Sunday, 27 April 2008

Wier Neerlands bloed...

"A nation is a soul, a spiritual principle. Two things, which in truth are but one, constitute this soul or spiritual principle. One lies in the past, one in the present. One is the possession in common of a rich legacy of memories; the other is present- day consent, the desire to live together, the will to perpetuate the value of the heritage that one has received in an undivided form. Man, Gentlemen, does not improvise. The nation, like the individual, is the culmination of a long past of endeavours, sacrifice, and devotion. Of all cults, that of the ancestors is the most legitimate, for the ancestors have made us what we are. A heroic past, great men, glory (by which I understand genuine glory), this is the social capital upon which one bases a national idea. To have common glories in the past and to have a common will in the present; to have performed great deeds together, to wish to perform still more-these are the essential conditions for being a people. One loves in proportion to the sacrifices to which one has consented, and in proportion to the ills that one has suffered. One loves the house that one has built and that one has handed down." - Ernest Renan

"[The nation] is an imagined political community. (...) It is imagined because the members of even the smallest nation will never know most of their fellow-members, meet them, or even hear of them, yet in the minds of each lives the image of their communion." - Benedict Anderson

"Nationalism is not the awakening of nations to self-consciousness: it invents nations where they do not exist." - Ernest Gellner


I.

De afgelopen jaren heeft er in Nederland een opmerkelijke nationalistische renaissance plaatsgevonden. De mythe van het tolerante, open, kosmopolitische landje is doorgeprikt en failliet verklaard, om plaats te maken voor een nieuw discours over nationale identiteit en uniciteit. Balkenende's 'normen en waarden' project was meer dan holle paternalistische retoriek - het had een sterk nationalistische subtekst, daar het een poging was te definiëren wat het is dat 'ons Nederlanders' met elkaar verbindt en uniek maakt. Dit nationalistische motief werd nog eens onderstreept door zijn uitspraken over de 'VOC-mentaliteit' - we moeten trots zijn op ons vaderland, op zijn heroïsche verleden, op de handelsgeest die ons land groot heeft gemaakt, dat was de boodschap (subtekst: leve de goede oude tijd, leve het ouderwetse imperialisme, leve de natie). Het succes van een nationalistische populiste als Rita Verdonk maakt deel uit van dezelfde trend. Een van de minst capabele ministers ooit, koningin van de kretologie, grof en discriminerend - maar desalniettemin verkozen tot 'beste politicus van 2007', en zeer succesvol in de peilingen met een partijtje dat door een of ander PR-mannetje 'Trots op Nederland' is genoemd. Wie naar haar website gaat, ziet haar staan aan een groot oranje roer, met op de achtergrond wapperend rood-wit-blauw - de kracht van symbolen wordt door nationalisten over het algemeen goed begrepen.

(Ik zal het verder maar helemaal niet hebben over de platinablonde kruisvaarder uit Venlo, die zijn neo-fascistische agenda eveneens legitimeert middels nationalistische mythen en symbolen. Meneer heeft wel genoeg gratis publiciteit gehad de laatste maanden. Sterk staaltje stupiditeit, Volkskrant.)

De nationalistische renaissance gaat natuurlijk verder dan de politieke arena. Het discours bestaat vooral bij gratie van massamedia. Een programma als 'Boer zoekt vrouw', hoe vermakelijk ook, is een nostalgische constructie van het Nederlandse platteland met een nationalistische subtekst - een van de belangrijkste aspecten van nationalisme is de aanname van een direct verband tussen de natie en een geïdealiseerd landschap, dat teruggaat tot oeroude tijden ('ethnoscape', noemde Anthony D. Smith dit). Een ander voorbeeld is een film als 'Alles is liefde'. De film schept een beeld van een idyllisch Amsterdam, en bevestigt en versterkt tal van symbolen van 'onze' nationale identiteit: Sinterklaas, woonboten, het homohuwelijk, diplomazwemmen, corpsballen, de Bijenkorf, het koninklijk huis, et cetera. Deze symbolen worden geassocieerd met abstracte waarden als solidariteit, tolerantie, vergevingsgezindheid, droge humor en liefde - ziedaar 'onze' nationale volksaard. Wat hebben we het toch gezellig met elkaar. Het is dezelfde boodschap als die van de Top 2000, die elk jaar door miljoenen mensen in Nederland beluisterd wordt, persoonlijke verhalen op ingenieuze wijze in een nostalgisch narratief over de naoorlogse geschiedenis van 'ons land' plaatst, en zodoende een gevoel van gezamenlijkheid creëert, ook met 'Nederlanders' die in verre buitenlanden woonachtig zijn (leve het internet). Ik ben ervan overtuigd dat de Top 2000 de afgelopen jaren sterk heeft bijgedragen aan een toegenomen gevoel van collectieve nationale identiteit - aan Nederland als een 'reimagined community', zogezegd - en zodoende een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de nationalistische renaissance is.

Een op het oog sympathiek project (het formuleren van collectieve normen en waarden, het maken van een romantische film) kan ingezet worden als strategie voor differentiatie, daar het niet slechts uitspraken doet over 'wij', maar en passant ook de 'wij' onderscheidt van een 'zij'. Het moge duidelijk zijn dat de nationalistische renaissance niet alleen gezien moet worden als een project dat gericht is op het creëren en opnieuw uitvinden van een nationale identiteit, maar eveneens als een project dat een kunstmatig onderscheid wil maken tussen 'Nederlanders' en 'anderen'. Aannames over nationale identiteit en over het onderscheid tussen 'wij' en 'zij' worden gereïficeerd; dat wil zeggen, ze worden gepresenteerd als absolute, vanzelfspekende waarheden, in plaats van als recente constructies. Een treffend voorbeeld is de volgende aanname, zo vaak gepapegaaid de afgelopen jaren: 'wij hebben een Verlichting doorgemaakt, zij niet, daardoor zijn wij tolerant, zij niet, en daarom moeten zij zich aanpassen'. Deze aanname is niet alleen uiterst problematisch op historische gronden; het is niet alleen een contradictio in terminis (als 'wij' zo tolerant zijn, waarom hebben we dan zo'n moeite om verschillen te accepteren?); het is bovenal een manier om te zeggen 'zij horen er niet bij, zij zijn anders dan wij' - kortom, 'zij zijn geen echte Nederlanders.'

Nationale identiteit wordt in Nederland tegenwoordig vaak direct geassocieerd met etniciteit en religieuze achtergrond: aan de ene kant heb je Nederlanders, en aan de andere kant heb je moslimse allochtonen. De idee van een moslimse Nederlander strookt niet met ons beeld van Nederlanderschap. Waar in het Verenigd Koninkrijk ten minste nog een poging gedaan wordt een zeker multicultureel ideaal van Britse identiteit te verspreiden (waarmee verhuld wordt hoezeer de Britse samenleving nog een standensamenleving is, en hoe beperkt de sociale mobiliteit voor veel migranten is, maar dat is weer een andere kwestie), wordt in 'ons' nationalistische discours Nederlandse identiteit vrijwel altijd impliciet geassocieerd met afkomst en etniciteit. Vanochtend las ik in de e-Volkskrant de volgende tekst: 'Minderheden in Nederland vinden de lintjesregen de laatste jaren veel te wit. Zo zijn er vrijwel geen Turken en Marokkanen onderscheiden.' Nog even afgezien van de betekenis van deze tekst, die op zich natuurlijk al boekdelen spreekt, is het toch te bizar voor woorden dat we verschillen in stand houden door landgenoten te blijven aanduiden als Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen, Molukkers en dergelijke? De nationalistische renaissance heeft, kortom, een nare racistische ondertoon. De boeren en hun potentiële partners in 'Boer zoekt vrouw' zijn allemaal wit, en dat is geen toeval. Hetzelfde geldt voor de personages in 'Alles is liefde' - hoe is het in vredesnaam mogelijk dat in een film die een eerbetoon is aan Amsterdam, de meest multi-etnische stad van het land, de enige gekleurde mensen Zwarte Pieten (over racistische subteksten gesproken...) en een karikaturale Amerikaanse hiphopper zijn? De boodschap is duidelijk: de Nederlandse volksaard is heel erg wit. Migranten worden gedoogd zolang ze zich 'aanpassen' - kortom, zolang ze bestaande structuren niet ten twijfel trekken - en dan zeggen we op paternalistische toon 'kijk eens naar Aboutaleb, "ze" kunnen het wel, waarom doen de anderen niet als hij?' Maar dit blijft natuurlijk een vorm van differentiatie, een manier om onderscheid te maken tussen 'echte' (etnische) Nederlanders en anderen (al dan niet 'aangepaste' allochtonen), niets meer of minder.


II.

Ik ben een Nederlander. Dat betekent voor mij weinig meer dan het simpele feit dat ik toevallig een Nederlands paspoort heb - voor hetzelfde geld was ik ergens anders geboren. Ik geloof niet zo in essentialistische uitspraken over de aard van 'Nederlanders' (om maar even te generaliseren: veel 'Nederlanders' vinden het om de een of andere reden heel leuk om te filosoferen over 'Nederlanders', en elkaars aannames over verschillen tussen 'Nederlanders' en anderen te bevestigen - zeker wanneer ze zich in het buitenland bevinden. Het zijn net Japanners), en mijn nationaliteit is geen belangrijk onderdeel van mijn zelf-identiteit (toegegeven, in juni zou dat wel eens licht kunnen veranderen - maar voetbal is liefde, en liefde maakt blind, dus dat laten we maar even buiten beschouwing). Maar goed, dat paspoort, dat valt natuurlijk moeilijk te ontkennen. Ik ben ook best blij met mijn Nederlandse paspoort, want het maakt reizen er een stukje makkelijker op. De ellende is natuurlijk wel dat zo'n ding om de zoveel tijd afloopt. En als je dan in het buitenland bent, dan moet je naar de ambassade om een nieuw paspoort te halen. Ambassades zijn prachtige symbolische locaties, stukjes nationale ideologie, markers van de 'imagined community'. Boeiende fenomenen, kortom, en de moeite van het bezoeken meer dan waard.

De metro gaat naar Gloucester Road. De Nederlandse ambassade bevindt zich in een groot, trots pand naast de ingang van Hyde Park. Om de een of andere reden hangt de nationale driekleur moederziel alleen. In tegenstelling tot alle andere ambassades van EU-landen waar ik de afgelopen tijd langs liep schittert de Europese vlag door afwezigheid. Zijn die irrationale anti-Europa sentimenten nu al zo ver tot in het ideologische staatsapparaat doorgedrongen dat ambassades de vlag in de ban hebben gedaan? Onvoorstelbaar, dan ben je een van de landen die de EGKS (de vroegste voorloper van de EU) mede heeft opgericht, een van de landen die economisch geweldig garen heeft gesponnen bij Europese samenwerking, en dan ben je zo opportunistisch om de vlag die die samenwerking symboliseert in de ban te doen... (Maar wie weet, misschien zit het ding gewoon in de was en hangt hij er normaal wel. Het zou natuurlijk kunnen.)

De visum- en paspoortafdeling bevindt zich in een zijkamer van de ambassade. Om er te komen moet men eerst een metaaldetector en twee man beveiligingspersoneel passeren. De zwarte jongeman voor mij wordt streng toegesproken en uitgebreid gecontroleerd. Ik word daarentegen vriendelijk begroet met de tekst 'you're a good guy'. Ik vraag me af wat hij daarmee bedoelt; het zakmesje aan mijn sleutelbos wordt in elk geval genegeerd. Ook de vrouw achter het eerste loket is vriendelijk. Ik mag doorlopen naar de wachtruimte, die gevuld is met families van Oost-Afrikaanse afkomst. In de jaren negentig hebben veel Somalische vluchtelingen de Nederlandse nationaliteit gekregen, waarna een groot deel van hen zich de Europese gedachte heeft eigen gemaakt en zich in het Verenigd Koninkrijk heeft gevestigd. Geheel legitiem, lijkt mij, maar door sommige Nederlanders wordt het geïnterpreteerd als een motie van wantrouwen jegens ons kikkerlandje, dat hen toch zo gastvrij in de armen had gesloten. Kleine kinderen rennen door de wachtruimte, terwijl ik een poging doe een boek te lezen. De koningin kijkt toe. Een man maakt in goed Nederlands een praatje met mij en een dame die ook zit te wachten. Dit is al de derde keer dat hij hier is, want de vorige keren was er steeds iets mis met het formulier of had hij een benodigd document vergeten mee te nemen. Het weerhoudt hem er niet van ons een mooie lach te schenken, terwijl zijn vrouw haar jongste wiegt.

Het duurt even voordat ik aan de beurt ben. Gelukkig heb ik me goed voorbereid, en heb ik wel alle benodigde documenten bij me. Mijn pasfoto's, die ik voor drie pond op de kop had getikt bij de vriendelijke Griekse (dat wil zeggen, Britse) apotheker aan Green Lanes, blijken echter niet aan de strenge eisen te voldoen, omdat mijn hoofd er een fractie te groot op staat afgebeeld. Heerlijk, regeltjesfetisjisme. Wanneer ik vraag of ik mijn oude paspoort mag houden, krijg ik te horen dat dat niet mag, daar de pagina met mijn persoonsgegevens deels heeft losgelaten. (Dat deed het drie jaar geleden al. Ik heb de pagina toen met een klein plakbandje gerepareerd, en heb er vervolgens twee-en-een-half jaar lang probleemloos mee rondgereisd, totdat enkele maanden geleden een Amsterdams douane-ettertje me op hautaine wijze mededeelde dat dit strafbaar is, en me gebood het plakbandje los te maken. Hij was zichtbaar teleurgesteld toen bleek dat niet de hele pagina losliet, en hij me door moest laten. Later heb ik er natuurlijk weer een nieuw plakbandje opgeplakt, om verder uitscheuren te voorkomen - maar gezien zijn opmerking dat dit eigenlijk strafbaar is leek het me wel zo verstandig om dat nu te verwijderen.) De redenering ontgaat mij volkomen. Wanneer je een oud paspoort terugkrijgt, wordt dat sowieso beschadigd, zodat je het niet meer kunt gebruiken. Wat maakt het dan in godsnaam uit dat het al een beetje beschadigd is? Hoe dan ook, regels zijn regels (om de koningin van de kretologie maar eens te citeren), en ik ben mijn oude paspoort kwijt. Slik. Daar gaan ze, mijn Japanse studentenvisum, het Syrische visum dat me zo heeft laten zweten (u herinnert zich een van de eerste verhalen van deze weblog), de re-entry permit waar ik in een bureaucratische hel in een uithoek van Tokyo uren op heb zitten wachten, de yinyang stempeltjes uit Korea, de mooie stickers uit Turkije en Libanon, de andere Japanse stempels... Vaarwel, lieve stempels. Gelukkig heb ik de verhalen nog.

Ik hoor hoe aan het loket naast me de jongeman die eerder door de beveiligingsbeambte onder handen was genomen wordt afgesnauwd. Hij heeft zijn formulier niet goed ingevuld, en hij is bovendien niet teruggekomen voor een nummertje, zoals de dame achter het eerste loket hem had opgedragen. Drie kwartier wachten met een verlopen paspoort, en dan vervolgens afgesnauwd worden omdat je niet begrepen hebt wat men je eerder vertelde, alsof je een hond bent - ik heb wel met hem te doen. Je hóórt het de lokettist gewoon denken: 'stomme Afrikaan, die slecht Nederlands verstaat en zich niet aan de regels kan houden'. (De grootste obsessie van de nieuwe nationalisten is de Nederlandse taal, die gezien wordt als een van de belangrijkste markers voor nationale identiteit - en, derhalve, continu ingezet wordt om het onderscheid met de Ander te benadrukken. Wie de Nederlandse taal niet vloeiend beheerst, is per definitie geen Nederlander, zo gaat de redenering. Vandaar de volstrekt absurde eis, een van de monsterlijke producten van de eerste Balkenende-kabinetten, dat migranten deze taal moeten spreken vóórdat zij zich in Nederland mogen vestigen. Maar dat terzijde.)

Ik loop naar de fotograaf aan Gloucester Road, die precies weet hoe een Nederlandse pasfoto eruit moet zien. Naast me loopt de dame die ook zat te wachten, met haar twee kinderen, voor wie ze net een paspoort heeft aangevraagd - ook hun foto's voldeden niet aan alle regeltjes. De dame blijkt al achttien jaar in Engeland te wonen. Haar kinderen zijn hier geboren en getogen. Ze vraagt zich af hoe het komt dat er zoveel 'Somalische' families waren, en ik vertel het haar. 'En dat noemt zich Nederlander', schampert ze. Ik vraag me af hoe een Nederlandse die zich zelf in het buitenland gevestigd heeft het in haar hoofd haalt haar landgenoten (want dat zijn het natuurlijk, juridisch gesproken) die dezelfde keuze hebben gemaakt te veroordelen. Maar ik zeg maar niets.

De fotograaf is een grote smeerlap. Hij vraagt vijftien pond voor een zestal pasfoto's, op te halen na drie kwartier; als je maar een kwartier kunt wachten word je twintig pond lichter gemaakt. Het is een bizar bedrag, maar de kerel baat zijn monopoliepositie genadeloos uit. Ik vraag me af hoeveel procent van zijn omzet in de zakken van het ambassadepersoneel verdwijnt, zeker als ik zie dat de pasfoto's maar een heel klein beetje verschillen van de foto's die ik aanvankelijk had overhandigd. Nee, het zal toch niet? 'Wij Nederlanders' zijn toch niet corrupt...?

Als ik terugkom bij de ambassade is de paspoortafdeling reeds gesloten, maar ik mag mijn foto afgeven bij de receptie. De receptiedame draagt een keycord waar 'Holland' op staat. Aan de muur hangen twee grote Keukenhof-posters, en portretten van Beatrix en, zowaar, prins Claus. Alle symbolen zijn netjes aanwezig. De blauwe vlag met gele sterren is netjes afwezig. De dame spreekt door de telefoon met iemand over een andere familie, die nog niet is teruggekomen. Ik denk dat ze het over de dame met de twee kinderen heeft, en wil haar vertellen dat die later komen omdat ze, begrijpelijk, voor de langzame pasfoto's hadden gekozen. 'Nee, die Somalische familie', zegt ze. Als ik wegloop dringt de absurditeit van haar antwoord pas goed tot me door. Ze heeft ze net zelf een nieuw Nederlands paspoort verkocht, ze weet donders goed dat het een Nederlandse familie is - maar ze zal ze nooit als Nederlanders beschouwen.

Want Nederlander, dat word je door de kleur van je neus, de locatie van je wieg en je moedertaal - niet door je paspoort.


III.

Elke natie heeft haar rituele feestdagen. Zo is de viering van de verjaardag van het vorige staatshoofd een symbool van onze nationale identiteit. Geen beeld zo mooi als een jongetje van Turkse afkomst dat in het Vondelpark blokfluit staat te spelen, of een meisje van Surinaamse afkomst dat oranje linten in het haar draagt - dat is pas ware integratie. Koninginnedag verbindt ons en onderscheidt ons van de buitenwereld, en het vieren van Koninginnedag is een essentiële voorwaarde voor Nederlanderschap. Een jaar geen Koninginnedag gevierd is een jaar niet geleefd. Dus natuurlijk kwamen wij, Nederlandse studenten in de diaspora, ook samen voor een viering. Enkele dagen eerder, dat wel - 30 april is hier geen vrije dag, dus er werd uitgeweken naar het weekend voorafgaand aan Koninginnedag - maar dat mocht de pret niet drukken.

'Dresscode: oranje!' stond er in het mailtje. Ik heb een oranje t-shirt, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen het aan te trekken. Het dragen van oranje op Koninginnedag associeer ik met de monarchie (waarvan ik geen grote voorstander ben) en met lichte vormen van nationalisme. Ik associeer het ook met de dronken Purmerenders en corpsballen die met vereende krachten Amsterdam onveilig maken. In plaats van oranje kies ik ervoor mijn Al-Hema t-shirt te dragen. Ja, dat is een politiek statementje. Ik vind het fantastisch hoe de kunstenaars van het Al-Hema project erin geslaagd zijn om een symbool van Nederlandse identiteit - de Hema en zijn producten - radicaal te herinterpreteren, en zo de manier waarop wij etnische minderheden plegen buiten te sluiten op creatieve en speelse wijze aan de kaak te stellen.

De avond begint in het hostel waar ik eind 2001 kerstmis vierde met mijn broertje - over nostalgie gesproken. Er zijn studenten uit Oxford, Bristol, Bath en Londen. Het is altijd leuk om nieuwe mensen te ontmoeten, zeker als die mensen interessant onderzoek doen waar ze enthousiast over vertellen, en bijzondere reiservaringen met je delen. Na afloop van de maaltijd, een paar biertjes en leuke gesprekken, verplaatst de groep zich naar een club nabij London Bridge, waar vanavond een groot 'Nederlands feest' plaatsvindt.

De club bevindt zich in een tunnel, en er staat een lange rij. Als ik in de rij sta te wachten, zie ik ze plotseling: echte, authentieke corpsballen. De oranje polo-shirts kunnen nauwelijks hun trotse bierbuiken verhullen. De jiskefetklanken van hun stemmen vullen mijn Leidse studentenhart met een warm, nostalgisch gevoel. Dat is lang geleden... Hun conversatie is van een dusdanige finesse en eenvoudige schoonheid dat ik u deze niet wil onthouden:
'Hé lul, hieR ben je!'
'DiedeRik, lul!'
'Heb jij FloRis-Jan gezien?'
'Staat achteR je, lul.'
'Hé, wat doe jij hieR?'
'Hé vieze homo! Alles goed?'
De gedachte dat deze lieden de economische, juridische en medische machthebbers van de toekomst zijn deprimeert mij soms licht.

De locatie is fantastisch. De stenen gewelven doen denken aan een middeleeuws kasteel. Aan het plafond hangen grote, van kleur veranderende opblaassterren. Beroemde Nederlandse DJ's (Aike: 'Wie? Hoor ik die te kennen?' Ander: 'Ja, die zijn heel beroemd, die treden op in Ibiza en New York en zo.' ) verzorgen de muziek. Op een videoscherm verschijnen advertenties van de KLM (u weet wel, die Franse luchtvaartmaatschappij) en van een aantal Nederlandse steden en universiteiten (dan werk je op de afdeling publiciteit van de Universiteit Maastricht, en dan vraag je je af waar je nu eens zult adverteren, en dan is er iemand die op het idee komt om duizenden euro's te besteden aan een advertentie in een nachtclub in Londen - wat voor idioten hebben ze daar in dienst!?). Een MC (Microfoon Clown) staat in het Engels in een microfoon te schreeuwen: 'Amsterdam in da house!' (ik juich), en een aantal seksistische opmerkingen die ik hier niet ga herhalen, en heel veel onontwarbaar gekwaak. Iedereen drinkt flesjes Heineken. De helft van de mensen is in het oranje gekleed, en overal wordt Nederlands gesproken. Lieve hemel, ik wist niet dat er zoveel Nederlanders in en rond Londen wonen. Het zal een warm bad zijn voor een ieder met een oranje hart. Vermoed ik.

Maar wat vooral heel leuk is (behalve het dansen natuurlijk), is dat ik de avond doorbreng in het gezelschap van een groepje mensen van wie ik de meeste voor vanavond nog niet kende, maar met wie het heel gezellig is.

Het is een typisch Nederlandse gezelligheid.

Monday, 21 April 2008

Rondom Regent's Park

Het was een volle week. Het volgen van mooie impulsen (in mijn geval: het last minute schrijven van een onderzoeksvoorstel en het solliciteren naar een AiO-plaats - zie mijn vorige verhaal) kan als vervelend gevolg hebben dat een netjes geplande planning de prullenbak in kan, waarop een bittere strijd volgt met een genadeloze deadline. Ik had vier dagen de tijd om een zwaarwegend essay van tienduizend woorden te schrijven, en dat bleek geen geringe opgave. Aan de andere kant komen uit dreigende deadlines paradoxaal genoeg soms de beste resultaten voort. Laten we hopen dat dat ook nu het geval blijkt - ik heb in ieder geval met veel plezier vier dagen zitten schrijven, mezelf verrast met nieuwe verbanden en interpretaties, en daar een mooi verhaal aan over gehouden waar ik zelf veel van geleerd heb. En daar gaat het per slot van rekening om: ik ben geen master gaan doen om me weer druk te gaan lopen maken over cijfertjes, maar wel om verder te gaan op de ontdekkingstocht die studeren heet. Dit essay was een mooie nieuwe etappe.

Toen kwam de donderdag. Het was een hele spannende donderdag, want ik mocht een lezing geven voor het research seminar van het Centre for the Study of Japanese Religions. Het onderwerp van mijn lezing was de Japanse pinkstergemeente waar ik een paar jaar geleden onderzoek heb gedaan (hetgeen de basis vormde voor de bachelorscriptie die ik vorig jaar heb geschreven), en dan met name de vraag hoe een kleine minderheidsreligie met een sterk afwijzende houding jegens de buitenwereld haar identiteit vormgeeft. Helaas waren er minder mensen dan anders, wat mij licht teleurstelde. Maar de lezing ging prima, tot mijn grote opluchting: ik kwam goed uit mijn woorden, hield me precies aan de tijd (een klein uur), en kreeg boeiende vragen. Voor ik er erg in had was het achter de rug en zat ik onder het genot van een beugelflesje Grolsch na te praten. Wat leuk, een lezing geven!

Het was een volle week, met een paar verrassingen en nieuwe ontmoetingen en een wandeling in een zonovergoten St. James Park en met vrienden Indiaas en Thais eten en een presentatie over de Kleine Zeemeermin voorbereiden (ideologie zit ook overal) en een nieuwe pubquiz (weer tweede) en een spontaan bezoekje aan Southwark Cathedral en lezen in de lentezon. De plannen voor de zomer werden helaas omgegooid - die reis naar Sri Lanka gaat er waarschijnlijk niet komen, want iedereen trok zich plotseling terug. Maar de plannen waren nog niet geannuleerd of er kwamen weer nieuwe mooie uitnodigingen. Ik vroeg me ook af of ik toch niet liever gewoon tot september in Londen wilde blijven. Als binnen een tijdsbestek van twee dagen drie schone jongedames je vertellen dat je echt moet blijven, dan ga je natuurlijk wel twijfelen... Maar ze hebben gelijk: hoe vaak in je leven heb je nu de kans in Londen te wonen, en hier de zomer door te brengen? Wordt vervolgd dus.

Lange tijd was Londen voornamelijk grijs. Maar de laatste weken heeft ze plotseling haar schoonheid onthuld. Kale kapstokken zijn plotseling veranderd in trotse bomen met uitbundige bloesempracht. Pleintjes zijn weelderige tuinen geworden; parken zijn met ongekende kracht tot leven gekomen. Veel van wat grijs was gaat nu schuil achter volle kleuren groen. De lente verspreidt haar tienduizend geuren, geuren die zo vol herinneringen zitten, herinneringen aan voetballen en verliefdheden en Japan en Amsterdam. De stad is uit haar cocon gekropen. De stad heeft mij voor zich gewonnen.

Ik loop. Ik moet eigenlijk mijn essays schrijven en mijn presentaties voorbereiden, maar soms gebeurt er iets waardoor je het even nodig hebt om te lopen.

De wandeling begint bij het beroemdste zebrapad van de stad. Ooit liep een viertal heren over dit zebrapad. Het zou het beroemdste viertal uit de muziekgeschiedenis worden. En omdat de foto waarop te zien was hoe zij dit zebrapad overstaken de hoes van een van hun beroemdste albums zou sieren, is het zebrapad onsterfelijk geworden. Een groepje toeristen maakt foto's van zichzelf op het zebrapad. Ik heb geen fototoestel bij me, dus ik steek maar gewoon over.


St. John's Wood is een nette buurt, met sjieke appartementen en brede straten met groene bomen en scholen en ziekenhuizen in statige negentiende eeuwse gebouwen. De St. John's Wood Kerk is zo'n trots neoclassicistisch bouwwerk. Ik bezoek de dienst. Protestants, noemt men dit, maar ik was nog nooit in zo'n high church dienst. Met zijn Latijnse gezangen en zijn grote hoeveelheid collectieve recitaties doet de dienst niet onder voor de gemiddelde katholieke mis. De preek is helaas ook weinig inspirerend. Na afloop van de dienst bezoek ik Londens voornaamste moskee, een steenworp verderop. De betonnen minaret en goudkleurige koepel zijn van verre zichtbaar. Van binnen is de moskee ruim en licht. Ik hou van religieuze plaatsen waar je gewoon op de grond mag zitten - het geeft me altijd het gevoel iets dichter bij God te zijn. Bovendien zijn de blauwe tapijten lekker zacht. Als ik wegloop drukt de bebaarde parkeerplaatsportier me een stapeltje folders in de hand. 'Wat de Bijbel zegt over Mohammed'. Goh, en ik maar denken dat Mohammed leefde toen de Bijbel al een paar eeuwen af was...

Regent's Park is prachtig. Regent's Park is vol met joggers en kinderen in gele bootjes en tulpen in alle kleuren van de regenboog en zwoele kersenbloesem en jonge ouders met kinderwagens en nog meer joggers en praktiserende tai chi'ers en Canadese ganzen en eenden met knalrode koppen en flamingo's en blauwe reigers en duiven en meerkoeten en verdienstelijke amateurvogelfotografen en nog meer joggers en Amerikaanse families en trainende bokseressen en weelderige treurwilgen en voetballers en rugbyers en nog meer joggers en lentegeuren en gedachten die heel mooi maar tegelijkertijd ook een beetje beangstigend zijn en mijn voetstappen.

Ik beklim Primrose Hill, en geniet van het fraaie uitzicht over de stad. In de verte zie ik de karakteristieke vormen van de Big Ben en de London Eye. Waarom was ik hier niet eerder? Ik loop verder, de gelijknamige wijk in, die een van de mooiste wijken van de stad blijkt te zijn. Fraaie bakstenen huizen met witte kozijnen flankeren de straten. Ik passeer een biologische supermarkt en delicatessenwinkels en een boekwinkeltje en stijlvolle cafés en een visrestaurant. Onder het genot van een kop koffie verkeerd lees ik een boek van de Japanse filosoof Nishida Kitaro. Hij schrijft over 'pure ervaring' - de ervaring die vooraf gaat aan de betekenis die eraan gegeven wordt. Ik ga deze notie interpreteren aan de hand van de ethiek van Levinas - de 'pure', oorspronkelijke ervaring als primair een ervaring van de Ander. Volgens Levinas gaat deze ervaring (de ervaring van verantwoordelijkheid, wederzijdse afhankelijkheid en te kort schieten) vooraf aan alle andere ervaringen, en dus ook aan de betekenissen die daarop volgen. Betekenissen zijn, kortom, secundair. Anders gezegd: soms kan de behoefte iets te duiden je vervreemden van de oorspronkelijke ervaring. Dat geldt ook voor de ervaring van de Ander.

En zo vallen puzzelstukjes een beetje op hun plaats, en zo begrijp ik dat het waardevol kan zijn om sommige ervaringen niet direct te willen duiden, maar ze gewoon te laten zijn. Niet alles hoeft meteen een naam te hebben.

Ik loop langs het kanaal. Een meneer speelt accordeon. De woonboten zijn geschilderd in primaire kleuren en versierd met bloemmotieven. Een groot piratenkasteel heeft een hoge vlaggenmast met een wapperende doodshoofdvlag. Ik bereik Camden Lock, dat prachtige oude haventje bij de sluis waar nu de populairste markt van de stad is. Het is zondagmiddag, dus het is waanzinnig druk. Punkers met enorme knalrode hanenkammen en gezichten vol metaal lopen trots rond tussen de toeristen. Enkele maanden geleden was hier een grote brand, maar daar is niets meer van te merken. Kraampjes verkopen hippiekleren en grappige t-shirts en Palestijnensjaals en piercings en asbakken en waterpijpen en plateauzolen en frutsels. Andere kraampjes verkopen fajita's en takoyaki en Venezolaanse maïsbroodjes en falafel en paëlla en kebab met vers brood en fish and chips en felgekleurde Caribische gerechten en soba en loempia's en tajine en waterpijpen en donuts en pasta en biologische sandwiches. Ik laat me uiteindelijk verleiden door de verrukkelijke geuren van de West-Afrikaanse stoofpotjes, en ik krijg er geen spijt van. Na afloop van de maaltijd drink ik een potje muntthee in een typisch Marokkaans tentje met tapijten en kussens en houten tafeltjes en prachtige lampen. Ik lees verder. Ik moet nog veel lezen.

Het was een mooie zondag. De nieuwe week is begonnen.

Monday, 7 April 2008

Het verhaal van de broodjeszaak

Het is een gewone broodjeszaak, zo een die allerhande sandwiches en panini's verkoopt, en hamburgers en mezze en soep, en English breakfast de hele dag door. Het is zo'n typische broodjeszaak waar je komt voor een kop koffie verkeerd, of een vette brunch om je kater tegen te gaan, of een glas vers geperste wortelsap. Het is zo'n typische Noord-Londense broodjeszaak met een klandizie die even divers en multi-etnisch is als de kleurige, netjes geplastificeerde menukaart. Het is zo'n broodjeszaak waar het menu niet alleen te vinden is op de menukaarten, maar ook op grote schoolborden die boven en naast de toonbank hangen, waar het in krullerig meisjeshandschrift met regenboogkleuren op geschreven is. Het is zo'n broodjeszaak met een tv in een hoek waar de hele tijd muziekclips op getoond worden waar niemand naar kijkt, en goedkope kunststof tafeltjes en tegeltjes op de grond. Het is zo'n typische broodjeszaak aan zo'n typische nietszeggende doorgaande weg in Noord-Londen, zo'n weg als Holloway Road met gokkantoren en goedkope kledingwinkels en fastfoodrestaurants en supermarkten en banken en misschien een verdwaalde kerk. De broodjes en ontbijtjes zijn er dertig procent goedkoper dan in vergelijkbare zaken in het centrum of in wijken die wel trendy zijn. Het is, kortom, een typische broodjeszaak zoals je die in dit deel van de stad zou verwachten; zo typisch zelfs, dat ik hem misschien gewoon verzin om maar een locatie te hebben waar ik mijn verhaal kan laten plaatsvinden. Maar misschien ook niet. En misschien is het wel niet zo belangrijk om te weten of de broodjeszaak al dan niet echt is, want misschien is het onderscheid tussen feit en fictie wel een grote illusie. Geven we niet allemaal betekenis aan onze ervaringen door er verhalen over te vertellen, aan onszelf en aan anderen en aan het Opperwezen (v/m, mv/ev)? Is niet elk verhaal echt, als het gaat over iets dat van belang is voor ons en als we het de moeite van het vertellen waard vinden? En is niet tegelijkertijd elk verhaal een constructie, een nieuw geschapen realiteit, noodzakelijkerwijs verschillend van de ervaringen die eraan ten grondslag liggen? Waarheid en fictie sluiten elkaar niet uit, integendeel: waarheid en fictie zijn twee zijden van dezelfde medaille. En die medaille, dat zijn de verhalen (gesprekken, gedachten, geschriften, mythen, hoe u het maar wilt noemen) die wij steeds opnieuw uitvinden en steeds opnieuw vertellen. De mens geeft zijn leven betekenis middels het maken en vertellen van en geloven in verhalen. Dat is wat hem onderscheidt van andere diersoorten.

Welnu, laat ik ook een verhaal vertellen. Het decor kent u al: dat is de broodjeszaak aan Holloway Road. Dat heb ik u reeds beschreven, dus daar hoef ik niets meer over te zeggen. De personages kent u echter nog niet, dus die zal ik nu aan u voorstellen.

Er zijn twee serveersters. Een van hen heeft lange blonde haren, die ze in een paardenstaart draagt, en groene ogen. Ze is eigenlijk net te mooi voor een broodjeszaak als deze. Ze draagt een zwarte blouse boven een donkerblauwe spijkerbroek. Aan haar broekriem rinkelen grote zilverkleurige hartjes. Te oordelen naar de ketting met het grote gouden kruis dat ze prominent op haar borst draagt komt ze uit Oost-Europa. Haar collega heeft eveneens groene ogen, maar haar haren zijn pikzwart. Ze is iets kleiner en iets ouder dan haar collega, en gaat geheel in het zwart gekleed. Ze spreekt Turks met de onzichtbare jongen in de keuken.

In de hoek zit een jongeman op een barkruk te zitten. Hij draagt een baseballcap en een leren jack. Hij zit vlak bij de tv, maar keurt het ding geen blik waardig. Onder normale omstandigheden zou hij een sigaretje zitten te roken, maar de horeca in Engeland zijn rookvrij, dus hij moet genoegen nemen met een glaasje cola. Af en toe kijkt hij argwanend de broodjeszaak in, en af en toe wisselt hij een paar woorden met een van de serveersters, maar verder zit hij gewoon te zitten. Even verderop speelt een tweetal Turkse heren van middelbare leeftijd een spelletje backgammon. Ze dragen spijkerbroeken en vale overhemden en grijze bodywarmers en stoppelbaarden. Na een tijdje krijgen ze gezelschap van een vriend, die geïnteresseerd het spel volgt. Het speltempo ligt hoog, maar dat zal de ervaring zijn.

Aan het tafeltje naast hen zit een donkere dame met gemillimeterd haar en een grote gouden neuspiercing een roddeldagblad te lezen. Haar wenkbrauwen zijn gefronst. Ze annuleert haar eerdere bestelling, en eet een panini, waarbij ze een kopje koffie drinkt. Naast haar zitten twee oudere, gezette dames. Ze zouden zussen kunnen zijn. Allebei dragen ze hun vlassige witte haren in een knotje, en allebei hebben ze dikke enkels in steunkouzenkleuren boven kleine donkerblauwe leren oudedamesschoentjes. Allebei eten ze een tonijnsandwich, netjes in driehoekjes gesneden, en allebei drinken ze een potje thee.

In de hoek bij het raam zitten twee modieus geklede jongedames met luide stem te discussiëren in een mengeling van Engels en een andere taal. Ze hebben alleen een kopje koffie besteld. Aan een tafeltje bij de toonbank zit een knappe donkere jongeman met een wijde hiphopbroek te genieten van een uitgebreid ontbijt met worstjes en witte bonen - om vijf uur 's middags. Aan het tafeltje daarnaast zit een dunne oude dame met een bleek gezicht en een donkerblauwe jurk voorzichtig te genieten van een boterham met roerei en bacon. Verderop zit een jongen met een zwarte hoed, een zwart overhemd en een bruine gestreepte broek. Zo te zien kan hij wel een bezoekje aan de kapper gebruiken. Hij zit te lezen, maar wordt af en toe even afgeleid door dansende halfnaakte dames op het televisiescherm. Hij lijkt de enige in de broodjeszaak te zijn die het ding heeft opgemerkt. Hij bestelt de ietwat wonderlijke combinatie van een vegaburger met patat, en een groot glas verse mixsap. Als het eten komt, legt hij zijn boek even weg.

Hij leest een van die boeken die hij zelf geschreven had willen hebben. Het is een boek dat precies de gedachten verwoordt waar hij al een aantal jaar mee rondloopt, en die hij, een enkele voorzichtige poging een paar jaar geleden daargelaten, nog steeds niet heeft uitgewerkt en samengevat. Hij gaat deze week een nieuwe poging wagen een paar van die ronddwarrelende ideeën te vangen. Hij gaat een verhaal schrijven over verhalen, en hij gaat proberen daarbij iets bloot te leggen van het verborgen verhaal dat deze verhalen vertellen, van hun boodschap en hun agenda. Hij gaat kijken naar verhalen over de natuur en wat die natuur voor ons betekent, naar claims over nationale en etnische identiteit die in verhalen genaturaliseerd worden, en naar verborgen politieke motieven die achter dergelijke verhalen schuilgaan. Hij gaat een verhaal schrijven over verhalen over de Japanse perceptie van de natuur. En het boek dat hij nu leest, 'Re-inventing Japan' van Tessa Morris-Suzuki, gaat hem daar ongetwijfeld bij helpen. Hij herinnert zich maar al te goed hoezeer het hem altijd verbaasd heeft dat tijdens de colleges van zijn bacheloropleiding Japanse taal en cultuur nooit of te nimmer de vraag gesteld werd wat het eigenlijk was dat we bestudeerden, en hoe en door wie het object van onze studie gedefinieerd was. Nooit werd de categorie 'Japan' geproblematiseerd, alsof deze volstrekt vanzelfsprekend was - een natuurlijk gegeven in plaats van een recente historische constructie. Het is een verademing voor hem om een boek tegen te komen dat precies dat doet - het problematiseren van de categorie 'Japan', en daarbij horende essentialistische noties over 'de Japanners' (u weet niet half hoe vaak mensen hem niet goedbedoeld vragen hoe 'de Japanners' zijn, hoe de Japanse cultuur en samenleving zijn, en verwachten dat hij als 'kenner' daar wel even iets zinnigs over kan zeggen - en u weet niet half hoe halfslachtig en onbevredigend zijn pogingen zijn om een zinnig antwoord te geven, zonder al te zeer te generaliseren, maar ook zonder al te cynisch te klinken), en laat zien hoe zulke categorieën en noties historisch gegroeid zijn, in een discours, in een politieke context.

De jongen heeft een droom. Hij wil zich verder verdiepen in dit verhaal, het verhaal dat verteld wordt over de Japanners en hun natuur, en vooral in het vervolgverhaal dat verteld wordt over Shinto en het milieu. Het is een prille droom. Maar ja, het leven is wat er gebeurt terwijl je druk bezig bent met het maken van andere plannen: hij was ervan overtuigd dat hij een jaartje zou stoppen met studeren, zou reizen en werken en stage lopen en schrijven, en daarna zou verkassen naar de overkant van de Atlantische Oceaan. Maar toen was hij in IJsland, en toen kwam die oude fascinatie voor Scandinavië weer terug, en toen begon hij weer te dromen over het land waar hij van kinds af aan heimelijk verliefd op is maar waar hij nog nooit was: het land waar Roald Dahl zo mooi over schreef in De Heksen en Boy, het land van die prachtige schaatser die ervoor zorgde dat Nederland in 1994 geen enkele gouden medaille won, het land waar die dekselse casanova Peer Gynt (die hij als elfjarig jochie mocht spelen) vandaan kwam, het land van de mooie muziek van Grieg, het land waar Sofie mysterieuze brieven kreeg en een filosofiecursus deed waar hij ook deelgenoot van mocht worden. Hij wist dat een vooraanstaande wetenschapper in zijn vakgebied doceert aan de grootste universiteit van dit land, en hij besloot maar eens een kijkje te nemen op de website. En toen zag hij het plotseling: die vacature voor een AiO-plaats op het gebied van percepties van de verhouding tussen natuur en cultuur. Hij kreeg een heel mooi ja-gevoel.

Het weekend was een gekkenhuis. Daar de deadline voor aanmelding al deze week is moest hij in enkele dagen onder meer een onderzoeksvoorstel van tien pagina's schrijven. Maar het is gelukt, en hij is niet ontevreden, realiseert hij zich terwijl hij het boek leest dat hij zelf had willen schrijven, onderwijl pogingen doend de stukjes wortelvruchtvlees onderin zijn glas door zijn rietje omhoog te zuigen. Hij komt net van het rommelige notariskantoortje aan de overkant van de weg, waar hij een aanzienlijk geldbedrag heeft betaald voor een paar lullige kopietjes van zijn diploma's, waarop een stempel en een handtekening zijn gezet. Deo volente gaat hij morgen naar het postkantoor.

Hij weet dat de weg naar Oslo niet vrij is van beren, en hij weet ook dat de kans dat deze droom uitkomt niet zo heel groot is. Er zullen nog wel meer geschikte kandidaten zijn. Maar we zien wel hoe ver we komen. Waar het om gaat is dat wanneer er iets op je pad komt dat, hoe nieuw en onzeker en beangstigend ook, voelt als het goede, je erin durft te duiken. Ga ervoor. Durf te leven, die droom. Het gaat er niet om of de droom wel of niet uitkomt, het gaat erom dat je dromen durft toe te laten in je leven.

De stukjes wortelvruchtvlees zijn op. Hij doet zijn boek dicht en rekent af. Best een leuke broodjeszaak, eigenlijk. Misschien zou hij er wel een verhaal over kunnen schrijven.