We zagen elkaar voor het eerst op een zonnige middag in juni. Ik was al een tijdje naar je op zoek, en opeens vond ik je. Je lag op me te wachten in een marktkraampje op het Waterlooplein. Je donkerblauwe ruitjes lachten me verlegen toe. Ik voelde me direct tot je aangetrokken. Ik zette je op, en je zat als gegoten. Het was liefde op het eerste gezicht. Je kostte slechts tien euro, en dat had ik graag voor je over. Tot mijn vreugde ging je met me mee.
Vanaf dat moment waren we onafscheidelijk. Trouw verwarmde je mijn hoofd. Trouw deed je je best om die onhandelbare plukjes haar boven mijn oren in toom te houden (je vond dat ik vaker naar de kapper zou moeten gaan, maar je wist dat ik niet van kappers houd dus je werd nooit echt boos). Trouw schermde je mijn ogen af wanneer de zon me probeerde te verblinden. Trouw beschermde je me tegen regen- en sneeuwbuien. Jij en ik, we hoorden bij elkaar.
Je zag me verliefd worden. Je hoorde haar keer op keer zeggen hoe leuk ze je me vond staan, en je was trots als een pauw. Je verhuisde met me mee naar Japan, en een jaar later kwam je weer met me mee terug naar Nederland. Je ging met me mee naar college, naar toneelrepetities, op wandeltochten. Je werd volgestopt met briefjes wanneer ik met dispuutsgenoten of familieleden het briefjesspel speelde, en met lootjes wanneer het bijna Sinterklaas was. Je ging mee naar Istanbul, naar Frankrijk, en nogmaals naar Japan. Je liet je graag fotograferen. Op het vliegveld moest ik altijd laten zien of ik geen bom in je had verstopt. Je was trots op me toen ik in het faculteitsbestuur kwam, ook al kon ik je natuurlijk niet dragen als ik weer eens in pak naar een vergadering of diner moest. Je was blij voor me toen ik ging samenwonen met dat meisje dat ook zo gek op je was. Maar jammer genoeg zei ze steeds minder vaak hoe leuk ze je me vond staan.
Gelukkig bleef jij me wèl trouw. We gingen samen naar Israël, Turkije en Syrië. Ik droeg je toen ik de mooiste zonsondergang ooit zag, en je genoot met volle teugen - die paar regendruppeltjes konden je niet deren. In de Syrische woestijn was het eigenlijk te warm om je te dragen, maar ik wilde je niet verraden door met een wit lichtgewicht ding in zee te gaan, en trouw beschermde je me tegen een zonnesteek. Natuurlijk ging je ook met me mee toen ik in september naar Londen verhuisde.
Oh lieve Pet, het spijt me zo! Het spijt me zo dat ik zo onachtzaam was, dat ik niet goed op je lette! Sorry, ik was zo warm en bezweet door het harde fietsen, ik moest je even afdoen. Ik dacht werkelijk dat je veilig zat in die jaszak. Ik dacht niet dat je eruit zou kunnen vallen... Ik weet het, ik was naïef en onoplettend! Had ik wel gemerkt dat je gevallen was als ik geen oordopjes in had gehad en niet naar muziek had geluisterd tijdens het fietsen? Misschien, maar misschien ook niet. Je bent altijd een stil iemand geweest, en je val was waarschijnlijk geruisloos. Oh, als ik maar wist waar het was gebeurd! Maar ik had het natuurlijk veel te laat door, en ik was natuurlijk te laat voor college, en ik was zo stom om door te fietsen in plaats van om te keren en te kijken of ik je nog ergens zag... Waarom koos ik voor het college, en niet voor jou? Nu ben ik je kwijt. De gedachte aan jou, eenzaam liggend op de weg, lijdend onder de stinkende rotwagens die over je heen razen, eindigend in een of ander vuilnisvat... Het spijt me zo, lieve Pet! Hoe kan ik je zo makkelijk verliezen, na alles wat je voor me gedaan hebt... Het spijt me. Ik heb het koud zonder jou.
Ik ging naar college. Derrida sprak over het Geschenk van de Dood. Die lieve Pet, een onschuldig lam. Waarom moest Hij zo nodig dit offer van me hebben?
Een stukje van mezelf ging dood. Een stukje van drie en een half jaar, om precies te zijn.
Friday, 30 November 2007
Tuesday, 20 November 2007
Moderne godinnen
SOAS is gek op ismen. Marxisme, socialisme, anarchisme, postmodernisme, poststructuralisme, multiculturalisme en islamisme worden door een niet onaanzienlijk deel van de studentenpopulatie omarmd. Kapitalisme, conservatisme, oriëntalisme, nationalisme, imperialisme en positivisme doen het daarentegen vooral goed als zondebok en als object van afkeer. Een flinke dosis engagement, politiek bewustzijn en actiebereidheid kan de studenten hier in elk geval niet ontzegd worden. En ofschoon zaken als de dogmatische verheerlijking van bepaalde zwarte pagina's in de geschiedenis (het vieren van de revolutie die uiteindelijk leidde tot de Goelag lijkt mij weinig gepast, maar men doet het wel) en een overdreven politieke correctheid (de voorzitter van de rugby society werd publiekelijk aan de schandpaal genageld en beschuldigd van racisme vanwege een ludieke affiche met de aankondiging van een 'English Party - no bongo drums, no Arab music' ) soms wat irritant zijn, is het stiekem een verademing in een omgeving te zijn waar mensen de link leggen tussen politieke betrokkenheid, kennis en idealisme. Onder de Leidse studentenpopulatie waren de meest voorkomende politieke kleuren het grijs van de onverschilligheid en het paars van de mainstream (uitzonderingen daargelaten, natuurlijk). De betrokkenheid en actiebereidheid zijn hier vele malen groter. Zo moet de atmosfeer aan Nederlandse universiteiten in de jaren '70 ook geweest zijn.
Het zal weinig verbazing wekken dat tussen alle ismen het feminisme hier prominent vertegenwoordigd is. Nu heb ik persoonlijk nooit veel gehad met feminisme; niet omdat ik geen voorstander ben van gelijke rechten en mogelijkheden voor vrouwen en mannen, ook niet omdat ik geen voorstander ben van het omverwerpen van patriarchale structuren en seksistische vooroordelen in onze samenleving, en al helemaal niet omdat ik geen kokende huispapa zou willen zijn (niets liever, eigenlijk). Neen, de reden voor mijn vroegere afkeer van het feminisme is de langspeelplaat die mijn moeder ooit opzette. Als ik het me goed herinner droeg de plaat de titel 'Buik', en stond er een tekening op van een zwangere buik. Een of ander kreng zong liedjes, waarvan ik mij godzijdank bijna niets meer kan herinneren, maar één zin heb ik altijd onthouden: 'ik wil een meisje en geen jongen'. Ik wil een meisje en geen jongen! Je zal maar geboren worden als de zoon van zo'n harpij...! Welnu, ik kan u verzekeren dat als je een jaar of acht bent en je je moeder die harteloze zin hoort meezingen, je voorlopig wel even genoeg hebt van feminisme - zeker als er af en toe Opzij's door het huis slingeren die je vertrouwd maken met niet altijd even manvriendelijke uitspraken. Mijn vroegste indruk van het feminisme was, kortom, tamelijk negatief. Ik voelde mij aangevallen, om de simpele reden dat ik een jongen was en geen meisje - en dat vond ik oneerlijk.
(Het zij je inmiddels volledig vergeven, lieve moeder. Ik ben blij dat je die rotplaat daarna nooit meer hebt gedraaid.)
Maar dat is reeds lang geleden, en mijn angst voor het feminisme was inmiddels aardig weggezakt. Ik was zowaar lid geworden van de enige politieke partij in Nederland die volledig erkent dat de emancipatie van vrouwen in ons land verre van optimaal is, die serieuze maatregelen voorstaat om dit te veranderen en die christendemocratische aanrechtsubsidies bestrijdt, en ik was het hierin volledig met ze eens. Ik werd kwaad toen ik getalenteerde medestudentes hoorde praten over het al dan niet krijgen van kinderen, en hun angst voor een 'gat in hun cv' die hun carrière serieus zou kunnen dwarszitten - wat belachelijk dat ze zich daar überhaupt zorgen over moeten maken, en dat onze maatschappij kennelijk nog altijd niet of nauwelijks de mogelijkheden biedt ouderschap en een serieuze carrière te combineren! Ik geloof, kortom, dat ik het niet slecht zou doen als ik langs de feministische meetlat gelegd zou worden. Maar ergens in mij zat nog altijd een restje angst en wantrouwen. Normaliter zou ik waarschijnlijk dan ook niet naar een thema-avond met de titel 'moderne godinnen' zijn gegaan. Maar het lieve meisje dat mij de flyer gaf was zo vriendelijk om onze petitie voor een groener SOAS te ondertekenen, en bovendien zouden bij de paneldiscussie onder andere mijn vriend Ben (dit omdat hij kandidaat stond voor de nationale studentenvakbond) en mijn favoriete docent spreken. Ik besloot daarom mijn laatste restje angst te overwinnen, kleur te bekennen en mij in het hol van de leeuwin te wagen. Per slot van rekening ben ik eigenlijk ook wel een beetje een feminist.
Nu zou ik een stijlbreuk kunnen maken en op enigszins cynische wijze de verschillende personages kunnen beschrijven die op deze avond aanwezig waren. Sommige van hen waren zo uitgesproken dat mijn observatie zou lezen als een karikatuur. Ze waren er allemaal: de radicale politieke lesbienne met kort krulletjeshaar en bergschoenen, de neopaganiste die haar innerlijke heks had ontdekt, de briesende feministische marxiste, de feminiene homoseksuele sympathisant. Maar het gaat me nu even niet om de karikatuur, het gaat me nu om de inhoud van de ideeën. Het gaat me nu om de mogelijkheid tot dialoog. De stijlbreuk komt er dus niet, en de karikatuur laat ik achterwege omdat ik deze nu even niet zo relevant vind.
Het panel bestond uit zes personen. Ben moest de spits afbijten, en hij deed het niet slecht - zijn verhaal was misschien niet zo samenhangend, maar hij had een paar goede ideeën, en zijn humor deed de rest. Daarna was het de beurt aan een jongedame, die een betoog hield over hoe het christendom de paganistische godinnenrijkdom verdrongen had. Haar verhaal was volstrekt ahistorisch, haar weergave van mythen was louter de projectie van haar eigen politieke ideeën, en de manier waarop ze Jungiaanse ideeën ophemelde was enigszins verwonderlijk daar Jung toch ook een grote seksist was - maar ik kreeg een indruk van de toon van het gemiddelde 'godinnen zijn onze archetypen en alle vrouwen zijn godinnen' boek. Als derde kreeg een tweede kandidaat voor de nationale studentenvakbond het woord, en hij verraste met een persoonlijk verhaal over zijn eigen relatie, over controle en kwetsbaarheid. Daarna was het de beurt aan de ster van de avond, een socialistische politica die een vlammende en zeer overtuigende tirade hield tegen de 'pornoficatie' van de samenleving en van seksualiteit ('hebben we daarvoor gevochten in de jaren '60 en '70, voor het recht op plastische chirurgie en op het beoefenen van paaldansen als een sport...?' ), en die bovendien aantoonde dat ongelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen niet los gezien kan worden van klassenongelijkheid, armoede en gebrekkig onderwijs (gelooft u mij, in dit land ga je naar een goede school omdat je ouders geld hebben, niet omdat je talent hebt). De vijfde spreker was een boze jongedame die in minder overtuigende bewoordingen herhaalde wat haar voorganger had gezegd. Tot slot was het de beurt aan mijn docent, die vertelde over zijn persoonlijke ervaringen in zijn land van herkomst en in het land van zijn onderzoek. Hij hield een mooi pleidooi voor dialoog en voor nederigheid aan de zijde van de mannen. 'Het is altijd moeilijk om kritiek te accepteren, maar we kunnen alleen tot een dialoog komen wanneer wij, als mannen, bereid zijn te luisteren.'
Het was een mooie avond. Ik voelde me welkom. Ik realiseerde me hoezeer ik zelf soms ook nog oogkleppen op heb, en net als vele anderen soms denk: het is nog niet perfect, maar we zijn een goed eind op weg (dat is een misvatting. Wereldwijd gezien is de letterlijke machteloosheid en de mishandelingen waaraan vrouwen bloot staan immens. Maar ook in onze eigen samenleving zijn er nog zoveel barricades, nog zoveel structuren die gelijkheid in de weg staan). Ik vroeg de panelleden hoe ze dachten over de emancipatie van moslimvrouwen, en wat ze van de stormrammethode Hirsi Ali - Dresselhuys vonden - ze waren vrij eensgezind in hun antwoord dat een hoofddoek of religieuze overtuiging geen belemmering hoeven te zijn voor emancipatie. Ik was enigszins verbaasd toen ik de bozige jonge activiste hoorde zeggen dat binnen het feminisme 'alles bediscussieerd kan worden, behalve het recht op abortus' - waarom niet erkennen dat vrouwen hierover van mening verschillen, in plaats van de mening van een deel van de vrouwen bij voorbaat afwijzen? Maar afgezien hiervan was er ruimte voor diversiteit, en voor dialoog. Mijn mening over het feminisme was bijgesteld.
Voor even.
Ben praat na met de Jungiaanse jongedame. Hij discussieert zoals hij dat altijd doet; hij luistert, en reageert vervolgens op wat de ander heeft gezegd (hetgeen vrij bijzonder is, let maar eens op: niet veel mensen luisteren tijdens discussies naar wat hun gesprekspartner zegt, druk als ze zijn met het overbrengen van hun eigen mening). Hij is geduldig en beleefd. Het gesprek gaat over een demonstratie die binnenkort plaatsvindt. Een groep vrouwen wil de straat terugclaimen. De dames gaan gezamenlijk de straat op om te protesteren tegen het vele geweld waarvan hun seksegenoten slachtoffer zijn. Ben wil graag solidair zijn en meelopen in de demonstratie. De jongedame reageert verontwaardigd. Hij moet begrijpen dat vrouwen hun eigen ruimte willen hebben, dat ze onder elkaar willen zijn, en dat ze daar geen Onderdrukkers bij willen hebben. Ik vind Ben geen Onderdrukker, maar wie ben ik. Ik zeg voorzichtig dat wanneer men dialoog wil (naïef als ik ben ga ik er op dat moment nog van uit dat men dit inderdaad wil), dat het dan niet zo'n gek idee is om sympathisanten welkom te heten in je midden. Is het niet juist mooi, dat er mannen zijn die graag meelopen in een dergelijke demonstratie omdat ze er volledig achter staan? Ben zegt dat hij het jammer vindt buitengesloten te worden. De dame begint nu te briesen: mannen kunnen nooit begrijpen hoe het is om vrouw te zijn, net zoals witte mensen nooit kunnen begrijpen hoe het is zwart te zijn, einde verhaal (subtekst: de enige manier om solidair te zijn is je schuldig voelen en je smoel houden). Het is een exclusivistische visie die elke vorm van identificatie met en empathie voor de Ander uitsluit, en zodoende elke vorm van dialoog onmogelijk maakt - natuurlijk zal ik nooit weten hoe het is om vrouw te zijn, maar dat hoeft ook helemaal niet, want het punt van solidariteit is nu juist dat je probeert je te verplaatsen in de positie van de Ander. Ben herhaalt geduldig zijn punt. 'Oh, waarom voelen mannen zich toch altijd zo bedreigd!' roept zijn gesprekspartner. Gut, ik had niet de indruk dat onze sympathie voortkwam uit angst of uit het gevoel bedreigd te zijn. Ben probeert iets terug te zeggen, maar ze valt hem in de rede. 'Jullie zijn zo zielig!' roept ze. Dan loopt ze weg, de kin opgeheven, gevolgd door een adjudante. Weer een man zijn plaats gewezen.
Van mij mag ze van mening zijn dat mannen niet thuishoren bij zo'n demonstratie. Prima, then we'll agree to disagree. Maar de wijze waarop ze Ben (en mij) schoffeerde en beledigde is ronduit teleurstellend. Ik dacht nu juist dat het ging om bruggen bouwen, in plaats van ze kapotmaken. Ik dacht dat het ging om het koesteren van diversiteit, in plaats van polariseren en het afwijzen van de Ander. Ik dacht dat men afwilde van de traditionele man-vrouw dichotomie, in plaats van deze te bevestigen en te versterken. Ik dacht dat ik vanavond uitgenodigd was om te luisteren, en om deel te nemen aan een dialoog. Ik dacht niet dat ik gekomen was om mij te laten beschuldigen van alles en nog wat, om de simpele reden dat ik man ben en zijdelings deelnam aan een gesprek dat deze mevrouw confronteerde met een mening die anders is dan de hare. Dit is waarom ik zo'n hekel heb aan compromisloos dogmatisch denken: het sluit elke mogelijkheid van dialoog uit.
Ik ga er maar van uit dat niet alle feministen zo denken, en dat vele wel accepteren dat ook mannen zich betrokken weten bij de strijd voor meer rechten en mogelijkheden voor vrouwen. Ik ga er maar vanuit dat deze dame slechts een minderheid binnen het feminisme representeert. Ik hoop het maar - uiteindelijk kan geen strijd gewonnen worden wanneer de wapens polarisatie, wantrouwen en haat zijn. Ik geef de voorkeur aan hoop en vertrouwen. Wederzijds.
Het zal weinig verbazing wekken dat tussen alle ismen het feminisme hier prominent vertegenwoordigd is. Nu heb ik persoonlijk nooit veel gehad met feminisme; niet omdat ik geen voorstander ben van gelijke rechten en mogelijkheden voor vrouwen en mannen, ook niet omdat ik geen voorstander ben van het omverwerpen van patriarchale structuren en seksistische vooroordelen in onze samenleving, en al helemaal niet omdat ik geen kokende huispapa zou willen zijn (niets liever, eigenlijk). Neen, de reden voor mijn vroegere afkeer van het feminisme is de langspeelplaat die mijn moeder ooit opzette. Als ik het me goed herinner droeg de plaat de titel 'Buik', en stond er een tekening op van een zwangere buik. Een of ander kreng zong liedjes, waarvan ik mij godzijdank bijna niets meer kan herinneren, maar één zin heb ik altijd onthouden: 'ik wil een meisje en geen jongen'. Ik wil een meisje en geen jongen! Je zal maar geboren worden als de zoon van zo'n harpij...! Welnu, ik kan u verzekeren dat als je een jaar of acht bent en je je moeder die harteloze zin hoort meezingen, je voorlopig wel even genoeg hebt van feminisme - zeker als er af en toe Opzij's door het huis slingeren die je vertrouwd maken met niet altijd even manvriendelijke uitspraken. Mijn vroegste indruk van het feminisme was, kortom, tamelijk negatief. Ik voelde mij aangevallen, om de simpele reden dat ik een jongen was en geen meisje - en dat vond ik oneerlijk.
(Het zij je inmiddels volledig vergeven, lieve moeder. Ik ben blij dat je die rotplaat daarna nooit meer hebt gedraaid.)
Maar dat is reeds lang geleden, en mijn angst voor het feminisme was inmiddels aardig weggezakt. Ik was zowaar lid geworden van de enige politieke partij in Nederland die volledig erkent dat de emancipatie van vrouwen in ons land verre van optimaal is, die serieuze maatregelen voorstaat om dit te veranderen en die christendemocratische aanrechtsubsidies bestrijdt, en ik was het hierin volledig met ze eens. Ik werd kwaad toen ik getalenteerde medestudentes hoorde praten over het al dan niet krijgen van kinderen, en hun angst voor een 'gat in hun cv' die hun carrière serieus zou kunnen dwarszitten - wat belachelijk dat ze zich daar überhaupt zorgen over moeten maken, en dat onze maatschappij kennelijk nog altijd niet of nauwelijks de mogelijkheden biedt ouderschap en een serieuze carrière te combineren! Ik geloof, kortom, dat ik het niet slecht zou doen als ik langs de feministische meetlat gelegd zou worden. Maar ergens in mij zat nog altijd een restje angst en wantrouwen. Normaliter zou ik waarschijnlijk dan ook niet naar een thema-avond met de titel 'moderne godinnen' zijn gegaan. Maar het lieve meisje dat mij de flyer gaf was zo vriendelijk om onze petitie voor een groener SOAS te ondertekenen, en bovendien zouden bij de paneldiscussie onder andere mijn vriend Ben (dit omdat hij kandidaat stond voor de nationale studentenvakbond) en mijn favoriete docent spreken. Ik besloot daarom mijn laatste restje angst te overwinnen, kleur te bekennen en mij in het hol van de leeuwin te wagen. Per slot van rekening ben ik eigenlijk ook wel een beetje een feminist.
Nu zou ik een stijlbreuk kunnen maken en op enigszins cynische wijze de verschillende personages kunnen beschrijven die op deze avond aanwezig waren. Sommige van hen waren zo uitgesproken dat mijn observatie zou lezen als een karikatuur. Ze waren er allemaal: de radicale politieke lesbienne met kort krulletjeshaar en bergschoenen, de neopaganiste die haar innerlijke heks had ontdekt, de briesende feministische marxiste, de feminiene homoseksuele sympathisant. Maar het gaat me nu even niet om de karikatuur, het gaat me nu om de inhoud van de ideeën. Het gaat me nu om de mogelijkheid tot dialoog. De stijlbreuk komt er dus niet, en de karikatuur laat ik achterwege omdat ik deze nu even niet zo relevant vind.
Het panel bestond uit zes personen. Ben moest de spits afbijten, en hij deed het niet slecht - zijn verhaal was misschien niet zo samenhangend, maar hij had een paar goede ideeën, en zijn humor deed de rest. Daarna was het de beurt aan een jongedame, die een betoog hield over hoe het christendom de paganistische godinnenrijkdom verdrongen had. Haar verhaal was volstrekt ahistorisch, haar weergave van mythen was louter de projectie van haar eigen politieke ideeën, en de manier waarop ze Jungiaanse ideeën ophemelde was enigszins verwonderlijk daar Jung toch ook een grote seksist was - maar ik kreeg een indruk van de toon van het gemiddelde 'godinnen zijn onze archetypen en alle vrouwen zijn godinnen' boek. Als derde kreeg een tweede kandidaat voor de nationale studentenvakbond het woord, en hij verraste met een persoonlijk verhaal over zijn eigen relatie, over controle en kwetsbaarheid. Daarna was het de beurt aan de ster van de avond, een socialistische politica die een vlammende en zeer overtuigende tirade hield tegen de 'pornoficatie' van de samenleving en van seksualiteit ('hebben we daarvoor gevochten in de jaren '60 en '70, voor het recht op plastische chirurgie en op het beoefenen van paaldansen als een sport...?' ), en die bovendien aantoonde dat ongelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen niet los gezien kan worden van klassenongelijkheid, armoede en gebrekkig onderwijs (gelooft u mij, in dit land ga je naar een goede school omdat je ouders geld hebben, niet omdat je talent hebt). De vijfde spreker was een boze jongedame die in minder overtuigende bewoordingen herhaalde wat haar voorganger had gezegd. Tot slot was het de beurt aan mijn docent, die vertelde over zijn persoonlijke ervaringen in zijn land van herkomst en in het land van zijn onderzoek. Hij hield een mooi pleidooi voor dialoog en voor nederigheid aan de zijde van de mannen. 'Het is altijd moeilijk om kritiek te accepteren, maar we kunnen alleen tot een dialoog komen wanneer wij, als mannen, bereid zijn te luisteren.'
Het was een mooie avond. Ik voelde me welkom. Ik realiseerde me hoezeer ik zelf soms ook nog oogkleppen op heb, en net als vele anderen soms denk: het is nog niet perfect, maar we zijn een goed eind op weg (dat is een misvatting. Wereldwijd gezien is de letterlijke machteloosheid en de mishandelingen waaraan vrouwen bloot staan immens. Maar ook in onze eigen samenleving zijn er nog zoveel barricades, nog zoveel structuren die gelijkheid in de weg staan). Ik vroeg de panelleden hoe ze dachten over de emancipatie van moslimvrouwen, en wat ze van de stormrammethode Hirsi Ali - Dresselhuys vonden - ze waren vrij eensgezind in hun antwoord dat een hoofddoek of religieuze overtuiging geen belemmering hoeven te zijn voor emancipatie. Ik was enigszins verbaasd toen ik de bozige jonge activiste hoorde zeggen dat binnen het feminisme 'alles bediscussieerd kan worden, behalve het recht op abortus' - waarom niet erkennen dat vrouwen hierover van mening verschillen, in plaats van de mening van een deel van de vrouwen bij voorbaat afwijzen? Maar afgezien hiervan was er ruimte voor diversiteit, en voor dialoog. Mijn mening over het feminisme was bijgesteld.
Voor even.
Ben praat na met de Jungiaanse jongedame. Hij discussieert zoals hij dat altijd doet; hij luistert, en reageert vervolgens op wat de ander heeft gezegd (hetgeen vrij bijzonder is, let maar eens op: niet veel mensen luisteren tijdens discussies naar wat hun gesprekspartner zegt, druk als ze zijn met het overbrengen van hun eigen mening). Hij is geduldig en beleefd. Het gesprek gaat over een demonstratie die binnenkort plaatsvindt. Een groep vrouwen wil de straat terugclaimen. De dames gaan gezamenlijk de straat op om te protesteren tegen het vele geweld waarvan hun seksegenoten slachtoffer zijn. Ben wil graag solidair zijn en meelopen in de demonstratie. De jongedame reageert verontwaardigd. Hij moet begrijpen dat vrouwen hun eigen ruimte willen hebben, dat ze onder elkaar willen zijn, en dat ze daar geen Onderdrukkers bij willen hebben. Ik vind Ben geen Onderdrukker, maar wie ben ik. Ik zeg voorzichtig dat wanneer men dialoog wil (naïef als ik ben ga ik er op dat moment nog van uit dat men dit inderdaad wil), dat het dan niet zo'n gek idee is om sympathisanten welkom te heten in je midden. Is het niet juist mooi, dat er mannen zijn die graag meelopen in een dergelijke demonstratie omdat ze er volledig achter staan? Ben zegt dat hij het jammer vindt buitengesloten te worden. De dame begint nu te briesen: mannen kunnen nooit begrijpen hoe het is om vrouw te zijn, net zoals witte mensen nooit kunnen begrijpen hoe het is zwart te zijn, einde verhaal (subtekst: de enige manier om solidair te zijn is je schuldig voelen en je smoel houden). Het is een exclusivistische visie die elke vorm van identificatie met en empathie voor de Ander uitsluit, en zodoende elke vorm van dialoog onmogelijk maakt - natuurlijk zal ik nooit weten hoe het is om vrouw te zijn, maar dat hoeft ook helemaal niet, want het punt van solidariteit is nu juist dat je probeert je te verplaatsen in de positie van de Ander. Ben herhaalt geduldig zijn punt. 'Oh, waarom voelen mannen zich toch altijd zo bedreigd!' roept zijn gesprekspartner. Gut, ik had niet de indruk dat onze sympathie voortkwam uit angst of uit het gevoel bedreigd te zijn. Ben probeert iets terug te zeggen, maar ze valt hem in de rede. 'Jullie zijn zo zielig!' roept ze. Dan loopt ze weg, de kin opgeheven, gevolgd door een adjudante. Weer een man zijn plaats gewezen.
Van mij mag ze van mening zijn dat mannen niet thuishoren bij zo'n demonstratie. Prima, then we'll agree to disagree. Maar de wijze waarop ze Ben (en mij) schoffeerde en beledigde is ronduit teleurstellend. Ik dacht nu juist dat het ging om bruggen bouwen, in plaats van ze kapotmaken. Ik dacht dat het ging om het koesteren van diversiteit, in plaats van polariseren en het afwijzen van de Ander. Ik dacht dat men afwilde van de traditionele man-vrouw dichotomie, in plaats van deze te bevestigen en te versterken. Ik dacht dat ik vanavond uitgenodigd was om te luisteren, en om deel te nemen aan een dialoog. Ik dacht niet dat ik gekomen was om mij te laten beschuldigen van alles en nog wat, om de simpele reden dat ik man ben en zijdelings deelnam aan een gesprek dat deze mevrouw confronteerde met een mening die anders is dan de hare. Dit is waarom ik zo'n hekel heb aan compromisloos dogmatisch denken: het sluit elke mogelijkheid van dialoog uit.
Ik ga er maar van uit dat niet alle feministen zo denken, en dat vele wel accepteren dat ook mannen zich betrokken weten bij de strijd voor meer rechten en mogelijkheden voor vrouwen. Ik ga er maar vanuit dat deze dame slechts een minderheid binnen het feminisme representeert. Ik hoop het maar - uiteindelijk kan geen strijd gewonnen worden wanneer de wapens polarisatie, wantrouwen en haat zijn. Ik geef de voorkeur aan hoop en vertrouwen. Wederzijds.
Labels:
gender,
London,
politics,
study abroad
Tuesday, 13 November 2007
Cotswold Way
De Cotswold Way loopt van Bath naar het noorden. Dit is het land van glooiende groene heuvels, schapen, middeleeuwse kerkjes met kantelen, romige blokken fudge, Jane Austen, kalkstenen huizen, oude dorpsherbergen en goedgevulde bankrekeningen. Ik loop de eerste dertig kilometer, van Bath naar Old Sodbury.
Op de heuvel achter de Victoriaanse halve maan heeft men een golfbaantje aangelegd, maar er is niemand want het is nog vroeg. Twee grijze eekhoorns kijken me vragend aan. De bladeren knisperen onder mijn voeten. De zon wenst me een goede wandeling.
De vikingen hebben zich lang geleden hier gevestigd, en ik kan ze geen ongelijk geven. Ze bouwden hun kerken rechthoekig en zwaar. Als forten staan ze in het landschap. De graven op het kerkhof liggen er spookachtig schots en scheef bij.
Het pad laat me klimmen. Ik laat de bebouwing achter me. De wandelaar heeft in Engeland te allen tijde recht van overpad, en wordt niet lastig gevallen met de vervelende bordjes 'verboden toegang' die in Frankrijk de toegang tot veel landweggetjes versperren. Het pad voert mij dan ook door meerdere weilanden. Koeien en schapen houden me gezelschap. Een boer in een tractor stopt even om me te laten passeren en groet me vriendelijk. Ook dat is aan de andere kant van het Kanaal wel eens anders.
Het uitzicht is hier prachtig. Groene lappen gras, kromme heggen en plukjes bomen sieren de horizon. De lucht gaat van grijs naar blauw en wit en weer terug. In de zeventiende eeuw heeft hier een bloedige veldslag plaatsgevonden, maar de heuvels hebben hun rust inmiddels teruggevonden. Nu ademen ze vrede uit.
De vrede wordt verstoord door een zacht zeurend suizen. Langzaam wordt het luider, tot het klinkt als een zwerm bromvliegen. Een blik op de kaart leert mij dat ik een autosnelweg moet oversteken, en een uur lang herrie en asfalt is mijn deel. De snelweg is een misdadiger, die de heuvels kapot heeft gesneden. Ik laat haar zo snel mogelijk achter me. Gelukkig komen de heuvels terug.
Een grijs bakstenen landhuis kijkt uit over mijn heuvels. Het is vast een huis van trots en vooroordeel, maar o zo mooi gelegen. Even verderop ontdek ik een goedgevulde bramenstruik. Ik dacht altijd dat bramen in augustus of september groeien, en niet in november, maar dat weerhoudt me er niet van de struik flink lichter te maken. Met zwarte vingers vervolg ik mijn pad.
De ruimte brengt stilte.
Dit is het land waar de bomen leven. Ook zonder bladeren zijn ze trots en indrukwekkend. Als herders staan ze in de weilanden, uitkijkend over hun schapen. Een honderden jaren oude eik met een dikke gerimpelde bast, laaghangende kromme takken en oranje-gele bladeren heet me welkom in zijn wereld. Op dat moment breekt de grijze hemel open. Stralen van licht verwarmen me. Ook mijn ogen gaan eventjes open.
Ik zit in een bushokje. De lucht is van ecoline. Het oranje wordt rood en violet. Plotseling is het donker. Een krakkemikkig busje pikt me op en brengt me terug naar Bath.
Ik ben maar een pelgrim.
Op de heuvel achter de Victoriaanse halve maan heeft men een golfbaantje aangelegd, maar er is niemand want het is nog vroeg. Twee grijze eekhoorns kijken me vragend aan. De bladeren knisperen onder mijn voeten. De zon wenst me een goede wandeling.
De vikingen hebben zich lang geleden hier gevestigd, en ik kan ze geen ongelijk geven. Ze bouwden hun kerken rechthoekig en zwaar. Als forten staan ze in het landschap. De graven op het kerkhof liggen er spookachtig schots en scheef bij.
Het pad laat me klimmen. Ik laat de bebouwing achter me. De wandelaar heeft in Engeland te allen tijde recht van overpad, en wordt niet lastig gevallen met de vervelende bordjes 'verboden toegang' die in Frankrijk de toegang tot veel landweggetjes versperren. Het pad voert mij dan ook door meerdere weilanden. Koeien en schapen houden me gezelschap. Een boer in een tractor stopt even om me te laten passeren en groet me vriendelijk. Ook dat is aan de andere kant van het Kanaal wel eens anders.
Het uitzicht is hier prachtig. Groene lappen gras, kromme heggen en plukjes bomen sieren de horizon. De lucht gaat van grijs naar blauw en wit en weer terug. In de zeventiende eeuw heeft hier een bloedige veldslag plaatsgevonden, maar de heuvels hebben hun rust inmiddels teruggevonden. Nu ademen ze vrede uit.
De vrede wordt verstoord door een zacht zeurend suizen. Langzaam wordt het luider, tot het klinkt als een zwerm bromvliegen. Een blik op de kaart leert mij dat ik een autosnelweg moet oversteken, en een uur lang herrie en asfalt is mijn deel. De snelweg is een misdadiger, die de heuvels kapot heeft gesneden. Ik laat haar zo snel mogelijk achter me. Gelukkig komen de heuvels terug.
Een grijs bakstenen landhuis kijkt uit over mijn heuvels. Het is vast een huis van trots en vooroordeel, maar o zo mooi gelegen. Even verderop ontdek ik een goedgevulde bramenstruik. Ik dacht altijd dat bramen in augustus of september groeien, en niet in november, maar dat weerhoudt me er niet van de struik flink lichter te maken. Met zwarte vingers vervolg ik mijn pad.
De ruimte brengt stilte.
Dit is het land waar de bomen leven. Ook zonder bladeren zijn ze trots en indrukwekkend. Als herders staan ze in de weilanden, uitkijkend over hun schapen. Een honderden jaren oude eik met een dikke gerimpelde bast, laaghangende kromme takken en oranje-gele bladeren heet me welkom in zijn wereld. Op dat moment breekt de grijze hemel open. Stralen van licht verwarmen me. Ook mijn ogen gaan eventjes open.
Ik zit in een bushokje. De lucht is van ecoline. Het oranje wordt rood en violet. Plotseling is het donker. Een krakkemikkig busje pikt me op en brengt me terug naar Bath.
Ik ben maar een pelgrim.
Thursday, 8 November 2007
Reading week
Ik heb even pauze. We hebben een week collegevrij, en ik heb mezelf een paar daagjes vakantie cadeau gedaan. Diep in mijn hart ben ik een plattelandsjongen, en na een maand of twee voortdurend in de grote stad te zijn geweest heb ik behoefte aan groen, aan ruimte en aan lucht. Dus zocht ik een niet te groot, gezellig stadje met een betaalbaar hostel en goede wandelmogelijkheden in de directe omgeving. Het werd het lieflijke Bath, nabij Bristol, in het zuidwesten van het land.
De reading week, want zo noemt men de collegevrije week eufemistisch, begon al goed. In de zeventiende eeuw was er een katholieke meneer die het nodig achtte het protestants geworden parlement in de fik te steken, en daar de Britten een volk zijn dat een merkwaardige combinatie van patriottisme en anarchisme aan de dag legt geniet men vandaag de dag nog steeds na van deze gebeurtenis, die herdacht wordt middels het oprichten van vuren en het ontsteken van vuurwerk door het hele land. Het mooiste vuurwerk van Londen vond plaats in het park naast het mij inmiddels bekende Alexandra Palace. Begeleid door de opzwepende klanken van Verdi, Grieg en Tsjaikovski veranderde de hemel in een explosief expressionistisch kunstwerk, compleet met dronken dansende draken, dat mij vele welgemeende oh's en ah's ontlokte. Het gras bleek zich vervolgens uitermate goed te lenen voor een spontaan dansfeestje, dat vervolg kreeg in een nabij gelegen huisje - het mijne. Ik hou van spontane feestjes, zeker als het gezelschap zo aangenaam is.
Twee dagen later was er het onverwachte maar eveneens aangename weerzien met een oude vriendin. Op mijn vijftiende heb ik eens twee weken bij haar in de klas gezeten, en door de loop van de jaren hebben we altijd contact gehouden. Inmiddels werkt ze voor een luchtvaartmaatschappij en is ze van Japan naar Dubai verhuisd. Haar werk bracht haar naar Londen, en ze nodigde mij uit om haar te komen bezoeken in het hotel waar ze verbleef. Haar kamer bleek een extra bed te hebben, ik zou haar de dag erna rondleiden door de stad, en van het een kwam het ander: ik bracht op kosten van de emir een nacht door in een zalig zacht bed in een vijfsterrenhotel (als verstekeling, dat wel, maar het ligbad met het aromatherapy-badschuim was niettemin zeer aangenaam). De volgende dag bezochten we de Westminster Abbey, rustplaats van de grote vorsten van weleer, hart van het land. Een tocht door de Abbey is een reis door het collectieve geheugen van de Britse natie, niets meer en niets minder: van de middeleeuwse edelen, via de tombes van Mary van Schotland en Elizabeth I en Henry de zoveelste, tot de graven van grote Dichters en de stoelen voor de bevriende Gemenebest-leiders en de klaproosjes bij het monument voor de gevallen soldaten. De Westminster Abbey is een en al bevestiging van mijn stelling dat religie primair een politieke categorie is, en tegelijkertijd rekent ze genadeloos af met mythen betreffende de zogenaamde scheiding van Kerk en Staat - tenminste waar het deze staat betreft.
Toen ging ik naar Bath. Ik was hier al eens geweest voor een wedstrijd tegen het universiteitsteam van Bath Spa University, dat net als wij in de derde divisie zuid speelt. Het was mijn debuut als jager in ons team. We deden het erg goed; ik scoorde vier keer en werd maar een keer bijna geraakt door een beuker. Helaas troefde hun zoeker de onze (een rappe tweedejaars studente Swahili en internationaal recht) af en was net iets eerder bij de snitch, waardoor we met 180-120 verloren. En jammer genoeg heb ik toen niets van het stadje gezien; we zijn namelijk direct na de wedstrijd teruggevlogen naar Londen omdat mensen college hadden.
(Nou ja, dat is een bepaalde versie van de geschiedenis. De andere is dat ik hier nog nooit eerder was geweest. Kies maar welke u liever heeft, zoals Pi Patel zou zeggen.)
Bath is een lief en gastvrij stadje, gelegen aan de Avon en omringd door heuvels. Een Keltische godin laat hier al eeuwenlang haar hete water omhoogborrelen. De Romeinen associeerden haar met Minerva en bouwden een groot bad- en tempelcomplex op deze plek, die men vandaag de dag nog altijd kan bezoeken, mits men bewapend is met een audiogids.
Het stadje werd groot in de achttiende en negentiende eeuw, toen massa's welgestelde baders uit Londen hierheen kwamen voor ontspanning en vertier. De fraaie architectuur stamt uit die periode. Het toppunt is een groot paleis in de vorm van een halve maan, maar ook het ronde en perfect symmetrische plein mag er zijn. Alles is geometrisch verantwoord, en op en top neoclassicistisch. Alleen de stenen eikels op de daken zijn niet helemaal in overeenstemming met het Korinthische en Ionische machtsvertoon daaronder.
In het hart van het stadje staat de abdij met het mooiste abdijdak dat ik ooit heb gezien - wijde witte boomtakken. In de oostmuur is het levensverhaal van Jezus in donkerblauw glas-in-lood gegoten. In een zijbeuk staan stapels prachtig ingepakte schoenendozen met kerstcadeautjes voor kinderen in verre landen. Ik probeer God wat te vragen, maar ik weet niet zeker of Hij luistert. Dat kan iets te maken hebben met het feit dat ik in mijn rugzak de woorden van Nietzsche heb zitten, die mij oproepen fabeltjes los te laten en me vrij te maken, en ook nog eens de woorden van Suzuki, die me oproepen dat wat ik zoek niet buiten mezelf te zoeken (en uberhaupt niet te zoeken, maar gewoon te doen en te zijn). Waarom zou ik dan bidden in een kerk?
Maar meneer Nietzsche: ik ben nooit gevangen geweest door religie, geloof ik - waarom moet ik me dan vrij maken? Misschien kan er wel een vorm van religie bestaan die bevrijdend, in plaats van beperkend werkt... En meneer Suzuki: wie zegt dat ik God buiten mezelf zoek? Kan geloof niet juist leiden tot het uiteindelijke loslaten van de zoektocht, en is dat niet precies waar u voor pleit?
Ik weet het niet zeker. Maar ik zie met eigen ogen dat de engeltjes op de voorgevel van de abdij langs lange ladders naar beneden lopen om de mensen daar een handje te helpen.
Ik stap een kapperszaak binnen. Het is een impuls, en ik word schandalig afgezet, maar het voelt zo lekker licht en ik ben opeens weer zo'n knappe jongen dat het het waard is. Koffie met melk en kaneelsiroop brengt even later al een beetje een kerstsfeer. Overal hebben mensen rode klaproosjes op hun revers gespeld.
Het plaatselijke filmfestivalletje blijkt deze week plaats te vinden, en ik zie een prachtige ontroerende film over een Egyptische fanfare die strandt in een woestijnstadje in Israël. In een Franse bistro krijg ik heerlijke tomatensoep en een visje waarvan ik de Nederlandse vertaling niet ken.
Het badwater bubbelt stoïcijns voort.
Morgen volgt de wandeling.
De reading week, want zo noemt men de collegevrije week eufemistisch, begon al goed. In de zeventiende eeuw was er een katholieke meneer die het nodig achtte het protestants geworden parlement in de fik te steken, en daar de Britten een volk zijn dat een merkwaardige combinatie van patriottisme en anarchisme aan de dag legt geniet men vandaag de dag nog steeds na van deze gebeurtenis, die herdacht wordt middels het oprichten van vuren en het ontsteken van vuurwerk door het hele land. Het mooiste vuurwerk van Londen vond plaats in het park naast het mij inmiddels bekende Alexandra Palace. Begeleid door de opzwepende klanken van Verdi, Grieg en Tsjaikovski veranderde de hemel in een explosief expressionistisch kunstwerk, compleet met dronken dansende draken, dat mij vele welgemeende oh's en ah's ontlokte. Het gras bleek zich vervolgens uitermate goed te lenen voor een spontaan dansfeestje, dat vervolg kreeg in een nabij gelegen huisje - het mijne. Ik hou van spontane feestjes, zeker als het gezelschap zo aangenaam is.
Twee dagen later was er het onverwachte maar eveneens aangename weerzien met een oude vriendin. Op mijn vijftiende heb ik eens twee weken bij haar in de klas gezeten, en door de loop van de jaren hebben we altijd contact gehouden. Inmiddels werkt ze voor een luchtvaartmaatschappij en is ze van Japan naar Dubai verhuisd. Haar werk bracht haar naar Londen, en ze nodigde mij uit om haar te komen bezoeken in het hotel waar ze verbleef. Haar kamer bleek een extra bed te hebben, ik zou haar de dag erna rondleiden door de stad, en van het een kwam het ander: ik bracht op kosten van de emir een nacht door in een zalig zacht bed in een vijfsterrenhotel (als verstekeling, dat wel, maar het ligbad met het aromatherapy-badschuim was niettemin zeer aangenaam). De volgende dag bezochten we de Westminster Abbey, rustplaats van de grote vorsten van weleer, hart van het land. Een tocht door de Abbey is een reis door het collectieve geheugen van de Britse natie, niets meer en niets minder: van de middeleeuwse edelen, via de tombes van Mary van Schotland en Elizabeth I en Henry de zoveelste, tot de graven van grote Dichters en de stoelen voor de bevriende Gemenebest-leiders en de klaproosjes bij het monument voor de gevallen soldaten. De Westminster Abbey is een en al bevestiging van mijn stelling dat religie primair een politieke categorie is, en tegelijkertijd rekent ze genadeloos af met mythen betreffende de zogenaamde scheiding van Kerk en Staat - tenminste waar het deze staat betreft.
Toen ging ik naar Bath. Ik was hier al eens geweest voor een wedstrijd tegen het universiteitsteam van Bath Spa University, dat net als wij in de derde divisie zuid speelt. Het was mijn debuut als jager in ons team. We deden het erg goed; ik scoorde vier keer en werd maar een keer bijna geraakt door een beuker. Helaas troefde hun zoeker de onze (een rappe tweedejaars studente Swahili en internationaal recht) af en was net iets eerder bij de snitch, waardoor we met 180-120 verloren. En jammer genoeg heb ik toen niets van het stadje gezien; we zijn namelijk direct na de wedstrijd teruggevlogen naar Londen omdat mensen college hadden.
(Nou ja, dat is een bepaalde versie van de geschiedenis. De andere is dat ik hier nog nooit eerder was geweest. Kies maar welke u liever heeft, zoals Pi Patel zou zeggen.)
Bath is een lief en gastvrij stadje, gelegen aan de Avon en omringd door heuvels. Een Keltische godin laat hier al eeuwenlang haar hete water omhoogborrelen. De Romeinen associeerden haar met Minerva en bouwden een groot bad- en tempelcomplex op deze plek, die men vandaag de dag nog altijd kan bezoeken, mits men bewapend is met een audiogids.
Het stadje werd groot in de achttiende en negentiende eeuw, toen massa's welgestelde baders uit Londen hierheen kwamen voor ontspanning en vertier. De fraaie architectuur stamt uit die periode. Het toppunt is een groot paleis in de vorm van een halve maan, maar ook het ronde en perfect symmetrische plein mag er zijn. Alles is geometrisch verantwoord, en op en top neoclassicistisch. Alleen de stenen eikels op de daken zijn niet helemaal in overeenstemming met het Korinthische en Ionische machtsvertoon daaronder.
In het hart van het stadje staat de abdij met het mooiste abdijdak dat ik ooit heb gezien - wijde witte boomtakken. In de oostmuur is het levensverhaal van Jezus in donkerblauw glas-in-lood gegoten. In een zijbeuk staan stapels prachtig ingepakte schoenendozen met kerstcadeautjes voor kinderen in verre landen. Ik probeer God wat te vragen, maar ik weet niet zeker of Hij luistert. Dat kan iets te maken hebben met het feit dat ik in mijn rugzak de woorden van Nietzsche heb zitten, die mij oproepen fabeltjes los te laten en me vrij te maken, en ook nog eens de woorden van Suzuki, die me oproepen dat wat ik zoek niet buiten mezelf te zoeken (en uberhaupt niet te zoeken, maar gewoon te doen en te zijn). Waarom zou ik dan bidden in een kerk?
Maar meneer Nietzsche: ik ben nooit gevangen geweest door religie, geloof ik - waarom moet ik me dan vrij maken? Misschien kan er wel een vorm van religie bestaan die bevrijdend, in plaats van beperkend werkt... En meneer Suzuki: wie zegt dat ik God buiten mezelf zoek? Kan geloof niet juist leiden tot het uiteindelijke loslaten van de zoektocht, en is dat niet precies waar u voor pleit?
Ik weet het niet zeker. Maar ik zie met eigen ogen dat de engeltjes op de voorgevel van de abdij langs lange ladders naar beneden lopen om de mensen daar een handje te helpen.
Ik stap een kapperszaak binnen. Het is een impuls, en ik word schandalig afgezet, maar het voelt zo lekker licht en ik ben opeens weer zo'n knappe jongen dat het het waard is. Koffie met melk en kaneelsiroop brengt even later al een beetje een kerstsfeer. Overal hebben mensen rode klaproosjes op hun revers gespeld.
Het plaatselijke filmfestivalletje blijkt deze week plaats te vinden, en ik zie een prachtige ontroerende film over een Egyptische fanfare die strandt in een woestijnstadje in Israël. In een Franse bistro krijg ik heerlijke tomatensoep en een visje waarvan ik de Nederlandse vertaling niet ken.
Het badwater bubbelt stoïcijns voort.
Morgen volgt de wandeling.
Labels:
London,
study abroad,
travel stories
Subscribe to:
Posts (Atom)