Wednesday, 17 February 2010

Vietnam Kort (4): Vuurwerk, wierook, oliebollen

Het oude maanjaar liep ten einde. Iedereen bezocht zijn of haar familie. Grote hoeveelheden eten en drinken werden ingeslagen. Overal stonden bloemen, bloeiden bomen, reden mandarijnenbomen rond. Boven de straten bungelden papieren lampionnen. Wij gingen terug naar Hoi An.

Op de op één na laatste dag van het oude jaar at ik iets dat volkomen verkeerd viel. Een bende bacteriën trok mijn lichaam binnen, waarop een kortstondige maar hevige veldslag volgde. De laatste dag van het oude jaar was daarom weinig enerverend. Ik verliet het bed alleen om naar het toilet te gaan - of vice versa, afhankelijk van hoe je het bekijkt.

Om kwart voor twaalf begaven wij ons niettemin naar de bovenverdieping. Op televisie klonk traditioneel Vietnamees gezang; de oudejaarskomedie was reeds voorbij. Wij klommen door het raampje het balkon op. Alle voordeuren in de buurt stonden open, in alle kamers brandde licht. Uit een van de kamers klonk luid ABBA’s Happy New Year. ‘Wie had dat gedacht,’ zei mijn schoonmoeder blij, ‘dat ik hier vandaag met mijn dochter en buitenlandse schoonzoon zou zitten!’

Om twaalf uur begon het Jaar van de Tijger. We wensten elkaar Gelukkig Nieuwjaar, en keken naar het vuurwerk. De lucht was vochtig, en het vuurwerk verdween in een grote wolk grijs rook. Het duurde een kwartiertje, toen was het weer voorbij. We gingen terug naar binnen, groetten de voorouders en brandden wierook bij de grote tafel waarop vruchten, namaakgeld en –goud, bloemen, rijstkoekjes en drank waren uitgestald.

Tết duurde drie dagen. Op de tweede dag kwamen alle zussen met hun echtgenoten en kinderen voor het middageten. Ik kon weer wat eten, maar nog niet alles. De grote stukken gekarameliseerd rundvlees en de varkenspaté liet ik voor wat ze waren. Wel was ik zo ondeugend enkele van de oliebollen en appelflappen te nuttigen, die ik die ochtend had gebakken. Ze waren prima gelukt. Dat vonden ook mijn neefjes en nichtjes, die zich er maar wat graag tegoed aan deden.

Plotseling maakte ik deel uit van een Vietnamese familie.

Sunday, 14 February 2010

Vietnam Kort (3): Een zonnebril

Ik zit op de brommer, klaar om weg te rijden. Ik wacht op mijn lief, die zich net bij een boekenkraam de Vietnamese vertaling van Ik heet Karmozijn heeft aangeschaft, en nu aan het afrekenen is.

Er komt een jongeman naast me staan. Schichtig kijkt hij om zich heen. Dan toont hij me het kleinood dat hij in zijn handen heeft, samenzweerderig en met ontzag, als ware het een diamant.

Een zonnebril.

Normaal negeer ik dit soort types. Het toeval wil echter dat mijn zonnebril gebroken is, en ik dus wel een nieuwe kan gebruiken, temeer daar de zon de laatste dagen uitbundig schijnt. Zonder al te veel interesse te tonen laat ik hem zijn demonstratie geven. Mooi, het montuur is rekbaar en stevig. Kijk eens aan, er zitten magneetjes in, wat handig. En natuurlijk het belangrijkste: er staat ‘Ray-Ban’ opgedrukt. De jongen wijst opgewonden naar het logo.

‘Hoeveel?’ vraag ik, quasiongeïnteresseerd.
‘200.000’, zegt hij. Zeven euro vijftig.
Ik besluit hem verder te negeren. Een namaakbril als deze is lang niet zoveel waard.
‘Hoeveel?’ vraagt hij. ‘Hoeveel?’
Mijn lief komt aangelopen. Een vriendin van haar in Saigon had voor een soortgelijke bril 15.000 dong betaald, zegt ze.
’15.000,’ zeg ik, waarop hij verontwaardigd op de merknaam wijst. ‘100.000!’ probeert hij nog.
Ik haal mijn schouders op en start de motor.
‘Oké,’ zegt hij dan, zachtjes.
Ik geef hem vijftienduizend dong, en krijg de zonnebril.

Tevreden kijkend maakt hij zich uit de voeten. Toch nog tienduizend dong verdiend.

Tuesday, 9 February 2010

Vietnam Kort (2): Rijdende bomen

De winter duurde een week of zes. Echt koud werd het niet. Ik kocht een dikke jas en handschoenen, maar droeg ze maar een paar keer. De meeste bomen bleven groen. Maar toch, er zaten een paar kille ochtenden tussen, waarop ik maar met moeite het warme bed verliet, om rillend naar mijn werk te rijden. Ik droeg een colbert over een trainingsjack over een trui. De verwarming op mijn werk loeide. De lucht buiten rook anders, frisser, scherper. Geen vlok sneeuw, geen graad vorst, maar toch iets dat op winter leek.

Opeens was het voorbij, en brak de lente aan. Geen voorzichtige Hollandse lente, die eerst wat sneeuwklokjes en krokussen rondstrooit en verlegen om de hoek koekeloert voordat zij haar eerste stapjes durft te zetten, maar een nietsontziende lente, die met een stormram binnenkwam. Plotseling was het warm, droegen wij zonnebrillen en niets over onze T-shirts, moest de ventilator aan. Plotseling was de lucht vol van al die zoete warmweergeuren die je elk jaar vergeet en je je elk jaar blij verrast weer herinnert. Plotseling waren de bermen vol met bonte bloementapijten, die zich niets aantrokken van de uitlaatgassen. Plotseling bloeiden de bomen uitbundig. De lente had haar intrede gedaan, en hoe.

Iedereen is op straat. De stad bruist van het leven. De eerste minirokjes en spaghettibandjes zijn reeds gesignaleerd. Op alle stoepen verschijnen terrasjes. Er wordt weinig gewerkt, veel gewinkeld, veel gedronken en veel geflirt. Het is per slot van rekening bijna Nieuwjaar, en iedereen is opgewonden. Het Jaar van de Tijger komt eraan.

En overal staan ze, de grote bloempotten met de boompjes erin, de boompjes die het nieuwe jaar inluiden. Overal in de stad zijn handelaars ad hoc handeltjes in bomen begonnen. Wie weinig geld heeft koopt alleen een losse twijg, wie op wil scheppen schaft zich een metershoge boom aan. Er zijn ranke perzikboompjes met roze bloesem, er zijn stevige kromme boompjes met felgele bloesem, en er zijn mandarijnenboompjes, zonder bloesem maar vol met bungelende knaloranje mandarijntjes. Huizen, cafés, winkels, scholen en openbare gebouwen: ze hebben allemaal wel een perzik- of mandarijnenboom bij de voordeur gezet. Of twee.

Maar het mooiste zijn de rijdende bomen. Door de hele stad rijden ze. Soms in de achterbak van een auto, maar meestal achterop een brommer, of een enkele keer een fiets. Motortaxichauffeurs en dagloners verdienen een welkom centje bij. Sommige brommers rijden rond met twee grote bloempotten stevig achterop gebonden, een spoor van roze bloemblaadjes achterlatend. Sommige dragen bomen die vijf keer zo hoog zijn als hun chauffeur. Het is dat je het met je eigen ogen ziet, anders zou je het niet geloven. Waar je ook kijkt zie je ze, de rijdende mandarijnenbomen. Soms staat er eentje naast je, terwijl je op het stoplicht wacht, en kun je een mandarijntje plukken. Dat doe je natuurlijk niet, maar de verleiding is er. Het zijn immers prachtige knaloranje mandarijntjes.

Nooit eerder zag ik bomen rijden. Het is een onvergetelijk gezicht.

Monday, 8 February 2010

Vietnam Kort (1): Tếtpakket

Langzaam maar zeker werd Hanoi mijn thuis. De irritaties namen af. Ik leerde de stad steeds beter kennen, en genoot van de vele nieuwe indrukken en ontdekkingen. Helaas kwam ik maar weinig aan schrijven toe, waardoor de indrukken op de plank bleven liggen. Dat was logisch, aangezien ik inmiddels een fulltime baan had, en een groot deel van mijn vrije tijd besteedde aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen. Maar jammer was het wel, want de indrukken smeekten erom beschreven te worden, en gedeeld met de verre buitenwereld.

Plotseling wist ik de oplossing. Een nieuwe serie verhalen op mijn weblog. Geen lange betogen of abstracte overpeinzingen, maar korte, impressionistische schetsen. Een soort mini-columns, niet langer dan een paar alinea's, met korte beschrijvingen van gebeurtenissen en ervaringen. Losse notities, een paar per week. Eventueel voorzien van een foto of illustratie. Niet in plaats van de andere verhalen, maar als aanvulling daarop.

Dit is de eerste.
_________________________
Elk jaar stond er een grote doos onder de kerstboom, en elk jaar was het een verrassing wat er in zou zitten. Enkele weken voor Kerstmis werd het onder de boom gezet, maar het mocht pas geopend worden op kerstochtend zelf. Gretig stortten we ons dan op de inhoud, alsof die voor ons bestemd was, in plaats van voor mijn vader. Maar het was toch echt zijn kerstpakket. Hij had zeggenschap over de inhoud, en niemand anders. Alleen kon de inhoud hem nooit zo bijster veel schelen. Wij waren in elk geval een stuk opgewondener dan hij bij de aanblik van al die Bretonse koekjes, ambachtelijk bereide jam, oud-Hollandse drop, zeezoutchips, Italiaanse toastjes met gedroogde kruiden en luxe keukengerei. Ook al besteedden we er de rest van het jaar geen enkele aandacht aan, en bleven de Italiaanse toastjes met gedroogde kruiden vergeten in de voorraadkast liggen, met Kerstmis richtten wij onze gulzige en nieuwsgierige blikken steevast op het kerstpakket, als ware het een piratenschat. Ooit, zo wist ik, zou ik zelf een baan hebben. Ooit zou ik zelf zo'n groot kerstpakket van mijn baas krijgen. Ik kon niet wachten.

Ik werd ouder, ik studeerde. Ik had wat bijbaantjes, maar niet serieus of langdurig genoeg om in aanmerking te komen voor een kerstpakket. Dan maar wachten op mijn eerste echte voltijdbaan. De rest van het verhaal kent u: in plaats van braaf in Nederland te blijven, en broodjes te beleggen voor de kost, ging ik op reis. Ik bleef hangen in Vietnam, gaf les in deeltijd, en kreeg op een mooie dag een voltijdcontract aangeboden. Dat was vlak voor Kerstmis. Maar helaas: geen kerstpakket.

Het is begin februari. De afdelingsdirecteur geeft me een grote papieren tas. De tas is versierd met foto's van bloemen. 'Chúc mừng năm mới', staat er in grote krulletters op geschreven. Gelukkig nieuwjaar, betekent dat. Nog een week, dan is het Tết, en dan breekt het Jaar van de Tijger aan. Ik bekijk de inhoud van de tas. Een fles Chileense rode wijn, een grote trommel koekjes, een doosje aanmaakcappucino, een pakje aardbeienthee en een mooi glas. Het had zo uit het kerstpakket van mijn vader kunnen komen.

Ik glunder van trots. Wie had dat gedacht, dat mijn eerste echte zelfverdiende kerstpakket een tếtpakket zou zijn.


Saturday, 6 February 2010

Deep Ecology

I am not a big fan of Wikipedia. The online democratisation of knowledge, which presupposes that any idiot's view on a topic is worth as much as any expert's, is highly problematic from a scientific point of view, as it renders the scientific values of accountability and verifiability meaningless. That is, on Wikipedia, anyone can edit and change anyone's entries, regardless of expertise or agenda. As a result, false information and popular myths can spread easily, without anyone being held accountable. Critical method is usually absent. The entry on Shinto, for example, is ridiculously essentialist, ahistorical, and badly written. So is much other information on the internet, of course, but the problem is that Wikipedia claims to be an encyclopedia, and that millions of people take its claims at face value.

That said, I am a bit of a hypocrite, as I do visit Wikipedia regularly myself. When I want basic information on, say, a tree species, a disease, exotic fruit, a tourist attraction, the politics of a particular country, the definition of a complex concept, or a philosopher whose work I am not familiar with, Wikipedia is my usual point of departure. In other words, if I want basic information on a topic or look for a particular fact, I have found that Wikipedia is quite useful - as long as you accept the possibility that you may be (partly) misinformed. What appeals to me most are the links to other entries, to entries on the same topic in other languages (very useful if you want to know the translation of the name of the fish you had for dinner, or the characters in which a particular Japanese name is written), as well as to external websites.

For some reason, I was looking at the Wikipedia entry on Norway. I learned some interesting things about the differences between Nynorsk and Bokmål, the makeup of the national parliament, and the natural landscape. Before long I was on another page, and read about different currents in environmentalism. Next, I was reading the entry on the late Norwegian philosopher Arne Naess, founder of the Deep Ecology movement - a radically holistic philosophy with a strong ontological, rather than merely ethical, approach to environmentalism, which states that all beings are fundamentally and existentially interconnected, and that the ideological separation of humans from their natural surroundings causes widespread ecological problems and natural disasters, which affect humans as much as they affect other species. Drawing on the philosophies of Kant and Gandhi, Naess combined a deeply spiritual appreciation of natural reality with a deeply political and moral plea for radical changes in our approach to nature, and an end to the ongoing exploitation of nature and destruction of ecological systems.

The entry had an external link to a documentary on Arne Naess and his philosophy. It is a little gem. Even if you do not agree with all aspects of Deep Ecology, you will be touched by the worldview and personality of this 'seriously light' old man, who shares some of his wonder over the 'infinite complexity' of a small mountain stream. Meanwhile, the comments of his followers provide ample food for thought. So, after all, despite my criticism of Wikipedia, I do have to acknowledge that it sometimes helps us find relevant new sources of knowledge - and, in this case, inspiration.

Have a look.