Chiang Mai is niet alleen een belangrijk cultureel centrum, het is ook de stad van waaruit de meeste trektochten georganiseerd worden. Het noorden van Thailand heeft namelijk een prachtig groen heuvellandschap, dat zich prima leent voor meerdaagse wandeltochten en andere buitensporten. Bovendien wordt het gebied bewoond door verschillende kleurrijke minderheden, zoals de Karen en de Hmong. De toeristenindustrie in Chiang Mai heeft de heuvels en hun bewoners slim omarmd, en overal zie je een- of meerdaagse trektochten geadverteerd. De verschillende touroperators bieden allemaal ongeveer hetzelfde aan: een trip naar de heuvels, een ritje op een olifant, een mooie wandeling, een of twee overnachtingen in een 'hilltribe village' (een dorp bewoond door Karen of Hmong), en als klap op de vuurpijl raften op een woeste rivier.
Toch is het belangrijk om te vergelijken. Een maand of twee geleden stond er een uitgebreid artikel in de reisbijlage van de Volkskrant over dergelijke trektochten in Noord-Thailand. Er werd terecht aandacht gevraagd voor de problemen die deze vorm van toerisme met zich mee kunnen brengen. Zo is er de mogelijkheid dat gemeenschappen economisch totaal afhankelijk worden van toerisme, dat het geld in een paar zakken verdwijnt en niet de hele gemeenschap ten goede komt, en dat jonge vrouwen tegen hun zin vastgehouden worden in dorpen, om in klederdracht en met ringen om hun nek rond te lopen en voor toeristen te poseren. Aan de andere kant: het 'hill-tribe' toerisme heeft er wel voor gezorgd dat de Thaise regering de minderheden niet meer links laat liggen, dat de levensstandaard van veel straatarme gemeenschappen (deels vluchtelingen uit Birma, waar ze 'etnisch weggezuiverd' zijn door het dictatoriale regime) omhoog is gegaan, dat er meer onderwijs en betere gezondheidszorg beschikbaar zijn, et cetera. Het beeld is dus niet eenzijdig: maar het is wel belangrijk om je hierin te verdiepen, en bij de keuze voor een trektocht te kijken naar de wijze waarop de touroperator zich verhoudt tot de bezochte gemeenschappen. Dat verschilt namelijk nogal.
Toerisme heeft verschillende vormen. Het kan lokale culturen en tradities vernietigen, en een minstens zo desastreuze invloed hebben op natuur en milieu. Maar ik geloof oprecht dat reizen niet zo destructief hoeft te zijn, en dat het ook een positieve bijdrage kan leveren aan kennis van andere culturen - en zo aan wederzijds begrip. Cynici mogen het hierin met me oneens zijn, zulk idealisme verwarren met snobisme, en menen dat er de facto weinig verschil is tussen de package deal-toerist die zich een weg door het Aziatische nachtleven zuipt en de onafhankelijke reiziger. Ik ben er echter van overtuigd dat je als toerist een verantwoordelijkheid hebt ten opzicht van het land dat je bezoekt, en dat je toch echt kunt kiezen of je een positieve dan wel een negatieve invloed wilt hebben. Het maakt bijvoorbeeld wel degelijk een verschil of je eet in westerse restaurantketens dan wel in lokale restaurantjes; of je een tempel bezoekt met ontbloot bovenlijf dan wel met een net overhemd; of je vliegt naar dat grote internationale hotel op een eiland in een 'national park', dan wel de boot neemt en in een familie-guesthouse verblijft. In dit geval: ik geloof dat het een verschil maakt of je met een tour meegaat die met grote letters 'visit real longneck and big ear women' adverteert, dan wel in zee gaat met een organisatie die misschien iets duurder is, maar wel gidsen heeft die zelf uit de gemeenschap komen, een deel van de opbrengst investeert in een lokale school, en deelnemers oproept respect te hebben voor de lokale cultuur en natuur.
Zo kwam ik uit bij Eagle Tours.
Het gezelschap bestaat uit elf mensen: onze gids Doh (zelf afkomstig uit een Karen-dorp), de chauffeur, een stagiaire, en acht toeristen (afkomstig uit Duitsland, Zwitserland, Argentinie, Israel en Nederland). Ik ben de benjamin in het gezelschap. We reizen in een safari-truck met Spartaanse bankjes. Er wordt vrolijk gekletst, en lekkernijen worden uitgewisseld. Na een stop bij een markt, waar bananen en bivakmutsen worden ingeslagen, begeven we ons naar onze eerste activiteit: een ritje op een olifant.Toegegeven, dat is natuurlijk wel enigszins toeristisch - maar het is ook een belangrijke bron van inkomsten voor de families die het organiseren.
Oh olifant, prachtig dier! Hoe vaak heb ik u als kind niet bewonderd, daar in het verre Emmen! Maar nog nooit reed ik op uw rug. En wat voor rug! Groot, ruw, gerimpeld, en bedekt met dikke haren. Moeiteloos draagt u drie mensen, over steile bospaadjes en door beekjes. Wat een hoogte, wat een gehobbel! En wat heeft u een ontzagwekkend grote eetlust. Nog nooit heb ik een dier gezien dat zo moeiteloos drie trossen bananen wegwerkte, om vervolgens schaamteloos om nog meer te bedelen. Dank voor deze rit!
De lunch bestaat uit door Doh gemaakte, smakelijke Pad Thai noodles (milieuvriendelijk verpakt in bananenblad) en verse watermeloen. Dan rijden we weer verder. Na een woeste autorit over stoffige wegen met grote kuilen is het tijd voor de wandeling. We lopen door bossen en langs rijstvelden, die dit seizoen droogstaan. Nu lopen er waterbuffels, te herkennen aan hun grote kromme hoorns. Doh blijkt de natuur hier op zijn duimpje te kennen. Hij haalt gember en citroengras uit de grond, vertelt ons hoe bamboe groeit en verrast ons met verse papaya. Na een tijdje komen we door een dorp. Een oudere vrouw is rijst aan het fijnstampen. Ze draagt fraaie handgemaakte doeken. De huizen zijn van bamboe of hout, en staan op palen. Naast een zonnepaneel, dat het dorp van een beetje electriciteit voorziet, zit een man boven een vuurtje soep te koken. Honden, katten, kippen, hangbuikbiggetjes en kleine kinderen scharrelen rond. Her en der staan scooters. De Malinowski of Evans-Pritchard in mij wordt wakker, en ik stel mij voor hoe het zou zijn om hier een jaar te wonen, te werken en ceremonieen bij te wonen. Ik kan mij vervelender onderzoek voorstellen.
We overnachten in een volgend dorp, waar we slapen in een eenvoudige bamboehut op palen. Het toilet bestaat uit een gat in de grond met een emmer water daarnaast. Doh maakt een heerlijke avondmaaltijd met de kruiden die hij tijdens de wandeling gemaakt heeft, en andere verse groenten die hier groeien. Na de maaltijd bezoeken we een familie. Hun huis lijkt zo uit een openluchtmuseum te komen. Ook dit huis staat op palen; onder het huis scharrelen de dieren rond. We zitten rond de vuurplaats, waarboven stukken vlees en vis gerookt worden, en krijgen thee in bamboe bekers. Doh beantwoordt onze vragen over de lokale gemeenschap en hun cultuur, maar ik blijf met veel vragen zitten. De gastheer rookt een pijpje; zijn jongste kijkt ons verbaasd aan. De verwondering is wederzijds.
Dank u wel voor de thee. Tablu doma, zoals men hier zegt.
De sterrenhemel is onbeschrijflijk vol.
's Ochtends is het ijskoud. Ik heb mijn fleece aan, lig in mijn dikke slaapzak en heb zelfs nog een extra deken, maar alsnog is het koud. Ik slaap onrustig. Spoken uit het verleden en uit de toekomst bezoeken me in hun dromen. Wat een andere wereld.
Als we verder trekken, is het leven in het dorp al weer in volle gang. Boven een vuurtje pruttelt een pan, maar niemand houdt het in de gaten. Een jonge vrouw is druk met haar weefgetouw in de weer. Een oude dame staat hout te hakken. We verlaten het dorp, en lopen verder. De heuvels gaan flink op en neer, en zijn bedekt met volle wouden. Je zou je in de Vogezen wanen, ware het niet dat de vegetatie zo anders is. Het groen komt in vele tinten. De bomen hebben grote, dikke bladeren, en sommige stammen krullen vrolijk. Her en der groeien rode orchideeen. Onbekende zoete geuren bereiken onze neusgaten.
Ons pad volgt een kringelend beekje. Doh vindt rode pepertjes en yams. Bij de lunch krijgen we ter plekke verzamelde bamboestengels, gevuld met kleefrijst en kokosmelk, gekookt in een kampvuurtje. 's Middags wordt het landschap ruiger. Meermalen moeten we via een wiebelend plankje een rivier oversteken. Als we op een open plek komen, klapt Doh naar de bomen aan de overkant. Als reactie slingert een gibbon zich van de ene naar de andere boom. Andere gibbons volgen zijn voorbeeld. Ze zijn net zo nieuwsgierig als wij. Had ik nu mijn verrekijker maar meegenomen.
We overnachten in een kamp aan de rivier, opnieuw in een bamboehut op palen. In mijn klamboe huist een grote spin. Een stille oude man maakt het kampvuur, een jongeman maakt een vlot van bamboe, en Doh maakt een heerlijk pompoengerecht voor ons. We zwemmen in de rivier. Ik val ten prooi aan een bloedzuiger, maar dat mag de pret niet drukken. Anderen vallen ten prooi aan vervelende bacterieen, maar dat mag de pret evenmin drukken. Rond het kampvuur gezeten zingen we over de rivier, en over Chang, de olifant. Na de Thaise liedjes volgen de ons meer bekende liedjes. Ook zonder gitaar kan men genieten van een kampvuur. Na de liedjes volgen de raadsels: hoe kwam dat skelet in de woestijn? Wat zat er in dat pakketje? Het is een prachtige avond. Nog nooit zag ik zulke felle sterren, zelfs gisteravond niet.
De volgende ochtend begeven we ons naar de gisteren gemaakte bamboevlotten. Onze bagage wordt naar de auto gebracht, die een stuk verderop staat; wij mogen verder via het water. Doh maakt grappen over de Titanic. Niet geheel ten onrechte, zo blijkt al snel: de rivier heeft een paar gemene stroomversnellingen, en het bamboe onder onze voeten kraakt af en toe vervaarlijk. We razen de rivier af. Het is geweldig.
Na een klein uurtje lopen zijn we bij de auto, die ons met heel veel hotsen en stoten weer naar Chiang Mai brengt. Onderweg genieten we van een laatste lunch, en een kort bezoekje aan een waterval. Om vijf uur zijn we terug in de stad. We bedanken Doh en de chauffeur. We bedanken elkaar voor het fijne gezelschap.
Wat een ervaring.
No comments:
Post a Comment