Er wordt steeds op mijn deur geklopt. Niet door mensen, niet door Pieten, maar door torren. Het zijn hele grote vliegende torren met lichtbruine schilden. Als kamikazepiloten storten ze zich op deuren, muren en tl-buizen. Ze nemen een aanloopje, accelereren, vliegen zich te pletter, vallen verdwaasd op de grond, krabbelen weer op, en wagen nog een poging. Steeds opnieuw. Met zijn negenen proberen ze mijn deur in te beuken. Knallende koppijn moet het ze op zijn minst opleveren. Soms blijven ze liggen, na weer een mislukte poging, midden op het pad. Grommende scooters verlossen ze dan uit hun lijden. Ze zijn de lemmingen onder de geleedpotigen, een levende ontkenning van de evolutie. De natuur is doelloos! Bezie haar, absurd als ze is, en lach, lach haar uit. Liefdevol.
Uit mijn doucheputje komt een klein kikkertje gekropen. Het is groen als dras, nauwelijks groter dan mijn grote teen. Zijn ogen zijn doodsbange speldenknoppen. Het raapt zich bijeen en hupt naar buiten, de badkamer uit, de vrijheid in. Maar de vrijheid is ver en de voordeur gesloten. Dus begeeft het zich naar het donkerste hoekje, onderweg een drolletje acherlatend. Een klein, zwart stipje op het laminaat. Verstop je. Wees onzichtbaar, want de wereld is groot en wil je opeten. Verstop je, kikker, wees bang, wees bang!
Drie kleine koperen beeldjes staan op mijn televisie. Het is een kleine blokkertelevisie waarop alleen Vietnam 1 tot en met 6 te zien zijn. Geen BBC World, geen Fashion TV, niet eens de voortdurende herhalingen van Premier League wedstrijden waarmee elke commerciele zender je vermoeit. Ik moet mijn leven nu zien door te komen zonder de beelden van Portsmouth tegen Wigan Athletic. Dat krijg je als je niet meer in een hotel wilt leven. Volgens de theorie is het goed voor mijn kennis van het Vietnamees, voortdurend Vietnamees te horen. En inderdaad, inmiddels kan ik al een stuk of tien woorden bijna correct uitspreken. De belangrijkste: lieve schat, noodlesoep, tapbier.
De televisie staat op een nieuw, leeg koelkastje. Het zou niet leeg moeten zijn. Ik moet meer eten kopen, op de oude markt daar aan de haven, waar vers fruit ligt te glimmen en verse vis spartelt. Maar ik word moe van het steeds maar weer moeten onderhandelen voor elke muizenkeutel die je koopt, het steeds maar weer dubbele prijzen betalen omdat je neus wit is, en recht, en je ogen groot en blauw. Dus is de koelkast leeg. En ik kreeg nog wel een nieuwe, want de vorige was oud en vies en kapot.
Toen de hospita de koelkast verving is ze zo goed geweest de drie kleine koperen beeldjes anders neer te zetten. Ik had de olifantengod in het midden gezet, biddend voor rijkdom, voor klinkende dollars. Mevrouw de Bodhisattva van het Mededogen stond aan zijn linkerhand (de belangrijkste hand, in Azie, waar alles tegengesteld is aan wat we gewend zijn en geleerd hebben, waar alles omgedraaid wordt), en Meneer de Reizende Asceet aan zijn rechter. Maar mijn hospita kent de juiste hierarchie. Eerst compassie, dan ascese, dan pas de olifant, want die is niet van hier. Wil je bidden, bid dan tot Mevrouw de Bodhisattva. (Die is ook niet van hier, maar dat zijn we vergeten.) Zij helpt je in liefde en gezondheid, zij alleen. En zij leidt je heelhuids door de woekerende jungle die de doorgaande weg is.
Dus siert haar beeld de piepende en krakende bus, reeds door de ratten ontvlucht, die mij in mijn gloednieuwe krijtstreeppak naar Danang brengt, voor een sollicitatiegesprek of iets van die strekking. Haar aanwezigheid geeft de chauffeur vleugels. We rijden de reuzenslalom, om scooters en vrachtwagens en fietsende schoolmeisjes in lange roomwitte schooljurken heen, razend, razend, almaar sneller. De klaploper-kaartjesverkoper weigert mijn geld aan te nemen. Mijn neus is wit, en recht, en mijn ogen zijn groot en blauw, en ik draag een krijtstreeppak, dus ik moet het dubbele tarief betalen. Hij weigert oogcontact, maar zwaait stoicijns met het briefje dat hij wil zien. Mijn bloed nadert in ras tempo het kookpunt. Borrel, borrel, sta erboven, het is verdomme maar vijftig cent, briefjes zat, en allemaal met die grijnzende kop en dat treurige baardje van Ome Ho, elk lullig bankbiljet dezelfde kop, ik kan hem wel dromen. 'Rustig maar. Bewaar de goede vrede,' zegt Mevrouw de Bodhisattva, 'en betaal de helft extra.'
Tandenknarsend geef ik het joch 15.000 dong. Weet je welk lichaamsdeel je ermee af mag vegen, rotjong, met dat blauwe briefje van 5000? 'We draaien jullie je poten uit, rijke westerlingen, beetje bij beetje, zoveel als we kunnen!' grijnst Ome Ho me toe, naieve xenofoob die hij is. 'Salonsocialist, je land is verworden tot een kapitalistische jungle, waarin het recht van de sterkste geldt,' zeg ik terug. 'Is dit de communistische heilstaat? De C van communisme staat hier voor Corruptie, Censuur, en Capitalism!' Ik weet niets beters te verzinnen. En de bus racet door, en ik heb meer betaald voor mijn krijtstreeppak dan die jongen in een maand verdient, en waar maak ik me in godsnaam druk over.
Mevrouw de Bodhisattva kan niet overal tegelijk zijn. Vorig jaar stierven meer dan 12.000 Vietnamezen als gevolg van verkeersongelukken. Van de week nog stortte een bus Russische toeristen hier in een ravijn. En toch wil ik de weg op, niet meer bang zijn, mij niet langer vastklampen aan angsten van vroeger die het niet verdienen oud te worden. 'Mag ik je motorfiets proberen?' vroeg ik haar met zachte stem, half hopend dat ze me niet zou verstaan. 'Als ik woon in Hoi An maar werk in Danang moet ik toch kunnen rijden.' Ze dacht even na, en besloot me te vertrouwen. Ze was een uitstekende leraar. Het ding bleek versnellingen te hebben, en een rempedaal. Plotseling werd me duidelijk waarom ik op Ko Tao een motorfiets en een elleboog kapot maakte. Het was kinderlijk onnozel. Ik wist niet hoe te remmen, toen.
Dit keer ging het goed. De weg was leeg, breed, van net asfalt. Haar vertrouwen in mij deed mijn zelfvertrouwen groeien. Ik reed eerst langzaam en daarna sneller, maakte bochten waar nodig, probeerde alle versnellingen. Als ik een fietser inhaalde, toeterde ik beschaafd. Ze zag dat het goed was, en kwam bij me achterop zitten, zo groot was haar vertrouwen reeds. Mijn hart klopte, voor haar, voor de motorfiets, voor de rijstvelden om ons heen. Mijn linkerhand verliet het stuur, zocht de hare, vond haar. En de motorfiets reed de toekomst in. Met bonzend hart, dat wel. Maar we lachten.
En op hetzelfde moment op een andere plaats deed een andere ik de voordeur open, liep naar het donkerste hoekje, en pakte het kikkertje op. Ik bracht hem naar buiten, de enge wereld in. Spring, kikker, spring, zwem, en kwaak uit volle borst! Er is niets om bang voor te zijn. De spoken in je hart zullen sterven!
Op dat moment vloog een hele grote tor triomfantelijk mijn kamer binnen. Dat krijg je als je de voordeur openzet. Maar het is het waard, want de kikker zal zwemmen.
En op de televisie stonden drie koperen beeldjes te glimmen. Als vers fruit.
Eerdere reacties:
ReplyDeleteherman, 19 maart 2009:
Aike
Leuk die kikker en die kever. Die laatste is die plat of bol?
Ik schat afgeplat en dan zou het heel goed ook nog een waterkever kunnen zijn op het vrijerspad. Die mannetjes gaan dan op zoek naar vrouwtjes en komen op spiegelende en verlichte deuren, ramen, buitenlampen af. In de hoop vrouwtjes te vinden in nieuwe territoria. Voor nachtvlinder-inventarisaties hangen wij van die speciale lampen op en daar botsen ook vele kever(tje)s tegen-aan. Of feromonen nog een rol spelen? Ik denk het wel. Die aanvallen op raam en deur kunnen dus ook betekenen dat er een vrouwtje ergens binnen is. Nou, ja, niet alles is misschien zo zinloos stom, als het soms lijkt. En als man moet je er soms veel voor over-hebben. Zie de kannibalistische vrouwenspinnen, die het mannetje na de daad opeten en dan dus weer meer kans hebben op goede verzorging enz. van het nageslacht, de eieren en de jonkies.
Herman.
Aike, 20 maart 2009:
Goed om een bioloog in de familie te hebben, zo blijkt maar weer!
De kever is inderdaad een beetje afgeplat. Zijn schild het bruin van oude verbleekte houten meubelen. Ze zijn zeker 5 cm groot, sommige nog groter. Ik zal foto's voor je maken!
Overigens is Vietnam naar verluidt ook een prachtig land voor vogelliefhebbers, omdat het midden op de Oost-Azie - Australie trekvogelroute ligt. Maar dat terzijde.
Mannetjes op vrouwenjacht; tja dat verklaart een hoop... Zoals ik eerder schreef: mannen hebben de tamelijk persistente neiging te denken met hun geslachtsdeel. Niets menselijks is de natuur vreemd, zo blijkt maar weer. ;)
Haha, mooie opmerking: 'als man moet je er soms veel voor over hebben'. Zo ook in de mensenwereld: eeuwige trouw beloven ten overstaan van God en familie, gesymboliseerd door een ring die om een vinger gedaan wordt, en vervolgens je als brave huisvader gedragen... Bijvoorbeeld! :D
Aike, 23 maart 2009:
Ik heb de kever nog eens bestudeerd. Hij is bij nader inzien toch behoorlijk bol. Behalve als hij platgereden is door een scooter, natuurlijk. En hij heeft een plakbuik.
Ik stuur je een foto over de mail!
herman (oom), 27 maart 2009:
Aike, via forum van waarneming.nl heb ik je kever opgestuurd, ik dacht het dier lijkt op onze meikever en dat klopt wel aardig. Als je het citaat van toon hebt gelezen, ga je de kever dan ook opeten na de frituur of doen alleen thai dat?
deze hoort wel tot de meikevers maar een ander geslacht. de naam is lepidiota stigma[fabricius] deze hebben een groot vespreidings gebied in het verre oosten. ze komen voor in heel achter indie en indonesie bv. bali. deze kevers worden op phuket gegeten want ze komen vaak in grote getale voor en komen goed op licht af. het recept voor deze is de pootjes en dekschilden worden verwijderd en dan in de wok gefrituurd. de smaak is niet slecht te noemen maar we zijn hier mee niet opgevoed vandaar even een vreemd idee. de thaise naam is meng prap waar mee ze op de markt te koop zijn. groeten toon.
Herman
Aike, 28 maart 2009:
Goed om te weten. Als ik echt geen baan kan vinden en zonder geld kom te zitten hoef ik tenminste niet te verhongeren. ;)