Ik pak mijn spullen in een viertal tassen, en fiets wankelend naar mijn nieuwe woning. Het bevindt zich op een steenworp afstand van de oude stad. Om er te komen moet je eerst door een winkel waar mobiele telefoons verkocht worden. Het is een gemeubileerd appartement, bestaande uit een tweetal ruime kamers, gelegen op de begane grond. De woonkamer is gezegend met een grote inbouwkeuken, een houten eettafel, een flinke koelkast en een tv. In de slaapkamer staan een bed, een wandkast en een bureau. En, niet geheel onbelangrijk, er zijn airconditioning en een internetaansluiting. Verder is er een kleine badkamer, en een binnenplaatsje om mijn was op te hangen. Er is zelfs een vijvertje waarin vissen zwemmen. Voor dit paleisje betaal ik minder dan voor om het even welke bezemkast in Amsterdam.
Ik verwijder het foeilelijke kitschschilderij van de muur, en vervang het door de rijstpapieren reproductie van het relief van Angkor dat ik in Siem Reap na drie kwartier onderhandelen gekocht heb. Het bruin en het goud van de reproductie kleuren fraai bij de rest van het interieur. Aan een andere muur hang ik de kalligrafie die ik hier enkele weken geleden kocht. Het karakter dat erop staat betekent 'God' (ook al beweerde de verkoopster bij hoog en laag dat het 'geluk' betekende - maar de meeste Vietnamezen kunnen nu eenmaal geen Chinese karakters lezen). Drie kleine goden-/bodhisattvabeeldjes staan trots op de televisie, en mijn sarong met olifantenmotief blijkt een prima tafelkleed. Een keukenkastje komt vol te staan met het stapeltje boeken dat ik al weer verzameld heb sinds ik de laatste handvol naar huis stuurde: reisgidsen, boeken over Cambodja en Vietnam, 'Misdaad en straf' in de Engelse vertaling, het prachtige 'The God of Small Things' van Arundhati Roy (krachtig fladderende politieke poezie, die er zowaar in geslaagd is mijn mening over de Engelse taal te veranderen), de kopie van 'Brave New World' die ik ergens zag liggen, en een Engelse paperbackuitgave van de GVR (zonder enige twijfel een van de beste kinderboeken ooit geschreven). Ik vermoed dat het aantal boeken in mijn keukenkastje de komende tijd flink zal toenemen, nu ik weet dat ik hier mag blijven. Verder hang ik mijn kleren in de wandkast, zet de inhoud van mijn toilettas in de badkamer, en doe mijn opladers en volle dagboeken in een bureaulade. Mijn huisje wordt van mij, langzaam maar zeker.
Maar de koelkast en de meeste keukenkastjes zijn nog maagdelijk leeg. Pindakaas, instantnoodles en groene thee had ik mij reeds aangeschaft, maar voor het overige valt er nog weinig te genieten. Het is tijd om inkopen te doen. En waar kan dat beter dan op de oude markt van Hoi An? Een exotische hurlyburly, waar je alleen met gebogen hoofd door kunt, waar spartelende vissen om aandacht smeken en krabben zo groot als meloenen tot mislukken gedoemde pogingen doen te ontsnappen, waar sappige verse groene bladeren prikkelende geuren verspreiden, waar bekende en onbekende vruchten je glimmend proberen te verleiden, waar eenden- en ganzen- en kwartel- en kippeneieren en varkensoren en -organen en hele geplukte kippen je toegrijnzen, waar toeristenrommel naast blokken tofu ligt en je ondanks alle georganiseerde chaos om je heen met je lange benen en blonde haren zo opvalt dat er om de tien meter 'hellooo you buy somethiiing!' in je oor gebruld wordt. Welkom!
Leuk, zo'n markt, als je niet echt op zoek bent. Als je eventueel bereid bent een paar met parelmoer versierde eetstokjes te kopen, of een schelpenketting, of een t-shirt met een bierlogo. Maar als je op zoek bent naar alledaagse zaken als een plastic teil, een verlengsnoer, kaarsen, koffie, knoflook, limoenen, olie en vissaus, is het iets minder leuk. Niet omdat ze het niet hebben. Natuurlijk hebben ze koffie, knoflook en vissaus. Overal. Maar wel omdat de ongeschreven Vietnamese natuurwet luidt: pF = 2pV (waarbij p staat voor prijs, F voor buitenlander en V voor Vietnamees). Voor de alfa's onder u: een witte neus betekent een vraagprijs die ruim twee keer zo hoog is als de prijs die aan Vietnamezen gevraagd wordt. Xenofobie en winstbejag gaan namelijk prima samen. De legitimatie: alle blanken die hier zijn zijn rijk, anders zouden ze hier niet kunnen komen. Als ze zich een vliegticket kunnen veroorloven, kunnen ze ook wel het dubbele betalen voor een kilo tomaten. Hetgeen onzin is, want de rijke toeristen gaan echt niet de markt op om een kilo tomaten of een plastic teil te kopen - hooguit een paar met parelmoer versierde eetstokjes. Neen, ik ben niet rijk. Niet meer, in elk geval, nu ik mijn visum en mijn eerste maand huur betaald heb. Dus hou op met die onzin. Hou op me Albert Heijn-prijzen te vragen, terwijl we allebei weten dat die totaal niet marktconform zijn. Geef me gewoon een kilo tomaten voor dertig cent, zoals het hoort.
'Ik ga wel met je mee,' zei N., lief als ze is. 'Dat hoeft niet hoor, als je niet wilt,' zei ik, terwijl ik het tegengestelde dacht. 'Nee joh, geen probleem. Ik krijg vast goedkopere prijzen dan jij,' zei ze. Gezellig, samen shoppen, dacht ik. En dus gingen we de markt op.
Helaas, haar optimisme bleek ongegrond. Exotisch leuk en aardig, maar een Vietnamese markt is toch vooral een Hobbesiaanse jungle waar het recht van de sterkste geldt. Het recht van de sterkste vrouw, welteverstaan, want de markt is het domein van vrouwen. En wat voor vrouwen. Kijvende kenauen. Vileine viswijven. Gillende grieten. Daar wordt niet onderhandeld, daar wordt gekrijst en gevloekt, daar worden haren uitgetrokken omwille van een paar cent meer of minder. Als man heb je er niets te zoeken, en als buitenlandse man al helemaal niet. Ik was dan ook een blok aan N.'s been. Niet omdat ik niet van shoppen houd (integendeel), niet omdat ik lastig was. Maar simpelweg omdat mijn aanblik ertoe leidde dat de marktvrouwen de pF = 2pV formule toepasten, ook al sprak N. ze in het Vietnamees aan. De 'logica': als jij een rijke buitenlander aan de haak weet te slaan, kun je het je ook wel veroorloven de buitenlanderprijs te betalen. Dat beviel N. geenzins, niet alleen omdat de buitenlander die ze aan de haak geslagen had nou niet bepaald rijk te noemen was, maar ook omdat het indruiste tegen haar rechtvaardigheidsgevoel. Dus ging ze de strijd aan, en hoe. Ze onderhandelde gewiekst, ze eiste de goedkoopste prijs, ze speelde verschillende koopvrouwen tegen elkaar uit, ze snauwde waar nodig. De Kali in haar werd wakker. Ze spuwde vuur. Het was een prachtig gezicht.
En ik liep als een schoothondje achter haar aan, met op mijn hoofd een grote plastic teil waarin koffie, knoflook en vissaus lagen. Opvallen deed ik toch wel, met of zonder teil - dan maar beter goed opvallen. Door mijn waren op mijn hoofd te dragen wist ik her en der zowaar een lach tevoorschijn te toveren. De vrouwen dreven handel; ik was slechts de clown.
Maar mijn heldin slaagde er wel mooi in voor mij een pak koffie, tomaten, uien, knoflook, sjalotjes, kaarsen, twee plastic teilen, afwasmiddel, zes eendeneieren, waspoeder, een tros bananen, tien pakjes lucifers, een fles vissaus, een flesje chilisaus, een koffiezetdingetje van roestvrij staal, een paar schuursponsjes, een fles olie, suiker, zout en peper te kopen - alles bij elkaar voor nog geen tien euro. Was ik alleen gegaan, dan was ik vermoedelijk het dubbele kwijt geweest.
Niets is zo mooi als thuiskomen na een middag inkopen doen. Al je nieuwe spullen zorgvuldig opbergen, keukenkastjes en koelkast vullen, en daarna jezelf een glas van het een of ander inschenken. Maar niet nadat je de rode lampjes aangedaan hebt die op het hoogste keukenkastje staan, je de onaangebroken tros bananen er tussen gezet hebt, je drie staafjes wierook aangestoken hebt, en je gebogen hebt voor de god van de keuken. Want de god van de keuken, die houd je graag te vriend. Per slot van rekening is hij je huisgenoot.
En dus wonen we hier nu met zijn vieren. De god van de keuken, Tatou het gordeldier, N. die hier alleen overdag is omdat ze elke avond om tien uur thuis moet zijn van haar ouders, en ondergetekende.
Ook u bent welkom in mijn paleis.
De god van de keuken krijgt een pompoen
Mijn keuken (met rijstkoker!)
De eetkamer met het olifantenkleed
Aan de muur de Angkor-reproductie en kalligrafie
Mijn slaapkamer (op het kussen zit Tatou)
Stadsgezicht van Hoi An
Hoi An aan het water
Aike doet een wens tijdens het lampionnenfestival
De eerste rijles