De motorrijder rijdt over een brede, donkere weg. Het is de nieuwe vierbaansweg van Danang naar Hoi An, die langs de kust loopt. De weg is leeg, want de meeste mensen maken gebruik van de oude weg, die korter is. Maar ook smaller, drukker en vol met suïcidale buschauffeurs - reden voor hem om de voorkeur te geven aan de nieuwe kustweg. Honderd meter hier vandaan ligt een van de mooiste stroken strand ter wereld, maar helaas wordt de zee aan het oog onttrokken door hoge muren, waarachter vijfsterrenresorts in aanbouw oprijzen. Twintig kilometer aan vijfsterrenresorts, geloven de lokale autoriteiten en investeerders nu werkelijk dat ze die allemaal vol kunnen krijgen? Het aantal toeristen dat hier komt mag de afgelopen jaren dan exponentieel gegroeid zijn, de bomen houden toch echt op met groeien voor ze de hemel bereikt hebben. Dit jaar is voor het eerst sinds jaren het aantal toeristen gedaald, en die trend zal zich ongetwijfeld voortzetten in de komende jaren. De wereldwijde economische crisis en de voortdurende politieke onlusten in Thailand zijn daar mede debet aan, maar buiten dat is het nu eenmaal een feit dat ook toeristenmarkten op een gegeven moment verzadigen. Straks staat twintig kilometer aan vijfsterrenresorts, gelegen aan een van de mooiste stroken strand ter wereld, voor driekwart leeg. Maar dan zijn wel de duinen langs de kust verwoest - alsook de eeuwenoude familiegraven die zich er bevonden. Zouden de geesten hun rust kunnen vinden?
Maar ieder nadeel heeft zijn voordeel. De motorrijder is blij met de brede, lege weg. Hij kan lekker vaart maken. Hij rijdt op de oude Honda van zijn vriendin, waarmee hij de afgelopen weken een hechte band opgebouwd heeft. Op haar heeft hij immers leren rijden. Zij bracht hem en zijn vriendin naar het strand, de bergen in, en naar donkere plekjes aan het water – trouw en stilzwijgend. En ze bracht hem zonder problemen naar Danang, de grote stad dertig kilometer verderop, waar hij deze week zijn eerste lessen Engels gaf. En veilig weer naar huis.
Hij weet niet zeker of de Honda in het Nederlands wel motorfiets mag heten. Waarschijnlijk zouden we haar scooter noemen. Het is namelijk niet zo'n stoere motorfiets waar je voorovergebogen op zit, en waar je 120 kilometer per uur mee kan rijden. Maar als het een scooter is, dan wel een scooter die moeiteloos de bergen doorkruist, en fluitend met zeventig kilometer per uur over de kustweg danst. Hoe dan ook, scooter of motorfiets, morgen neemt hij afscheid van haar. Dan krijgt hij zijn eigen motorfiets: een nieuw, relatief goedkoop exemplaar, uit China of omgeving. Hij hoopt dat hij het daar ook goed mee zal kunnen vinden. Hij weet natuurlijk nog niet dat de as van het voorwiel van deze motorfiets het reeds drie dagen na aanschaf zal begeven - na nog geen tweehonderd kilometer gereden te hebben. Voorwaar, hij zal de oude Honda missen. Gelukkig zal hij ook in de toekomst nog af en toe op haar mogen rijden.
Het kan verkeren. Had je hem zes weken geleden verteld dat hij nu met zeventig kilometer per uur ontspannen de kustweg af zou razen op de Honda van zijn nieuwe vriendin, dan had hij je vermoedelijk recht in je gezicht uitgelachen. Hij had immers altijd een afkeer gehad van gemotoriseerde tweewielers. Ellendige krengen vond hij het. Dan zit je lekker op een zonnige zondagmiddag op het stille Groningse platteland te genieten van een stroopwafel en een pianoconcert, en dan komt er plotseling zo’n colonne herrieschoppende stinkmotoren langs. Of, nog erger: dan strompel je je, moe van dertig kilometer Grande Randonnee, naar de camping waar je zult overnachten, en dan word je opeens van je sokken gereden door zo’n stel ronkende patsers, die vervolgens ook nog eens de hele avond zuipend en luid Zwitserduits of jongeren-Frans orerend de hele camping wakker houden. U kent ze vast wel: die machotypes die zo mannelijk lopen te doen dat het je niet zou verbazen als er tussen alle putains of scheisses door een rasechte kukeleku aan hun keel zou ontsnappen, maar die ondertussen wel rondwaggelen in van die foeilelijke glimmende leren broeken, waar menig deelnemer aan de Gay Pride jaloers op zou zijn. Jakkes.
De afkeer was in Zuidoost-Azië, waar scooters en motoren met afstand het belangrijkste vervoersmiddel zijn, alleen maar toegenomen. Stinkende uitlaatgassen, roekeloos rijgedrag en een immer doorzeurende herrie, dat waren de indrukken die hij er kreeg. Charmante beelden van een familie van vier of vijf bijeengepropt op een enkele scooter wogen niet op tegen dat beeld van twee racende tieners, die voor zijn ogen een jonge moeder met twee kinderen het ziekenhuis in reden, om er vervolgens als een haas vandoor te gaan. Ook het feit dat hij het voor elkaar had weten te krijgen de eerste en enige scooter die hij ooit gehuurd had meteen in de prak te rijden was weinig bevorderlijk voor de verstandhouding tussen hem en gemotoriseerde tweewielers. Dit leek, kortom, een onoverbrugbare antipathie.
Maar bekeerlingen zijn vaak de meest radicale gelovigen. Hoedt u voor de Mohammed de Vriezen, de Paul Kims en de Tenzin Smiths van deze wereld. Zij die de Waarheid op latere leeftijd omarmen geloven vaak veel fanatieker dan zij die erin opgegroeid zijn, en voelen ook vaak sterker de noodzaak deze te vuur en te zwaard te verdedigen.
Zo bekeerde ik mij pas enkele jaren geleden tot de wondere wereld van J.K. Rowling. Voor die tijd moest ik niets hebben van die hele Potterhype. Toen de rage begon was ik een paar jaar ouder dan de gemiddelde Potterfan, en druk bezig 'echte literatuur' te lezen. Ik haalde mijn neus op voor Harry Potter, en meende - niet geheel ten onrechte - dat het om een soort veredeld plagiaat ging, daar al meerdere kinderboeken geschreven waren over het onderwerp toverschool, met vergelijkbare ingrediënten (onder andere Anthony Horowitz' 'Groosham Grange', vertaald als 'Grieselstate', en boeken van Monica Furlong en Margaret Mahy). Ik vond het maar kinderachtig, Harry Potter. Alleen die suffe naam al! Totdat ik op drieëntwintigjarige leeftijd besloot dat het toch eens tijd werd om mij de boeken eigen te maken. En wat denkt u? Juist. Verslonden heb ik ze, met huid en haar. Wat is die Rowling een fantastische vertelster. Wat een spanning, wat een onverwachte wendingen, wat een prachtige personages. Daar kan geen Horowitz aan tippen.
Ik was, kortom, bekeerd. En hoe. Elke Potterhater krijgt nu van mij de wind van voren. Ik ken de boeken grotendeels uit mijn hoofd. Ik vertel vrienden over mijn ervaringen als uitwisselingsstudent aan een Japanse toverschool. Ook weet ik alles over zwerkbal. En als ik alles zeg, dan bedoel ik ook alles. Zo kan ik u vertellen van welke landen Engeland, Wales en Schotland verloren op het wereldkampioenschap. Uit mijn hoofd. Maar niet alleen ken ik obscure feitjes, ik heb mij ook zelf in de sport bekwaamd, en heb het zelfs weten te schoppen tot het universiteitsteam van SOAS. Weet u wat? Ik plaats wel even een foto onder dit verhaal, waarop ik te zien ben tijdens een trainingsrondje.
Maar dat alles geheel terzijde. Ik dwaal af. We hadden het over de motorrijder. Ook hij was een bekeerling, en wat voor een. Enkele weken geleden besloot hij dat het toch eens tijd werd om zijn antipathie te overwinnen. Hij wilde graag in het kleine Hoi An wonen, niet in het grote Danang, waar de banen veel makkelijker te vinden waren. Dat betekende wel dat hij moest gaan forensen. De bus was geen optie, niet alleen omdat hij geen zin had om elke keer een vermoeiende discussie te voeren over de prijs die hij moest betalen, maar ook omdat er 's avonds nu eenmaal geen bussen meer rijden. Dus moest hij er wel aan geloven: hij moest leren motorrijden.
Met bibberende knieën stapte hij de eerste keer op de motorfiets. Zijn vriendin had hem alles netjes uitgelegd, maar theorie en praktijk zijn twee verschillende dingen. Starten, schakelen, remmen, bochten maken: dit was wel even wat anders dan een ritje op een fiets. Dacht hij. En hij was er nou eenmaal niet voor in de wieg gelegd een goede chauffeur te worden. Dacht hij. Had hij zichzelf om de een of andere reden altijd voorgehouden.
Maar toen hij op de motorfiets zat, gebeurde er iets wonderlijks, iets dat hij totaal niet verwacht had. Hij begreep haar. Hij voelde zich veilig. Hij had haar onder controle. Binnen de kortste keren reed hij haar de bergen in, snelde hij over de snelweg, hobbelde hij over zandpaadjes, en krioelde hij zich een weg door de Danangse avondspits - alsof hij nooit anders gedaan had. Tot zijn eigen stomme verbazing bleek hij een natuurtalent te zijn. Hij en de motorfiets voelden elkaar moeiteloos aan.
De appel valt niet ver van de boom. Een ding dat hij van zijn vader georven had was diens welhaast onfeilbare richtingsgevoel. Hij was er erg dankbaar voor. Daar bleef het echter bij, want verder leek hij maar in weinig op zijn vader. Een ander karakter, een ander gezicht, een ander geloof, een andere baan. Soms vroeg hij zich wel eens stiekem af of hij er niet toch eentje van de melkboer was. Maar nu bleek dat zijn vader toch wel echt zijn vader was. Hij ontdekte namelijk tot zijn vreugde dat er nog een talent was dat hij van hem had meegekregen. Zijn vader was een verdomd goede chauffeur. De beste die hij kende, eigenlijk. Niemand reed zo heerlijk gelijkmatig. Niemand kon een auto zo soepel en probleemloos door steden als Tokyo, Londen of Teheran voeren. Niemand reed zo zelfverzekerd rustig een besneeuwde bergpas over. En wat bleek nu? Hij reed bijna net zo gelijkmatig en soepel als zijn vader!
Er ging een wereld voor hem open. Plotseling begreep hij waarom die motortypes in Europa zo graag op zondagmiddag een ritje maken door het Groningse platteland, of op de motor een trektocht maken door Frankrijk. Dat heerlijke gevoel van vrijheid, van de wereld die aan je voeten ligt, klaar om ontdekt te worden! De wind in je gezicht, een wapperende sjaal, tintelende handen. Volledig in het hier en nu zijn. De eenwording tussen mens en machine, het volledig opgaan in de omgeving, het overstijgen van het ego en zijn oordelen. Satori op een motorfiets! Hij betrad de wereld van Kerouacs 'On the Road', en van Pirsigs 'Zen and the Art of Motorcycle Maintenance'. Eindelijk begreep hij ze, deze klassiekers. Eindelijk begreep hij het gevoel van existentiële vrijheid en de ervaring van kwaliteit die ze beschreven.
Hij kan niet wachten tot hij terug is in Europa en geld heeft. Dat autorijbewijs kan hem gestolen worden. Een motorrijbewijs en een motorfiets, zo'n grote waarmee je de snelweg op kan, dat is zijn nieuwe toekomstdroom. Door de file slalommen, door de polder zoeven, de regendruppels in zijn gezicht. Hij verheugt zich er nu reeds op. Of nog mooier: in de zomer met vrouwlief van de Amerikaanse oost- naar de westkust rijden, en terug. En leren sleutelen, natuurlijk. Op een mooie zonnige zaterdagnamiddag zijn motorfiets oppoetsen tot ze glimt. Helemaal zen zijn.
En terwijl de motorrijder de afslag richting Hoi An nadert, kan hij het niet laten met volle borst de woorden van Daniel Lohues te zingen:
'Wie dot mij wat,
wie dot mij wat
wie dot mij wat vandage.
'k Heb de banden vol met wind
nee ik heb ja niks te klagen.
Wie dot mij wat,
wie dot mij wat
wie dot mij wat vandage.
'k Zol haost zeggen ja het mag wel zo!'
Geen Vietnamees die hem verstaat. Maar wat zou het. Vandaag doet niemand hem wat.
Vandaag is hij vrij.
Aike in actie tijdens de zwerkbaltraining
Eerdere reacties:
ReplyDeleteJinko:
Haha, je doet zoveel dingen waarover ik me eigenlijk niet zo heel erg verbaas (vakantie in Syrië, werken in Vietnam, een scriptie schrijven in een stacaravan), maar Aike op een motorfiets die het ook nog eens fantastisch vindt? Dat is me wel een verassing, maar wel een mooie ;)
Reinier:
He Aike, mooi verhaal weer, en nog een lekkerdere foto :)