Maar misschien wel in zesentwintig. Een poging.
AMERIKAANSE OORLOG - Wie door Vietnam reist, zou de indruk kunnen krijgen dat de bevolking van het land de oorlog reeds lang en breed achter zich heeft gelaten. Natuurlijk, her en der staan wat oorlogsmusea en -monumenten, en het is mogelijk restanten van loopgraven te bezoeken - maar over het algemeen is de oorlog een onderwerp dat door de meeste Vietnamezen verzwegen wordt. Ook wekt het optimistische materialisme dat men vandaag de dag tentoonspreidt gauw de indruk dat de bevolking meer op de toekomst dan op het verleden gericht is. Echter, dat de oorlog geen populair onderwerp van gesprek is wil niet zeggen dat de ervaringen uit die tijd verwerkt zijn. De littekens zitten diep. Veel Vietnamezen verloren familieleden tijdens de oorlog - aan bommen, aan chemische wapens, aan honger en ziekte. Tussen 1959 en 1975 zijn hier naar schatting zo'n 3,5 miljoen mensen omgekomen. De Verenigde Staten hebben het land letterlijk plat gebombarbeerd - 7,5 miljoen ton bommen is er op Vietnam en haar buurlanden gegooid, bijna vier keer zoveel als het aantal bommen dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog in heel Europa gebruikt is (Heyder 2007:99). 'Voor de glorie en de eer van 't vrije Westen', zoals Boudewijn de Groot zong, inderdaad. Veel mensen hebben geliefden verloren, honger geleden, en de meest verschrikkelijke dingen meegemaakt. Dat heelt niet zomaar. Na het leed van de oorlog en de armoede van de jaren daarna kun je het mensen moeilijk kwalijk nemen dat ze nu hun graantje willen meepikken van de toeristenstroom, en daarbij soms enigszins pragmatisch te werk gaan. Immers, pragmatisme is een belangrijke overlevingsstrategie – zeker als het stormt, en er mensen om je heen sterven.
BEVOLKING - Vietnam is een relatief dichtbevolkt land. Er wonen maar liefst 86 miljoen mensen, hetgeen neerkomt op 253 inwoners per vierkante kilometer. Het grootste deel daarvan woont in het gebied van de Rode Rivier Delta in het noorden (Hanoi en Haiphong), in het zuiden (Ho Chi Minh Stad en de Mekong Delta), en in de smalle kunststrook die het noorden met het zuiden verbindt. De bergen in het westen en noorden van het land zijn relatief dunbevolkt. De meerderheid van de bevolking, zo'n 85%, is etnisch Vietnamees (Kinh), maar daarnaast kent het land een grote etnische verscheidenheid - officieel zijn er 54 verschillende etnische groepen. De grootste groepen minderheden zijn de Táy, Thài, Mường, Khmer Krom (verwant aan de Khmer in Cambodja), Hoa (etnische Chinezen) en H'Mông. Bekend zijn ook de Chăm, gezien hun rijke historie en architectuur, en hun curieuze mengeling van islam, hindoeïsme en lokale elementen. De positie van minderheden in Vietnam is niet altijd even florissant, en af en toe vinden er protesten en onlusten plaats. Maar het lijkt erop dat de interesse van veel toeristen in de minderheden ('hill tribes') de regering heeft doen inzien dat het beschermen van lokale gemeenschappen en hun tradities toch niet zo'n slechte zaak is. Dollars vermogen veel.
CONFUCIANISME - Vietnam heeft ruim duizend jaar onder Chinees bestuur gestaan, en de culturele en ideologische invloeden zijn evident. Zo is het Vietnamese wereldbeeld in hoge mate beïnvloed door neoconfucianistische idealen, zeker op het gebied van moraal. In de negentiende eeuw was het neoconfucianisme zelfs staatsgodsdienst. Het neoconfucianisme is in essentie een sociale ideologie, die mensen voorschrijft hoe ze zich dienen te verhouden ten opzichte van anderen. In de Vietnamese zelf-perceptie zijn het met name de confucianistische waarden die het Vietnamese volk onderscheiden van de westerse Ander, die gezien wordt als een wezen zonder sterk moreel bewustzijn. Het neoconfucianisme gaat uit van de principes van collectieve verantwoordelijkheid (men is verantwoording schuldig voor het handelen van familieleden); een hiërarchische maatschappij, waarbij eenieder geacht wordt mensen die boven hem staan onvoorwaardelijk te volgen; de familie als hoeksteen van de samenleving, eveneens hiërarchisch georganiseerd (kinderen hebben een nimmer in te lossen schuld jegens hun ouders, en zijn hun derhalve levenslange gehoorzaamheid verschuldigd); en een fundamentele ongelijkheid tussen man en vrouw (de vrouw draagt zorg voor de familie en voor geldzaken, maar heeft haar vader of man in alles te gehoorzamen). Nu wordt de soep natuurlijk niet altijd zo heet gegeten als hij wordt opgediend, en natuurlijk is Vietnam in de afgelopen honderd jaar veranderd, en zijn traditionele patronen en normen afgezwakt of aangepast. Maar het is een feit dat de familie hier nog altijd gezien wordt als een heilig instituut, en individuele keuzevrijheid een vies woord is. Dat geldt misschien niet zozeer voor de bovenklasse in Ho Chi Minh Stad of Hanoi, maar wel voor de meerderheid van de bevolking die op het platteland of in kleinere steden woont. Je familie te schande maken is zo ongeveer het ergste dat je kunt doen. Jezelf wegcijferen voor anderen is daarentegen het maatschappelijke ideaal - zeker voor vrouwen, van wie veel meer verwacht en geëist wordt dan van mannen. (Cf. Jamieson 1995.)
DAGRITME - Vietnamezen zijn vroege vogels. Veel mensen staan om vijf of zes uur op, om uitgebreid hun gymnastiek te doen, te ontbijten en koffie te drinken. Dan begint de ochtendspits, die om zeven uur zijn hoogtepunt bereikt. De meeste mensen beginnen met werken tussen zeven en acht uur. Daar staat tegenover dat ze een lange middagpauze hebben, van twee of zelfs drie uur, en zodoende alle tijd hebben om tussen de middag uitgebreid te koken, eten en dutten. Veel mensen gaan vroeg naar bed, tussen negen en elf uur is de norm. De stad is dan ook op zijn mooist en rustigst na tien uur 's avonds, als alle winkels dicht zijn en de scooters liggen te slapen. Ze is daarentegen het meest bruisend en gezellig om zeven uur 's ochtends, als mensen massaal naar de markt gaan, en alle openluchtcafeetjes volgepakt zijn met mensen die genieten van hun kopje koffie en ochtendsigaretje (alleen de mannen; vrouwen worden geacht niet te roken, want daarmee zouden ze hun familie te schande maken). Bovendien slapen alle toeristen dan nog - zelfs in een toeristisch stadje als Hoi An voel je je om zeven uur 's ochtends als buitenlander een vreemde eend in de bijt.
ECONOMISCHE GROEI - Vietnam was lange tijd een van de armste landen in Azië. De oorlog zorgde voor een grootschalige verwoesting van natuur en rijstvelden, met mislukte oogsten en hongersnoden als gevolg. Die problemen waren na de reünificatie in 1975 natuurlijk niet meteen opgelost, en het isolement van de nieuwe communistische staat droeg nou ook niet bepaald bij aan snel economisch herstel. In 1986 besloot de regering tot hervormingen, en sindsdien is de economische situatie sterk verbeterd. Ook het einde van de Koude Oorlog en het herstel van economische en diplomatieke banden met de Verenigde Staten hebben daaraan bijgedragen. Sinds 2000 is er een handelsovereenkomst met de VS, en in 2007 werd Vietnam zelfs lid van de World Trade Organisation. In naam is het land nog communistisch, maar in werkelijkheid heeft het het vrijemarktkapitalisme lang en breed in de armen gesloten. In de slipstream van China - dat zijn oude imperialistische interesse in Vietnam nieuw leven heeft ingeblazen, maar dan in de vorm van economische investeringen - is de economie van Vietnam de afgelopen jaren dramatisch gegroeid. In 2007 bedroeg de economische groei 8,5%. En ofschoon Vietnam met een BNP van $2800 per inwoner aanzienlijk armer is dan de rijke landen van deze wereld, is het een onmiskenbaar gegeven dat de levensstandaard van de gemiddelde Vietnamees het afgelopen decennium flink is toegenomen. Ook de nieuwe wolkenkrabbers, warenhuizen, hotels en kantoorgebouwen, die in de grote steden als paddenstoelen uit de grond schieten, duiden op economische voorspoed. Maar er is een maar. De economische crisis treft Vietnam, afhankelijk als het is van export en toerisme, hard. De inflatie bedroeg in 2008 25%, en ook de werkloosheid is flink toegenomen. Ook voor dit jaar zijn de vooruitzichten allesbehalve gunstig.
FRANSE OVERHEERSING - Wil je het moderne Vietnam begrijpen, dan moet je niet alleen kennis nemen van de Amerikaanse oorlog, maar ook van de Franse koloniale overheersing die daaraan vooraf ging. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd Vietnam geleidelijk aan geannexeerd door Frankrijk - aanvankelijk alleen het zuiden, later volgde het noorden. Vietnam was daarna economisch gezien het belangrijkste deel van Frans Indochina, dat ook Laos en Cambodja omvatte. De kolonie werd gerund door een kleine Franse oligarchie, die zich verrijkte aan de export van natuurlijke hulpbronnen en agrarische producten, en aan de hoge accijnzen die de bevolking moest betalen. De exploitatie van Vietnam en haar bevolking nam absurde vormen aan. Mensen werden gedwongen hun rijst en andere producten voor een vast bedrag aan de koloniale overheersers te verkopen - om het vervolgens voor meer geld weer van hen te kopen. Men mocht geen rijstwijn meer brouwen, maar moest zijn rituelen uitvoeren met inferieure maar dure rijstwijn die van de Fransen gekocht werd - elk dorp werd verplicht een bepaalde hoeveelheid te kopen. Terwijl tonnen rijst werden uitgevoerd en de heren in Saigon en Parijs zich verrijkten stierven tienduizenden mensen aan hongersnoden. Letterlijk. Ook werden ambitieuze infrastructurele projecten uitgevoerd (zoals de bouw van een spoorlijn van Hanoi naar Saigon), die aan veel werknemers het leven kostten. Ondertussen had de Franse aanwezigheid de nodige invloed op moderniseringsprocessen, met name in de grote steden. Er ontstond iets van een intellectuele elite, die kennis nam van Europese en Japanse ideeën. Zo verdiepte Hồ Chí Minh, de latere bevrijder van Vietnam, zich tijdens zijn studie in Parijs in communistische theorieën. Na de Japanse overgave in 1945 riep hij de Vietnamese onafhankelijkheid uit, maar Frankrijk was niet bereid melkkoe Vietnam zomaar te laten gaan. Een bloedige oorlog volgde. Uiteindelijk stuurden de troepen van Hồ Chí Minh in 1954 de Fransen naar huis, na de slag bij Điện Biên Phủ - aanleiding voor de Amerikanen om hun marionettenregime in Zuid-Vietnam te installeren. Voor het vervolg, zie "Amerikaanse oorlog". (Jamieson 1995:42-99)
GELUIDSOVERLAST - Rust en stilte zijn in Nederland populaire luxeartikelen. Voor veel mensen speelt de aan- of afwezigheid van ongewenst geluid een doorslaggevende rol bij de keuze voor een bepaalde woning of vakantiebestemming. Overgevoeligheid voor geluid is een veelvoorkomende Nederlandse aandoening, en veel mensen beschouwen het als hun grondrecht gevrijwaard te blijven van enige vorm van geluidsoverlast. Welnu, geluidhaters, ik kan u maar een ding aanraden: mijd Vietnam. Er zijn weinig landen op deze wereld waar de mensen zo'n herrie maken. Met name 's ochtends vroeg (zie "Dagritme") is het een lawaai van jewelste. Vuilnisophalers met jengelende piepdeuntjes, venters die hun waren luid roepend adverteren, geluidsinstallaties met imposante bassen, winkels en koffiehuizen waar luide housemuziek gedraaid wordt, claxonnerende motorrijders, karaoke, schreeuwende kinderen, en natuurlijk de lokale nieuwsberichten annex staatspropaganda die meerdere malen per dag uit de speakers komen. Wie hier wil uitslapen, gebruike oordopjes. Het enige voordeel: als je zelf een keer een feestje geeft of luid met je favoriete muziek wilt meebrullen hoef je niet bang te zijn dat je buren de politie op je af sturen.
HỒ CHÍ MINH - Het is moeilijk de populariteit van Hồ Chí Minh te onderschatten. Van het communisme mag dan weinig over zijn, de liefde voor de vader des vaderlands, die liefkozend 'Ome Ho' genoemd wordt, is onverminderd groot. Zijn portret en/of borstbeeld is te vinden in elk zichzelf respecterend gebouw, de meeste steden hebben wel een paar beelden van hem staan, er is een handvol musea aan hem gewijd, zijn mausoleum in Hanoi is een modern pelgrimsoord, en zijn afbeelding prijkt op elk bankbiljet. Jongeren zien hem als hun idool, en noemen zijn naam in een adem met namen als Christiano Ronaldo en Angelina Jolie. Hồ Chí Minh (1890-1969) was naar eigen zeggen eerst en vooral een patriot, voor wie de onafhankelijk van zijn vaderland het hoogste goed was - communisme was niet meer dan een middel om dat te bereiken. Hij verzette zich vurig tegen vreemde overheersing, en leidde de oorlogen tegen Frankrijk en de Verenigde Staten. Dat laatste land heeft altijd de fout gemaakt hem te zien in het licht van de Koude Oorlog, als een nieuwe communistische pion van de Sovjet-Unie, in plaats van als wat hij primair was: de leider van een nationalistische vrijheidsbeweging. En, na zijn dood, een beetje een god.
IMPROVISATIE - Voor wie uit een land komt waar strakke organisatie en regelmaat de norm zijn, en zaken ruim van tevoren gepland worden, is het leven in Vietnam even wennen. Veel dingen worden last-minute geregeld. Over het algemeen zijn mensen flexibel wanneer het gaat om afspraken - een afspraak op het laatste moment verzetten is hier niet de halsmisdaad die het in Nederland is. Ik heb hier ook nog nooit iemand met een agenda gezien. Niemand plant ver vooruit. Of dat de erfenis is van de oorlog - een zeker pragmatisch in het hier-en-nu leven, omdat je nooit kunt weten wat er morgen gebeurt - of of het de invloed van de pan-Zuidoost-Aziatische maak-je-geen-zorgen mentaliteit is, durf ik niet te zeggen. Het betekent in elk geval niet dat Vietnamezen lui zijn, of niet hechten aan omgangsvormen - integendeel, het zijn harde werkers, en de juiste omgangsvormen zijn heilig. Maar punctualiteit en een strakke planning zijn hier nu eenmaal geen belangrijke waarden. Die flexibiliteit heeft zo zijn voordelen. Als er op het laatste moment iets verandert, of iemand afzegt, zal de Vietnamees daar minder van schrikken dan bijvoorbeeld de Japanner, die alles tot in de puntjes geregeld wil hebben. Generaliserend: Vietnamezen kunnen goed improviseren, met onverwachte situaties omgaan, iedere situatie opnieuw inschatten - en weten dan ook overal een slaatje uit te slaan. Langetermijnvisie en vooruit plannen zijn daarentegen niet hun sterkste punten. En gek genoeg is die zo sterk ontwikkelde flexibiliteit in geen velden of wegen te bekennen wanneer het morele oordelen betreft - dan is men plotseling star en compromisloos.
JEUGD - De bevolking van Vietnam is relatief jong. De gemiddelde leeftijd is 28,5 jaar, en een kwart van de bevolking is 14 jaar of jonger. Ter vergelijking: in Nederland is de gemiddelde leeftijd 40,4 jaar, en is slechts 17,4 procent van de bevolking 14 jaar of jonger. Met name in de jaren '80 en '90 had Vietnam een hoog geboortecijfer, en op dit moment zijn de leeftijdsgroepen tussen 15 en 30 jaar het grootst, zoals een blik op de bevolkingspiramide ons leert. Als gevolg van de oorlog, die decennia duurde, hebben veel mensen van boven de dertig niet of nauwelijks goed onderwijs genoten. De generatie die daarna kwam heeft dat wel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Cambodja gaan in Vietnam de meeste kinderen ook daadwerkelijk naar school. De hoogte van salarissen wordt over het algemeen gebaseerd op het behaalde diploma, niet op daadwerkelijke kwaliteiten, dus mensen zijn zich terdege bewust van de noodzaak voor kinderen hun diploma te halen. Het onderwijssysteem is dan ook behoorlijk competitief. Dat wil echter niet zeggen dat het onderwijs goed is. De primaire taak van het reguliere onderwijs is te zorgen voor de socialisatie van kinderen in de maatschappij. Ze leren er hoe ze zich moeten gedragen, ze moeten feiten stampen, ze leren er trots te zijn op hun vaderland, ze leren de nationale mythen die voor geschiedenis moeten doorgaan. Voor het leren van vaardigheden moet je evenwel elders zijn - het is geen wonder dat private talenscholen zo'n populariteit genieten, want alleen daar wordt fatsoenlijk Engels gedoceerd. En over kritisch leren denken zullen we het al helemaal niet hebben - een volk dat denkt, dat kunnen de autoriteiten niet gebruiken (zie "Partij"). De Vietnamese jeugd is over het algemeen sterk materialistisch, en politiek apathisch. Massa's studenten studeren economie of bedrijfskunde - geestes- en sociale wetenschappen zijn aanzienlijk minder in trek. Buitenlandse commentatoren mogen uit het materialisme van de jeugd, en hun collectieve wens Engels te leren, de conclusie trekken dat men zich losmaakt van de normen en waarden van de oudere generaties, maar dat is weinig meer dan een sterk staaltje wishful thinking. Als puntje bij paaltje komt is vaders wil nog altijd wet, en leven traditionele rolpatronen en vooroordelen vrolijk voort.
KOPIËREN - Als er één kunst is die de Vietnamezen beheersen, dan is het wel kopiëren. Copyright is hier een volstrekt onbekend concept. Werkelijk alles wordt nagemaakt. Vaak is het onmogelijk aan het oorspronkelijke product te komen, terwijl je bijna struikelt over de kopieën. Over het algemeen zijn ze vrij goedkoop. Reisgidsen, romans, CD's, DVD's, merkkleding en -schoenen, tassen, noem het maar - als jij weet wat je wilt, dan regelen zij het voor je. Soms is het nagemaakte product zo goed gemaakt dat het nauwelijks van het origineel te onderscheiden is. Dat lukt helaas niet altijd: mijn scooter is een goedkope kopie van een Japans exemplaar, maar in dit geval is de kwaliteit helaas wel navenant slechter. Ook in andere zaken aapt men elkaar na. Wie een nieuw concept introduceert en daarmee succes heeft, kan er vergif op innemen dat binnen de kortste keren tien anderen datzelfde product aan de man proberen te brengen. Elk succesvol toeristenrestaurant of goedlopende winkel heeft meerdere klonen in de directe omgeving, die min of meer hetzelfde bieden. Inventiviteit wordt niet beloond. Ook goede namen worden gejat. Een guesthouse in Hanoi dat zijn naam in de Lonely Planet weet te krijgen, moet vervolgens het hoofd bieden aan nieuwe guesthouses met exact dezelfde naam die zijn klanten inpikken. Het schijnt dat er sinds kort een copyright wet in werking is, maar er is nog weinig van te merken.
LAND - Vietnam heeft een oppervlakte van ongeveer 325.000 vierkante kilometer. Daarmee is het iets groter dan Italië en iets kleiner dan Noorwegen of Japan. Vietnam heeft een lange kustlijn, en indrukwekkende natuurgebieden, zoals de beroemde Halong Baai in het noorden. Het zuiden bestaat voornamelijk uit een rivierdelta, en is zodoende vlak; het midden en noorden zijn meer bergachtig, met uitzondering van de dichtbevolkte en -bebouwde kuststrook en de Rode Rivier Delta, waar de hoofdstad Hanoi ligt. Het land is behoorlijk uitgestrekt. De twee belangrijkste steden, Hanoi en Ho Chi Minh Stad (Saigon), liggen maar liefst 1150 kilometer uit elkaar - bijna net zover als de afstand tussen Amsterdam en Barcelona. Het is dan ook weinig verwonderlijk dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen het noorden en het zuiden, linguïstisch zowel als cultureel (zie "Zuid en Noord"). Ook klimatologisch en geografisch zijn er grote verschillen. Het zuiden heeft een tropisch klimaat, is het hele jaar door warm, en heeft een rijke vegetatie. Het leent zich uitstekend voor rijstbouw. Het noorden heeft een meer onstuimig moessonklimaat, wordt in het najaar geteisterd door stortregens en tyfoons, en kent behoorlijk koude winters.
MILIEU - De Amerikaanse oorlog kostte niet alleen veel mensenlevens, ook de natuur werd op grote schaal verwoest. Om het hun tegenstanders onmogelijk te maken een guerillaoorlog te voeren, sproeide het Amerikaanse leger tonnen gif over de Vietnamese jungles. De gevolgen waren immens. Duizenden hectares kostbare natuur gingen verloren. Ook landbouwgrond werd waardeloos, en vele oogsten mislukten, met hongersnoden als gevolg. De chemische stoffen veroorzaakten kanker, miskramen, en verminkingen - tot op de dag van vandaag. De Amerikaanse oorlog kan met recht een ecocide genoemd worden: een grootschalige, systematische vernietiging van natuur en milieu. Inmiddels is Vietnam weer een van de mooiste landen ter wereld. Het aantal nationale parken en reservaten is de afgelopen jaren flink gegroeid. Maar dat betekent niet dat het moderne Vietnam geen milieuproblemen heeft. Ontbossing is een serieus probleem - weinig verwonderlijk misschien, gezien de bevolkingsdichtheid. De laatste jaren is ook de vervuiling toegenomen. Vietnam is nog steeds grotendeels een agrarische maatschappij, met betrekkelijk weinig zware industrie, maar dat is wel aan het veranderen. Waar economische groei het mantra is, is milieu per definitie een ondergeschoven kindje. En de immense groei in het aantal scooters (zie daar) heeft ook bijgedragen aan vervuiling - veel oude scooters stoten allerlei schadelijke stoffen uit - en een hogere CO2-uitstoot.
NETWERKEN - Laten we maar eerlijk zijn: connecties zijn in Vietnam van levensbelang. Wie de juiste mensen kent, kan ver komen. Wie weet wie hij te vriend moet houden, hoeft zich niet al te veel aan te trekken van de wet. Nepotisme en corruptie tieren welig. Evenals andere Zuidoost-Aziatische landen kent Vietnam een kleine bovenklasse, een de facto oligarchie, die optimaal geprofiteerd heeft van het vele ontwikkelingsgeld dat er in het land gepompt is (zie daar) en de recente economische groei (zie daar), en zich buitensporig verrijkt heeft. Maar het belang van netwerken en vriendjespolitiek geldt voor alle lagen van de bevolking. Een baan krijg je hier bijna altijd via-via. Dingen worden geregeld middels een telefoontje hier, en een praatje en een paar bankbiljetten daar - officiële organen worden zoveel mogelijk gemeden, want mensen hebben weinig vertrouwen in het rechtssysteem en in de overheid als rechtshandhaver, corrupt als ze is. Zodoende is het belangrijk de mensen met wie je zaken doet te kennen, ten minste via-via. En niet alleen hen, ook hun familieleden, want de appel valt nooit ver van de boom. In een maatschappij waar netwerken een zo grote rol spelen is sociale controle dan ook een belangrijk sanctiemiddel. Ook cadeaus zijn traditioneel erg belangrijk voor de instandhouding van relaties. Dat vertaalt zich vandaag de dag in een uitgebreide commissiecultuur. Als ik jou naar een bepaalde kleermaker breng, dan krijg ik van hem een gratis overhemd. Als de taxichauffeur jou naar een bepaald hotel brengt, dan krijgt hij geld van dat hotel - geen wonder dat hij je probeert wijs te maken dat het hotel van je keuze niet meer bestaat. Zelfs het loon van de ober in een restaurant is direct afhankelijk van de omzet van de avond. Het gaat zover dat wie voor een culturele organisatie werkt, en erin slaagt buitenlandse subsidie of ontwikkelingsgeld binnen te halen, daarvan een bepaald percentage in zijn eigen zak mag steken - op voorwaarde dat hij zwijgt over het feit dat zijn directeur een veel groter bedrag achteroverdrukt, natuurlijk. De essentie van de commissiecultuur is dat mensen van elkaar afhankelijk zijn, en dat bevordert de sociale cohesie, om met Marcel Mauss te spreken. Dat moge zo zijn, maar het gevolg is dat overal waar geld rolt, er een deel in onbekende broekzakken verdwijnt. Dat geldt ook voor geld gegeven uit liefdadigheid.
ONTWIKKELINGSHULP - Economische groei of niet, de meerderheid van de Vietnamese bevolking is nog steeds arm. Het moge duidelijk zijn dat niet iedereen een even groot stuk van de taart krijgt. Het minimumsalaris is een schamele 36 dollar per maand, en het gemiddelde jaarinkomen bedroeg in 2008 1024 dollar. In de Human Development Index van de Verenigde Naties bezet Vietnam de 114e plaats (op een totaal van 179 landen) - het is dus niet een van de allerarmste landen ter wereld, maar beslist ook niet een van de rijkere. Het land heeft een grote schuldenlast, van 19,25 miljard dollar (27% van het BNP). Op het gebied van medische zorg, armoedebestrijding en onderwijs wordt veel werk verricht door met name Europese en Amerikaanse NGO's en regeringen. Een korte zoektocht op het internet bevestigt de indruk dat een groot aantal internationale organisaties actief is in Vietnam. Overal zijn wel ontwikkelingsprojecten gaande, en de concurrentie is groot. Terwijl lokale overheden voornamelijk geïnteresseerd zijn in het aantrekken van investeerders en het bevorderen van toerisme, zijn het de NGO's die zorgen voor gezondheidszorg, opvang van kansarmen, AIDS-voorlichting, onderwijs, algemene voorzieningen et cetera. Ook evangelische zendelingen zijn behoorlijk actief, met name onder de minderheden in de berggebieden. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Vietnam onevenredig veel ontwikkelingshulp en liefdadigheid ontvangt, vergeleken met sommige andere landen. Mogelijk is het feit dat het land door de bloedige geschiedenis zo tot de internationale verbeelding spreekt daar een van de oorzaken van. Ik zou ook de factor 'schuldgevoel' niet willen uitsluiten. Hoe het ook zij, Vietnam is volledig afhankelijk van buitenlandse donoren en investeerders, zoals het een ontwikkelingsland betaamt. Dat niet al het geld terecht komt waar het zou moeten zal daarbij weinig verbazing wekken (zie "Netwerken").
PARTIJ - Evenals grote broer en buurland China is Vietnam een socialistische republiek - in naam, ten minste. Het land wordt geregeerd door een kleine groep mensen, verenigd in de Communistische Partij. Dit is de enige partij die toegestaan is. Wie een politieke carrière ambieert, dient lid te worden van de Partij, en zich vervolgens een weg omhoog te werken (zie "Netwerken"). Ik sluit niet uit dat er onder de oudere generatie partijleden nog enkele oprecht gelovige communisten zijn, die min of meer schone handen hebben; over het algemeen echter zijn vriendjespolitiek, corruptie en zelfverrijking eerder regel dan uitzondering. Politieke oppositie is niet toegestaan, en de vrijheid van meningsuiting is beperkt. Op de persvrijheid-index van Reporters Sans Frontières neemt Vietnam een bedroevende 168e plaats in (van de 173 landen), waar het zich in het gezelschap bevindt van landen als Iran, China, Cuba en Myanmar. Onafhankelijke media bestaan simpelweg niet. Elke krant en elke tv-zender wordt direct gecontroleerd door de Partij, en kritiek op het regime wordt niet getolereerd. Het concept sociale controle wordt wel erg ver doorgevoerd: de Partij bedient zich van een stasi-achtig inlichtingensysteem. Denk niet dat men niet weet wat je doet. Zolang je je politiek afzijdig houdt, kun je rustig je gang gaan, maar al te subversieve meningen worden niet getolereerd. Dat gaat ver: journalisten worden gevangen genomen, filosofieboeken uit de handel genomen, websites geblokkeerd, enzovoorts. Alles in naam van Marx, natuurlijk.
QUÁN ÂM - Religie speelt in Vietnam een grote rol in het leven van alledag. In tegenstelling tot andere communistische landen heeft de regering nooit op grote schaal gestreden tegen geïnstitutionaliseerde religie, zolang men zich politiek maar afzijdig hield. De vaak verkeerd begrepen religiekritiek van Marx heeft in sommige landen geleid tot het bestrijden en onderdrukken van religieuze organisaties, al dan niet gewelddadig, maar dat geldt niet voor Vietnam. Integendeel: boeddhistische monniken waren actief betrokken bij het verzet tegen het Zuid-Vietnamese pro-Amerikaanse regime (sommigen van hen gingen zo ver dat ze zichzelf voor het oog van de camera's in de fik staken). In tegenstelling tot de andere landen van het Zuidoost-Aziatische vasteland, waar het Theravada-boeddhisme de dienst uitmaakt, is Vietnam voornamelijk Mahayana-boeddhistisch, hetgeen te danken is aan de Chinese culturele invloed. Belangrijke Mahayana-scholen als het Reine Land- en het Chanboeddhisme zijn ook hier vertegenwoordigd, maar over het algemeen wordt de Vietnamese religieuze praktijk gekenmerkt door een combinatie van elementen uit het boeddhisme, taoïsme, lokale godenculten, sjamanisme, en voorouderverering. De meest populaire godheid is zonder enige twijfel de bodhisattva Quán Âm, in China bekend als Guan Yin. Dit is de (oorspronkelijk mannelijke) bodhisattva van het mededogen Avalokiteshvara, die onder invloed van het taoïsme een vrouwelijke godin geworden is. In Vietnam heeft de Quán Âm-verering op haar beurt weer lokale godinnenculten geïncorporeerd. Beelden en afbeeldingen van de bodhisattva zijn letterlijk overal: tientallen meters hoog op bergflanken, vijf centimeter klein aan achteruitkijkspiegels, en natuurlijk op vrijwel elk huisaltaar. Wie een examen heeft, ziek is, zich zorgen maakt, of op reis gaat, zal niet nalaten even bij haar op visite te gaan.
RIJST - Vietnam mag dan een indrukwekkende economische groei hebben doorgemaakt, en de grote steden Hanoi en Ho Chi Minh Stad mogen drukke moderne metropolen zijn, de meerderheid van de Vietnamese bevolking woont nog steeds op het platteland. 63% van de beroepsbevolking is werkzaam in de landbouw. De meeste landbouw is als vanouds rijstbouw: 94% van alle landbouwgrond wordt gebruikt voor het verbouwen van rijst. Vietnam is na Thailand 's werelds grootste exporteur van rijst. Het is moeilijk het culturele, sociale en economische belang van rijst in Vietnam te overschatten. Een antropologe schreef ooit een boek over het verband tussen rijst en nationale identiteit in Japan; een dergelijk boek zou men over Vietnam ook kunnen schrijven. Rijst is met afstand het belangrijkste voedingsmiddel, en een maaltijd zonder rijst is geen echte maaltijd. Niet voor niets spreekt men eigenlijk altijd van 'rijst eten' (ăn cơm), wanneer men doelt op het gebruiken van de maaltijd. Ook wanneer men geen rijst eet, eet men rijstproducten: noodles in allerlei soorten en maten, rijstcake, het rijstpapier waarin men groenten en vis wikkelt, andere producten van rijstdeeg, crackers en natuurlijk rijstwijn. Men mag tegenwoordig een monetaire economie hebben, maar die economie draait nog altijd grotendeels om de productie en consumptie van rijst. In die zin is er in al die eeuwen weinig veranderd.
SCOOTERS - Sommige dingen kun je niet beschrijven, die moet je ervaren. Ik kan mijn best doen u te vertellen hoe een durian smaakt, maar zolang u het kreng niet zelf geproefd heeft zult u mij niet daadwerkelijk kunnen begrijpen. Datzelfde geldt voor het spitsuur in Ho Chi Minh Stad: een onvoorstelbare stroom aan scooters, scooters en nog meer scooters. De onvermijdelijke gevolgen: een voortdurende herrie van motoren en claxons (zie "Geluidsoverlast") en een dikke laag smog boven de stad (zie "Milieu"). Daar de overgrote meerderheid van de Vietnamezen zich geen auto kan veroorloven, verplaatst bijna iedereen zich per scooter. Standaard. Of men nu dertig kilometer moet reizen om op zijn werk te komen, of simpelweg een boodschap doet om de hoek, men neemt de scooter. Bussen zijn voor kinderen, ouden van dagen en mensen met veel bagage. De benenwagen is voor bedelaars en gekke buitenlanders. De gewone Vietnamees rijdt. Het gevolg: Vietnam is na China en India (landen met meer dan een miljard inwoners) het land met het grootste aantal gemotoriseerde tweewielers ter wereld, zo las ik enige tijd geleden in de Việt Nam News. Niet toevallig is het ook een land waar per jaar 12.000 mensen sterven als gevolg van verkeersongelukken. Tegenwoordig is het dragen van een helm godzijdank verplicht, niet alleen voor de chauffeur maar ook voor zijn passagier, en daarmee is Vietnam een flinke stap verder dan sommige andere landen in de regio. Desalniettemin zie je nog regelmatig een gezin van vier of vijf bijeen gepropt op een enkele scooter, waarbij het vreemd genoeg juist de kleine kinderen zijn die geen helm dragen. Overigens is het 's weekends en op feestdagen vrij gebruikelijk om in dronken toestand rond te rijden, maar dat terzijde.
TOERISME - Het kwartje is gevallen, en hoe. Vietnamese bestuurders en investeerders hebben zich de afgelopen jaren en masse op het toerisme gestort. Niet verwonderlijk, als je bedenkt dat in navolging van Thailand het aantal toeristen in Vietnam de afgelopen tien jaar exponentieel gegroeid is. In 2008 bezochten 4,25 miljoen buitenlandse toeristen het land, hetgeen de Vietnamese economie een slordige 4 miljard dollar opleverde. Ook het aantal vermogende Vietnamese toeristen dat op vakantie gaat in eigen land is de afgelopen tijd flink gegroeid. Lyrische voorspellingen van verdere groei winnen het van economisch realisme, en vele miljoenen worden geïnvesteerd in indrukwekkende strandresorts. Noem me een pessimist, maar ik betwijfel ten zeerste of de exponentiële groei van het aantal toeristen zal doorzetten. Over tien jaar is de Vietnamese kust vervuild met honderden dure hotels, die voor driekwart leeg staan, wacht maar af. Hoe het ook zij, het moge duidelijk zijn dat het massatoerisme een mixed blessing is voor Vietnam. Aan de ene kant is het goed voor de werkgelegenheid, leidt het tot meer welvaart, zorgt het ervoor dat historische plaatsen goed beschermd en onderhouden worden, en heeft het de positie van sommige etnische minderheden verbeterd. Aan de andere kant zijn de problemen rond toerisme groot, zoals ik eerder heb betoogd. Wederzijds onbegrip, culturele faux pas en racistische vooroordelen zijn aan de orde van de dag. Meer dan dat: toerisme genereert criminaliteit, prostitutie en moreel verval, om niet te spreken over de kosten voor het milieu. Immers, nergens is de scheiding tussen de haves en de have-nots zo evident als in het (massa)toerisme, en dat leidt onvermijdelijk tot spanning. Laten we hopen dat op termijn de positieve effecten van het toerisme zwaarder zullen wegen dan de negatieve.
UNESCO - Vietnam heeft goed begrepen dat veel toeristen meer willen dan alleen een paradijselijk strand en een capabele masseuse. Culture sells. Men realiseert zich terdege dat het Unesco-logo wereldwijd aanzien geniet, en uitstekend dienst doet als PR-materiaal. Maar de motieven mogen dan opportunistisch zijn, het gevolg is onmiskenbaar positief: Vietnam koestert haar World Heritage Sites. Het land heeft er vijf: drie historische, en twee natuurlijke sites. De plaatsen van historisch belang zijn de monumenten van Huế, de oude stad van Hội An (mijn woonplaats, inderdaad) en de tempels van Mỹ Sơn, alledrie gelegen in midden-Vietnam. De twee bijzondere natuurlandschappen zijn de Hạ Long Baai en Phong Nha-Kẻ Bàng National Park. Met uitzondering van de laatste hebben ze allemaal een prominente plaats op de standaard toeristenroute. En, eerlijk is eerlijk, dat is niet meer dan terecht. De oude hoofdstad Hué heeft een indrukwekkend paleis, fraaie architectuur en boeiende tempels en graftomben. Hoi An is een bijzonder goed bewaard gebleven historisch havenstadje, waar de Chinese en Japanse architectonische invloeden nog altijd zichtbaar zijn. De tempels van My Son zijn een indrukwekkend overblijfsel van het Cham-rijk van weleer, en getuigen van dezelfde Indiase religieuze en culturele invloed die zo duidelijk zichtbaar is in de tempels van Angkor en op Java. De andere twee heb ik nog niet bezocht, maar die schijnen ook erg indrukwekkend te zijn. Kortom, in Vietnam is het positieve effect van de Unesco-uitverkiezingen duidelijk zichtbaar. Dollars vermogen veel, ook waar het cultuur- en natuurbehoud betreft.
VOOROUDERVERERING - De familie is de belangrijkste sociale eenheid in Vietnam. Elk lid is verantwoordelijk voor de goede naam en het welzijn van de gehele familie, en kinderen dienen oudere familieleden te gehoorzamen en eren (zie "Confucianisme"). Dat geldt ook als deze reeds overleden zijn. Evenals in veel andere Aziatische landen gelooft men in Vietnam dat de zielen van overleden mensen invloed uitoefenen op het leven van de levenden. Die invloed kan positief of negatief zijn, afhankelijk van de zorg die ze ontvangen. Wanneer men goed voor de overledenen zorgt, door op gezette tijden boeddhistische soetra's voor ze te (laten) reciteren, door regelmatig wierook voor ze te branden, door ze bloemen en vers fruit te geven (en eventueel sigaretten), en door ze te informeren over belangrijke gebeurtenissen binnen de familie, dan zullen zij de familie beschermen en voorspoed brengen. Versloft men echter de rituele verplichtingen, dan kunnen de geesten onrustig worden en onheil veroorzaken. De term 'voorouderverering' is dan ook enigszins misleidend - het is niet zo dat de voorouders aanbeden worden, op dezelfde wijze als men goden, boeddha's of bodhisattva's aanbidt (nota bene: ook christenen hebben hier doorgaans familiealtaren, en voeren rituelen uit voor de overledenen). Men moet het eerder zien als een vorm van zorg die men draagt voor overledenen, middels het uitvoeren van rituelen en het brengen van offers. In eerste instantie draagt men de verantwoordelijkheid voor de eigen voorouders, en vrijwel elk huis heeft dan ook een familiealtaar. Daarnaast worden er regelmatig offers gebracht aan de ronddolende geesten die geen nakomelingen hebben om voor ze te zorgen. In Hoi An staan twee maal per maand - tijdens volle en tijdens nieuwe maan - de stoepen vol met provisorische altaren (tafeltjes met bloemen, vruchten en wierook), bestemd voor deze geesten. Overigens gaat men bij speciale gelegenheden (nieuwjaar, andere feestdagen, sterfdagen) verder dan het louter aanbieden van vruchten of bloemen: men schaft dan nepdollars aan, of schaalmodellen van auto's of huizen, die vervolgens verbrand worden. Aan dergelijk nepgeld en schaalmodellen worden vaak honderden euro's gespendeerd. Opa moet het natuurlijk wel naar zijn zin hebben, daar in het hiernamaals.
WATER - Als er één ding is dat Nederland en Vietnam gemeen hebben, dan is het wel dat beide landen bijzonder waterrijk zijn. Zoals eerder gezegd (zie "Land") heeft Vietnam maar liefst twee grote rivierdelta's: die van de Mekong, in het zuiden, en die van de Rode Rivier, in het noorden. Daarnaast is er een aantal kleinere rivieren dat in Vietnam uitmondt in de zee. Vietnam ligt aan de Golf van Tonkin en de Zuid-Chinese Zee, en heeft een kustlijn van maar liefst 3260 kilometer. Het is dan ook weinig verwonderlijk dat de zee een prominente plaats heeft in de nationale verbeelding. Evenals voor Nederland is het water voor Vietnam altijd een mixed blessing geweest. De rivierdelta's zijn vruchtbaar, en voorzien de bevolking van rijst. De zee brengt voedsel (spartelverse vis en zeevruchten - meestal verrukkelijk bereid - zijn een van de grote geneugten van het leven in Vietnam) en handel (Ho Chi Minh Stad, Haiphong en Da Nang zijn drukke, moderne havensteden). Daar staat tegenover dat het land sinds jaar en dag wordt geteisterd door overstromingen, vooral in het regenseizoen. Daarbij gaan soms hele oogsten verloren, met hongersnoden als gevolg. De laatste grote overstromingen vonden tien jaar geleden plaats, toen zo'n 500 mensen verdronken. In tegenstelling tot in Nederland is zwemles hier geen vast onderdeel van het onderwijscurriculum, en de meeste mensen kunnen dan ook niet zwemmen.
XENOFOBIE - Het belangrijkste motief in het Vietnamese nationale narratief is zonder enige twijfel vreemde overheersing. De Vietnamese geschiedenis wordt voorgesteld als een aaneenschakeling van invasies door vreemde mogendheden - eerst lange tijd de Chinezen, daarna de Fransen, Japanners en Amerikanen - die de bevolking wilden onderwerpen. Die bevolking heeft altijd heroïsch gestreden voor het behoud van de nationale identiteit en onafhankelijkheid, en is er zodoende altijd in geslaagd de buitenlandse onderdrukkers te verslaan, zo gaat het verhaal. Dit narratief is ontwikkeld in de eerste helft van de twintigste eeuw, toen Vietnamese nationalistische intellectuelen - naar goed Europees voorbeeld - historische figuren plotseling gingen zien als nationale vrijheidsstrijders. Flauwekul natuurlijk: de gezusters Trưng, vereerd vanwege de strijd die ze leverden tegen Chinese overheersers, waren zich evenmin bewust van het bestaan van een 'volk' en diens 'zelfbeschikkingsrecht' als, pak hem beet, Julius Civilus. Maar ze werden moeiteloos door twintigste eeuwse nationalisten voor hun karretje gespannen - en daar bevinden ze zich nog steeds. Wat er meestal niet bij wordt verteld is dat het midden en zuiden van het huidige Vietnam tot voor enkele eeuwen helemaal niet Vietnamees waren, maar geregeerd werden door, respectievelijk, de Cham en de Khmer. Met andere woorden: het huidige Vietnam is niets meer en minder dan het resultaat van de kolonisering van niet-Vietnamese gebieden in de voorbije eeuwen. Hoe het ook zij, nationalisme is de dragende politieke ideologie van dit land, en de manier waarop men hier met de geschiedenis omgaat ondersteunt die ideologie volledig. Dat heeft een keerzijde. De niet-Vietnamese ander wordt beschouwd met een ambivalente mengeling van neerbuigendheid, wantrouwen en bewondering. Dat hangt er wel van af waar hij vandaan komt, natuurlijk. Op bewoners van de (armere) buurlanden Laos en Cambodja wordt vooral neergekeken; Chinezen worden vooral gewantrouwd; westerlingen worden gewantrouwd, maar ook benijd. Dat de vreemdelingenhaat soms verder gaat dan louter boze blikken en roddels is me inmiddels wel duidelijk: zo heb ik helaas reeds de nodige persoonlijke ervaringen opgedaan met racistische beledigingen en xenofobisch gemotiveerd vandalisme.
YIN EN YANG - Het is moeilijk de Chinese invloed op de Vietnamese cultuur te overschatten. Op het gebied van sociale verhoudingen en moraal (zie "Confucianisme), religie (zie "Quán Âm" en "Voorouderverering"), taal (veel Vietnamese woorden stammen uit het Chinees, en tot een eeuw geleden werd het Vietnamees met Chinese karakters geschreven), politiek, kunst en architectuur zijn de invloeden groot. Maar weinig aspecten van de Chinese cultuur spelen zo'n grote rol in het Vietnamese leven van alledag als het geheel aan geloven en gebruiken dat we bij gebrek aan een betere term 'taoïsme' noemen - in het kort, de traditionele Chinese kosmologie. Deze is gebaseerd op een dualistische filosofie, waarvan yin en yang de basisprincipes zijn. Wordt de balans tussen deze twee verstoord, dan veroorzaakt dat problemen. Deze kosmologie staat aan de basis van de traditionele Chinese geneeskunde, die ook in Vietnam populair is, c.q. was (tegenwoordig slikt men helaas vooral antibiotica alsof het M&M's zijn, maar dat terzijde). Heel populair is ook de Chinese astrologie (de Chinese dierenriem en de maankalender spelen een grote rol in de Vietnamese religie en cultuur), de ruimtelijke filosofie feng shui, en bovenal de numerologie. Of het nu gaat om het kiezen van een naam voor een pasgeborene, het bepalen van de datum waarop een huwelijk zal plaatsvinden, het kiezen van een nummerbord voor een scooter of auto, de inrichting van een nieuw gebouwd huis, of algemeen advies aangaande de toekomst: men zal niet nalaten een taoïstische specialist te consulteren.
|