stralend witte houten kerk, die zo van een plattelandsstadje in Alabama lijkt te zijn komen overvliegen, heeft een tuttig neptorentje met een groot houten kruis erop. Ernaast staan een joekel van een spar en een vlaggenstok met een blauw-wit-groen gestreepte vlag met, andermaal, een kruis. Wanneer we dichterbij komen komt het gejoel van buitenspelende kinderen ons tegemoet. We passeren een speelplaats vol verbaasd kijkende kinderen en betreden dan via een zijdeurtje de kerk. In een ruimte zo groot als een ruime collegezaal zitten zo’n driehonderd mensen met hun hoofd in hun handen op luide toon te brabbelen. Zo af en toe schiet er een stem de hoogte in, maar over het algemeen geschiedt het brabbelen vrij monotoon. Een angstaanjagend zoemend barabarabarabarabara danst door de ruimte, terwijl een paar mensen rondloopt met glaasjes wijn en stukjes brood die her en der aan oplettende brabbelaars worden aangeboden. Het is de eerste keer dat ik driehonderd mensen tegelijkertijd in tongen hoor spreken, en ik moet zeggen, het is een tamelijk indrukwekkend geluid.
Na deze eerste korte onderdompeling in de wondere wereld van de Heilige Geest gaan wij naar het huis achter de kerk, waar een speciale jongerendienst plaatsvindt. We doen onze schoenen uit, betreden het huis en gaan zitten. Behalve wij zijn er ongeveer vijftien andere mensen, iedereen ergens in de twintig. De dienst verloopt weinig anders dan wat ik gewend ben, zij het natuurlijk iets kleinschaliger. Tussen de vrolijke liedjes door houdt een hippe dertiger een vrij ongeïnspireerd verhaal over de plek waar wij ons heil kunnen vinden – het klinkt niet geheel onbekend. Echter, de oproep tot gebed leidt tot een nieuwe collectieve trance – zij het nu van slechts vijftien mensen – gevuld met een luid zoemend barabarabarabara. Ik dacht altijd dat glossolalie inhield dat men plotseling in staat was tot het spreken van vreemde, al dan niet heilige talen die sterk verschillen van de eigen taal. Maar ik bemerk dat de Heilige Geest netjes rekening houdt met het Japanse spraaksysteem; geen onuitspreekbare klanken, en geen gesloten lettergrepen. Toch aardig van die Heilige Geest dat Hij bij het spreken in tongen geen tongenbrekers de revue laat passeren.
Het interessantste deel van de dienst vindt plaats na afloop ervan. Het eerste wat de hippe dertiger doet na het uitspreken van de laatste ‘amen’ is het voorlezen van de regels van de kerk. Niet alleen wordt er expliciet gezegd dat het niet is toegestaan om te trouwen met iemand die geen lid is van de Ware Kerk, er wordt er ook gezegd dat elke vorm van afgodenverering ten strengste verboden is, inclusief het bezoeken van heidense bouwwerken. Dat laatste lijkt mij tamelijk lastig in een land waar overal tempels en heiligdommen zijn, en ik vraag de hippe dertiger hoe dit zit. Is een bezoek aan historisch en architectonisch zeer waardevolle gebouwen verboden? Hij vertelt me dat hij zelf zeer geïnteresseerd is in traditionele architectuur, en dat hij daarom ooit eens een bezoek heeft gebracht aan een tempelstadje. Kort daarna werd hij ziek… Met een veelbetekenende blik kijkt hij me aan. Vervolgens vertelt hij over de christelijke minister-president die ooit het belangrijkste Shintō-heiligdom in Ise bezocht en daar tot de kami (Shintō-goden) gebeden heeft. Hij stierf kort daarna… ‘Daarom?’ vraag ik naïef. ‘Dat durf ik niet te zeggen’, antwoordt de hippe dertiger peinzend. De jongens en meisjes naast ons knikken met grote ogen. Vervolgens komen zij zelf met soortgelijke voorbeelden van de Toorn des Heeren. Ik vraag een meisje wat ze doet als ze naar een museum gaat en daar Boeddha-beelden ziet. ‘Dan loop ik snel door en zeg tegen mezelf: “dit is kunst, dit is kunst”.’
Het moet lastig zijn, als fundamentalistisch christen in Japan te leven. Vandaar zeker dat op belangrijke religieuze plaatsen in Japan (inclusief het keizerlijk paleis) rituelen hebben plaatsgevonden om Satan uit te drijven… Hoe het ook zij, duidelijk werd wel eens te meer hoezeer dergelijke gemeenschappen angst benutten als middel om de gemeenschap bij elkaar te houden.
Het lijkt erop dat de Sei Iesu Kyōkai weliswaar een zelfstandige Japanse kerk is, maar een minder eclectisch karakter heeft dan enkele van de hierboven genoemde bewegingen. De kerk heeft evenals die bewegingen een sterk sektarisch karakter in haar afwijzing van andere kerken en andere religies, maar heeft op het eerste gezicht minder elementen van de Japanse religie in zich opgenomen. Op het eerste gezicht. Want toen ik na afloop verder sprak met het meisje dat me uitgenodigd had, bleek dat er wel degelijk alternatieven zijn voor bepaalde rituelen voor overleden voorouders, om maar eens wat te noemen. Of deze kerk, evenals sommige andere kerken, ook aan postuum dopen doet, weet ik niet. Ook niet of de rituelen voor voorouders op dezelfde dagen en jaren uitgevoerd worden als binnen het Boeddhisme. Maar dit zijn zeker zaken die nog de moeite van het uitzoeken waard zijn.
Insjallah, natuurlijk.

Flarden

Ik sta op het balkon van het appartement van één van de machtigste mensen in de wereld op het gebied van olie. De beste man is bezig een pijp te leggen van Rusland naar China. Ik dacht altijd dat het belangrijkste van olie was dat je er lekkere dressing van kunt maken, maar ik heb het geloof ik toch niet helemaal goed begrepen. Voor mij torent de Tokyo Tower boven de wolkenkrabbers uit. Als ik een steen zou werpen zou ik hem raken - maar ik heb geen steen, helaas. Een jongen naast me somt de grootste bedrijven van de wereld op, een andere jongen is over de grond aan het krioelen. Iemand wil van me weten of Coinlocker Babies van Ryu Murakami een goed boek is. Meestal weet ik wel of ik een boek goed vind of niet, maar in dit geval niet. Is een boek waarin aan het eind de bevolking van Tokyo zichzelf uitmoordt een goed boek?

Een meisje met zorgvuldig vormgegeven X-benen wankelt op ontzagwekkend dunne hoge hakken door een metrostation. Haar achillespezen bevinden zich ter hoogte van haar kuiten. Een ander meisje met zorgvuldig vormgegeven X-benen sloft naast haar voort op schattige pluche laarzen. De zolen van haar voeten bevinden zich op de binnenkant van de schoen, zo'n vijf centimeter meer naar de binnenkant dan de maker van deze schoen in gedachten zal hebben gehad. Een derde meisje met zorgvuldig vormgegeven X-benen dat naast hen loopt heeft hakken die klakken en galmen als de hoeven van een politiepaard met een zeer zware berijder. Ze worden slechts overstemd door haar krijsende stem, waarmee ze spreekt over een ander, klaarblijkelijk niet aanwezig meisje. Een vierde meisje met zorgvuldig vormgegeven X-benen, dat de andere drie meisjes niet kent maar toevallig dezelfde metro neemt, staat reeds op het perron te wachten. Haar blote knieën staan dusdanig op slot dat zij een flink stuk naar achteren steken.

Rafiq Hariri is vermoord. De man die een door zijn beide buurlanden en door zichzelf verwoest land weer voorzichtig opbouwde is vermoord. Libanon rouwt. Syrië ontkent alle betrokkenheid, maar gaat rustig door met de machtspolitiek die zijn erfenis bezoedelt - onder het toeziend oog van de Arabische broederstaten wordt het semi-democratische Libanon onder een militaristische dictatuur gebracht. Natuurlijk heeft iets of iemand uit Syrische hoek, al dan niet op persoonlijke titel, een bezoekje gebracht aan Shatilla, waar een paar wegrottende Palestijnse vluchtelingen een dosis TNT en een niet onaanzienlijk geldbedrag voor hun familie werd geboden in ruil voor het martelaarschap. Het huichelhoofd van mevrouw Rice verschijnt op CNN om te verklaren dat Syrië nu officieel onder de categorie 'evil' valt en dat de Verlosser uit het Westen de zaak wel even op zal lossen - per slot van rekening heeft deze Verlosser reeds een bewonderenswaardige staat van dienst waar het problemen in deze regio betreft.

Op de Japanse wereldkaart die op mijn bureau ligt zijn de tot Rusland behorende Koerilen ingekleurd in dezelfde kleur als Japan. Mijn bureau is het toneel van nationalistische propagandaleugens, realiseer ik me.

In een droom begint de boel plotseling te schudden, waarop ik wakker word en merk dat de hele boel echt aan het schudden is.

Ik ga overmorgen weg. Ik ga naar een warm bad. In het zuiden, bij de zee.

Friday, 11 February 2005

Het Stop BroeikasHuis, de jongen in de blauwe fleecetrui en de schattige soepschildpad

http://photos1.blogger.com/img/262/1756/640/soepschildpad.jpg

Het eerste semester is afgelopen. De laatste tentamens zijn gemaakt, de laatste werkstukken geschreven en de laatste presentaties gepresenteerd. De komende twee maanden wachten mij onder meer enig achterstallig Leids schrijfwerk, vele avonden waarop ik de Nederlandse dan wel Engelse taal moet doceren, oriënterende bezoeken aan fundamentalistische kerken in verband met scriptieplannen voor volgend jaar, enkele bezoeken aan heetwaterbronnen, musea en toneelvoorstellingenen, en niet te vergeten een korte reis naar Seoul, voordat in april het veelbelovende tweede semester aanbreekt. En dan duurt het nog maar een paar maanden voor mijn verblijf hier ten einde is... Enfin, daar hoef ik voorlopig nog niet aan te denken; ik ben nu precies halverwege en vermaak me nog prima.

Vorige week hadden we dus onze laatste colleges van het semester. De juffen van de Japanse les vonden dat een mooie gelegenheid voor een excursie. Eerder waren wij al eens met onze klas op stap geweest naar de beroemdste tempel van de stad (door de meeste van mijn medestudenten vooral benut voor een bezoekje aan de ongeëvenaard levendige winkelstraat vóór deze tempel) en een niet onaardig historisch museum. Deze keer bezochten wij een educatief zeer verantwoorde plek, die dankzij de thematiek voor juf O. van groot persoonlijk belang is.

Zoals ik eerder verteld heb, is juf O. een tamelijk introverte, stille dame (dit in tegenstelling tot juf T., die huppelt en kakelt als een kalkoen die aan de coke is). Haar eentonige lessen deinen mee met het zachte geluid van haar stem, die zij nooit verheft. Ze legt ons grammaticale constructies uit met het engelengeduld van een kleuterjuf die een onhandige, verlegen leerling leert hoe hij zijn veters moet strikken. Haar lessen zijn een aangenaam saaie deken van oneindige onzinnige voorbeeldzinnetjes, slechts af en toe onderbroken door een videoband met een aflevering van het journaal, waarin voor de zoveelste keer geruststellend verteld wordt over zeer hevige sneeuwval aan de andere kant van de bergen - alsof de hele wereld plotseling opgehouden heeft met bloeden, en er niets bestaat dan Japanners die mopperen over sneeuw. Haar lessen zijn, kortom, een warm bad van nostalgische saaiheid, dat herinneringen oproept aan ellenlange reeksen bloedeloze rekensommen op regenachtige dinsdagmiddagen op de Openbare Basisschool Den Horn.

Edoch, toen wij waren toegekomen aan het hoofdstuk van ons lesboek dat zich bezighoudt met milieuproblematiek, was er een opmerkelijke verandering te bespeuren in het gedrag van juf O. Gepassioneerd vertelde ze ons hoe wij ons afval moeten scheiden, wat het verschil is tussen het broeikaseffect en het gat in de ozonlaag (tamelijk schokkend was ook het feit dat zo'n drie kwart van mijn - vooral Amerikaanse - klasgenoten dit niet bleek te weten, maar dat terzijde), en dat we niet te lang in de zon moeten lopen - voor het eerst werd me duidelijk waarom juf O. tijdens prachtige heldere herfstdagen met een parasol rondloopt. Daarna toonde ze ons een vrij dramatische video met door de zure regen aangevreten stervende Zweedse bomen. Aan het eind van de les verklaarde ze verlegen zelf actief te zijn als milieuvoorlichtster. De altijd ingetogen juf O. had haar passie onthuld.

Zodoende begaven wij ons voor de laatste excursie van dit semester naar de zogenaamde Stop Ondankan (ストップ温暖館). De Stop Ondankan is een enig ingerichte, behoorlijk warme speelzaal met knusse vloerbedekking op de vloer, grote foto's van smeltende poolkappen en smerige keukens aan de wanden, computers met educatieve recyclespelletjes her en der verspreid, en tafeltjes met zeeschildpaddenknuffels en potjes viltstiften erop. De naam van deze speelzaal is een vrij ingenieuze combinatie van 'broeikaseffect' (ondanka, 温暖化) en 'gebouw' of 'hal' (kan, 館). Een soortgelijke woordgrap lijkt mij in het Nederlands in dit geval niet echt mogelijk, als je niet wilt komen te zitten met een gedrochtelijke naam als 'Stop Broeikaseffectief' ten minste. Vandaar dat 'Stop BroeikasHuis' mij de meest adequate vertaling lijkt - andere suggesties zijn natuurlijk welkom.

In het Stop BroeikasHuis worden wij ontvangen door een niet al te grote maar zeer sympathieke jongeman met een sportieve blauwe fleecetrui en een net niet te hippe bril, die mij in de verte enigszins aan een niet nader gedefiniëerde Koreaanse soapster doet denken. Een vlot en verantwoordelijk type; de favoriete schoonkleinzoon van je oma, kortom. De jongeman stelt zich voor en wij doen hetzelfde, waarna hij ons vraagt een tekening te maken met de associaties die wij hebben bij het broeikaseffect. Hij drukt ons op het hart vooral niet na te laten daarbij verschillende kleuren viltstiften te gebruiken, teneinde de tekening zo fleurig mogelijk te maken. Ondergetekende laat zich dat geen twee maal zeggen en maakt in fel oranje en paars een vlijmscherpe spotprent waarin hij links lullende, rechts zakken vullende kapitalistische regeringen beticht van de nodige hypocrisie met betrekking tot milieuproblematiek. (Voor de goede orde: het Stop BroeikasHuis wordt volledig gefinancierd door een overheid die beweert milieuproblemen belangrijk te vinden en dit soort leuke educatieve projectjes opzet, maar die tegelijkertijd niet alleen gedreigd heeft het nota bene in eigen land geproduceerde internationale klimaatverdrag niet te tekenen, maar ook nog eens de afgelopen jaren ondanks een beloofde afname van vijf procent doodleuk de totale uitstoot van CO2 heeft zien toenemen. Best leuk, milieu, maar we moeten wel prioriteiten stellen. Dat idee.)
Wanneer de jongen in de blauwe fleecetrui de tekening ziet, belooft hij mij een veelbelovende carrière bij Disney. Heb ik altijd nog iets leuks achter de hand als die carrière bij Greenpeace niets wordt...

Wat is het verband tussen schildpadden en het broeikaseffect? Geen van ons weet het antwoord, waarop de jongen in de blauwe fleecetrui aan komt zwemmen met een waanzinnig schattige pluche soepschildpad, die haar vinachtige flapperpootjes in het luchtledige fanatiek op en neer flappert, als nam ze deel aan een zwemwedstrijd in een tropische oceaan. Dat de schattige soepschildpad en de jongen in de blauwe fleecetrui een perfecte combinatie vormen wordt snel duidelijk; de schildpad kan namelijk niet alleen met haar pootjes flapperen, ze kan zelfs eitjes leggen. Precies op het moment dat zij zich boven onze tafel bevindt rolt er een aantal witte balletjes uit haar achterste, waarin zich piepkleine babyschildpadjes bevinden met roze strikjes. Mijn vrouwelijke klasgenoten en ik kraaien van plezier om zoveel onverwachte schattigheid, totdat wij met onze neus op de harde feiten worden gedrukt: er zijn geen jongetjes. En zonder jongetjesschildpadjes wordt het lastig voor de meisjesschildpadjes om later net als mama eitjes te leggen...
Wat wil het geval? Wanneer de temperatuur van het zand waarin de schattige soepschildpad haar eitjes legt 29 graden Celsius is is er geen vuiltje aan de lucht; dan houdt het aantal mannetjes het aantal vrouwtjes in evenwicht. Edoch, wanneer de temperatuur met slechts één graad stijgt, dan wordt honderd procent van de babyschildpadjes vrouwelijk. Wat inderdaad weinig bevorderlijk is voor het voortbestaan van de soort...

Ik weet het, we geloven met z'n allen in de evolutiereligie, en er zijn onder ons strenggelovige slapjanussen die op dit soort sentimentele verhaaltjes reageren met opmerkingen als: 'De natuur past zich wel aan. Als die schildpadden uitsterven waren ze gewoon niet sterk genoeg.' Gelul, natuurlijk, want het gaat hier niet om geleidelijke, maar om dramatisch snelle , tegennatuurlijke veranderingen. Eén generatie schildpadden en bye-bye. Het punt is bovendien dat het hier helemaal niet om de schildpadden alleen gaat (hoe onweerstaanbaar schattig die knuffel ook was), maar dat het verhaal van deze schildpadden exemplarisch is, en dat vele dieren- en plantensoorten op vergelijkbare wijze in hun bestaan bedreigd worden.
Maar ja, wij geloven in het recht van de sterkste, en die sterkste vindt nu eenmaal dat de volstrekt betekenisloze en bodemloze put die hij 'economische groei' noemt het doel is dat alle middelen heiligt. Schildpadden stoppen we wel in een dierentuin; kunnen we er nog wat aan verdienen ook.

De jongen in de blauwe fleecetrui bedankt ons voor onze aandacht, en vraagt ons wat we van de ochtend vonden. Wanneer ik zeg dat ik het weliswaar erg interessant vond, maar dat het toch wel een beetje hypocriet is dat de Japanse overheid wel haar burgers wil leren dat ze een beetje op hun energiegebruik moeten letten, maar zich zelf (geheel in lijn met verreweg de meeste geïndustrialiseerde landen, inclusief Nederland, laat dat voorop staan) nauwelijks hiervoor inspant, zegt de jongen in de blauwe fleecetrui dat de overheid inderdaad de verantwoordelijkheid heeft dat te doen, en dat hij en zijn collega's als werknemers van de overheid zelf ook de verantwoordelijkheid hebben de regering daarop te wijzen.
Juf O. straalt als een gloeilamp. De glimlach op haar gezicht loopt van haar linker- tot aan haar rechteroor.

Blijft de vraag waarom de verwarming daar zo loei- en loeihoog stond.