Ik wandel door een aan beboste bergen grenzend vissersdorp. De harde zeewind snijdt door mijn te dunne jas heen. Ik ben in het zuiden van het schiereiland Izu, een kleine vier uur van Tokyo verwijderd. In de avondschemering loop ik tegen de wind in langs het woest golvende zeewater naar een klein borstbeeld toe. Het beeld kijkt streng, de kin fier omhoog, de ogen gericht op een onbestemd punt in de verte. Het is het beeld van niemand minder dan de enige echte Commodore Matthew Perry, de zeeman die in 1853 onaangekondigd dit haventje binnenvoer om daar eens even van de Japanse regering te eisen dat buitenlandse barbaren voortaan voet mochten zetten op Japanse bodem. Een vrij vernederende gebeurtenis, althans in het Japanse collectieve geheugen, maar dit stadje doet zijn best er iets van identiteit aan te ontlenen.
Ik breng een bezoek aan het obligate geschiedenismuseum, compleet met half vervallen plastic poppen, vergeelde plakkaten en een cassettebandje dat de hele godganse tijd hetzelfde Tsjaikovsky-achtige deuntje speelt. Je zou eigenlijk een museum moeten maken van al die vervallen musea die lokale geschiedenissen een beetje proberen op te leuken - een paar oude brieven, een wanstaltige maquette waar geluid uitkomt, de kalligrafie die de vader van de burgemeester eigenhandig heeft gemaakt en aan het museum geschonken heeft, een potscherf uit de prehistorie, de tot mythische proporties opgeblazen lokale legenden; het is allemaal zo kneuterig dat het stiekem wel leuk is. Dit museum vertelt onder meer het verhaal van mademoiselle Kichi, de courtisane die de eerste Amerikaanse ambassadeur in Japan, de heer Townsend Harris, mocht vermaken. Na afloop van deze carrière als privé-hoer van de hoogste buitenlander in Japan werd zij zo erg door haar dorpsgenoten gepest dat zij zelfmoord pleegde. Ik wil mijn lezers het prachtige klassieke, naïef xenofobische Japlish van het museumfoldertje niet onthouden: '[Harris] was 52 years old, then his healthy was not good, so one Japanese girl attended the consulate to take care of Harris. Although it was an order by official, she had been severe punished after that. Her life was ruined by becoming foreigner's women. The habit of drinking grew on her. She threw her life away, and abandoned herself into the river.' Het is net zo iets als een Nederlands dorp waar men vol trots een museum bouwt voor het arme plaatselijke moffenmeisje dat door de inwoners van datzelfde dorp doodgepest is.
Ik kom eigenlijk voor de beroemde onsen (heetwaterbronnen) die zich hier in de omgeving bevinden. Het pensionnetje waar ik verblijf heeft een piepklein badje in een met een flikkerend TL-lampje verlicht badkamertje met afgebladderde grijsblauwige tegeltjes op de grond en de muren en een beschimmeld dak daarboven. Het water is zo heet dat wanneer ik erin stap ik aanvankelijk het gevoel heb aangevallen te worden door een school piranha's, maar daarna neemt de mij doordringende warmte me al snel mee in een aangename roes. De volgende dag ga ik op zoek naar nog meer onsen. Op aanraden van mijn Lonely Planet begeef ik mij naar het gehucht Rendaiji, waar zich in een fraaie traditionele houten herberg een schitterend groot bad bevindt, eveneens van hout. Er is een klein buitenbad. Het water is heerlijk warm, en op de muziek van het water dat het bad in stroomt dwalen mijn gedachten af naar overal en nergens. Tokyo is heel ver weg. Nergens hangt een klok. Ik ben het water.
Ik wandel door het gehucht, dat er uitziet als alle zogenaamd pittoreske Japanse plattelandsdorpjes: overal dikke bossen electriciteitsdraden en telefoonkabels, prefab kunststof huizen, een beekje met tien meter hoge betonnen muren aan weerszijden, tientallen frisdrankautomaten langs de kant van de weg, naar school lopende jongetjes in Pruisische legeruniformpjes en naar school lopende meisjes in wanstaltige matrozenpakjes. In dit dorpje vind ik een lieflijk Brits theehuisje met lichtgele wanden en ruitjesgordijntjes waar een voortdurend tegen haar kat sprekende oudere dame uitstekende spaghetti serveert. 's Middags bezoek ik op de goede gok een tweede onsen; een kitscherig protsding met de naam 'Kurhaus'. Ik loop naar het bad toe door een fel verlichte tunnel die versierd is met een niet gering aantal affiches waarop zich foto's van romantische kastelen en vioolspelende blondines bevinden. Wenen verwacht mij, zo luidt de boodschap. Het bad is niet zo idyllisch als dat van vanmorgen, maar dat wordt wel weer goedgemaakt door de aanwezigheid van een stoombad, een bubbelbad, en massagestoelen. Er is bijna niemand. Lange tijd zit ik in het door grijze golfplaten beschermde buitenbad. Boven mij vliegen groepen kraaien krassend over, terwijl motregen zachtjes op mijn hoofd valt.
De volgende dag is het schitterend zonnig weer, wat goed uitkomt want ik ga een wandeling maken. Ik neem de bus naar een strand ten zuidwesten van Shimoda, waar mijn wandeling begint. Het fraaie strand ligt ingeklemd tussen twee rotspartijen. In het azuurblauwe water bevindt zich een twintigtal surfers. Ik begin te lopen. De wandeling voert mij over een aantal schitterende kliffen en langs enkele in dit jaargetijde bijna verlaten stranden. Naast mij begint de Stille Oceaan. Af en toe zie ik in de verte een eilandje. Een krabbetje maakt zich uit de voeten. Ik passeer prachtige, moedig de branding trotserende rotsblokken in de vorm van poorten. De zon schijnt gul neer op kinderen en hun ouders die van een hoge zandheuvel naar beneden sleeën. Een verlaten strand ligt bezaaid met petflessen in alle soorten en maten. Langs de weg loopt een oude man haarzuiver op een boomblaadje 'London bridge is falling down' te fluiten. Hij geeft me een blaadje en probeert het mij ook te leren, maar ik ben een slechte leerling. We lopen een eindje samen op, totdat onze wegen zich weer scheiden. Ik passeer nog een tweetal prachtige, door surfers bevolkte stranden, voordat ik weer in Shimoda ben. Daar loop ik langs een zeeaquarium, waar ik een tijd lang blijf staan om te genieten van de hoog springende en vrolijk flapperende dolfijnen die mij begroeten. Terug in het stadje bezoek ik de laatste onsen van dit weekeinde; een smoezelig washok waar de lokale vissers en ouden van dagen zich baden. Het water is onmenselijk heet, maar het is niettemin heerlijk weer helemaal schoon te zijn.
De volgende dag neem ik de 'train des fleures', versierd met, inderdaad, plastic bloemen, en beschilderd met nietszeggende Franstalige kretologieën over 'l'Art Parisien', terug naar Atami, vanwaar een normale trein mij terug naar huis brengt.
Ik ben nog nooit zo schoon geweest.
いいですねぇぇぇ.. Ook mooie plaatjes. Ik zelf was de laatste week in Kyushu. Eerst in Beppu, daarna naar Fukuoka voor mijn werk en op de weg terug, Miyashima en Hiroshima weer eens bezocht. Ik was slechts in 5 verschillende onsens. Mijn vriendin heeft er nog 3 meer gedaan. (Tja, soms moet er ook gewerkt worden.)
ReplyDeletepato