'Je bent net je grootvader,' zei mijn oma tegen me toen ik haar vertelde dat ik van plan was om weer naar Japan te gaan. 'Ook zo'n wereldreiziger. Hij kon nooit lang op dezelfde plaats blijven, wilde altijd op reis, altijd nieuwe plekken ontdekken. Maar dat was toen een stuk moeilijker dan nu. Dus toen hij werk in Indie kon krijgen stond hij erop dat we daar heen gingen, ook al hadden we kleine kinderen. Ja, hij was een echte reiziger, net als jij. En hij had ook zo'n talenknobbel. Frans, Duits, Maleis, Engels, hij sprak het allemaal. Je hebt het vast van hem.'
Haar ogen lachten, een lach vol liefde, een lach zoals alleen mijn oma die geven kon. Alle rimpels en kraaienpoten lachten mee. 'Ik ben zo trots op jullie,' zei ze. Met 'jullie' bedoelde ze al haar kleinkinderen. Het was iets dat ze vaak zei, en elke keer meende ze het. En dan gaf ze me nog een stuk van die verrukkelijke oranjekoek, waarvan alleen de bakker in St. Annaparochie het recept kent. Gezegend zij die bakker.
Ik heb mijn grootvader nooit gekend, want hij stierf te jong. Mijn moeder was nog een kind. Ik ken alleen die kale, zwartwitte meneer van de foto, die meneer met de bril en het nette pak en de boze frons. Misschien lijkt hij op mijn oom, zijn jongste zoon, die hij nooit heeft zien opgroeien. Maar ik heb mijn oom nooit zo streng zien kijken.
Ik had mijn grootvader graag gekend. Ik had graag zijn verhalen gehoord over zijn tijd in Indie, ik had graag Franse kruiswoordpuzzels met hem gemaakt. Maar mijn grootvader is altijd een abstractie geweest, ver verwijderd van het hier en nu.
Mijn moeder werd geboren in 1950, in het stadje Rantepao. Rantepao ligt in Tana Toraja, het land van de Toraja's, op het eiland Sulawesi, dat toen nog Celebes genoemd werd. Het ziekenhuis waar zij geboren werd bevindt zich op een steenworp afstand van het internetcafe waar ik nu zit. Het is een eenvoudig internetcafe, met een zestal roestige pc's uit de jaren negentig, en rondscharrelende kippen. De verbinding wordt steeds verbroken. Misschien zitten de kippen aan de kabels, wie zal het zeggen.
Het ziekenhuis hiernaast werd gebouwd door Nederlandse zendelingen in 1929, en is nog altijd in gebruik. De grootvader van de eigenares van het hotel waar ik verblijf heeft nog mee helpen bouwen. Ook aan de kerk, schuin tegenover het ziekenhuis en recht tegenover het internetcafe, heeft hij zijn steentje bijgedragen. Het is een fraaie witte kerk, compleet met toren en authentiek Hollands windhaantje. Het was de eerste kerk in Tana Toraja, en werd in gebruik genomen in 1935.
Het is de kerk waar mijn moeder gedoopt werd. Zo is mij ten minste verteld. Maar in de kronieken is haar naam niet terug te vinden. Laten we er maar vanuit gaan dat men de administratie toendertijd niet zo goed op orde had. Of... Weet je wel zeker dat je gedoopt bent, mam?
Mijn grootvader vertrok in december 1948 per boot uit Nederland, zijn familie volgde hem in april 1949. Hij werd uitgezonden door de Gereformeerde Zendingsbond, die deel uitmaakte van de Nederlands Hervormde Kerk. Hij kwam om les te geven op de christelijke middelbare school, en hij had een aanstelling voor drie jaar. Maar zijn Indische avontuur zou anders verlopen dan hij verwachtte.
Mevrouw Marianna heeft nog les van hem gehad. Hij was haar leraar Nederlands. Ze spreekt de taal nog steeds vloeiend. Ze herinnert zich hem als een strenge en serieuze leraar. Hij was lang en dun. Ze heeft niet lang les van hem gehad, maar ze weet nog goed dat hij altijd zijn sigaret (of pijp? Wat rookte hij?) tussen zijn lippen placht te houden wanneer hij sprak, in plaats van hem uit de mond te nemen.
Waarom besluit iemand in 1948 nog om naar Indonesie te gaan? Mijn grootvader wilde al voor de oorlog gaan, maar toen is het er niet van gekomen - en gelukkig maar, want als hij gestorven was in Birma had ik hier nu niet gezeten. Maar in 1948 woedde hier een onafhankelijkheidsoorlog. Wist men in Nederland echt niet wat er gaande was? Wat hoorde men in Nederland over de zogenaamde 'politionele acties' (het eufemisme waarmee de Nederlandse oorlogsmisdaden van die tijd werden - en worden - aangeduid)? 'Indie verloren, rampspoed geboren', zo luidde het motto van de toenmalige Nederlandse regering, en men ging vrolijk door met de koloniale business. Soekarno en de zijnen werden geportretteerd als een stelletje relschoppers, die niet de belangen van de Indische bevolking vertegenwoordigden, in plaats van als vrijheidsstrijders. 'Terroristen', zou men vandaag de dag zeggen.
Mijn grootvader zal er ongetwijfeld vanuit zijn gegaan dat Indie nog wel even bij Nederland zou blijven horen, en dat het Nederlandse leger de relschoppers wel zou verslaan. Hij kwam bovendien met een nobel doel: de lokale bevolking onderrichten in de Nederlandse taal - en, en passant, in het Evangelie. Hij en zijn familie zouden wel veilig zijn, daar in Torajaland, en hij zou er het goede werk van zijn voorgangers kunnen voortzetten. Maar de geschiedenis besliste anders. Onder druk van de Verenigde Staten, die dreigden de geldkraan van de Marshallhulp dicht te draaien, en de Verenigde Naties, erkende Nederland in december 1949 mokkend de Indonesische onafhankelijkheid.
Maar daarmee was nog geen einde gekomen aan het geweld. Indonesische knokploegen keerden zich tegen Nederlandse burgers, alsmede tegen landgenoten die beschuldigd werden van collaboratie. De Toraja's, in meerderheid christelijk, hadden veel samengewerkt met Nederlanders. Ze werden het slachtoffer van de wraakacties van nationalistische en/of islamitische groepen.
Kort na de geboorte van mijn moeder barstte het geweld hier los. Mijn oma heeft wel eens verteld hoe bang ze toen was. Zij zat hier met zes jonge kinderen, terwijl om hen heen gevochten werd. Aanvankelijk konden ze schuilen in de Nederlandse militaire kazerne, hier in Rantepao - ik vermoed dat het de kazerne is waar ik elke dag langs kom, als ik van mijn hotel het stadje in loop. Maar in het najaar van 1949 vond de Nederlandse regering het te gevaarlijk worden, en besloot al haar burgers te evacueren naar Makassar. Mijn moeder en haar familie woonden daar tijdelijk in de kweekschool. Maar al vrij snel werd het ook in Makassar te gevaarlijk, en in oktober 1950 vertrokken ze per schip terug naar Nederland.
De droom van mijn grootvader was tot een abrupt einde gekomen. Ik denk dat het een grote teleurstelling voor hem was. En ik denk dat hij nooit helemaal over die teleurstelling heen is gekomen.
Het is nu zestig jaar later. Het ziekenhuis waar mijn moeder geboren is is nog altijd in gebruik. Ik word met grote ogen aangekeken als ik er rondloop. Op de plek van hun huis bevindt zich nu een kantoorboekhandel annex drukkerij. De kerk waar mijn moeder misschien gedoopt is, en waar haar ouders en broers en zussen elke zondag zaten, is nu de belangrijkste kerk van de Gereja Toraja, de verenigde protestantse Toraja kerk. Het hoofdkwartier van de Gereja Toraja staat er naast. Het is een groot traditioneel Toraja gebouw, compleet met het zo karakteristieke schipvormige dak, en de fraai beschilderde hoge voorgevel. Maar in tegenstelling tot bij de meeste traditionele huizen liggen hier pannen op het dak.
Veel dorpen in de omgeving van Rantepao hebben nog een aantal oude traditionele huizen staan. Hun daken zijn van riet. Er groeien varens in. De vorm zou verwijzen naar de schepen waarmee hun voorouders vele eeuwen geleden uit Indochina naar Sulawesi zijn gekomen. Aan de gevels hangen schedels van buffels. De hoorns zijn wel een meter lang. De huizen zijn beschilderd met indrukwekkende geometrische patronen, en afbeeldingen van hanen en andere dieren. Ze staan allemaal op palen.
De beste manier om Tana Toraja te ontdekken is te voet. Dan zie je pas echt dat je in het mooiste land van de wereld bent. Dan zie je de groene valleien met hun rijstterrassen, de indrukwekkende bergkammen daarachter, de beekjes die zich een weg kronkelen door het land, de typische dorpjes, de wuivende bamboebossen. Dan word je vriendelijk toegelachen en begroet door eenieder die je ontmoet, de weg gewezen wanneer je verdwaald bent, omringd door giechelende kinderen die willen dat je een foto van ze maakt. Dan voel je de warmte van de mensen, dan proef je de frisse berglucht.
En dan gebeurt er iets bijzonders. Je voelt je thuis. Voor het eerst sinds lange tijd.
En zo loop ik door de rijstvelden, van dorpje naar dorpje. Behalve de traditionele huizen is er nog iets dat elk dorp heeft: een kerkje met een windhaan. De zendelingen hebben hun werk hier goed gedaan. Eigenlijk zou me dat moeten irriteren. De gedachte die ten grondslag ligt aan elke zendingsactiviteit is dat de eigen waarheid superieur is aan die van de ander. Het is een uitermate arrogant uitgangspunt.
Mijn vader krijgt om de zoveel tijd een rondstuurbrief van zijn neef, die lid is van de enige Ware Kerk: de vrijgemaakt gereformeerde. U weet wel, artikel 31, de slang sprak echt, GristenUnie, geen ijsje op zondag. Hij zit met zijn familie in Egypte om daar zending te bedrijven. In elke brief vertelt hij over het goede werk dat daar verricht wordt: de wezen die gevoed worden, de zieken die verzorgd worden, enzovoorts. En elke keer wordt er weer denigrerend gesproken over de duivelse mohammedanen die hun het werk onmogelijk proberen te maken. Terwijl zij toch alleen maar de lammetjes terug naar de HEERE willen brengen.
Zending is in essentie een manier om anderen jouw ideologie op te leggen, en zo macht over ze uit te kunnen oefenen. Waarom willen zendelingen en missionarissen zo graag dat de kudde van de Goede Herder aangevuld wordt met nieuwe schaapjes? Omdat nieuwe schaapjes geschoren kunnen worden, natuurlijk. Zending is in essentie een koloniale activiteit. Het creeert afhankelijkheid. Cru gezegd: je redt zieltjes, opdat je vervolgens minder tegenwerking hebt bij de exploitatie van hun land.
Sommige zaken hebben de zendelingen hier beter overgebracht dan andere. Het aloude gebod 'gaat heen en vermenigvuldigt u' lijkt in elk geval in goede aarde te zijn gevallen. In elk dorp waar je komt word je omringd door bosjes schattige kleine kinderen. Er zijn zeker drie of vier keer zoveel kinderen als volwassenen. Geboortebeperking lijkt hier geen optie. Elk dorp heeft wel een hutje van bamboe en golfplaat waar de eerste levensbehoeften verkocht worden, en overal zie je opwaardeerkaarten voor mobiele telefoons, sigaretten, instantnoodles en coca-cola. Maar het vertrouwde durex-logo is in geen velden of wegen te bekennen. Voor condooms moet je naar de apotheek in Rantepao.
Het belang van de zondagsrust lijkt daarentegen niet tot de mensen hier te zijn doorgedrongen. Het is vandaag droog en zonnig, de rijstkorrels zijn groot, en dus moet er geoogst worden, ook al is het zondag. En dus heeft iedereen het druk. Overal staan mensen in de rijstvelden, tot hun enkels in het water, rijst te oogsten. Anderen slaan de korrels uit de aren. Het lijkt me een zware klus. De rijstkorrels worden vervolgens langs de weg gelegd, om ze te laten drogen.
Vandaag is het oogstdag, zondag of niet, en iedereen werkt mee. De lieve Heer lijkt er geen problemen mee te hebben. Hij stuurt gul zijn zonnestralen naar beneden, opdat de rijstkorrels snel drogen.
De kerk is er godzijdank niet in geslaagd de traditionele religie van de Toraja's, de Aluk Todolo, volledig uit te bannen. In plaats daarvan is er een interessante mengvorm ontstaan. De mensen zijn in meerderheid christelijk, en dat is een belangrijk deel van hun identiteit. De kerken zitten vol, elke zondagochtend en -avond, en de gemiddelde leeftijd van de kerkgangers zal niet ver boven de twintig liggen. De kerken barsten uit hun voegen.
Maar ondertussen blijven traditionele ceremonieen en rituelen een belangrijke rol spelen in de Toraja samenleving. Die zijn met name gericht op de overledenen, op de voorouders. Ik ken geen andere cultuur ter wereld waar de dood zo'n belangrijke sociale functie heeft als hier. Wanneer een Toraja komt te overlijden, wordt zijn lichaam gebalsemd, opdat het nog een tijdje mee kan. In de maanden na zijn dood blijft hij bij zijn echtgenote in bed slapen, en wordt hij bezocht door familie en dorpsgenoten, die hem op de hoogte brengen van het laatste nieuws. De eigenlijke begravingsceremonie vindt pas plaats als er een moment gevonden is waarop de hele familie samen kan komen, en er genoeg geld verzameld is voor de aanschaf van offerstieren. Dat kan maanden of zelfs jaren duren. Al die tijd is de dode nog onder de levenden, letterlijk.
Wanneer de ceremonie dan eindelijk plaats vindt, komen families van heinde en verre om hun condoleances over te brengen en hun geschenk te brengen - een varken, meestal. De lengte van de ceremonie en het aantal gasten hangt af van de status van de overledene; de ceremonie die wij bezochtten duurde drie dagen, en er waren vele honderden gasten. De dood speelt dus een belangrijke rol waar het gaat om het onderhouden van sociale banden, waarbij het ritueel uitwisselen van geschenken centraal staat. Wij gaven een slof sigaretten aan de familie van de overledene, want het geven van sigaretten wordt gezien als teken van respect.
Dan wordt de dode bijgezet in het familiegraf. Dat kan een grot zijn, of een speciaal kapelletje of traditioneel Toraja-huis. Van sommige doden worden beelden gemaakt, de zogenaamde tau-tau, die in rotswanden geplaatst worden. Veel oude tau-tau zijn helaas geroofd door handelaren en bevinden zich nu in etnografische musea wereldwijd, maar op sommige plekken zijn ze nog te zien. De nieuwere beelden zijn naturalistischer, en vertonen vaak een sterke gelijkenis met de overledene. Madame Tussaud zou er trots op zijn.
En zo wandel ik, door dit prachtige land, door dit land waar de doden leven. Ik voel dankbaarheid en verwondering. Ik voel me thuis.
De voorouders zijn onder ons. Ze kijken toe hoe wij het doen. Soms zijn er dingen die ze niet hebben kunnen afmaken. Soms zijn er dromen blijven liggen. Soms is er iets onvoltooid gebleven. Maar wie weet, zestig jaar later, maakt een kleinzoon die je nooit gekend hebt de voorlopige beslissing om hier terug te komen en onderzoek te gaan doen. Onderzoek naar de geschiedenis van de zending, naar de Gereja Toraja nu, naar de voorouderrituelen.
Hij ziet het al voor zich: wonen in een van de dorpen in de omgeving, in een fraai huis met een schipvormig dak. En dan op zijn mountainbike de omgeving verkennen, en kerkdiensten en begrafenisrituelen bezoeken. Zich godsdienstantropoloog noemen.
Deo volente.
Eerdere reacties:
ReplyDeleteAike:
Excuses dat ik nog steeds geen foto's geupload heb. Die computers hier zijn over het algemeen zo traag dat ik het niet eens probeer. Maar ik weet dat sommigen van jullie de voorkeur geven aan beelden boven woorden. Gelukkig is een van mijn Chinese vrienden zo vriendelijk geweest een paar foto's van me online te zetten. Ze zijn niet allemaal even geslaagd, maar vooruit. Ze zijn te vinden op: http://cid-5640b7378149ffb5.skydrive.live.com/browse.aspx/Aike%20Rots .
De meeste zijn van de Gunung Bromo, een paar van Bali. Het bijbehorende verhaal is 'Oost-Java en Bali'.
Kyra, 10 februari 2009:
Hey Aike,
wat een mooi verhaal, leuk om te lezen hoe de plek er uitziet waar onze familie gewoond heeft.
Ik hoorde trouwens dat jij het idee had om met zijn allen naar Charme te gaan dit jaar? Lijkt mij een erg leuk idee!
Liefsx
Greetje, 10 februari 2009:
Mooi verhaal Aike,
Je familie leeft mee.
Nog veel plezier op deze thuisbasis en liefs
wieger smit & anneke, 10 februari 2009:
hallo aike.
wij volgen met veel interesse jouw belevenissen.
veel plezier op jouw WERELDREIS.
de overburen.
Dick, 11 februari 2009:
Hallo Aike, Een leuk stukje over Rantepao en jouw reis. Het laat mijn verleden weer leven.Wij hebben er de mooiste tijd van ons leven gehad. Veel avontuur,veel spelen en weinig naar school. We leerden het elkaar wel en natuurlijk van pa,jouw opa.Het verhaal van Marrianna klopt echt niet Pa (opa) zou nooit zijn sigaret in zijn mond houden als hij sprak.Daar was hij veel te "beschaafd" voor.
Dick 2, 11 februari 2009:
Ik geniet van jouw reisverslagen.Ook wij waren in 1993 op Java en Bali,een fantastische reis en ervaring.
Nu nog eens naar Rantepao.Ik heb daar ook nog wat documentatie over en hele oude foto's
Veel plezier.
Margriet, 12 februari 2009:
Dag Aike,
Fijn dat je ons verleden zo laat herleven. Ik was er toen bij, maar te klein om me er nog iets van te herinneren. Het doet me verlangen naar het mooie land dat deel is van onze familiegeschiedenis.
Liefs
Linda, 17 februari 2009:
Hoi Aike,
wat mooi dat je het land hebt gezien wat toch deel uitmaakt van je geschiedenis. Ik ken het gevoel.
Ik deel je mening over de zending/missie overigens volledig.
Liefs, Linda
Heidi, 22 februari 2009:
Am happy for your experiences! Everyone in your family must be burning for those pictures!
One time I shall too travel around the land of my ancestors!
Fred, 9 maart 2009:
Hee Aike,
Tja,nu pas lees ik je stuk over Rantepao, ontroerend, mooi en confronterend.
Dat jij meer over je opa weet dan ik over mijn vader raakt me. Ik realiseer me ineens dat ik de informatie die ik over papa, de man op wie ik uiterlijk lijk, heb gehoord, steeds niet goed tot me wil laten doordringen. Alsof ik daarmee het gemis, het hem niet kennen, wat ik altijd gevoeld heb, in stand wil houden en het verdriet wat daarmee gepaard gaat. Om...., tja waarom eigenlijk?
Fijn dat je dit zo beschrijft, ik had die reis natuurlijk ook ooit kunnen maken, maar dat is nooit in me opgekomen. Het initiatief om het leven van papa, opa tot me te nemen komt niet uit mezelf voort maar de sluimerende behoefte voel ik alleen via anderen, als die het over hem hebben. Dat wordt me nu duidelijk. Bizar, en ergens denk ik dat ik dus nog steeds niet ten volle zijn, voor mij, te vroege sterven volledig heb kunnen verwerken, als dat al zou kunnen.....
Ook net je verhaal over de Rode Kmer gelezen en al het leed, de littekens en dan beseffen hoe imens dat moet zijn en hoe imens krachtig de mens dan ook weer is om hier mee door te leven.
Lijden ontstaat doordat wij als mensen gehecht zijn aan wat wij denken. Geloven, dat wat wij denken en voelen van ons is. En als er al een zonde is, dan is m.i. dat de enige zonde, ook al komt deze enige zonde zelfs voort uit hetzelfde Bodhisatta bewustijn als al het andere van deze glorieuze schepping..
Lieve Aike al goeds en verlichting op je prachtige pad.
Fred