Thursday, 30 September 2010

Een fabel

Het grote nieuws zal u niet ontgaan zijn. Het komende kabinet-Wilders is voornemens vijfhonderd animal cops aan te stellen, teneinde Nederland weer veilig te maken. De direct betrokkenen zijn door de kwaliteitskranten en praatprogramma's nog niet om hun mening gevraagd, maar wij hebben alvast een paar van hen gesproken.

Jack Herder is al jaren in dienst van het politiekorps Emmen. Hij is voorzichtig positief over de ontwikkelingen. 'Dit zou wel eens goed kunnen zijn voor onze emancipatie,' zegt hij. 'Al jaren ben ik een van de weinige animal cops. Ik voel me vaak geïsoleerd, en hoezeer ik ook mijn best doe aandacht te vragen voor dierenbelangen, ik heb toch vaak het gevoel dat mijn collega's niet dezelfde taal spreken als ik. Ik ben hondstrouw aan mijn korps, maar toch word ik vaak afgeblaft. Meer animal cops zou een uitkomst kunnen zijn, en kunnen bijdragen aan een betere positie van dieren in de samenleving.'

Ook Clara Bonte, voorzitter van de stichting EVE (Eigen Vee Eerst) en lid van de Noordoostpolderse gemeenteraad, is positief, zij het om een hele andere reden. 'Ik hoop dat die nieuwe animal cops flink met de bezem door het land gaan,' zegt ze. 'We hebben al jaren last van vreemde vogels die hier de boel terroriseren. Ze komen bij zwermen aangevlogen om onze akkers kaal te pikken. Ze schijten onze straten en erven onder. Laat ze terug gaan naar Verweggistan, of waar ze ook vandaan komen. Pas dan zal het gras hier weer net zo groen zijn als vroeger. Je weet wel, vroeger, voordat die kolonisten hierheen trokken om ons land te bezetten.'

Ze krijgt bijval van Evert van der Ham uit Zwijndrecht (momenteel werkzoekend). Hij voelt zich naar eigen zeggen verwant aan Wilders. 'Eindelijk iemand die de taal van het volk spreekt. Iemand van onze soort, zeg maar,' zo meent hij. 'En hij heeft gewoon gelijk. Je zou ze eigenlijk een knieschot moeten geven, die straatterroristen. Ik hoop dat die animal cops daartoe bevoegd zijn. Maar dat zal wel weer niet mogen van de rechters, want die zitten in dit land allemaal bij de linkse maffia. Tijd dat er gehakt wordt gemaakt van dat tuig, en dat dit land weer veilig wordt.' Op de opmerking van de verslaggever dat zulks in strijd is met internationale verdragen, reageert Evert kort maar krachtig: 'Dat kan me geen worst schelen.'

Gijs (pseudoniem) hoopt dat de aanstelling van de animal cops betekent dat er nu ook weer aandacht zal komen voor een probleem dat al jaren genegeerd wordt: het geitenneuken. 'Theo van Gogh was een held,' zegt hij. 'Hij vroeg steeds maar aandacht voor dit probleem, maar zijn stem werd genegeerd door de linkse elite in Den Haag. Hij was een martelaar voor onze zaak. We missen hem.' Gijs' stem trilt. Dat is niet verwonderlijk, want hij is zelf slachtoffer geweest van deze barbaarse praktijken. 'Hoe is het mogelijk,' snikt hij, 'dat er in een verlicht land als het onze geen aandacht is voor het lijden dat die lui (Gijs kan het woord 'geitenneuker' niet over zijn lippen krijgen - red.) veroorzaakt hebben? Ze blaten wel, daar in Den Haag, maar handelen, ho maar. Het is veel geschreeuw maar weinig wol. Hopelijk gaat er nu wat veranderen.'

Merel Fluitsma, studente zang aan het conservatorium in Amsterdam, is minder positief over het nieuwe kabinet. De nieuwe animal cops zijn wat haar betreft ook niet nodig. 'De problemen worden allemaal nogal overdreven,' vindt ze. 'Ik woon in een vogelaarwijk, maar ik heb nauwelijks last van die vreemde vogels.' Merels buren zijn soms wel wat luidruchtig, geeft ze toe, maar ze kan de kakofonie in haar wijk wel waarderen. 'Ieder vogeltje zingt nu eenmaal zoals het gebekt is,' zo relativeert ze de overlast. 'Laten we elkaar toch accepteren. Het wordt tijd dat die Wilders een toontje lager gaat zingen.'

Ook Kamiel Bulten is geen aanhanger van de nieuwe regering, maar hij heeft nog een andere reden om zich zorgen te maken. Vorig jaar ontmoette hij op vakantie in Noord-Afrika zijn geliefde Mehari. Dat hij in zijn dromen daar is, bij haar, is voor Bulten niet genoeg - hij wil ook echt samen zijn. De Nederlandse wetgeving staat dat echter niet toe. 'Ik heb een Nederlands paspoort, maar dat is niet genoeg,' zegt Kamiel. 'Ik moet een vast contract hebben en 120 procent van het minimumloon verdienen, maar ik werk freelance op een schip, en verdien niet genoeg.' Het wordt nu nog moeilijker voor Bulten en zijn Mehari. Immers, de regering-Wilders wil dat migranten voortaan moeten bewijzen dat hun banden met Nederland sterker zijn dan met alle andere landen, teneinde het aantal parasitaire niet-westerse immigranten dat ons land binnenkomt te halveren. Dus nu moet Mehari straks op de Nederlandse ambassade in de hoofdstad van haar land het Wilhelmus zingen, terwijl ze defaeceert op de vlag van haar moederland, om zo te bewijzen dat ze bereid is zich aan te passen. 'Ik weet niet of ze daar wel toe bereid is,' verzucht Bulten. 'Ze is namelijk fatsoenlijk opgevoed.' Hij overweegt nu zelf maar te emigreren. 'Dit kabinet heeft een nogal beperkte opvatting van het begrip vrijheid,' zo meent hij.

Bonte is evenwel onverminderd positief. Ze kijkt uit naar dit weekend, wanneer ze met een grote groep EVE-leden naar Arnhem gaat om daar het CDA-congres bij te wonen. 'Henk (Bleker - red.) heeft ons verzocht te komen,' zegt ze. Ze glimt van trots. 'Hij heeft ons gevraagd als klapvee. Ik mag hem zelfs tutoyeren.' Ze knipoogt. 'Ik ben blij dat deze nieuwe regering er komt. Wat een heerlijk regeerakkoord. Straks zijn de vreemde vogels die ons land gekoloniseerd hebben weg, en ligt Nederland weer vol met groen gras. Ik lik mijn hoeven er al bij af.'

Sunday, 26 September 2010

September in Oslo

Het is heerlijk om weer weekends te hebben, twee dagen samen, niet op de Dag des Heeren pubers Engels grammatica bij te hoeven brengen, hoe nuttig ook. Het is fijn om op zaterdag samen de metro te nemen naar Jernbanetorget, dan via Storgata naar de Vietnamese supermarket te lopen, en vervolgens door naar Grønland, waar de groenten in de Turkse en Pakistaanse winkels goedkoop zijn, waar de mensen vele vreemde talen spreken. Oslo is kleurrijk en multicultureel, en men is er trots op; het banale en arrogante nationalisme dat in Nederland de boventoon voert, en ervoor zorgt dat iedereen die een vorm van pluralisme voorstaat neerbuigend voor 'cultuurrelativist' wordt uitgemaakt, is aangenaam afwezig. Het is goed om van Grønland door te lopen naar Tøyen, waar de universiteitstuinen de herfst verwelkomen, en daar een tijdje te wandelen, maar niet na ergens een samosa of een stukje baklava gekocht te hebben. Als de middag een eind gevorderd is is het tijd om met de T-bane naar huis te gaan, wat slechts een kwartiertje duurt, en na even gezeten te hebben met een kopje thee of glaasje wijn in onze nieuwe keuken te experimenteren met bijvoorbeeld tom yam-stijl hotpot, of couscous met granaatappel, of iets anders lekkers. Op zondag vinden we het heerlijk uit te slapen, en eitjes te bakken of een spaghetti-brunch te maken met klassieke muziek op de achtergrond, en vervolgens door de volkstuintjes naar Sognsvann te lopen, het prachtige blauwe meertje zo dichtbij ons huis, waar de mensen barbecueën of joggen of mountainbiken of wandelen met kinderwagens, en waar ze in de winter zullen schaatsen en langlaufen. De zondag is heilig hier, seculier heilig, want dan willen Noren buiten zijn, willen ze wandelen en paddenstoelen zoeken, met de familie de hort op. Maar misschien gaan wij wel helemaal niet uit huis en drinken we heel veel thee en snoepen we eerst chocola en later tortillachips of gedroogde inktvis en verslinden we lui op de bank onze boeken van Stieg Larsson en J.K. Rowling, en zien we langzaam de lucht achter ons raam oranje en lila kleuren op muziek van Chopin, dat kan natuurlijk ook.

September nadert haar einde, wat betekent dat de bladeren geel worden en elke dag een beetje korter is dan de vorige en ik jarig ben, en altijd als ik jarig ben is de zomer definitief achter de rug, maar gek genoeg vrees ik de winter noch de kou, al doet iedereen nog zo zijn best me er bang mee te maken. Maar wij gaan warme kleren kopen in Zweden, net over de grens, net als alle andere Noren, en net als zij zullen we skiën en schaatsen, en ons huis zal vol staan met kaarsjes en koselig genoemd worden. Wel vrees ik die moloch, het Systeem, waar wij van afhankelijk zijn en die wij gepoogd hebben te pacificeren door her en der formulieren in te vullen, zo braaf en netjes als wij konden, maar toch kreeg ik het verkeerde nummer en stond ik niet in de computer en werd mij toen ik erom vroeg medische zorg geweigerd zonder dat gevraagd werd om de reden van mijn verzoek, want we leven in een wereld waar bureaucratische procedures zwaarder wegen dan medische ethiek. En al betaal ik tienduizend kronen belasting per maand en zijn wij wettelijk verzekerd, het feit dat het Systeem ons nog geen permanente fødselsnummers heeft toegewezen betekent dat wij geen toegang hebben tot de zorg waar wij recht op hebben. Nooit zal ik ophouden bureaucratische spinnenwebben en labyrinten waar dan ook hartgrondig te vervloeken, en daarmee allen die er genoegen in scheppen anderen aan de hand daarvan het leven zuur te maken, hun handelen legitimerend door te zeggen dat ze ook maar hun werk doen; daar staat echter tegenover dat ik elke bureaucraat die zijns ondanks probeert te helpen en dingen makkelijker te maken zal respecteren en bewonderen. En zo wachten wij in spanning op de papieren die zeggen dat wij hier zijn en mogen zijn en toegang hebben tot waar we recht op hebben en vrij mogen reizen in alle Schengenlanden, maar aangezien dat een half jaar kan duren zullen wij dit jaar vermoedelijk weer geen Kerstmis in Nederland kunnen vieren, laat staan in warmere oorden.

Nu vindt u mij mogelijk al langere tijd een zeurpiet vanwege al mijn geklaag over bureaucratische blokkades, dus ik hou het kort, en poog te lachen om de absurditeiten, mij troostend met de gedachte dat wij niet de enige zijn die hiermee te maken hebben. Alles wat mooi is heeft nu eenmaal een schaduwkant, en er zijn heel veel mooie dingen deze dagen. Hele dagen snuffelen op Japanse websites, artikelen uitprinten en lezen, boeken doorwerken, mailen met verstandige mensen en plannen maken voor de volgende maanden, de volgende jaren - dat alles aan mijn eigen bureau met mijn eigen computer en mijn eigen telefoon en mijn eigen twee boekenkasten, reeds voor een derde gevuld, en zelfs mijn eigen research budget. Ik ben vol van vragen en gedachten, en op dit moment stuiteren ze nog rond als adhd-kinderen in een ballenbad. Plannen te over, en het worden er steeds meer: een PhD course in Parijs en een congres hier in Oslo en een workshop in Tokyo en een filmfestival in Londen en een congres in Kumano, alles onder voorbehoud natuurlijk, en dan een half jaar veldwerk onderzoek in Japan, de goden weten waar. Te weinig kennis, nog, te veel aanknopingspunten; ik voel mij als een rechercheur die begonnen is aan een zoektocht naar een dader maar geen benul heeft waar te beginnen met zoeken, zoveel opties zijn er. Het is een geweldig avontuur, al voel ik me soms nog onrustig en ongeconcentreerd, maar ik vertrouw erop dat in de loop der tijd steeds meer puzzelstukjes op hun plek zullen vallen - al is de uitkomst wellicht, als in een goede misdaadroman, een hele andere dan ik nu in gedachten heb.

Na zo'n dag naar huis te lopen, door de groene straten met vrijstaande huizen die je eerder zou verwachten in een plattelandsdorp dan een nationale hoofdstad, gedachten dwarrelend, en dan thuis te komen in ons appartement, warm en licht, is niets minder dan een geschenk. Dan voelt het alsof we hier al jaren wonen, al spreken we de taal nog niet, en al zitten we nog niet in het Systeem. Als ik ons huis zie, de Tibetaanse gebedsvlaggetjes voor het raam, het halletje binnenloop dat vol staat met kartonnen dozen en provisorische potjes met basilicum, munt, sla, waterkers en taugé, mijn jas ophang en mijn schoenen uitdoe, voel ik mij ongewoon veilig. De glimlach van de ander wanneer ze me vervolgens verwelkomt is met geen pen te beschrijven. De prenten op de muren en de goden op de kast vertellen verhalen van verre reizen, maar zijn blij een plekje gevonden te hebben waar ze even tot rust mogen komen. En wij ook.

Friday, 17 September 2010

Pasta met garnalen-kokossaus

Ik kook niet vaak met recepten. Als ik ze al gebruik dan is het louter ter inspiratie. Ik ben te eigenzinnig en ongedisciplineerd om stap voor stap de voorschriften te volgen. Ovengerechten vormen de uitzondering op de regel, omdat ik daar weinig ervaring mee heb, maar met soepen, sauzen en salades ga ik lekker mijn eigen gang.

Vaak gebruik ik helemaal geen recept, en volg ik gewoon mijn eigen gevoel. Koken is voor mij een intuïtieve bezigheid. Soms valt het resultaat tegen, vaak is het acceptabel, soms is het echt goed. Het leuke van koken vind ik in elk geval dat je continu opnieuw dingen uit kunt vinden. Als ik iets lekkers in elkaar draai onthoud ik meestal wel de grote lijnen, maar niet de precieze stappen en hoeveelheden. En ik kan het niet nalaten toch elke keer weer te experimenten met nieuwe kruiden of andere ingrediënten dan de vorige keer. Het gevolg is dat het elke keer weer afwachten is wat het resultaat is, ook als ik iets maak dat ik al eerder heb gemaakt.

Als ik voor mijn familie kook doe ik vaak extra mijn best. Soms slaag ik erin iets lekkers te maken. Dan vraagt mijn moeder mij steevast of ik niet voor haar het recept op wil schrijven. Na de maaltijd heb ik daar vaak geen zin in, dus ik mompel wat: uitje fruiten, tomaatje erdoor, ingrediënt zus of zo bijvoegen, kruiden naar smaak. 'Welke kruiden?' vraagt mijn moeder dan. 'Nou gewoon, komijn, kardemom, chilipoeder, wat je lekker vindt,' zeg ik dan bijvoorbeeld. Ik blink dan niet bepaald uit in duidelijkheid, maar dat komt omdat ik vaak zelf niet eens meer goed weet welke kruiden ik gebruikt heb.

Vanavond had ik weer eens succes. Het was je reinste fusion kitchen: Italiaans eten, met een Thaise twist. Ik wil jullie het recept niet onthouden. Mam, doe er je voordeel mee.

------------------------------------------------------

Pasta met garnalen-kokossaus

Voor 2 personen

Benodigdheden:
250 gram pasta naar keuze (penne, farfalle of tagliatelle)
ca. 150 gram kleine garnalen
200 ml kokosmelk
1 ui
een paar teentjes knoflook
8-10 zongedroogde tomaatjes
100 gram crème fraîche
bosje verse dille (of evt. gedroogde)
limoensap (of evt. citroensap)
gemengde Italiaanse of Provençaalse kruiden
witte wijn
vissaus (Thaise of Vietnamese)
gemalen citroengras (=sereh)
chilipoeder
zout
peper
olie

- Snij de ui, zongedroogde tomaatjes en knoflook fijn. Fruit de ui (met zout, peper en een beetje chilipoeder) een paar minuten in de olie. Voeg de tomaatjes en knoflook toe en bak korte tijd mee.
- Kook ondertussen de pasta.
- Voeg kokosmelk en crème fraîche toe aan de ui en tomaatjes. Doe er een scheutje limoen-/citroensap en witte wijn (niet meer dan 50 à 100 ml) bij. Verhit op zacht vuur.
- Voeg de citroengras toe en kook mee. Verse citroengras is ideaal, maar gemalen is ook prima. Wees niet te zuinig met de gemalen citroengras. Als je verse gebruikt vergeet dan niet het er voor het serveren uit te halen.
- Snij ondertussen de dille fijn. (In plaats van dille kun je ook verse basilicum gebruiken; je krijgt dan wel een ander gerecht. Misschien is dat zelfs nog wel lekkerder, maar ze hadden het vandaag niet in onze supermarkt. Dille is in elk geval ook lekker. En het smaakt ook nog goed als het gedroogd is, in tegenstelling tot basilicum dat veel van zijn smaak verliest.)
- Voeg de garnalen toe en kook ze even mee. Doe ook de vissaus er bij en roer goed door. N.B. Vissaus is sterk van smaak: een heel klein scheutje is genoeg!
- Voeg op het laatst de kruiden toe en roer ze kort door de saus. Serveer dan de pasta met de saus erop.
- Als bijgerecht kun je er een lekkere salade bij doen. Eet smakelijk!

P.S. Variëren mag!

Abstract of my research project

In case you were wondering what I will be doing the next three years: below is the abstract of my research project. For those who find this abstract too abstract, I am also working on a longer summary in easy English, which I intend to post soon.

The question ‘what is Shinto’ is not an easy one to answer. A distinction must be made between, on the one hand, those practices and institutions (plural), in past and present, to which the term supposedly refers; and, on the other, the abstract notion of ‘Shinto’ as a more or less coherent, independent and ‘indigenous’ Japanese religious tradition or spiritual worldview (singular). Even when we focus on the latter, we see that in the course of modern history the concept of Shinto has been defined by a variety of paradigms, closely related to social and political developments. Different notions of Shinto are intertwined with different notions of national and ethnic identity, as well as with normative notions of ‘religious’ and ‘secular’, that are constantly challenged and renegotiated.

Briefly put, the main problem of the proposed research project is the question: what are the main paradigms by which Shinto has been, and continues to be, defined (in modern and contemporary Japanese society, by scholars as well as representatives of Shinto institutions); and what are the political subtexts underlying these competing paradigms? In particular, how do existing notions of 'nature' and 'nation' resonate in contemporary developments and debates? In order to answer this question, I will look at the ways in which notions of ‘religion’ and ‘secular’ have influenced the discourse on Shinto; at the influence of political developments on definitions of Shinto, and vice versa; and at different ways in which in contemporary, twenty-first century Japanese society Shinto is being redefined. Adopting a meta-perspective, I will examine the views of scholars and ideologists, deconstruct them and analyse the identity politics underlying their views. In addition, I will also look at the ways in which these views have given meaning to and transformed concrete religious practices and identities.

Whereas the topic of the reinvention of Shinto in nineteenth and early twentieth century Japan, and the relationship between Shinto and state ideology, has received considerable scholarly attention, so far little research has been done on postwar institutional and ideological developments. With this research, I hope to contribute to a better understanding of the complex dynamics of redefining and representing Shinto in postwar Japanese society. In this, particular emphasis will be put on the recent trend, advocated by some representatives of the Shinto establishment as well as some foreign observers, to define Shinto as a nature (or even environmentalist) religion. This trend, which may be interpreted as a strategy of depoliticisation, seems to reflect a wider concern with nostalgia and 'authentic' culture as expressed in, supposedly, mythology, rural traditions and 'animist' beliefs. It may be argued that the environmentalism thus advocated is based on rhetorics rather than actual political activism; nevertheless, it does influence popular imaginations of Shinto and change the way the tradition is perceived. The question is, of course, how this popular reinterpretation of Shinto relates to more traditional, nationalist definitions; and how, possibly, a re-emerging discourse on Shinto and 'nature' is employed in the context of institutional power struggles in contemporary Shinto.

Sunday, 12 September 2010

Over labels

Labels zijn belangrijk. Ze kleuren onze interpretatie van de dingen die we zien. Wij ervaren de werkelijkheid nooit onbevooroordeeld. Die ervaring krijgt namelijk betekenis door de categorieën die we hanteren, en die categorieën zijn het product van de sociale, culturele en politieke context waarin we leven en opgegroeid zijn.

Categorieën zijn vaak normatief. Een vrijheidsstrijder doet goed, een terrorist doet kwaad, dat weten we allemaal. Maar of hij gezien wordt als het ene of het andere hangt af van zijn PR. Wie in staat is anderen zijn labels op te leggen, en daarin gevolgd wordt, die heeft macht. Het is dé verklaring voor het succes van Geert W.: zijn uitgangspunten en begrippenapparaat worden door een groot deel van zowel het electoraat als de politieke elite geaccepteerd en overgenomen. Al gaan sommige van zijn standpunten veel mensen te ver, zijn aannames worden breed gedeeld.

Classificatie is politiek. Het is ook juridisch. De vrijheid van religie geldt alleen voor die organisaties die van de rechter het label 'religieus' krijgen, bijvoorbeeld. Wordt een organisatie als 'niet-religieus' beoordeeld, dan heeft deze niet dezelfde rechten als een 'religieuze' organisatie. Gelijke monniken, gelijke kappen, op dat principe is onze rechtsstaat gebaseerd. Als wordt bepaald dat monnik X geen echte monnik is, verliest hij het recht dezelfde kap te dragen als monnik Z.

De continue herhaling van Geert W. dat de islam geen 'religie' is maar een 'politieke ideologie' is een bewuste poging de islam deze juridische bescherming te ontnemen. Dat gaat niet van de ene op de andere dag, maar dat hoeft ook niet - als iets maar vaak genoeg herhaald wordt, zeker door personen die grote populariteit genieten, gaan steeds meer mensen het geloven. Zo werkt een discours. En zo kan het dat veel mensen geloven in de fabeltjes dat Geert W. 'anti-establishment' is (weinigen bewegen zich zo soepel door de Haagse pers- en lobbywereld als hij, Haags meubilair als hij is), dat alle 'puinhopen' in Nederland de schuld zijn van de PvdA (terwijl de VVD en het CDA de afgelopen dertig jaar vaker en langer op het regeringspluche hebben gezeten) en dat de 'islamitische' cultuur (wat is dat?) onverenigbaar is met de 'judeo-christelijke' (wat is dat?). Het gaat er niet om dat je gelijk hebt - het gaat erom dat je geloofd wordt, dat je aannames herhaald en gedeeld worden, en dat je zoveel invloed hebt dat anderen jouw categorieën overnemen. Dan heb je macht.

'Religie' en 'politieke ideologie' is evenwel een schijntegenstelling. Elke religie heeft namelijk aspecten van een politieke ideologie. Het is net zo onnozel als zeggen: 'de islam is geen religie, het is een waardensysteem.' Of: 'een paard is geen zoogdier, het is een hoefdier'. De islam is een politieke ideologie, een waardensysteem, een systeem van symbolen, en meer. Dat máákt het een religie. Geen enkele religie is gespeend van ideologische aspecten. Nogal logisch: religies doen normatieve uitspraken over hoe de wereld eruit zou moeten zien. Dat is per definitie ideologisch beladen. Religies zijn nu eenmaal politiek, of we het leuk vinden of niet. Maar ze zijn niet louter politiek. Ze zijn veel meer dan dat.

Dit laatste punt is knap uitgelegd in een betoog van Ruard Ganzevoort, hoogleraar aan de VU en actief lid van GroenLinks. Hij deconstrueert in duidelijke taal Wilders' schijntegenstelling. En hij maakt impliciet duidelijk dat we niet Wilders' stellingen moeten bestrijden door welles-nietes te doen (daarmee de aannames en begrippen indirect erkennend en legitimerend), maar dat we moeten aantonen dat de aannames waarop de (tegen)stellingen gebaseerd zijn niet deugen. Een meta-perspectief, zoals dat heet.

Lees het even, zou ik zeggen. Klik hier.

Japan, the Jews, and divine election: Nakada Juji's Christian nationalism

Last summer, I had an article published in the 54th edition of the Newsletter (International Institute of Asian Studies, 2010). The article discusses the religious and political thought of the Japanese Christian leader Nakada Jūji (1870-1939). It is based on the research I did for my MA thesis in 2008, and on two papers presented at academic conferences in 2009, the main conclusions of which it summarises. The introduction is as follows:
In late 19th and early 20th century Japan, several popular religious movements and ideologies emerged combining nationalist notions on the divine nature of the Japanese people and country with millenarian beliefs in the imminent replacement of the current world order by a perfect new world. ‘New religions’ such as Omoto and Soka Gakkai drew on existing Shinto and Buddhist notions, reinterpreting them in the context of modern Japanese society. Other movements and religious leaders at the time used millenarian and nationalist notions in their attempts to reconcile an imported Christian belief system with their Japanese identity. Aike Rots examines one of these leaders, the evangelist, theologian and missionary Nakada Juji (1870-1939).
For the full article, click here (pdf).

Thursday, 9 September 2010

From Hanoi to Oslo

I have not written for a while. There have been many changes, too many perhaps, too fast. There was little time to reflect and think, let alone write. Please accept my apologies for not writing. From now on, I do intend to be a fairly prolific blogger again, and post stories and pictures regularly. There are many things to write about, after all, and many images that deserve to be shared.

Our summer was wonderful. Unusually hectic, but filled with great experiences. As you know, we travelled to Yunnan, all the way up to the Tibetan border, then back south, to Laos. I have told you about China. I have not told you about Laos yet, but I will do so soon, for the story of that beautiful country demands to be told.



After spending a week in Laos, we returned to Hanoi to get our luggage. Too many bags, way too many actually, as we had not succeeded very well in selling or throwing away our things. Everything is alive, after all; everything has memories attached to it. Hence, leaving things behind and packing light is not our greatest strength, to put it mildly.

After a last day in Hanoi, we went to Hoi An, the pretty old port town that has given us so many wonderful memories. Fortunately, we went by train in stead of airplane; and fortunately, two of our friends, Dung and Steven, came with us and helped us carry our bags. More importantly, however, a long train journey is much more fun if you can share a compartment with nice friends in stead of strangers, and can play games together.

Thus, we went back to Hoi An. Sadly, the town is rapidly transforming into a Vietnamese Mont Saint Michel or Ubud, more touristy and less appealing every time you visit. The disneylandification continues incessantly. Nevertheless, it was good to be with family and friends, relax at the beautiful beach, pray to Quan Am, enjoy the delicious seafood, and get drunk from that typical Hoi An fragrance that fills the air - a sweet-salty mix of tropical flowers, rice paddies and sea air.

Most of the time, however, I spent packing. And re-packing. And re-packing again, as the suitcases were still too heavy. We ended up sending some boxes by mail. When I was finished, we drove around the rice paddies and river delta one last time. Finally, we kissed the motorbike, our family, her town goodbye, not knowing when we would come back. We fought our tears, not very successfully.

I may have complained about Vietnam, I may have detested her at times - but I will miss her, undoubtedly. Especially Hoi An. No matter how many tourists populate her streets, no matter how fast she changes, there is still something irresistibly charming about her.

The journey from Hoi An to Den Horn would take several days. We had booked cheap Emirates Airlines tickets, as they allowed us thirty kilograms of check-in luggage each. The only minor drawback was that we had to fly from Singapore, but it was not a very big problem - we got budget airline tickets from Saigon to Singapore, upgraded to thirty kilos, and bought train tickets from Danang to Saigon.

Now I could tell some horror stories about train travel in Vietnam. I could tell about cockroaches walking on my head, about women who start screaming at 5am and do not stop until noon, about train staff verbally harassing young women, about drunks and smokers and gamblers and rude tourists. On the other hand, I could also tell you about great encounters and beautiful views. Actually, if you are a bit flexible, travelling by train in Vietnam can be a great experience. But by all means, do bring earplugs.

We made it to Saigon, cockroaches and screaming fellow passengers notwithstanding. We spent one last day in this booming metropolis, and bought something we will cherish in months to come: Northface wintercoats, as good as real and very affordable.

Next, we flew to Singapore, where we also spent one day. We decided to visit Underwaterworld, as Nhung had never been to such a place. We enjoyed the underwatertunnel, we saw sharks and octopuses and dolphins, and we discovered beautiful fairytale creatures called sea angels and sea dragons. I did not even know such creatures existed.




Singapore is a lovely country to visit - it is clean, the food is great, most people are friendly and service is excellent almost everywhere. It comes at a price, no doubt - consumerism and capitalism always do - but Singapore is definitely worth a visit, not only for the cheap multicultural food courts and excellent zoos, but also for the great museums. On the other hand, Sentosa - the artificial entertainment island off the coast where Underwaterworld is located, as well as a dozen or so amusement parks and casinos - most certainly is not. It is an island made of shiny plastic that attracts Asian tourists as a sweaty body attracts mosquitoes, but its beaches must be the ugliest in Southeast Asia.

Emirates Airlines brought us to Amsterdam, via Dubai. Aboard, we had our own small private screens on which we could see any movie we liked, so we hardly slept. My parents came to pick us up from the airport. We drove through the polders, flat, green and vast, living testimony to the fact that those who say the Netherlands are 'full' are liars. We discussed the country's dire political situation. We bought chips in Lelystad, of all places. We felt happy but tired, and somewhat alienated.

The alienation did not disappear overnight. Travelling across the globe always makes me feel strangely out of place, at least during the first couple of days. I always experience these first days as very surreal. When I go somewhere exotic, this feeling is welcome, as it adds to experiences of wonder and otherness. When I go back to my own country, however, it is confusing, as it is a violation of the moral imperative to feel at home. But I guess I have little choice but to accept it.

The days were nice, though. Surreal, but nice. A friend came to Groningen to visit us. We went to the zoo in Emmen - which I had already promised Nhung last year. I finally started working on the article about Japanese Christians and identity construction I had been asked to write months before. We visited the Van Gogh Museum, and we did my standard Amsterdam-The Hague-Leiden round - in a mere three days, this time, as we had to go back to Groningen to prepare our second wedding party.

We are two lucky people. This year may well be the most amazing, wonderful and exciting year of my life so far. In a sense, we got married three times. First, in February, we signed our marriage certificate in Tam Ky - unspectacularly ceremonyless, but a great relief after everything we had been through. Then, in April, we celebrated our wedding ceremony in a beautifully idiosyncratic mix of tradition and invention, followed by an official lunch party and a not-so-official but absolutely amazing beach party at night. And in August, we were given the opportunity to celebrate our wedding one more time, with many friends and relatives who could not attend the first time.

This day was almost as beautiful and special as the real wedding day. Many friends, some of whom I had not seen for several years, came all the way to the countryside of Groningen to celebrate our wedding with us. It was absolutely wonderful to see them again, and I can only say how grateful I am that so many people came to see us. Some came from as far away as London, Berlin and Vienna. Thank you all very much for coming. Your presence was the greatest gift of all.

Our family

Some others could not make it, but they sent us sweet messages, emails and postcards. Many thanks to you, too. If I have not replied to you yet, please forgive me. It has been a busy time.

The day was a dream. We came together in an old Groninger farm, the stable of which now serves as a location for concerts, meetings and parties. We had traditional Frisian cake, followed by Indian food for dinner. We got many beautiful presents, which we would all bring with us to Oslo. I enjoyed talking to old friends and relatives I had not seen for a very long time. Time went fast, too fast, and I had to say goodbye to some people without having had the chance to really talk with them. I can only say I am sorry for this. I wish we had had more time to talk. There were so many great people, so many beautiful words and gifts, I simply lost track of time.

After dinner, we came together to listen to stories. My aunt Greetje (who, incidentally, used to tell me and my brother stories about a boy and a girl named Poepie and Plassie, a long time ago) proved that she is still an excellent story-teller, as she gave her interpretation of the meaning of the names Nhung and Aike. She was followed by my uncle Fred, who gave a moving speech, followed by a hilarious ritual involving an apple.


Next, my friends Lars and Alena showed the great movie they had made about my alleged previous opinions regarding love and relationships, using footage from Hurlyburly. My brother, who had also done an absolutely amazing job organizing much of the party, showed a slideshow with pictures. My mom sung the songs she had made for us, and everybody joined. And finally, I sang two songs. Two songs for Nhung, my love, as brave and strong as she is caring and sweet.




For the English translation, click here.

The following days, I packed again. Fortunately, this time, we did not have a weight limit, as we did not travel by airplane. Nor did we go by train, as my parents were so kind as to postpone their summer holidays, and combine a visit to their friends in Sweden with bringing us to Oslo. We went by camping car, and brought a trailer full of books, clothes, Buddha statues and alcoholic beverages. We took our time, camping twice on the way, one night in Germany and one night in Denmark. I spent all the time writing my article. For an indication of the contents, have a look at the short article I wrote for the Newsletter of the International Institute for Asian Studies, last spring.

From Denmark, we went by ferry to Norway. The sky in the Oslofjord was dark, it was raining and it was cold. We went to the campsite, fearing that the weather might never get better. But we were lucky. As August gave way to September, it got colder, but the rainy weather was over and we would enjoy a series of beautiful sunny days.

On Sunday, we relaxed, and I finished my article. On Monday, I first went to my department, where I met my supervisor and some of my colleagues, and got some important practical information. On Tuesday, we received the key to our new apartment. It was better than I had dared hope for. Bright, warm and, to my standards at least, spacious. Newly furnished, equipped with a big sofa, a dining table, a nice kitchen with an oven and dishwasher, a washing machine, a balcony and, importantly, a very comfortable bed. And the rent is, believe it or not, affordable.

Food, on the other hand, is not. In Norway, most products are at least twice as expensive as in the Netherlands. Eating out is out of the question. When you go to the supermarket you have to carefully check the prices of everything you buy, in order not to get any unpleasant surprises when you have to pay. We have (re)discovered Euroshopper and First Price. And we are becoming creative, and learning how to make nice dinners with cheap ingredients.

Meanwhile, Nhung has taken up a great project: she is making her own little garden in the hall behind the front door, as this place gets a lot of a sunlight. She is reading a lot about European vegetables, and is busy planting and growing all kinds of herbs. She is even working on a weblog, in Vietnamese, on which she will write about her gardening experiences.

I have been at the university for about a week now, and am gradually getting used to my new position as a researcher. I feel kind of guilty that I get paid to do something I really like - reading books, studying, and writing about it - and I feel a sense of urgency to get the project running as soon as possible. I am very excited about my research project, and my plans are ambitious. But I will write more about the project some other time.

As for the city: we have not had much time to get to know her yet, but we undoubtedly will. I have twice had the opportunity to go to the city centre by bicycle as I had to do paperwork (a topic on which I, for a change, shall not elaborate now - suffice to say that things are not exactly easy here either) and I got the impression that it is a nice, quiet but interesting, green city. We actually live near a forest, but we have not been there yet. We also live near the national football stadium, as we discovered Tuesday night, when Norway played against Portugal (and won, surprisingly, by 1-0). We tried to get in, but, as expected, we did not succeed.

And so the new chapter has begun. Many new things will happen, and many new stories will have to be told. I will keep you informed.