Friday 31 August 2007

Het nieuwe hoofdstuk

Thuis is waar het veilig is. Waar je eventjes mag uitademen en loslaten. Thuis is waar je in het nu mag zijn: daar waar de handeling niet meer gescheiden is van het zijn maar daarmee samenvalt. Soms verbonden aan een plaats, soms aan een medemens, soms aan een handeling of aan een teddybeer. Het is de ervaring je geborgen te weten; de ervaring in alle vertrouwen en liefde op te durven gaan in de plaats, de handeling, de ander. Het zijn die zeldzame maar zo mooie en belangrijke momenten waarop je jezelf even niet meer van een afstandje hoeft te beschouwen. Thuis is waar je even heel mag zijn.

Niet alle reizen voeren ver van huis. Integendeel, een verre reis kan een thuiskomst zijn, terwijl je te huis kunt zijn zonder thuis te zijn. Zo bekeken gaan begrippen als ‘reizen’ en ‘thuis’ helemaal niet over de locatie waar je je toevallig bevindt. Ze reiken veel dieper. Altijd zijn wij op reis, altijd trekken wij voort – nu eens onder een spelend lentezonnetje, dan weer in een boze onweersbui, maar steeds op pad. En waar we ons ook bevinden, eigenlijk zijn we altijd op zoek naar die plekjes waar we ons thuis mogen weten en even mogen uitrusten. Op zoek naar die kleine bakens van licht die ons de moed geven verder te reizen. Soms is het een tijdje donker, en weten we niet welke kant we opmoeten. Maar dan zijn er altijd die lichtjes, altijd die plekjes om thuis te komen, die plekjes van troost.

En ja, natuurlijk zijn we bang, want een lichtje kan een dwaallicht blijken te zijn – maar er is maar één manier om daar achter te komen. En bedenk: zelfs een dwaallichtje kan je onverwacht op nieuwe plekken brengen. Wees dus niet bang voor de lichtjes in de verte. Wees niet bang om ergens thuis te komen. En wees niet bang om daar dan even uit te ademen. Durf te geloven dat het licht echt is.

Aan het begin van het hoofdstuk loop ik door een bos in Frankrijk. De kaart heeft de schaal 1:100.000 en is daardoor praktisch nutteloos. Het is al laat en ik weet niet waar ik ben. Ik ben alleen, en zo voel ik me ook. Het bos kijkt me argwanend aan terwijl ik langzaam voortloop. Ik ben moe: van de vele kilometers die ik heb gelopen, van de zware rugzak, van de eenzaamheid en van de honger. Ik heb nog net genoeg water voor een instantmaaltijd en een klein beetje om te drinken, maar het houdt niet over. Het afgelopen jaar was mooi, nieuw, hoopgevend – tot ik onderuit ging. Dus besloot ik te gaan lopen. En dus ben ik nu leeg en verdrietig op zoek naar een plekje dat geschikt is voor wild kamperen. De zon zakt langzaam weg.

Dan wordt het licht. Niet in het echt, want in het echt schemert het, maar des te echter is het. In het midden van het bos staat een restaurant. Een zandweggetje leidt er naar toe, een enkele auto houdt de wacht. Ik loop naar het restaurant toe. Een vriendelijke man heet me welkom. Zijn vrouw brengt me een glas nestea met witte perziksmaak en een vol bord eten. Als bijgerecht mag ik kiezen tussen frietjes en haricots verts, zoals het hoort in een Frans restaurant. Er zijn geen andere gasten. Mijn lege fles wordt gevuld met water en voor me in de koelkast gelegd. Ik mag mijn tentje achter het restaurant opzetten. Mijn dunne matje kan niet verhinderen dat ik heerlijk slaap.

Als ik de volgende ochtend wakker word, wenkt de man me. Op een tafeltje staat een grote kom café au lait.

Ik geniet van de heerlijke koffie met warme melk. De vogels kwetteren en het bos ruikt fris groen naar ochtend. Ik realiseer me dat het waarlijk goede vaak niet in de grootse, maar juist in de kleine dingen zit. Liefde is de man die me uit gastvrijheid een kom café au lait voorzet en mij water geeft dat hij nog even voor me in de koelkast legt. Liefde is wat maakt dat ik mij thuis weet.

Het is tijd om verder te reizen. Ik doe mijn schoenen aan, bedank de man en vrouw van het restaurant, raap het vleugelveertje op dat een Vlaamse gaai voor me heeft achtergelaten, en ik loop. Al snel vind ik de markeringen van mijn route terug.

Zo begon het hoofdstuk.

En nu is het bijna voorbij.

Want zo is er plotseling een boekje over een klein engeltje dat je de ogen opent en je thuis doet komen. Zo is er een gemiste trein die je brengt tot bij een toneelvoorstelling die je een glimpje schoonheid toont. Zo zijn er de zonsondergang op een berg in Turkije en de stilte in een klooster hoog in de bergen in Syrië die je dicht bij jezelf brengen. Zo is er het moment waarop je je herinnert dat je jezelf genoeg bent. En zo is er een tijdschrift met een aankondiging voor een masterprogramma dat een onbekend iemand in je postvakje heeft gedaan. Je bekijkt het verbaasd, je oog valt op de aankondiging, je voelt ‘ja!’ – en plotseling weet je heel zeker dat ergens een Thuis wacht, dat dat pad van je ergens heen leidt, dat het zoeken en dwalen een richting heeft.

Dus wandel ik verder, langzaam, vooralsnog richting Londen. Ik ben nog onderweg. Maar ik heb de tijd. Ik heb de tijd om te reizen, te ontdekken en verder te leren, wetende dat mij onderweg af en toe een thuis wacht. Zo loop ik het nieuwe hoofdstuk in.

Dat lijkt wel een lichtje, daar in de verte…

No comments:

Post a Comment