Monday, 9 March 2009

De dag een geschenk

Kukelekuuu, roept mijn mobiele telefoon. Het is negen uur, de hoogste tijd om wakker te worden. Ik zet de televisie aan - niet omdat ik televisie wil kijken, maar omdat er nu eenmaal eentje in mijn kamer staat, en luxe is er om genoten te worden. Op NHK World vertelt de Japans ogende maar vloeiend Amerikaans sprekende dame me dat de financiele crisis erger en erger wordt. Ze loenst een beetje, maar dat doet weinig af aan haar schoonheid. Ze is bijna net zo mooi als de Vietnamese jongedames die hier voortdurend mijn blikveld in en uit lopen, en mij verlegen maken met hun scheve glimlachen en glinsterende ogen. Haar boodschap gaat evenwel verloren. Ik sta op, klaar voor mijn laatste dag in Saigon.

Ik begroet de oude meneer in wiens huis ik verblijf, en zijn sympathieke echtgenote, die me gisteravond een glas ijsthee kwam brengen. Op de vloer van de voorkamer ligt hun zoon - of kleinzoon, dat is moeilijk te zeggen. Hij ligt op zijn buik op de grond, als immer, zijn gezicht in een grimas. Hij spreekt niet, maar murmelt slechts. Hij is - ik weet niet hoe ze dat noemen. Spastisch, melaats, mismaakt? Het zijn stuk voor stuk rotwoorden, die ik liever niet gebruik. Maar zijn dunne handen en voeten doen denken aan de misvormde klauwen van duiven die te vaak de Dam op en neer gelopen hebben, en zijn rug ligt opgevouwen als ware hij een slangenmens. Zijn grimas is onleesbaar.

Ik kronkel de steegjes door, en kom uit op de grote weg. Cyclo- en scooterchauffeurs wenken me, en een kakefonie aan Where-you-going!'s is mijn deel. Ik doe mijn best de heren te negeren. Ik herinner me hoe ik enkele maanden geleden dacht over het negeren van mensen. Inmiddels heb ik er echter weinig moeite meer mee. Als iemand van de andere kant van de weg woest gebarend 'He! He' naar me roept, voel ik weinig noodzaak hem vriendelijk toe te glimlachen. En met de gluiperige types die naast je komen rijden en hijgend informeren of je geinteresseerd bent in 'motobike, massaa, lady, boom-boom, maruana, cocaine' heb ik het ook wel gehad. Negeren, die klaplopers, meer kun je niet doen.

Ik heb het eerder gezegd. Een van de grote nadelen van het reizen in Zuidoost Azie is dat veel te veel mensen zichzelf economisch afhankelijk hebben gemaakt van toeristen. Van bedelaars en boekenventers tot hoteleigenaars en aantrekkelijke jongedames: bijna iedereen die je ontmoet wil geld van je. Ik zou wel meer mensen willen ontmoeten die niet werkzaam zijn in de toeristenindustrie, leeftijdsgenoten die een serieuze opleiding genoten hebben en Engels praten, mensen die me kunnen vertellen hoe het is om als twintiger in het moderne Vietnam/Cambodja/Thailand/Indonesie te leven. Maar vooralsnog is dat soort contacten beperkt gebleven tot een handjevol. Misschien moet ik er eens wat actiever naar op zoek gaan.

Daar staat tegenover dat je veel leuke en interessante medereizigers tegenkomt. Niet dat er nooit een dag voorbij gaat dat ik geen aanspraak heb en me eenzaam voel - dat soort momenten is er natuurlijk ook, dat is onvermijdelijk als je alleen reist. Maar over het algemeen leg je veel en makkelijk contact met andere reizigers. Het is een van de grote geneugten van het reizen. Zo heb ik de afgelopen avonden doorgebracht in het gezelschap van drie vriendelijke Britten. En zo loop ik vandaag plotseling een oude bekende tegen het lijf: de Japanse verpleegster met wie ik een auto en een maaltijd deelde in Siem Reap. Ik vraag haar naar haar plannen voor vandaag. 'Via de Ben Tanh markt naar het Oorlogsmuseum,' zegt ze. Dat komt mooi uit, ik was hetzelfde van plan.

Na in een restaurantje een snel ontbijt genoten te hebben (baguette met omelet en wortelsap), lopen we richting de markt. We zijn allebei in de afgelopen maanden steeds meer bedreven geraakt in het oversteken van brede wegen met honderden razende scooters. Het geheim: stapje voor stapje. Langzaam aan, de scooters gaan wel om je heen. Het belangrijkste is dat je rustig blijft, en geconcentreerd. Het is geen goed idee om in paniek te raken als je midden op een drukke vierbaansweg staat. Zen and the art of crossing a road in Saigon.

We bereiken zonder kleerscheuren de markt. Die is vrij toeristisch, een beetje zoals de Bazaar in Istanbul, en niet bijster interessant. Al moet gezegd worden dat die flessen sterke drank met echte cobra's en joekels van schorpioenen wel tot de verbeelding spreken. Er is ook fraai lakwerk te koop, maar ik mag geen souvenirs kopen van mezelf. Ik moet voorzichtig zijn met geld, en bovendien zit mijn rugzak reeds bomvol. Zucht. Ik houd van lakwerk en van aardewerk, en hier zijn mooie en betaalbare dingen te koop. Maar ik moet streng zijn. Ook de drie dozijn drammerige dames die ons koffie en thee proberen te verkopen krijgen nul op hun rekest. Ze spreken een aardig mondje Japans, dat moet ik ze nageven.

We lopen naar het Oorlogsmuseum. Ik moet eerlijk bekennen dat ik na de gruwelen van Phnom Penh wel even mijn buik vol heb van de ellende van het verleden. Ik pas dan ook voor de dagtocht naar de tunnels van waaruit de Vietcong hun guerillaoorlog voerden - ik heb simpelweg geen zin om me met tientallen andere toeristen door nauwe tunnels te wurmen, en ik heb ook geen zin om daarna een authentiek machinegeweer af te vuren. Maar ik sta het mezelf niet toe om het Oorlogsmuseum in Saigon te missen. Mijn beeld van Vietnam is grotendeels gevormd door wat ik meegekregen heb over die oorlog, en dat behoeft verdieping en nuancering, niet in het minst daar mijn voornaamste informatiebron een mierzoete musical was met een onmiskenbaar apologetische toon. 'Heet als de zon is Saigon | Wie hier die oorlog begon | Is iets wat ik niet meer weet' zingen de Amerikaanse mariniers in de ouverture van Miss Saigon. Lekker makkelijk. En de hoofdpersoon, blind voor het leed dat zijn land heeft aangericht, schopt een minderjarige prostituee een kind, om haar vervolgens achter te laten en na thuiskomst een andere vrouw te trouwen. Niet echt het toonbeeld van verantwoordelijkheidsgevoel.

Maar zo keek ik er niet tegenaan, toen ik mij als vijftienjarige liet betoveren door de muziek en het verhaal. Ik kon de musical integraal meezingen - al haalde ik de hoogste tonen helaas niet. 'Saigon | Jij, die op vragen in mijn hart | Geen antwoord geeft maar juist verwart...' Vreselijke sentimentele rijmpjes, natuurlijk, maar ik ben nou eenmaal romantisch aangelegd. Ik heb de zinnen menigmaal uit volle borst meegebruld, onderwijl een poging doend Franse woordjes te stampen. Liefde overwint alles, liefde is sterker dan cultuurverschillen, sterker dan de dood, zo wilde ik geloven. Maar in de daaropvolgende jaren gebeurde natuurlijk het onvermijdelijke: ik werd ouder. Illusies verdampten. Nu de mythe van de Ware Liefde netjes doorgeprikt is, is het ook tijd om mij eens wat verder te verdiepen in die oorlog.

Het Oorlogsmuseum in Saigon is een museum met een eenduidige boodschap. Die boodschap wordt er genadeloos ingeramd. De Vietnamoorlog was een smerige oorlog, van genocidale proporties. De Verenigde Staten waren de aggressors, die er niet voor terugdeinsden hele dorpen uit te moorden wanneer zich daar mogelijk vijandige strijders ophielden, en het hele land te verwoesten met bommen en chemische wapens om zo de infrastructuur te vernietigen. Ik heb me nooit gerealiseerd hoezeer Vietnam diende als proeftuin voor de wapen- en chemische industrie. Waarom denkt u dat de Verenigde Staten, de grootste wapenproducent ter wereld, om de zoveel jaar ergens op de wereld een nieuwe oorlog beginnen? Omdat technologie zich ontwikkelt, en nieuwe wapens getest moeten worden - en afgenomen, natuurlijk. Ideologie is slechts een dun jasje - it's the economy, stupid! En zo waren alle bommen die de wereld in de jaren tachtig en negentig zouden teisteren netjes getest in Vietnam. Mensenlevens waren volstrekt irrelevant.

Wat ik ook niet wist, is dat de VS chemische wapens op zo'n grote schaal hebben ingezet, dat complete provincies onvruchtbaar werden, en honderdduizenden mensen stierven, voor altijd verlamd raakten of andere gezondheidsklachten zouden ondervinden. Agent Orange, zo heette de grootste boosdoener. Nee, dat is geen personage uit Reservoir Dogs, dat is een soort dioxine - een uiterst giftige stof die in zulke grote hoeveelheden over het land is gesproeid dat men met recht kan spreken van genocide. Nog steeds worden er kinderen geboren met zeven tenen, open ruggetjes, halve benen et cetera, als gevolg van 'Agent Orange'. Ook Amerikaanse, Australische en Zuid-Koreaanse oorlogsveteranen hebben er onder geleden, en ze hebben lang moeten wachten op erkenning en schadeloosstelling door de Amerikaanse overheid. Maar de Vietnamese slachtoffers hebben helemaal geen cent gezien. Recentelijk nog verwierp het Amerikaanse Hooggerechtshof een claim van Vietnamese slachtoffers, die schadevergoeding eisten. Op welke gronden is mij onduidelijk. Dit was een oorlogsmisdaad van het zuiverste water, en dat de Amerikaanse regering nog altijd niet wil erkennen dat ze fout zat is tekenend voor de arrogantie van dat land. Anderen de wet voorschrijven, zogenaamde 'schurkenstaten' het recht op wapenbezit voor zelfverdediging ontzeggen - maar ondertussen is het zelf de grootste schurkenstaat, niet alleen vanwege de vuile oorlogen die het zelf gevoerd heeft (en voert), maar ook vanwege de vele oorlogen waar het indirect aan heeft bijgedragen. De wapenindustrie behoeft nu eenmaal afzetmarkten.

Dan valt het kwartje. Agent Orange. De jongen in het huis waar ik logeer. Dus daarom ziet hij er zo uit... Een plus een is twee. Mijn keel snoert zich dicht, andermaal.

Wat denkt u, lopen we over twintig jaar door het Oorlogsmuseum in Bagdad? Met onze kinderen? Of nemen we een tour naar de gevangenis op Guantanamo Bay, waar we hoofdschuddend naar de martelwerktuigen kijken? 'Papa, waarom deden jullie toen niets? Wisten jullie niet wat de Amerikanen hier deden?' 'Jawel lieverd, maar het was... het was ver van mijn bed.'

Mijn Japanse reisgenote en ik stappen op de bus naar Cholon, de Chinatown van Saigon, waar vroeger de handelaars leefden. Hier is ook een overdekte markt, vele malen groter dan de toeristenmarkt waar we vanochtend waren. De producten zijn ook aanzienlijk goedkoper. Ik koop een handdoek, shampoo en een paar van die leuke speelgoeddingen die je in een cirkel hoog moet zien te houden. Het is een plastic dingetje met een gewichtje waaruit een veer steekt. Maar eenvoudig is het niet - er moet nog veel geoefend worden, zo zal al snel blijken.

We eten lunch op straat. Een van de leuke dingen van Vietnam is dat het publieke leven zich grotendeels op straat afspeelt - veel meer dan in Cambodja, bijvoorbeeld. Eten bij een straattentje is een manier om geld uit te sparen, en is bovendien vaak lekkerder dan in een toeristenrestaurant. We krijgen een kom heerlijke rijstnoodles, met verse kruiden, sambal, nootjes en een in stukken geknipte loempia. Het smaakt verrukkelijk. Dan begeven we ons naar een Chinese tempel. We bekijken de afbeeldingen van wijze asceten met kale hoofden en lange baarden, en ik realiseer me andermaal dat ik geen ene donder afweet van Chinese religie. Natuurlijk, ik ben bekend met de verschillende scholen van het Chinese Mahayana-boeddhisme, en ik weet wie Confucius en Lao Tse waren en welke teksten aan ze toegeschreven zijn. Maar van de religieuze praktijk, van de mythologie, en van dat ingewikkelde pantheon aan goden en heiligen en wijzen, daar weet ik bijzonder weinig van af. En dat noemt zich godsdienstwetenschapper...

We rijden een stukje met een bus en bezoeken een tweetal Vietnamese boeddhistische tempels. Van Vietnamese religie weet ik zo mogelijk nog minder dan van Chinese. Op papier is het hier Mahayana-boeddhistisch, in tegenstelling tot alle andere landen in Zuidoost-Azie. En jawel, naast de Boeddha staan beelden van bekende bodhisattva's - compleet met aureolen van knipperend neonlicht. Maar het boeddhisme schijnt hier de nodige lokale alsook Chinese religieuze elementen in zich te hebben opgenomen. Ik realiseer me hoezeer de Vietname cultuur verschilt van die van haar buurlanden. Vietnam is eeuwen onder Chinees bestuur geweest, en dat is te merken - aan de taal, het eten, en bovenal aan de religie. Waar in Thailand, Indonesie en Cambodja de Indiase invloed onmiskenbaar de boventoon voert, is Vietnam veel sterker beinvloed door China. Wie de Mekong oversteekt, verlaat het Indiase cultuurgebied, en betreedt het Chinese. Dat wil niet zeggen dat Vietnam een kopie is van grote broer China; het heeft een unieke eigen cultuur en geschiedenis. Maar de invloeden zijn evident.

We lopen door een fraai tempelcomplex aan de rand van de stad. We zijn er de enige toeristen. Een vijftig meter hoge pagode trekt de aandacht. De verf bladdert af. Op het tempelterrein doen mensen hun oefeningen. In de centrale tempel staat een aantal fraaie oude boeddhabeelden. Ook deze worden ietwat ontsierd door felle aureolen van neonlicht. Twee jonge monniken reciteren soetra's, terwijl een derde wild op een trommel ramt. Tussen hen in zit een dame van middelbare leeftijd, voor wie het ritueel kennelijk bestemd is. Haar mobieltje begint te jengelen, en ze neemt op, terwijl de monniken onverstoorbaar doorgaan met hun ding. Even later gaat het ding nogmaals af, en ze neemt opnieuw op. De Boeddha zegt niets.

We nemen de bus terug naar het centrum. De avondspits is aangebroken. De avondspits in Saigon is gestoord. Letterlijk miljoenen scooters zoemen door de stad. Heeft u wel eens beelden van een sprinkhanenplaag gezien? Dat is het gevoel dat je bekruipt als je je om vijf uur 's middags op een Saigonees kruispunt bevindt. Niet te beschrijven, die stroom aan scooters. Zo moet het er uitzien, daar beneden in de hel. En zo moet het er klinken.

We stappen uit in de buurt van de straat waar de meeste hotelletjes en bars zijn, en waar we allebei verblijven. Een katholieke kerk vraagt de aandacht. Er is een mis gaande, en de kerkgangers zijn met zoveel dat ze zelfs buiten staan te luisteren. Vietnam heeft een aanzienlijke katholieke minderheid, zo'n 7% van de bevolking (5 a 6 miljoen mensen). Ook hier weer schijnt het neon fel. Ook Jezus' aureool knippert fanatiek.

Ik neem afscheid van mijn Japanse vriendin, die vanavond vroeg naar bed gaat, en begeef me naar een reisbureau om een busticket te kopen. Ik was eerst van plan om mee te gaan met een driedaagse tour door de Mekong delta - maar ik heb bij nader inzien toch niet zo'n zin in kokossnoepjesfabrieken, krokodillenboerderijen, 'authentieke boottochten' en dergelijke attracties. 'Het echte Vietnam' zie je overal geadverteerd, maar elke touroperator biedt hetzelfde rondje langs de standaard toeristenplaatsen aan. Nu heb ik in principe niets tegen mooie toeristische plaatsen - er is meestal een goede reden voor dat die plaatsen populair zijn. Mensen die Angkor skippen omdat het niet 'authentiek' genoeg is - geloof me, die bestaan - zijn naar mijn bescheiden mening verwaand en niet goed bij hun hoofd. Maar bij de Mekong-tour bekruipt mij toch wat al te zeer een Disneyland-gevoel. En dus boek ik een busticket noordwaarts, via de badplaats Nha Trang naar het oude havenstadje Hoi An. Daar hoop ik een tijdje te blijven, om van daar eventueel op zoek te gaan naar een baan in Oost-Azie. Maar daarover een andere keer meer.

Het is etenstijd. Ik ontmoet de drie Britse vrienden met wie ik de afgelopen avonden ben opgetrokken. We genieten van een heerlijke vegetarische maaltijd in een boeddhistisch restaurant dat ik eerder deze week toevallig had opgemerkt. Na afloop drinken we nog een biertje met de toepasselijke naam 'Saigon' in een goedkoop tentje aan de weg. We zitten op plastic krukjes, en meer hebben we niet nodig. Ik herken iemand die ik in Kuala Lumpur had leren kennen, en spreek hem aan. Hij voegt zich bij ons, na bij een straattentje een paar eieren gekocht te hebben. Ze lijken gekookt te zijn. Maar wanneer hij er een opentikt, stroomt er plotseling vocht uit. Hij neemt een hap. Ik zie het donkerblauwe hoofdje, compleet met oogje en snaveltje, in zijn mond verdwijnen. Een eendenembryo... Ik slaag er maar net in mijn avondeten binnen te houden.

Vooruit, nog een laatste biertje. Dan is het bedtijd. Het was een mooie dag.

1 comment:

  1. Eerdere reacties:

    Fred, 9 maart 2009:

    Hoi Aike,

    Ik heb nog een reactie geplaatst bij je verhaal over Rantepao. Ik gooi jou reisverslag en mijn reactie daarop een beetje door elkaar, mijn excuus hiervoor. Maar ik ben nu net een terug reis aan het maken door je verhalen en kwam bij dit mooie stukje over Rantapao uit.
    Net ook nog foto's van Angkor Thom bekeken via Google, bijzonder...

    O gij reiziger blijf reizen en blijf me voeden met uw prachtige wereldverhalen!
    Liefs Fred


    Fred, 9 maart 2009:

    En proost!


    Fred, 9 maart 2009:

    Het was hier ook een prachtige dag met de eerste kievitten, scholeksters die laag overvlogen en een bijzondere gans die ik nog nooit gezien heb en even later een vreemde fazant mij ook onbekend, (Herman maar eens vragen..)En Sanne die luid haar eigen liedjes door het huis heen zingt en Bauke die nog na trilt van zijn optreden in het Volendam stadion waar hij met een aantal teamgenoten van WBSV op mocht komen lopen voor de wedstrijd Volendam Vitesse (1-0) en hij in de pauze de penalty bokaal wist binnen te slepen en Chris die het Bijlmer Park theater vandaag ineens weer leuk vindt en ik die nog na geniet van mijn Trestle masker workshop van afgelopen weekend en luister naar Maire Brennan via Lastfm en ondertussen jou reisverhalen lees. Het was, is een goede dag vandaag!


    Aike, 10 maart 2009:

    Dank je wel Fred voor je mooie reacties, ook bij het verhaal over Rantepao. Het is fijn om te weten dat mijn verhalen raken en aan het denken zetten... Dat motiveert me verder te schrijven. Ik ben blij dat ik op deze manier iets kan delen van wat ik meemaak.

    Geniet van alle vreemde vogels in de polder! En felicitaties aan Bauke natuurlijk, wat knap dat hij de penalty bokaal gewonnen heeft! Ik herinner me dat ze vroeger in het Oosterpark ook altijd zo'n penaltycompetitie hadden... Dat moet een bijzondere ervaring zijn, in een vol stadion zo'n prijs in de wacht slepen. Mooi!


    Kim, 10 maart 2009:

    Jeetje Aike, wat hebben je veel gezien in drie maanden! Erg interessant om jullie verhalen te lezen! :)

    ReplyDelete